Online leerplatform Rouwatelier

Wanneer je zopas een dierbare verloor dan voelt het alsof de grond onder je voeten wordt uit gehaald. Je wereld stort in en je wordt verteerd door verdriet. Op dat moment zit je niet te wachten op iemand die jou komt vertellen wat je moet doen. Je hebt geen nood aan iemand die uitleg komt geven over je proces en wat er aan de gang is. Je wil geen theorie. Je wil geen uitleg. Je wil dat de pijn  stopt.

Eigenlijk wil je gewoon dat je dierbare terug komt.

Dat was Plan a. Hij of zij had niet mogen sterven.

Er zijn twee groepen van mensen die op dit rouwatelier terecht komen

Behoor je tot de eerste groep dan heb je zelf een dierbare verloren. Dan ben je rouwende en behoor je tot de primaire doelgroep van Plan b. De andere groep zijn mensen die op zoek zijn naar troost-kunde. Zij zijn op zoek naar wat de do’s en de don’ts zijn bij verdrietondersteuning. Ook zorgprofessionals en rouwcoaches in opleiding. Zij zijn op zoek naar antwoorden op de vraag : waarom rouwen en troosten zo moeilijk is.

Behoor je tot die tweede groep: dan is dit rouwatelier zeker en vast iets voor jou. Maar het allerbelangrijkste zijn de bovenste regels van deze tekst. Besef dat de rouwende niet op jouw theorie zit te wachten. Geen enkel goed bedoeld advies heeft ooit een dierbare overledene terug gebracht. De persoon in verdriet zit niet te wachten op een oplossing. Er bestaat namelijk geen oplossing. De oplossing was Plan a, maar dat is er niet meer. De rouwende wil dat je luistert. Dat je hem/haar ziet in zijn/haar verdriet. Dat je aanwezig bent. Dat is het belangrijkste.

Pas als je dat goed tot jouw meest aanwezige attitude maakt van hulpverlener, zal het je helpen om troost te bieden aan een ander.

Ben je zelf rouwende, en heb je zopas zelf iemand verloren, verkeer je nog in prille rauwe rouw, dan is de kans al kleiner dat je in dit traject van Plan b bent terecht gekomen en zal je mogelijk meer hebben aan de andere trajecten zoals de lotgenotengesprekken of de wandelcoaching. Niettemin kan dit Rouwatelier je zeer goed helpen als je je rouwproces inzichtelijk wil krijgen en op zoek bent naar de mechanismen die eronder schuil gaan. Sommige delen zullen voor jou wat theoretisch en misschien zelfs confronterend over komen. Sla die gewoon over.

Voor rouwenden is mijn suggestie om te beginnen bij module drie. Omdat je daar inzichten gaat verwerven in de factoren die jouw rouwproces mee bepalen, en vele dingen zullen herkenbaar voor je zijn. Maar ook module twee zal zeer herkenbaar voor je zijn.

Verloor je iemand ten gevolge van zelfdoding dan zal module vier een belangrijke zijn voor jou.

Voor troosters denk ik dat het goed is om te starten met module één. Omdat daarin wordt uitgelegd waarom rouwen (en troosten) ons zo moeilijk valt. Voor nabestaanden-consulenten, uitvaartbegeleiders, en rouwcoaches (in spé) zal zeker module vijf goed tegemoet komen aan de honger naar kennis en theoretische achtergrond van de rouwmodellen.

Portaalfunctie van tweehonderd waardevolle links.

In de modules wordt vaak verwezen naar de Links op de site. Na de tien modules vind je een extra Bonus. Dat is de portaalfunctie met een uitgebreide verzameling van tweehonderd links naar interessante websites die door Plan b verzameld werden. Je kan daar zeker al eens een kijkje nemen. De portaalfunctie herbergt   interessante organisaties en initiatieven die rond rouw bezig zijn. Van zelfhulp-sites tot lotgenotenorganisaties, noodhulp en opvanginstanties, professionele zorg, naslagwerken en kenniscentra, rouwzorg, troostmiddelen, preventie tot makkelijk toegankelijke en gratis apps voor jongeren, leermiddelen, bijzondere initiatieven, herdenkingssites, inspiratiebronnen enz. De lijst wordt regelmatig ge-update.

Literatuurlijst met + driehonderd boeken

In de verschillende modules wordt meer dan eens verwijzing gemaakt naar de literatuur over rouw. Om de leesbaarheid te vergroten hebben we niet gewerkt met de klassieke bronvermeldingen zoals dat in wetenschappelijke publicaties het geval is, maar kozen we ervoor om gewoon als een extra module u een literatuurlijst aan te bieden van meer dan driehonderd titels. Vele daarvan werden geraadpleegd voor de totstandkoming van dit werk, maar ook niet allemaal. Wel trachtte ik een verzameling aan te leggen van relevante publicaties omtrent rouw en werden deze systematisch aan de lijst toegevoegd. Ook deze literatuurlijst wordt regelmatig van een update voorzien.

Elke rouw is anders en ieders proces is uniek. Het is daarom niet mogelijk om universele principes of regeltjes te formuleren die altijd en voor iedereen geldig zijn. Zo werkt het niet. Dat zal je in dit Rouwatelier zeker merken. Ook de opdeling in modules en binnen de modules de opdeling in hoofdstukjes is altijd wat kunstmatig. Dat komt omdat alles met alles te maken heeft. Om ergens te beginnen en een klein beetje houvast te bieden is er voor een bepaalde structuur gekozen, maar niks zegt dat je die moet volgen. Je kan de modules bekijken als een soort buffet waaruit je haalt wat je nodig hebt. Wil je meer uitdieping omtrent een bepaald thema, of zit je met een specifieke persoonlijke vraag, stuur die dan in om te behandelen tijdens de live-webinars. Wil je heel graag jouw persoonlijk verhaal een keer kwijt of een case besproken zien tijdens een live webinar, dan kan dat ook.

De inhoud van de live webinars laten we wat afhangen van wat zich aandient. 

De format van Webinargeek waarin de live webinars plaatsvinden leent zich minder goed tot uitgebreide live interactie omdat die werkt met een chat-box. Maar niks zegt dat we daar (eventueel voor beperkt publiek) geen Teams-meeting kunnen op laten volgen waar live face to face contact wél mogelijk is.

De eerste negen modules van Rouwatelier staan hieronder voor je klaar. Je kan ze op eigen tempo bekijken en zo vaak je dat maar wil. Module  tien volgt later dit jaar. Deze handelt over het waarom en hoe (de meeste) mannen anders rouwen dan (de meeste) vrouwen. Deze module die voor een stuk geënt is op het werk van oa Doka & Martin zal ook de rode draad vormen voor het traject Rouwe Bolsters, een intensief jaartraject, exclusief voor rouwende mannen. Het kan zijn dat er later nog modules bijkomen (bijvoorbeeld: rouw&spiritualiteit) of thema’s wijzigen naargelang jullie vragen. Aarzel niet om je vragen te stellen. Ik beloof niet dat ik op elke vraag een antwoord ga hebben, maar samen zijn we alvast slimmer dan elk apart.

Welkom bij Rouwatelier. Als je diep in de modules duikt, ben ik er zeker van dat het  verschil voor je zal maken !

(alle gebruikte namen in de cases zijn fictief)

INLEIDING

Deze module gaat niet alleen over rouwen, maar ook over troosten.

Als we zopas geconfronteerd werden met het overlijden van een dierbare, dan komt onze wereld tot stilstand. Het is alsof de grond onder onze voeten wordt weggehaald. Je voelt een alles verterende pijn en op vele momenten kan je gewoon aan niks anders denken dan die gapende leegte die er is, en de ongelofelijke hunker naar het terug samenzijn met wie je hebt moeten afgeven.

Deze pijn is niet min en is er natuurlijk mede de oorzaak van waarom rouwen zo moeilijk is.

Maar deze module gaat niet hoofdzakelijk daarover. Want niet alleen mensen die  verlies meemaakten en in groot verdriet zijn omdat ze een dierbare moesten afgeven worden geconfronteerd met die moeilijke opgave die het rouwproces is, ook voor mensen die troost willen bieden of hulp willen verlenen blijkt rouw en dood een zeer moeilijk thema te zijn.

In deze module willen we kijken wat, nog los van de vreselijke pijn van het verdriet zélf, rouwen nu eigenlijk zo moeilijk maakt. Waarom gaan we zo moeilijk om met de dood. Hoe komt dat? En hoe komt het dat het nog steeds moeilijk is, ook nadat misschien het verdriet al wat verder weg is, of  wanneer het niet eens om ons eigen verlies gaat. Niet alleen voor de rouwende zelf, maar ook voor wie troost wil bieden. Waar komt het vandaan dat we troost-onkundig zijn geworden?

De mensheid bestaat zo’n 300.000 jaar. Al die tijd zijn er mensen overleden. En al die tijd zijn er anderen achter gebleven met verdriet. Al die tijd is er gerouwd. In het leven zijn er ongelooflijk veel onzekerheden. Maar van één ding ben je in elk geval zeker. En dat is dat je leven eindig is. Dat er ooit een dag komt die je niet zal halen. Deze twee bedenkingen in acht genomen, zou je verwachten dat ondertussen zowat elke mens expert zou kunnen zijn in het omgaan met de dood. Het is immers iets van iedereen en van alle tijden. En toch blijkt dat op de dag van vandaag niks minder waar is. We vertonen een ongelooflijke onhandigheid en krampachtigheid wanneer we geconfronteerd worden met een overlijden. Als we zelf nabestaande zijn dan is dat evident vanwege het grote gemis, maar ook als iemand anders in onze omgeving in rouw is, dan weten we vaak niet wat we moeten doen. Dan zijn we plots erg hulpeloos geworden. Hoe komt dat en wat doen we eraan? Waarom is rouwen zo moeilijk? En waarom is troosten zo moeilijk? Daarover gaat deze eerste module van Rouwatelier.

Op de website van Plan b las je misschien onderstaand cursiefje bij de herkenbare verhalen :

ik kom haar tegen aan het bloemenkraam op de markt.
Ik wil graag fresia’s kopen om op het graf van mijn man te zetten.
Zij doet net of ze mij niet ziet en blijft heel lang aan de andere kant
wat rommelen bij de rozen, om zogezegd met veel zorg
uit te kiezen welke rozen ze zou kopen.
Maar ik ken ze heel goed. Ze koopt nooit rozen. Ze houdt helemaal niet van rozen.
Ze houdt van fresia’s. Elke week koopt ze verse. Hier op de markt.
Ze wil me gewoon ontwijken. Zoals iedereen.
alsof ik een besmettelijke ziekte heb sinds mijn man overleed.
Ik koop niks.
Ik loop weg van het bloemenkraam.
Vanuit mijn ooghoeken zie ik dat ze het laatste boeketje fresia’s koopt
Het boeketje dat ik had willen kopen.
Mijn fresia’s voor mijn geliefde

In bovenstaand cursiefje kom je niet te weten wie die andere persoon was en kom je ook niet te weten hoe het verder loopt. Hoe het verder gaat kon je lezen in mijn blog van 8 mei 2021 en vertel ik je hier ook graag  om deze eerste module van Rouwatelier te illustreren.

Laat ons de mevrouw in verdriet voor het gemak de fictieve naam ‘Inge’ geven. De persoon die haar ontweek in het bloemenkraam was niemand minder dan haar bloedeigen tweelingzus: Anke. Anke had het zodanig moeilijk met de rouw van Inge dat ze de confrontatie angstvallig meed en zich voor haar wegstopte in het bloemenkraam. Notabene voor haar eigen zus. Om niks hoeven te zeggen. Omdat ze zichzelf geen houding wist. En vooral omdat ze de aanblik van het verdriet van haar rouwende tweelingzus Inge niet kon verdragen. Liever nog dan haar onder ogen te komen, deed Anke op de markt alsof ze Inge niet gezien had. Wat het in dit geval niet makkelijker maakte was dat Anke als schoonzus niet altijd op de beste voet met Inges’ overleden man had gestaan toen die nog leefde. Dat betekent daarom nog niet dat Anke ook in ruzie was met Inge. Maar dat maakte het wel extra oncomfortabel om de juiste troostwoorden te kunnen vinden. Een heel ambigu gevoel. Het doet Anke pijn om Inge zo in verdriet te zien en ze zou wel willen troosten, maar ze kan er geen woorden aan geven en loopt ervan weg.

Hoe het verder gaat? Inge vindt bij thuiskomst de fresia’s op de dorpel bij haar voordeur. Ze heeft de bloemen opgeraapt en is er meteen daarna mee naar het kerkhof gegaan waar ze deze heeft neergelegd op het graf van haar man. Bijna elke dag ging Inge naar de begraafplaats. Het was pas na zowat veertien dagen, toen ze bij het schoonmaken van het graf zoals gewoonlijk de verwelkte bloemen wilde opruimen, dat ze het kaartje aan de ruiker opmerkte waar op te lezen stond: ‘Sorry’.

Inge bewaart sindsdien dat kaartje voor altijd in haar handtas. Tot op vandaag gelooft ze vast dat Anke’ s kaartje gericht was aan haar overleden echtgenoot. Vanwege spijt over de onenigheden die er vroeger geweest waren. Ze heeft het kaartje nooit meer bij haar zus ter sprake gebracht. Het is te laat nu. Ze zal het nooit meer kunnen vragen. Want Anke is inmiddels zelf overleden. Twaalf jaar geleden ondertussen. Anke zal nooit meer aan haar liefste tweelingzus kunnen vertellen dat ‘Sorry’ niet in de eerste plaats gericht was aan haar overleden zwager. Maar wel aan Inge zelf. Uit berouw omdat ze haar zus niet gekend had in haar verdriet. Dat ze haar ontweken had. Juist toen Inge haar het allermeest nodig had.

Dit droevige verhaal illustreert hoe moeilijk wij het soms hebben om iemands rouw te ontmoeten. Hoe kan de confrontatie met een rouwende zo erg moeilijk voor iemand geworden zijn dat je zelfs je bloedeigen zus niet onder ogen kan komen? In dit  geval ook mooi tegelijkertijd omdat ze door de bloemen aan de deur te gaan leggen uiteindelijk toch een teken van medeleven of toch minstens genegenheid jegens Inge heeft kunnen tonen. Maar hoe schrijnend is het dat Anke om die genegenheid te kunnen tonen gewoon ervoor koos de bloemen aan de deur achter te laten in de plaats van fysiek Inge op te zoeken. Nochtans is het iets dat wel vaker voorkomt. Soms is het te moeilijk om een rouwende onder ogen te komen. Omdat je dat verdriet niet wil zien. Regelmatig komen mensen naar me toe met die vraag. Iemand is overleden. Wat moet ik zeggen? Wat kan ik doen? Wat zeg ik beter niet? Wat schrijf ik op het kaartje. Het overlijden is een half jaar geleden. Breng ik het nog ter sprake of zwijg ik erover?

Om die reden heeft Plan b Rouwatelier gemaakt.

“ik zag hem gisteren toevallig in het dorp. Ik wist echt niet wat te zeggen. Ik schaam me erover, maar ik ben de straat over gestoken om aan de andere kant zogenaamd even in een etalage te gaan kijken. Ik hoop dat hij me niet gezien of herkend heeft. Ik voel me wel een beetje laf eigenlijk…”

Ik heb situaties gekend waarin bijvoorbeeld een broer en een zus of twee broers al sinds het overlijden van respectievelijk in het ene geval de beide ouders en in het andere geval een jongere broer, niet meer met elkaar spraken.

De do’s en dont’s bij een rouwbetuiging en waarom verdriet in sommige families tot bepaalde verstrikkingen kan leiden en welke ongelukkig gekozen misbakken teksten soms op voorgedrukte condoleance-kaartjes te vinden zijn, daar komen we uitgebreid op terug in één van de andere modules van Rouwatelier. In deze eerste module willen we vooral bespreken waar het vandaan komt dat we het zo moeilijk hebben met eigen of andermans rouw en wat we eraan kunnen doen.

In een interview met Het Nieuwsblad geeft Manu Keirse een voorbeeld uit zijn eigen ervaring. Hij komt op het huwelijk van een vierendertigjarige vrouw die haar beide ouders bij een auto-ongeluk verloor toen ze zelf achttien was. Breng je dan het verlies van die ouders nog ter sprake op wat voor de bruid eigenlijk de mooiste dag van haar leven moet worden, of vermijd je zedig het onderwerp om de sfeer niet te verpesten? Keirse besloot toch om de bruid in een brief aan te spreken over het gemis van haar ouders en schreef dat het waarschijnlijk heel hard moest zijn voor haar dat op die belangrijke dag in haar leven twee stoelen leeg bleven op het feest. Vanop haar huwelijksreis sprak de pasgetrouwde vrouw in een antwoord aan Keirse haar dank uit en noemde ze zijn opmerking het mooiste geschenk dat ze zichzelf had kunnen wensen.

Soms is onze reflex begrijpelijk maar verkeerd. Soms denken we de rouwende te sparen door niet uit te spreken wat er wél is. Door beleefd om het gemis heen te fietsen. We denken dat we het erger zullen maken als we het verlies benoemen. Maar vooral voelen we ons zelf er erg ongemakkelijk bij. We kunnen de aanblik maar slecht verdragen van iemand die stuk gaat van verdriet. Sommigen hebben dan de neiging om de rauwe realiteit omfloerster te gaan voorstellen dan ze in wezen is. De scherpe kantjes eraf. Een beetje rooskleuriger. Men denkt de rouwende te moeten opbeuren of opmonteren. Met wat zalf op de wonde. Goedbedoelde troost. En soms kan die wel helpend zijn. Maar heel vaak ook niet. Elke rouw is anders. Geen enkele verdriet is hetzelfde. Ieders proces is uniek en er zijn geen algemeen geldende waarheden die voor iedereen passend zijn. Wat in het ene geval troost brengt doet het soms in het andere geval helemaal niet. Er is geen toverformule. Dat maakt het zo moeilijk.  En ook dat we daar niet mee hebben leren omgaan. Wat is er gebeurd?  Hoe komt het dat ondanks 300.000 jaar mensheid en terwijl we weten dat ieders leven eindig is, er bijna acht miljard mensen steeds weer dat probleem ervaren.

1 HISTORISCHE OORZAKEN

1.1 We zijn het ontleerd

Het is eigenlijk heel simpel. Een eerste (historische) oorzaak is gewoon dat we het nooit geleerd hebben. Of juister benoemd : dat komt doordat we het ontleerd zijn. Want dat is niet altijd zo geweest. Rouw-onkunde of rouw-onhandigheid is niet iets van alle tijden of alle culturen. In onze westerse cultuur wordt de dood geloochend en als iets gezien wat apart van het leven bestaat. In India bijvoorbeeld hoort de dood bij het leven en wordt er genoeg tijd gemaakt voor rouwrituelen. Ook bij ons was het enkele generaties geleden nog geheel anders. In de Grief Academy van Annemiek Dogan te Nederland wordt in de cursus ‘rouwreis’ uitgelegd hoe in vroegere generaties de dood veel meer dan nu zichtbaar deel uitmaakte van het leven van elke dag. De mensen waren vertrouwd met de dood en wisten ook hoe ze konden rouwen. Er bestonden bepaalde gebruiken en ceremonies die vaak voor lange tijd impact hadden op het leven van de rouwende. Toen kwam de eerste wereldoorlog en was er op korte tijd een zodanige oversterfte dat de rouwgebruiken om logistieke en praktische redenen gewoon niet langer houdbaar waren. Er waren zoveel doden dat het niet meer bevattelijk was. In die periode groeide een hele generatie mensen op die de oude rouwgebruiken niet meer of veel minder meekregen. En dan kwam de tweede wereldoorlog eraan met nog eens zoveel slachtoffers en zoveel verdriet. Vervolgens daalde ook de invloed van de kerk in het denken over leven en dood. Tegelijkertijd nam de medische kennis en de wetenschap een enorme vlucht waardoor mensen de dood niet meer gingen beschouwen als zijnde ‘de wil van god’ maar wel als het gevolg van een medisch falen. De levensverwachting was immers enorm toegenomen. Als iemand (jong) overleed, en het betrof geen ongeval, werd het plots de fout van de arts. Er moest altijd een oorzaak en/of een schuldige zijn. Ik kan tot op zekere hoogte meegaan in deze verklaring, maar ik denk dat die uitleg eigenlijk iets te eenvoudig is. Het klopt dat de dood verdween uit het dagelijkse leven en het klopt ook dat er vroegere generaties veel zichtbaarder gerouwd werd. Maar ook toen werden er heel veel ‘fouten’ gemaakt, waren er heel veel taboes en waren de dogma’s van meneer pastoor niet altijd even zaligmakend. Ik denk dat we een beetje verder moeten kijken. En niet alleen moeten we terugkijken in de tijd, naar het verleden (en naar de toekomst – want er  verrijzen ondertussen allerhande hoopgevende nieuwe initiatieven -) maar ook moeten we eens over de grenzen kijken naar andere culturen. Want in heel veel andere culturen weten ze wél nog hoe ze kunnen rouwen en zijn de rituelen en gebruiken veel minder verdwenen dan bij ons.

1.2 Verdwijnen van ceremonies

Verdwijnen van Ceremonies zijn daarbij een hele belangrijke tweede historische oorzaak. In module 7 van rouwatelier gaan we uitgebreid in op rituelen en ceremonies. Ceremonies spelen een ongelooflijk belangrijke rol in het aspect van zingeving. Het verlies van een dierbare gaat immers verder dan enkel jouw persoonlijke situatie en verdriet. Door je verlies en je verdriet wijzigen ook jouw contacten met je vrienden en familie, en doordat de persoon er niet meer is wijzigen de onderlinge verstandhoudingen, de rollen en de posities. Maar ook maatschappelijk verandert er iets. Het wegvallen van een lid van de gemeenschap heeft een impact op de gemeenschap zelf. Een ritueel of een ceremonie geeft duiding aan deze veranderende situatie en helpt om dat bevattelijk te maken. Daarom is zo’n ceremonie ook een sociaal gebeuren. Het verdwijnen of verwateren van deze ceremonies heeft daarom ook een enorme impact op ons vermogen om te kunnen omgaan met verlies en verdriet. Met rouw. Rituelen en ceremonies verlenen een soort publieke erkenning aan de veranderde situaties. Ze eren de overledene en bevestigen diens bijdrage aan de gemeenschap, en ze verlenen bestaansrecht aan het verdriet van de nabestaanden. Dat is een belangrijke psychologische functie. Een ceremonie is een overgangsritueel dat verandering symboliseert. In modules acht bespreken we het f2F proces, een intensief proces dat onderdeel uitmaakt van een aantal individuele of groepstrajecten die je bij Plan b kan volgen. In dat proces zit ook een ritueel. Wie zo’n traject bij Plan b volgt zal aan den lijve ondervinden hoe waardevol zo’n ritueel is en hoe helend het kan werken. Rituelen en ceremonies zijn zo belangrijk omdat ze vorm geven aan verdriet en het toonbaar maken voor de buitenwereld. Vanuit mijn praktijk bij Plan b ervaar ik dat de meest prominente noodkreet van de rouwende vaak is : “Zie mij staan. Zie mijn verdriet.” Precies wat ook de verzuchting van Inge was in het begin van deze module, en waar Anke het zo moeilijk mee had. Het zijn precies rituelen en ceremonies die daarvoor de ruimte creëren. Daarom mogen die niet verloren gaan. Daarom is het ook zo belangrijk dat er nieuwe initiatieven beginnen te verrijzen. Bij de Links op mijn website kun je daar één en ander van terugvinden. Ceremonies en rituelen zijn niet enkel psychologisch belangrijk voor de heling van het individu, maar hebben ook een maatschappelijk groot belang. Niet enkel wordt het individuele verdriet en de rouw van de nabestaande zichtbaar, maar ook de dood, het rouwen en verdriet in het algemeen krijgt terug bestaansrecht in de maatschappij. Ook in systemisch opzicht zijn ceremonies en rituelen van zeer groot belang. In het familiesysteem heeft iedereen recht op zijn juiste plek. Iedereen heeft bestaansrecht en niemand mag vergeten worden. Dat is belangrijk omdat de energie en de liefde in een familiesysteem moeten kunnen stromen. Als iemand geen plek heeft of miskend of niet gezien wordt, dan heeft dat zijn impact op het systeem. Ceremonies dienen juist om in dat  systeem iedereen zijn plek te geven. en dat ook zichtbaar en kenbaar te maken.

Je zal opmerken dat sommige van deze ‘nieuwe’ rituelen of ceremonies niet altijd op evenveel enthousiasme of begrip kunnen rekenen van grote delen van de maatschappij. Dat zijn vaak de krachten die zich hebben vastgebeten in mythe van de ‘fun-maatschappij’ en die de schaduwzijde liever niet zichtbaar hebben. Sommige rituelen veroordeelt men als ‘onnodig’ of ‘triviaal’ of ‘ongepast’ of zelfs ‘belachelijk’. Maar wat er gebeurt is dat men zich er eigenlijk ongemakkelijk bij voelt dat rouwen en afscheid nemen weer op de agenda komen. Niet zelden komt deze kritiek trouwens van mensen die zelf met een groot onverwerkt verdriet kampen.

2. MAATSCHAPPELIJKE OORZAKEN

2.1 Zingeving

Naast de historische oorzaken  denk ik dat er nog andere aanwijsbare redenen, oorzaken of aspecten genoemd kunnen worden die allemaal onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Zo’n derde en maatschappelijke oorzaak die haast filosofisch van aard is zou ik durven noemen  : zingeving.

Ik vroeg een oude wijze dame wiens man al lang geleden overleed of ze bang was voor de dood. “Je moet niet bang zijn om te sterven”, antwoordde ze me met het licht in haar fonkelende pretoogjes, “maar om niet te hebben geleefd. Pluk elke dag alsof het je laatste is en adem de dankbaarheid met volle teugen.” Kijk, daar gaat zingeving over.  In haar boek ‘The top five regrets of the dying’ beschrijft de Australische palliatieve verpleegkundige Bronnie Ware de vijf dingen waarvan mensen op hun sterfbed het meeste spijt hadden. Stuk voor stuk gaan die dingen over zingeving. Het meeste spijt hadden mensen omtrent hun onvervulde dromen. ‘Had ik maar mijn leven niet geleid zoals anderen dat van me verwachtten, maar zoals ik het zelf had gewild’. Zowat elke patiënt had ook spijt over het najagen van het valse geluk, de materiële weelde en de offers die ze daarvoor gebracht hadden, voornamelijk dan te veel tijd besteed aan werken en daardoor de jeugd van hun kinderen gemist en de kameraadschap van hun partner. Het niet getoond hebben van gevoelens stond op nummer drie. Waardoor ze genoegen namen met middelmatigheid en nooit geworden waren wie ze hadden kunnen zijn. Velen onder hen kregen daardoor aandoeningen die het gevolg waren van bitterheid en frustraties, zeg maar : van een gebrek aan zingeving. Veel patiënten hadden ook spijt dat ze niet meer tijd in bepaalde vriendschappen hadden gestoken. Iedereen mist op zijn sterfbed een goeie vriend aan zijn zijde. Vele mensen waren zo druk met het najagen van welstand dat ze gouden vriendschappen lieten verwateren of eraan opofferden. En “Had ik mezelf maar meer toegestaan om gelukkig te zijn” was de vijfde meest gehoorde. Mensen realiseren zich vaak pas op het eind van hun leven dat gelukkig zijn een keuze is. En dat ze graag meer hadden willen lachen.

Ik ben een fan van psychiater Dirk De Wachter die het woordje ‘leukigheid’ gebruikt wanneer hij beschrijft hoe we in ons leven ertoe gekomen zijn om alsmaar ‘meer’ van alles te willen. Alles moet mega en super en hyper en giga zijn. Meer, groter, beter, sneller. Zelf denk ik dat ons bewustzijn, of hoe wij zelf in de wereld staan daarvan de bovenbouw is. Ik denk dat de economie daarvan de onderbouw is. Steeds grotere accumulatie van kapitaal. Steeds omvangrijkere acquisities. Steeds machtigere holdings. Steeds snellere en grotere winsten. Alsmaar veeleisendere aandeelhouders. Een onstilbare honger naar enkel maar groei. Een beweging die zijn failliet ondertussen overduidelijk bewezen heeft in alle geledingen van het leven. Maatschappelijk, maar ook persoonlijk. Alsmaar meerdere en betere en zuiniger en snellere en goedkopere auto’s hebben niet geleid tot een betere mobiliteit, maar maken dat we alle dagen vast kwamen te staan in de file. Voor mij was vlak voor de Coronacrisis de Antwerpse ring en de Kennedy tunnel een metafoor van wat er met ons leven aan de hand was. Alles kwam vast te zitten. Zo ook de communicatiemiddelen. Alsmaar meer en slimmere en handigere smartphones en overal toegang tot het internet. Heeft dat tot betere communicatie geleid? Ik denk het niet. De communicatie is nog nooit zo oppervlakkig en hol geweest als vandaag. Er was een tijd dat we het ‘zot’ vonden dat we bij een prepaid telefoonkaart tien gratis berichtjes kregen. Vandaag de dag sturen we non-stop aan een duizelingwekkende snelheid talloze berichten rond en ontvangen we er zelf nog veel meer. Maar zijn we daardoor dichter bij elkaar gekomen? In sommige gezinnen zijn mensen die samen aan de ontbijttafel zitten enkel nog met hun smartphone bezig, en niet meer met elkaar. Hoe sneller en hoe massaler onze communicatie is geworden, hoe oppervlakkiger de boodschap werd. Zo ook met voeding. Er is nog nooit een zodanig overaanbod geweest als vandaag. In de supermarkt kunnen we kiezen uit een oneindige variëteit van aanbod in voeding. Dertig merken mayonaise. Eten we daardoor gezonder of zelfs lekkerder?  En ga zo maar door. Er is nog nooit zo’n overdadig aanbood aan vermaak en ontspanning geweest als vandaag, zelfs nog tijdens de corona. Maar maakt ons dat minder gestresseerd, meer ontspannen of relaxter ? Of de media. Op elk moment van de dag ligt het nieuws aan onze fingertips binnen klikbereik. En toch weten we minder dan ooit nog wat we moeten geloven. We worden overstelpt door tendentieuze berichtgeving, sensatie-journalistiek, massamedia-manipulatie en fake nieuws.  We zijn overprikkeld door het overaanbod en we worden steeds maar onverschilliger voor de niet aflatende stroom van eenheidsworstslechtnieuws. Zelfs wat onze gezondheid betreft. Duizenden middeltjes en medicijnen zijn binnen handbereik en de medische wetenschap is tot de meest geavanceerde ingrepen in staat. Maar heeft dat onze algemene gezondheid bevorderd?

Dus ik denk dat de derde oorzaak te maken heeft met zingeving. Ik denk dat we in het hele circus van alsmaar meer en sneller een beetje het noorden zijn kwijt geraakt en stilaan vervreemd werden van wat er nu precies belangrijk is in het leven. In dat opzicht snap ik Annemiek wel waar ze het heeft over de verminderde invloed van het spirituele. Veel heeft volgens mij te maken met de biologisch-reductionistische wetenschapsleer die sinds de verlichting langsom meer ons dominante denken is gaan bepalen. We zijn van de arrogante illusie overtuigd geraakt dat de wereld volledig meetbaar, begrijpbaar, controleerbaar en manipuleerbaar is en dat het leven en alles erom heen kan herleid worden tot een louter chemische en elektrisch kluwen van met elkaar reagerende systemen van subatomaire deeltjes. We zijn bovendien zelf een soort van ‘god’ gaan spelen en hebben ons de bevoegdheid toegeëigend om naar hartenlust met die kennis te experimenteren en ze te exploiteren. Geluk werd tot een maakbaar product herleid dat per kg of per cl verkocht kon worden aan wie het zich kon veroorloven. Briljante en gemotiveerde onderzoekers gaan in met gemeenschapsgeld gesubsidieerde universiteitslabo’s met de beste intenties op zoek naar de meest wonderlijke mogelijkheden van nano-partikeltjes of DNA sequenties en zodra ze op iets stuiten dat vermarktbaar is gaan machtige multinationals met de patenten ervan aan de haal om er op zo kort mogelijke tijd zo veel mogelijk profijt uit te persen. Alle propaganda ten spijt weet het kleinste kind dat daarbij het algemeen belang van geen enkele tel meer is. Elk kritische noot wordt luidkkeels overstemd door rijkelijk kassagerinkel. De eed van Hippocrates werd verstikt door die van Hippokrietes.

Mijn vraag luidt dan : hoe kan het ook anders dan dat wij op die manier uiteraard in een crisis van zingeving terecht komen? Als wij geloven dat we enkel maar de som zijn van op elkaar inwerkende deeltjes en systemen, wat heeft ons bestaan dan nog voor nut? Als wij geloven dat geluk of gezondheid iets is dat van buitenaf moet komen.  Dat we zomaar kunnen kopen en waarvoor we niet zelf onze verantwoordelijkheid hoeven te nemen. Of dat we zingeving niet binnen in onszelf of met elkaar zouden kunnen ontdekken maar ervoor afhankelijk zijn van wat er in de rekken van de supermarkt of op de sites van de Amazons van deze wereld aangeboden wordt?  In ‘Bullshit Jobs’ beschrijft David Graeber dat 37 % van de ondervraagden hun werk als nutteloos beschouwen. In België slikten vorig jaar 1,2 miljoen mensen antidepressiva. En dat zijn dan nog cijfers van voor de Corona crisis.  Er was de laatste jaren een enorme golf van ziekteverzuim omwille van psychisch lijden en burn-out. Ik denk dat we hier wel zeker van een crisis in de zingeving mogen spreken.

Wat doen we eraan? Ik denk dat we ons eens moeten bezinnen over wat er belangrijk is in ons leven. Dat is een vraag die zeker ook aan de orde was toen we in de woonzorgcentra zagen tot welke schrijnende situaties de eerste sanitaire maatregelen hebben geleid in het begin van de Coronacrisis. Moeten we meer jaren toevoegen aan het leven? Of moeten we meer leven toevoegen aan de jaren? Waar worden we écht gelukkig van?

Betere auto’s, smartphones, netflix abonnementen en de keuze uit veertig verschillende merken chocolade in de supermarkt? Of kunnen we ook nog blij worden van zoiets onnozels als een mooie zonsondergang, een fluitende merel of zelfs gewoon een glimlach van iemand? Een kus of een omhelzing. Een aanraking. Verbindend oogcontact. Willen we aan de ontbijttafel onze berichten lezen, onze newsfeeds volgen, ons aantal likes checken? Of leggen we de telefoon opzij en luisteren we eens hoe het écht met elkaar gaat? Echt connecteren.

Tijdens de grote depressie in 1938 begonnen onderzoekers van de Harvard Medical School aan de langstdurende wetenschappelijke studie omtrent geluk. De tachtig-jaar durende studie die bekend werd als de The Grant Study had als belangrijkste bevinding dat hoe gelukkig we zijn in onze relaties een krachtige invloed heeft op onze gezondheid. Robert Waldinger, directeur van de studie, een psychiater aan het Massachusetts General Hospital en een professor in psychiatrie aan de Harvard Medical School zegt : “Zorgen voor je lichaam is belangrijk, maar het verzorgen van je relaties is ook een vorm van zelfzorg.”

Ik heb een theorie over geluk. Ik denk dat geluk alles te maken heeft met dankbaarheid. Als je gewoon blij kan worden van wat er is en dat intens kan beleven : dat is dankbaarheid. Als je die dankbaarheid gaat koesteren en cultiveren : dat is zingeving. En daar wordt een mens gelukkig van. En dat is onontbeerlijk voor je gezondheid. Ik had wel eens een discussie met schrijver en ‘gelukkoloog’ (zoals ik hem noemde) Jeroen Walravens. In een welzijnssessie ter gelegenheid van de dag van de vrijwilliger had hij ons gevraagd welke de voorwaarden voor geluk waren en ik had onder meer gezondheid genoemd. Jeroen had toen zoals de andere voorwaarden die we hadden opgesomd ook gezondheid mee op het bord genoteerd en gezegd : ‘ik schrijf het voorlopig mee op het bord, maar ik ben het er niet mee eens. Gezondheid is geen voorwaarde voor geluk. Omgekeerd wel. Ik zal het straks uitleggen.” Later legde hij uit dat hij vele voorbeelden kon noemen van mensen die geen goeie gezondheid hadden maar toch gelukkig waren en omgekeerd mensen die over een goede fysieke conditie beschikten maar toch niet gelukkig waren. En dat wie niet gelukkig was dan vervolgens zelf ook ziek werd. Je gelukkig voelen is een voorwaarde (niet de enige) voor gezondheid, niet andersom. Ondertussen ben ik er achter dat het inderdaad zo werkt. Misschien heeft het wat met het placebo-effect te maken. Of misschien is dat wel het placebo-effect. Zit je niet goed in je vel, ben je ongelukkig, dan voel je je ook  niet lekker en wordt je vanzelf ziek. Gelukkig zijn is wel een voorwaarde voor gezondheid, maar natuurlijk geen garantie. En als je gezond bent, dan heb je alle reden om daar dankbaar voor te zijn. Dat genereert namelijk geluk. Vergeet je die dankbaarheid, dan zal je misschien ‘fun’ ervaren of ‘feel good’ of misschien zelfs ‘roes’ in bepaalde gevallen, maar zonder de dankbaarheid zal je niet gelukkig zijn en zal de gezondheid ook niet blijven duren. Het is die ’leukigheid’, die ‘fun’, die ‘feel good’ en die ‘roes’ die te koop zijn voor geld, en die verkocht worden als ‘geluk’. Maar dat zijn ze niet. Eens je dat verschil ziet, dan kom je al een heel eind.

Ook Lieven Annemans schrijft over geluk en legt uit dat veel mensen ‘geluk’ verwarren met ‘genot’. Behalve dankbaarheid en zingeving, en warme en goede relaties leert hij in zijn boek “Geluk vinden zonder het te zoeken” dat geluk ook te maken heeft met rust kunnen brengen in je geest. Mensen die over het leven reflecteren zijn gelukkiger. Het is een beetje dat wat we ook doen bij ceremonies en bij rouw. Als we tijd kunnen nemen om te reflecteren over ons leven of over het leven met diegene die we moeten afstaan, en we slagen erin om rust te vinden in onze geest, dan ervaren we vaak dat er ook dingen waren waar we dankbaar voor kunnen zijn. Waarin we liefde voelen. De dood zelf mag dan meestal als betekenisloos en zinloos ervaren worden, dat is niet het geval voor het leven dat eraan vooraf ging. Als we in dat leven zingeving en betekenis kunnen vinden, dan zullen we ervaren dat de pijn van het verlies eigenlijk de herinnering is aan wat ons vreugde schonk, en dus liefde is waarvoor we een intense dankbaarheid kunnen voelen. Rouwen is dan niet alleen maar een kwelling maar kan ook met geluk te maken hebben.

Wat heeft het nuanceverschil tussen ‘fun’ of ‘genot’ en ‘geluk’ dan wel met rouw te maken? Het antwoord is: ‘zingeving’. Geluk bekom je maar via dankbaarheid. Dankbaarheid gaat om blij zijn met wat er is. En soms ook met wat er niet is. Of niet meer is. Maar om wat er is geweest of heeft mogen zijn. Terwijl we aangespoord worden tot het consumeren van meer fun lijkt het wel of we weggehouden worden van wat ‘not-fun’ is. En dat is onwerkelijk. Want soms is het gewoon ook echt ‘not-fun’. Nog sterker zelfs : je kan ‘fun’ pas écht als ‘fun’ ervaren als je ook ‘not-fun’ hebt gekend. Warm en droog knus bij de kachel zitten kan je maar waarderen als je ook weet hoe het voelt om koud en nat buiten te zijn. Je weet maar wat licht is als je ook donker kent. Je weet maar wat zoet is als je ook bitter of zuur proefde. Je herkent een ‘verzadigd’ gevoel alleen als je ook honger had. En enkel wanneer je pijn hebt gehad, weet je ook hoe fijn het is om zonder pijn te zijn. Als dan nat, koud, donker, bitter, zuur, pijn… er helemaal niet meer mogen zijn en succes of ‘geluk’ wordt voorgesteld als alleen maar knus, warm, licht en zoet dan komen we terecht in een soort oververzadiging en een slaafse drang naar alsmaar meer daarvan. Ook letterlijk. Hoe meer zoetigheid je eet, hoe minder je het zoete ervan herkent en hoe meer je ervan nodig hebt om het als zoet te ervaren. Hoe moeilijker ook dat je bitterheid nog zal verdragen. Laat staan er dankbaar voor te zijn. En daar gaat het om. De maakbaarheid van het leven en de gecultiveerde leukigheid spiegelen ons een waanbeeld voor van een bitterloze utopie bestaande uit enkel zoetigheid. Een plek waar het altijd licht en nooit donker is. Altijd warm en nooit koud. Waar geen pijn bestaat. Waar enkel harmonie is en geen confrontatie. En dus geen verdriet. In zo’n wereld is geen plaats voor verlies. Er is geen plaats voor de dood. En dus geen plaats voor rouw. Dat is wat er gebeurd is met onze ‘ideale’ wereld. Een fake realiteit waar de dood onttrokken werd uit het oog. Niet alleen werd de dood fysiek verbannen naar de mortuaria en de  klinische achterkamers van woonzorgcentra en hospitalen. De dood werd ook letterlijk onbespreekbaar gemaakt. Er bestond nog een tijd dat sterven ‘gewoon’ was. Op je leven zat een bepaalde houdbaarheidsdatum en op een zeker moment was die overschreden. Natuurlijk was het erg, en natuurlijk was er verdriet, maar het hoorde erbij. Sterven was eigen aan het leven. Het lijkt nu bijna alsof sterven niet meer is toegestaan. In zijn euforie van maakbaarheid koestert de mens een alsmaar groter wordende illusie  van onsterfelijkheid. Het is een gevecht tegen de natuur. In het gevecht om het alsmaar toevoegen van dagen aan het leven denkt de mens het te moeten opnemen tegen de natuur, alsof die natuur zijn vijand is. Maar dat is het niet. Het is juist andersom. Als we de natuurlijke evidentie van de eindigheid zouden omarmen dan zouden we niet meer in gevecht zijn, maar in harmonie. Dan zouden we aanvaarden dat onze dagen geteld zijn en zouden we er alles aan doen om meer leven toe te voegen aan onze dagen, in plaats van meer dagen aan ons leven. De ‘fun’-industrie schreeuwt ons toe : “Je leeft maar één keer”. Ik ben het daarmee niet eens. Leven doe je iedere dag opnieuw. Sterven doe je maar één keer. Of  elke dag een beetje. Zodra de menswaardigheid van het leven weg is leidt dit gevecht tegen de natuur er niet toe dat we langer leven. Eigenlijk sterven we dan langer. Hiermee neem ik geen stelling tegen het geheel van de medische wetenschap, en ben ik niet van oordeel dat een arts niet de eed van Hippocrates dient te eerbiedigen om elke patiënt te helpen. Wel wijs ik erop dat we de dood zijn gaan beschouwen als niet langer een optie. Sterven is haast onbespreekbaar geworden.

Zingeving dus. Als je zin kan geven aan je leven, dan maakt dat het leven waardevol. En als je een waardevol leven lijdt waarvoor je dankbaarheid kan koesteren, dan wordt je gelukkig. En dat doe je niet door je te wentelen in een roes van ‘fun’, maar door waarachtig te zijn. Dat doe je niet door het donker, het bitter of de pijn te ontkennen, maar door te erkennen en te aanvaarden dat ze er zijn. Want alleen doordat er donker is kan er ook licht zijn. Alleen doordat er bitter is kan er ook zoet zijn en alleen doordat er koud is kan er ook warm zijn. En ook alleen omdat er dood is, kan er ook leven zijn. En als dan de pijn van het verdriet tevoorschijn komt die je voelt wanneer je iemand dierbaar bent verloren, dan weet je dat die pijn eigenlijk liefde is. Dat komt door de herinnering aan wat je vreugde schonk. Dat is rouwen. Rouwen is omgaan met de emoties van verdriet bij het gemis van een dierbare. 

Johan Terryn zei het als volgt in zijn middagjournaal van 27 mei (Nieuwe feiten, radio 1) : “Het rouwproces is een beetje als een vinaigrette: eerst is er een flinke scheut azijn. Het zure verdriet van het gemis. En langzaam voeg je daar wat druppels honing bij. Hoe meer druppels van die zoete herinnering en dankbaarheid om wat geweest is, hoe meer de azijn onderaan komt te liggen. Het is er nog wel, maar de zuurte wordt eetbaar. Op de duur misschien zelfs lekker met wat pikante mosterd, peper en zout erbij.”…” Je zou bij wijze van spreken iemand ook “veel vinaigrette” kunnen toewensen, als het maar gemeend is.”

In module vijf van rouwatelier zullen we nader ingaan op de verschillende rouwstijlen die er bestaan en zullen we ook een aantal rouwmodellen  bespreken. In het kader van de huidige module van de taboes rond rouwen en dood is het van belang om te beseffen dat de taboes rond rouwen en dood vooral te maken hebben met die ‘fun-framing’. De donkerte en de schaduwkant van het leven passen niet in het plaatje van de fun-industrie. En ‘doodgaan’ is iets waarop we nog altijd geen vat hebben, dus dat is een gemene stoorzender in onze ‘maakbaarheid’-illusie van het leven. Het is vooral daarom dat rouwen en dood geen plaats meer krijgen. Voor België is dat nog veel meer het geval dan voor Nederland. Gelukkig verschijnen er tegenwoordig allerlei nieuwe initiatieven die rouw uit de taboesfeer willen halen.

2.2 Misprijzen voor empathie in een neo-liberaal wereldbeeld

Behalve een crisis in de ‘zingeving’ en de teloorgang van rituelen en ceremonies heeft ons rouwonvermogen ook te maken  met nog een tweede maatschappelijke oorzaak die eerder politiek dan filosofisch van aard is. Dat brengt ons bij een vierde oorzaak waarom het rouwen ons zo moeilijk valt. Het opgelegde wereldbeeld dat nauw aansluit bij het hierboven reeds geschetste ideaal van de fun-wereld. Niet alleen passen barstjes of vlekken niet op onze reputatie die voortdurend shining en blingbling moet zijn. Daarnaast worden we ook al van kinds af aangespoord om sterk te zijn. We worden geleerd om in competitie met elkaar te gaan en te vechten. Iedereen moet de grootste en de mooiste en de dapperste en de snelste zijn. We moeten winnaars zijn. Een beetje lijkt het verwant met het eerder beschreven fun-streven, gedeeltelijk staat het ook haaks erop, want in de ratrace naar de overwinning is er geen tijd voor zelfmedelijden of zwakte. Flinke jongens huilen niet. Eigenlijk worden we geleerd om pijn te verbijten en wordt kwetsbaarheid weggezet als een teken van zwakte. Bij Plan b leren we dat juist je kwetsbaarheid tonen geen teken is van zwakte, maar juist van sterkte. In het traject Rouwe Bolsters, dat een langdurig en intensief groepstraject is, speciaal voor mannen, gaan we uitgebreid met die kwetsbaarheid aan de slag. We leren daar dat het tonen van je emoties je juist sterker maakt en dat rouwen te maken heeft met het omarmen van je kwetsbaarheid. We leren daar dat we niet altijd winnaars zijn. Soms verliezen we. En soms verliezen we iets of iemand. Dus we moeten niet enkel leren winnen. We moeten ook leren hoe het is om te verliezen. Dat wordt in onze competitie-maatschappij helaas weggedrukt. In zijn boek ‘De Supersamenwerker’ beschrijft huisarts en postuum winnaar van de mensenrechtenprijs Dirk Van Duppen hoe empathie en sociaal gedrag vroege verworvenheden zijn in de evolutie van de mensheid. En dat ‘survival of the fittest’ zoals Darwin het bedoelde betekent dat de meest succesvolle soorten diegene waren die het best konden samenwerken. Het is ideologisch misbruik vanuit de hoek van het neoliberale winstprincipe dat decennia lang Darwins theorie verkeerd werd uitgelegd om ons te doen geloven dat wij die koele op maximale winst beluste wezens zijn. In zo’n samenleving is er geen plaats voor emoties en empathie. Terwijl juist bijvoorbeeld rituelen en ceremonies daar ruimte aan willen geven. Het is dus zowaar het neoliberale wereldbeeld dat als tweede maatschappelijke (en politieke) aspect mede verantwoordelijk is voor het verdringen van empathie en daardoor ons onvermogen tot het tonen van emoties, het verlenen van troost en daardoor dus ook het rouwen of omgaan met rouw. Ook Rutger Bregman neemt ons mee in een herschreven geschiedenis van de mens in zijn ‘De meeste mensen deugen’. “De mens is een beest”, zeiden de koningen. “Een zondaar”, zeiden de priesters. “Een egoïst”, zeiden de boekhouders. Al eeuwen is de westerse cultuur doordrongen van het geloof in de verdorvenheid van de mens, maar aan de hand van wetenschappelijke inzichten toont Rutger Bregman aan dat ze het fout hadden, en dat de mens van nature goed is. Hetzelfde verhaal als het boek van Van Duppen, maar dan voor het grote publiek geschreven.

2.3 Rouw is geen ziekte.

Gewone niet-complexe rouw behoeft echter geen behandeling of therapie en dat brengt ons bij een derde maatschappelijke oorzaak omtrent onze rouw-onkunde, namelijk de vele foutief aangeleerde vooroordelen. Dat rouw al te vaak gezien wordt als een te behandelen ‘aandoening’ is een vijfde belangrijke reden waarom we onkundig zijn geworden in verdrietondersteuning. Rouwen of verdriet is immers geen ziekte. Als zodanig behoeft dat dus ook geen behandeling. Als gevolg van wijd verbreide misverstanden en achterhaalde rouwtheorieën doet men wel eens foutief geloven dat verlies iets is dat je zou moeten ‘verwerken’. Dat ‘een plaats moet krijgen’. Alsof het dan na het ‘verwerken’ ook ‘klaar’ zou zijn. Vooral de zogenaamde vijf-fasen theorie van Kubler-Ross heeft in het verleden voor veel verwarring gezorgd. In module vijf  van dit rouwatelier wordt de theorie uitvoerig besproken, naast de andere rouwmodellen. In de huidige module  beperken we ons tot de invloed die onder meer het gebruik van dergelijke rouwmodellen daarop heeft gehad. Vanwege de foutieve veronderstelling dat de rouwende zich in één van die vijf fasen zal bevinden (en het dus nog niet verwerkt heeft) gaan wij bang zijn de verkeerde dingen te zeggen of gaan we juist denken dat we wijze woorden moeten uitspreken. Vanuit onze interpretatie van wat we zien of de info die we van onze omgeving kregen gaan we dan oordelen dat de rouwende nog in deze of gene fase verkeert en gaan we ons best doen om hem helpende dingen aan te bieden die hem naar die zogenaamde laatste fase moeten loodsen van acceptatie, berusting, aanvaarding, loslaten. Daar zit iemand in verdriet écht niet op te wachten, en daar kan die zelfs erg boos om worden. Wie als would-be-trooster zulke ervaringen heeft meegemaakt en daarbij het deksel misschien al eens op de neus kreeg, zal zich ervoor behoeden andermaal een rouwende te gaan proberen troosten. Hou goed voor ogen dat iemand in verdriet geen zieke is. Hij heeft geen ‘verzorging’ nodig. Alleen erkenning. Normale rouw behoeft geen behandeling of goede raad. En of een rouwproces ‘normaal’ is of ‘complex’ hangt overwegend van vier factoren af. Hoe was de band met de overledene? Wat waren de omstandigheden? Hoe verliep de hechting van de rouwende zelf als kind? Over welk sociaal netwerk beschikt de rouwende vandaag? Afscheid nemen van een verre neef is anders dan van je broer. Als je oma ziek werd en je zag het einde naderen, als ze de respectabele leeftijd van 94 jaar bereikte, als ze vredig is kunnen inslapen zonder slepende pijn en lijden, als er geen ruzie was in de familie en als je bovendien mooi afscheid hebt kunnen nemen dan is de kans groot dat je zonder hulp van buitenaf een normaal rouwproces zal doormaken. Natuurlijk zal er verdriet zijn. En het ene overlijden is niet minder erg of erger dan het andere. Het is gewoon telkens anders.

Je band met de overledene is een eerste belangrijke factor. Niet alleen de aard van de verwantschap, maar ook de hechtheid van de relatie. Misschien werd je veeleer opgevoed door je oma dan door je eigen ouders. Dan zal het heengaan van je oma méér met je doen dan indien de relatie anders was geweest. Leefde je bijvoorbeeld al jaren in ruzie met je zopas overleden vader, dan zal je rouw er anders uitzien dan wanneer jullie een fijne band hadden. Vanzelfsprekend heeft ook de leeftijd een invloed. Rouw om jonge mensen die ver beneden de normale levensverwachting komen te sterven, en zeker het overlijden van kinderen heeft altijd een enorme impact. Verder is het volkomen onnatuurlijk om als ouder je kind te begraven. Zelfs al ben je zelf éénennegentig en overlijdt je dochter op haar zevenenzestigste.

Ook de omstandigheden zijn bepalend, dat is de tweede factor. Een natuurlijk overlijden op een respectabele leeftijd is anders dan een plots ongeval. En een zelfdoding is weer helemaal anders. En ook de nabestaanden van slachtoffers van een misdrijf krijgen een heel verschillend rouwproces. Een belangrijk aspect van de factor  ‘omstandigheden’ heeft te maken met hoe voorbereid je was. Zag je het aankomen of kwam het plots en onverwacht als een donderslag bij heldere hemel. Het maakt veel verschil of je al dan niet afscheid hebt kunnen nemen en hoe dat afscheid was. Een aspect van de omstandigheden dat nogal eens onderschat wordt is of je al dan niet hebt kunnen ‘groeten’. Of je al dan niet de overledene nog fysieke hebt kunnen zien nadat hij overleden was. Waarom dat zo belangrijk is komt aan bod in module vijf van Rouwatelier, wanneer we het gaan hebben over de rouwtaken van William Worden.

De derde factor heeft te maken met hoe veilig je zelf gehecht was als kind. Kwam je uit een zorgzaam en warm nest van een liefdevol gezin en maakte je een blije en zorgeloze jeugd mee, dan zal je rouw er anders uitzien dan bijvoorbeeld wanneer je zelf misschien al op heel jonge leeftijd  één van je ouders hebt moeten afgeven. Of wanneer je klappen kreeg. Of seksueel mishandeld werd. Of misschien wel alle drie. Mensen uit oorlogsgebieden die in hun kinderjaren bijvoorbeeld oorlogstrauma’s opliepen zullen een ander rouwverloop kennen. In hun boek ‘Het DNA van rouw’ beschrijven Gerke Verthriest en Johan Maes hoe volgens Sue Johnson (2014) we beter zouden spreken van een ‘Homo Vinculum’ (de mens die banden smeed) dan van de ‘Homo Sapiens’ (verstandige mens). Dat sluit aan bij wat ik eerder in deze module al aanbracht. We zijn geprogrammeerd om liefdevolle hechtingsrelaties te zoeken, te vormen, te behouden en om scheiding van deze hechtingsfiguren te vermijden. Hechting en rouw zijn geworteld in hetzelfde gedragssysteem. Het zijn twee kanten van dezelfde medaille. Liepen we ernstige kwetsuren op in ons hechtingsysteem tijdens onze vroege kindertijd, dan zal dat zijn weerslag hebben op ons vermogen om te rouwen. Ook hoe dat in zijn werk gaat wordt uitvoerig toegelicht in module vijf van dit rouwatelier. Dan gaan we dieper in op de verschillende rouwmodellen en zal dit aspect gedetailleerd aan bod komen bij de belichting van het integratieve rouwmodel. Ook in de e-gids het f2F proces wordt het belang van veilige hechting uitgelegd. Overigens wil ik hier nog even opmerken dat het niet rechtlijnig zo is dat iedereen die een onveilige hechting had daardoor ook automatisch onvermogend tot rouwen zou zijn. Dat is niet helemaal waar. Sommige kinderen ontwikkelen juist een sterkere veerkracht tijdens een onveilige jeugd. Maar hechting is doorgaans wel een belangrijk bepalende factor.

De vierde factor die mee vormgevend is voor je rouwproces betreft je sociale netwerk. We zijn sociale dieren en hebben anderen nodig. Hoe beter we ons omringd weten met een goed netwerk van begrijpende en meevoelende liefhebbende mensen, hoe minder moeizaam ons rouwproces zal verlopen. Dat wil niet zeggen dat je geen verdriet zal hebben, maar het zal makkelijker te dragen zijn.

Op al deze factoren gaan we dieper in tijdens module drie.

Samengevat, -en kort door de bocht, want het is nog net iets ingewikkelder dan dat,- maar als je rouwt om iemand waarmee je 1) geen problematische relatie had en 2) die in relatief ‘normale’ omstandigheden en niet geheel onverwacht is komen te overlijden op een respectabele leeftijd en nadat je mooi afscheid hebt kunnen nemen en je 3) zelf een veilige hechting had als kind en je 4) ook nog eens over een goed uitgebouwd netwerk beschikt van familie en/of vrienden, dan is de kans eerder klein dat je een problematische rouw zou ontwikkelen. En dan heb je daarbij Plan b normaal ook helemaal niet nodig. Het is pas als er aan één of meerdere van deze factoren iets schort dat rouwen complexer wordt en dan is het fijn dat Plan b er is om je de nodige ondersteuning daarbij te verlenen. Dat is waarom ik in bepaalde gevallen ook gebruik maak van Brainspotting. Soms voel ik dat onderliggende emotionele blokkades de rouw bemoeilijken maar zijn ze bijvoorbeeld niet gekend. Vergeten of onbewust geworden. Met brainspotting kunnen die aan het licht komen. Stel:  een cliënte van me die in rouw is na het overlijden van een tante. Ze geeft zelf aan dat ze overweldigd wordt door een verdriet dat niet past bij de eerder oppervlakkige band die ze heeft met de overledene. Na een brainspotting sessie wordt zichtbaar dat de vrouw op heel jonge leeftijd reeds haar mama verloor en daar nooit om gerouwd had. Het verdriet dat ze vandaag heeft is eigenlijk uitgestelde rouw van toen.

Samengevat dus bij dit vijfde aspect waarom we het moeilijk vinden om met rouw om te gaan komt doordat rouw en verdriet maatschappelijk nog steeds vaak beschouwd worden als een soort aandoening of ziekte die een behandeling vereist. Eigenlijk is dat nog steeds de nasleep van Sigmund Freuds ‘Traur und Melancholie’ die een soort standaardmodel omtrent ‘rouwverwerking’ in de wereld zette. Bij Plan b spreken we daarom niet van ‘verwerken’. We spreken eerder van beleven. We gaan het ook niet hebben over de (vermeende) fasen van rouw. Dat zou impliceren dat er ook ooit een einde aan moet komen. Maar dat klopt niet. Het belangrijkste dat je wellicht over rouw moet weten is dat het (mogelijk) nooit stopt. Het wordt anders. Bij Plan b gaan we daarom onze dierbare ook niet loslaten. We gaan ‘m leren anders te omarmen. De overledene wordt geïntegreerd in ons nieuwe bestaan, de relatie ermee houdt niet op te bestaan maar wordt anders.

3.BIOLOGISCHE OORZAKEN

3.1 Spiegelneuronen

Veel heeft te maken met de sociale aanvaarbaarheid van ons gedrag. Eigenlijk zouden wij elkaar voortdurend moeten aanraken, aaien, kussen, voelen, schouderklopjes geven, liefkozen of gewoon handen schudden. Onze huid is met haar fijnmazig net van zenuwtakjes een sociaal orgaan bij uitstek. Veel meer dan enig ander zoogdier is de architectuur van het menselijke zenuwstelsel gericht op de ander.  Dat is ook wat we enerzijds moeilijk durven in te zetten en anderzijds zozeer ontberen bij troost. De afstandsregels tijdens Corona hebben dit nog maar eens overduidelijk en schrijnend aangetoond. Wij zijn sociale dieren en hebben elkaar nodig. Niet enkel mentaal, maar ook fysiek. En omwille van allerlei normen zijn we dat verleerd. Ook dat maakt dat we rouwen en troosten moeilijk vinden. Maar neurowetenschappers hebben uitvoerig bewijs aangeleverd dat onze hersenen geprogrammeerd zijn om andermans pijn en verdriet, net zoals andermans vreugde en plezier mee te voelen. In de neo-cortex, ons evolutionair meest recente brein, zijn minstens tien neurologische circuits verbonden met empathie. Dus van nature zijn we er wel voor geprogrammeerd, maar de foute maatschappelijk dominante ideologieën hebben  ons erin afgestompt. Ook daar zijn gelukkig de laatste jaren veel hoopgevende initiatieven ten tonele verschenen en leren mensen op allerlei manieren te herbronnen om deze inherent aangeboren capaciteiten terug in te zetten. Denk maar aan allerlei meditatieve cursussen, yoga, ademen, mindfullness trainingen etc.

Het is aan de Italiaanse wetenschapper Giacomo Rizolatti en zijn proeven met Makaak-aapjes aan de universiteit van Parma te danken, zo’n twintig jaar geleden, dat we op het spoor kwamen van het bestaan van spiegel-neuronen. Door onderzoeken met fMRI scans weten we tegenwoordig dat ze ook bij de mens bestaan en een heel belangrijke functie uitoefenen in ons vermogen tot empathie. En dat is meteen een zesde belangrijk aspect dat maakt dat we het soms moeilijk hebben bij rouw of verdriet van een ander. Deze zesde oorzaak is biologish-pychologisch van aard. Spiegelneuronen maken dat wij, automatisch en zonder erbij na te denken beseffen, weten en zelfs voelen wat de ander voelt. Het is het mechanisme dat er bijvoorbeeld verantwoordelijk voor is dat we zelf ook onbewust en automatisch ‘auw’ gaan roepen als we iemand anders met een hamer op zijn duim zien slaan. Of dat we de blik afwenden als we in de film zien dat iemands vinger wordt afgehakt of zelfs nog maar dat iemand een injectienaald ingeprikt krijgt. Zelfs wanneer we weten dat het niet echt is. Het is maar film. Maar onze spiegelneuronen brengen het dichterbij alsof het iets van onszelf is. Dat gebeurt er ook bij verdriet. Soms zal het je overkomen dat je in een kerk bij een uitvaartdienst aanwezig bent van iemand die je misschien helemaal niet eens zo na aan het hart lag. En toch voel je verdriet. Het wenen van de anderen maakt je zelf aan het huilen. Dat is ook wat ons overkomt als we naar een droevige film kijken, een emotioneel verhaal horen of een triestig liedje luisteren. Verdriet van anderen triggert ons eigen verdriet. Om onszelf te beschermen hebben we vaak rond dat eigen verdriet een afweersysteem van verdediging gemaakt. Bijvoorbeeld onszelf ‘gehard’ om de tranen niet toe te laten. Of we hebben geleerd onze gelaatsspieren te verstrakken om geen emotie te ‘verraden’. Soms hebben we gewoon een afkeer van droevige films of andere emotionele aangelegenheden. Vaak heeft dat ermee te maken dat we aan ons eigen verdriet en gemis niet durven te raken. Omdat het te pijnlijk is. Spiegelneuronen en dus ons vermogen om het verdriet van een ander aan te voelen als dat van onszelf is daardoor een vierde aspect waarom we het lastig hebben met rouwenden. Het brengt onze eigen pijn te dichtbij waarvan we liever ver weg blijven.

3.2 Ons Primatenbrein versus ons zoogdierenbrein

Rechtstreeks daarmee verband hebbend bestaat er een bijkomend psychologisch aspect dat maakt waarom wij onhandig zijn in het omgaan met rouw. Dat is dan oorzaak nummer zeven en heeft te maken met de manier waarop wij communiceren en probleem-oplossend denken. Vanwege allerlei mechanismen en maatschappelijke evoluties zoals hierboven beschreven hebben wij een manier van werken en communiceren ontwikkeld waarin we overmatig veel belang hebben toegedicht aan het rationeel en probleem-oplossend benaderen van allerhande uitdagingen. Maar wij zijn geen rationele wezens. Onze hersenen bestaan eigenlijk uit drie delen waarvan slechts een klein deel, en wel het traagste deel, ons rationele brein is. Dat is de daarnet genoemde neo-cortex. In tegenstelling tot ons reptielenbrein, dat al zo’n 500 miljoen jaar bestaat, is de herkomst van onze hersenschors maar iets ouder dan de mensheid zelf en ontstond bij andere primaten die onze voorouders waren, pas zo’n miljoen jaar geleden. Tussen het reptielenbrein en het primatenbrein zit ook nog het zogenaamde zoogdierenbrein of limbische systeem waarin de lichaamstaal super belangrijk is. Hier zitten ook onze emoties, onze motivatie en ook ons sociaal gedrag. Als pasgeborene zijn wij automatisch in staat van hiermee prima te communiceren. Maar door onze opvoeding worden wij aangeleerd om problemen op te lossen door ze te abstraheren, te benoemen, te analyseren, en daar taal voor aan te wenden. Al deze functies huizen in onze hersenschors, de neo-cortex. Maar we zijn niet alleen mensen, we zijn ook zoogdieren. En veel van onze uitdagingen of problemen zijn juist gevoelsmatig van aard. Motivatie, emoties en sociaal gedrag bevinden zich in ons zoogdierenbrein. Veel meer dan bij andere zoogdieren is bij de mens de Nervus Vagus, de langste zenuwbaan van het onwillekeurig zenuwstelsel in de voorste tak enorm ontwikkeld en is via onze hersencentra verbonden met de zintuigen. Ze staat in voor het scherpen van het gehoor (aandacht), herkent stemintonatie, oogcontact en gelaatsuitdrukkingen. Bij alle zoogdieren, maar vooral bij de mens creëert de Nervus Vagus openheid voor elkaar, affectie en connectie. Ze is van wezenlijk belang bij verdriet en troostgedrag. We hebben echter juist vanuit onze opvoeding geleerd om onze tranen te bedwingen, onze pijn weg te stoppen en ons verdriet te beheersen. We hebben geleerd om te ontleden waar het probleem zit en dan na te denken en met een oplossing te komen.  Dat werkt prima om een brug te bouwen of een wiskundig vraagstuk op te lossen  maar niet bij rouw. Zo werkt verdriet immers helemaal niet. De emoties, de pijn, het verdriet en de tranen zitten in ons limbische syseem.

In zijn boek ‘Helpen bij verlies en verdriet’ geeft Manu Keirse het voorbeeld van een jongen die een kaartje stuurt aan de ouders van een klasgenoot die aan zelfdoding is gestorven. ‘Ik zoek naar woorden maar ze vliegen telkens weer weg. Ik kan ze niet grijpen. Ik zou willen dat pijn en verdriet ook kunnen sterven’

Evident dat de jongen de woorden niet kan grijpen. Pijn van verlies en verdriet en de ermee gepaard gaande emoties zijn producten van ons zoogdierenbrein terwijl taal juist huist in onze primatenbrein. Daarom dat we letterlijk vaak ‘geen woorden’ hebben voor ons verdriet. Eigenlijk is dat simpel. Dat komt doordat die woorden er gewoon niet zijn. Ze zitten in het andere brein. Als mens denken we dan al gauw dat we op zoek moeten gaan naar toch de gepaste woorden. Naar toch de juiste taal. Omdat we het zo geleerd hebben. We vinden dan de goeie woorden niet om de eenvoudige reden dat ze niet bestaan. En dan voelen we ons hulpeloos of zelfs schuldig. 

We hadden het al hierboven al  over Johan Terryn. Nu hij zelf mijn vader verloor, weet hij hoe het in elkaar zit, zegt hij, en hij geeft het als taalkundige niet graag toe maar de woordkeuze zelf is in deze niet zo belangrijk.

“Mocht er iemand op me toe zijn gestapt en gezegd hebben: ‘Klote man, ik vind het echt kut voor u’, het had me ook getroost. Want het zijn niet de woorden zelf, stijfjes of losjes, van ‘gecondoleerd’ tot ‘ow shit man’, die er toe doen. Het is de moeite die genomen wordt om ze uit te spreken, die telt. We hebben vaak het gevoel dat die woorden te kort schieten, en dat doen ze ook, maar de intentie die er achter schuilt, blijft altijd overeind. Je zou bij wijze van spreken iemand ook “veel vinaigrette” kunnen toewensen, als het maar gemeend is.”

Maar je hoeft helemaal geen woorden te gebruiken. Je kan ook gewoon de taal van je primatenbrein gebruiken en troost bieden door oogcontact te maken. Eventueel een arm om iemand heen slaan of een hand vasthouden, als dat voor de rouwende OK voelt. Maar gewoon er zijn is het belangrijkste. Iemand in verdriet zit niet te wachten op mooi klinkende woorden of goed bedoeld advies. Zelfs de beste raad of het mooiste vers heeft nog nooit een overledene terug gebracht. Wat de rouwende wil is dat hij gezien wordt in zijn verdriet. Dat je er bent. En in het beste geval dat je luistert naar zijn verhaal. Opnieuw en opnieuw. Dat je bestaansrecht verleent aan zijn verdriet. Door er te zijn. Niet door een oplossing aan te reiken. De oplossing bestaat immers niet. Dat zijn onhandige maneuvers die ons ingegeven worden vanuit het verkeerde brein. Het komt precies daardoor dat weinig spraakzame mensen soms handiger zijn in het aanbieden van troost en ondersteuning dan babbelaars. Zelfs een Downsyndroom patiënt zal soms beter aanvoelen wat iemand nodig heeft dan een professor Germaanse filologie. Het is door datzelfde mechanisme dat bijvoorbeeld ook honden super goede troosters kunnen zijn. Zij resoneren met de rouwende op dezelfde frequentie. Wil je een rouwende opzoeken en heb je zelf een hond? Neem hem mee. Het is heel goed denkbaar dat het beest perfect aanvoelt wat er speelt en dat de rouwende er enorme troost in vindt om jouw hond te aaien. Toen ik nog praatgroepbegeleider was bij Missing You had ik met het Dierenasiel de afspraak dat ik wel eens een nest kleine poesjes zou mogen meenemen naar de praatgroep. Omdat voor iemand in verdriet het aaien van een klein katje soms groter is dan woorden. Vanwege Corona is dat uiteindelijk nooit doorgegaan. Ook poëzie of muziek raken vaak beter dan woorden. Dat is meteen de reden waarom zoveel rouwteksten als banaal of zelfs kwetsend aangevoeld worden door de rouwende. We zeggen daarom vaak dat verdriet groter is dan woorden. Het ligt dus niet aan jou omdat je een slecht spreker zou zijn ofzo. Het ligt er aan dat men je niet geleerd heeft dat woorden hier niet het belangrijkste zijn. En als je toch graag wil troosten met gesproken woorden dan is het zinnetje : ‘ik weet niet wat ik moet zeggen’ meestal reeds van hele grote waarde voor diegene met verdriet. En hoewel fysieke troost vaak erg helend werkt : kijk toch uit met aanrakingen of omhelzingen. Iemand in rouw is ontzettend breekbaar en kwetsbaar. Het is op zijn minst aangewezen om vooraf goed te checken of een fysieke troost op zijn plaats is. Het is best denkbaar dat je ontzettend hard aanvoelt dat de persoon in verdriet hunkert om een troostende knuffel. Maar niet zelden zal dat ook je eigen verlangen zijn. Omdat vanwege je spiegelneuronen door het verdriet van de ander ook je eigen verdriet getriggerd wordt en je zelf dus ook troost wil. De huidhonger die je denkt waar te nemen bij de ander is mogelijk die van jezelf. Spring daar dus heel omzichtig mee om en vraag eerst aan de ander of hij/zij dat fijn zou vinden. Behalve dat zijn bepaalde slachtoffers van complexe rouw bovendien soms beschadigd in hun hechting als kind. Niet zelden ten gevolge van fysieke mishandeling. Zeker in zulke omstandigheden gaat fysieke affectie dan precies averechts werken. Het is niet onbelangrijk om daar attent voor te zijn. In het mannentraject ‘Rouwe Bolsters’ van Plan b gaan we ontdekken waar verdriet zich fysiek heeft vastgezet in ons vege lijf en wat we daaraan kunnen doen. Door mindfullness oefeningen, door emotioneel lichaamswerk, door dans en beweging en ook door specifiek te werken omtrent boosheid gaan we dat niet-verbale aspect van verdriet en rouw exploreren.

Omdat contact met je lichaam van wezenlijk belang is en ook helend kan werken biedt rouwenmetcompassie.nl  lichaamsgerichte begeleiding bij rouw door middel van massage. Ook Plan b heeft voor massage een samenwerkingsverband opgezet met iemand die rouwmassage kan verstrekken. Rouw en verdriet kunnen zich namelijk fysiek vastzetten in je lichaam en massage is een beproefde manier om daar toegang tot te maken.

Omdat pijn en verdriet zich bij problematische rouw als traumata kunnen vastzetten in het zoogdierenbrein is het interessant om daarnaast nog een andere zeer specifieke niet-verbale benadering daarvan te  benoemen : De brainspotting. Bij specifieke problematische rouw, bijvoorbeeld een schokkend zwaar verlies op zeer jonge leeftijd, kan het zijn dat verdriet zich als een trauma gaat vastzetten en emotionele blokkades gaat veroorzaken in de diepere lagen van het brein. Tot dusver denkt men dat het gaat om de amygdala, hippocampus of de orbitofrontale cortex van het limbische systeem. Brainspotting is een niet-verbale methode die anders dan de klassieke praat-therapieën  gaat werken aan de onderliggende neurofysiologische oorzaken van emotionele en fysieke pijn. Op de website van Plan b staat redelijk bevattelijk uitgelegd hoe Brainspotting werkt en waarom ik het soms toepas bij complexe rouw.

3.3 Focus

Rechtstreeks verband houdend met een aantal van bovengenoemde oorzaken is een nieuwe ontwikkeling van de jongste decennia ook het tanen van onze focus. We hebben het steeds moeilijker om onze aandacht ergens bij te houden. Dat is het gevolg van een aantal dramatische ontwikkelingen, die zowel een biologische als maatschappelijke, psychologische component hebben. Oorzaken zijn onder meer de toegenomen angst en stress in de maatschappij, een verkeerd voedingspatroon van teveel vet en suiker, ongezond levensritme, teveel kunstlicht en te weinig slaap, maar ook de overdosis van prikkels die we te verwerken krijgen. Een van de grootste boosdoeners is de opkomst van de aandachtseconomie: het verdienmodel van social-mediabedrijven en de schadelijke gevolgen van smartphone gebruik. De meldingen en pushberichten die constant onze aandacht opeisen. De Brits-Zwitserse voormalig journalist van de Britse krant The Independent, en auteur van een bestseller  over depressie (Lost Connections ) interviewde ruim tweehonderd aandachtsexperts over de hele wereld. Hij schreef er een nieuw boek over: “Stolen Focus”, in het Nederlands uitgebracht als De aandacht verloren. Als bij verdrietondersteuning aandachtig luisteren naar iemand zo belangrijk is, dan is het erg zorgwekkend dat onze focus in gevaar is.

Wat het extra complex maakt is dat alle bovengenoemde factoren elkaar ook nog eens beïnvloeden. Als taal en emotie in verschillende hersengebieden zitten, dan zal de ontwikkeling dat we ons niet lang kunnen concentreren daar ook geen goed aan doen. Als spiegelneuronen maken dat andermans verdriet ons eigen verdriet triggert, dan zal ook weer onze beperkte focus maken dat we niet lang bij het verdriet van de ander kunnen blijven. Focusverlies is zowel een maatschappelijk als gezondheidsprobleem en heeft op zijn beurt ook weer effect op onze sociale relaties. Het speelt een belangrijke rol in onze zap-cultuur en is een enorme bedreiging voor zingeving. Uiteraard is focusverlies ook belemmerend in ons vermogen tot empathie.

SAMENGEVAT

Samenvattend voor deze module kunnen we besluiten dat er minimaal acht ( en wellicht meerdere) aanwijsbare oorzaken aan te duiden zijn in drie groepen van oorzaken die allemaal met elkaar verband houden en die elk op hun manier er in mindere of meerdere maten mee voor gezorgd hebben waarom we het er zo moeilijk mee hebben iemand te zien in verdriet en waarom we zo troost-onhandig zijn geworden.

  1. Historische oorzaken: We hebben het niet geleerd door het verdwijnen van rouwgebruiken en ceremonies
  2. Maatschappelijke oorzaken: Vanwege een Zingevings-crisis : Geen plaats voor verdriet in de ‘Fun’-tuin en de ‘leukigheid’ van het leven. Het neo-liberale wereldbeeld heeft sociaal misprijzen voor empathie. We leren competitief te zijn en hoe we moeten winnen. We leren niet wat het betekent om te verliezen. En een aangeleerde vooringenomenheid vanuit achterhaalde foutieve rouwmodellen
  3. Biologisch-psychologische oorzaken: Vanwege spiegelneuronen triggert andermans verdriet ook ons eigen verdriet waarvan we vaak weg willen blijven. Taal en emoties zitten in twee verschillende hersendelen, respectievelijk primatenbrein en zoogdierenbrein. We vinden de woorden niet omdat die in het andere brein zitten. En een verminderde focus heeft effect op alle voorgaande oorzaken.

Behalve de weerstand die we ondervinden bij het zien van iemands verdriet blijven er uiteraard in de eerste plaats voor de rouwende zelf de pijn en het verdriet van het verlies en het gemis. Daar is geen theorie tegen opgewassen. Belangrijk is dat je gezien wordt in je verdriet.  Wat we eraan kunnen doen en wat er helpend is bij verlies en verdriet, en ook wat er vaak fout gaat en niet helpend is dat vertel ik je graag in een volgende module van Rouwatelier : “ Hardnekkige cliché’s over rouw. De do’s en don’ts bij verdrietondersteuning. Wat helpt. Wat niet.”

(Alle gebruikte eigennamen in de voorbeelden zijn fictief)

In de vorige module bekeken we waar het vandaan komt dat we het zo moeilijk vinden om met rouw of rouwenden om te gaan. In grote lijnen kwamen we daarbij tot minimaal zeven aanwijsbare  oorzaken, verdeeld in drie soorten.

  1. Historische oorzaken: We hebben het niet geleerd door het verdwijnen van rouwgebruiken en ceremonies
  2. Maatschappelijke oorzaken: Vanwege een Zingevings-crisis : Geen plaats voor verdriet in de ‘Fun’-tuin en de ‘leukigheid’ van het leven. Het neo-liberale wereldbeeld heeft sociaal misprijzen voor empathie. We leren competitief te zijn en hoe we moeten winnen. We leren niet wat het betekent om te verliezen. En een aangeleerde vooringenomenheid vanuit achterhaalde foutieve rouwmodellen
  3. Biologisch-psychologische oorzaken: Vanwege spiegelneuronen triggert andermans verdriet ook ons eigen verdriet waarvan we vaak weg willen blijven. Taal en emoties zitten in twee verschillende hersendelen, respectievelijk primatenbrein en zoogdierenbrein. We vinden de woorden niet omdat die in het andere brein zitten. Ook het relatief jonge probleem van onze tanende focus speelt ons parten en beïnvloedt mee de andere oorzaken
 

Nu we inzicht hebben in waar het vandaan komt dat we zo rouw-onkundig en troost-onkundig geworden (of gemaakt) zijn, willen we in deze module bekijken welke de meest hardnekkige clichés zijn over rouw en waar ze vandaan komen. We bekijken wat er van klopt en wat niet. Wat helpt en wat niet. Of liever: voor wie wél en voor wie niet.

Want rouw is voor iedereen anders en er bestaat geen ‘one-fits-it-all’ tips&tricks pakket dat voor iedereen en in alle situaties werkt. Je kan dus geen universele do’s&don’ts uitwerken omtrent rouw. Dat let ons echter niet om toch minstens een paar veelvuldig voorkomende thema’s aan te pakken en te kijken wat we daar alvast uit kunnen leren.

Persoonlijk ben ik niet zo’n systematisch en analytisch georganiseerd type, en omdat ik een holistische zienswijze huldig waarbij alles met alles te maken heeft is het een beetje lastig om een éénduidige index op te stellen van vooroordelen en erbij passende oplossingen. Om te kijken welke clichés niet helpend zijn en wat we eventueel zelf kunnen doen gaan we min of meer de genoemde oorzaken uit module één opnieuw als kapstok te gebruiken. We laten ons daarbij niet hinderen door enige logica wat betreft de volgorde.

Een belangrijk en hardnekkig cliché die voortkomt uit oude en achterhaalde rouwmodellen is het foute idee dat rouw een soort ‘verwerkingsproces in fasen’ zou zijn. Dat komt voort uit het rouwmodel van Kübler-Ross, en daarover zo dadelijk meer.

Want een eerste en nog veel ouder cliché dateert al uit de tijd van Freud. Als je de psychologische literatuur en naslagwerken over rouw erop naleest dan zal je vaak vinden dat zowat de eerste theorie over rouw die van Freud was, die met zijn Melancholie und Trauer (1918) rouw nagenoeg gelijkschakelde met depressie. Met andere woorden, rouw -of toch zeker complexe rouw werd opgevat als een ziekte die een behandeling vereist. Tegenwoordig weten we dat rouw en depressie verschillende dingen zijn. Rouw is alles wat met onze verdrietbeleving te maken heeft na het verlies van een dierbare terwijl de bestaansoorzaak van een depressie bijna altijd het gevolg is van een combinatie van biologische, sociale en psychische factoren. Erfelijkheid is zowat de belangrijkste biologische factor. In de ene familie komen depressies meer voor dan in de andere. Bij mannen komt het maar half zo vaak voor als bij vrouwen. Andere biologische oorzaken kunnen een ontregeld stress-, hormoon- of immuunsysteem zijn. Maar ook verkeerd medicijngebruik kan soms tot depressie lijden. Het zou zo maar eens kunnen dat iemand die eigenlijk in rouw is, maar daarvoor van een onkundig arts antidepressiva krijgt voorgeschreven, daardoor in een depressie terecht komt. Een deel van de verwarring komt trouwens daardoor.  Ook alcohol of drugs kunnen naar een depressie leiden. Psychologische factoren kunnen invloed hebben op het ontstaan van deppressies; zoals faalangst, gebrek aan zelfvertrouwen, minderwaardigheidsgevoel, of moeite om hulp te vragen. Behalve deze biologische en psychologische factoren kunnen ook sociale factoren een belangrijke impact hebben zoals bijvoorbeeld eenzaamheid. Een plotseling ontslag, lichamelijke of geestelijke mishandeling in je jeugd, slachtoffer zijn van pesten, of een langdurige ruzie kunnen ook medeoorzaak zijn. Dat zijn allemaal voorbeelden van sociale veroorzakers van depressie. Het overlijden van een naaste kan ook zo’n ernstige sociale stressfactor zijn die mede kan bijdragen tot het ontstaan van een depressie. Maar dat is nog wat anders dan rouw gelijkschakelen met depressie, hetgeen Freud zo ongeveer deed. Freuds theorie is wel iets genuanceerder dan hoe we het hier voorstellen, maar voor een goed begrip van de situatie volstaat de ruw geschetste (en een beetje gesimplificeerde) verklaring   dat het beeld dat wij hebben van rouw als een te behandelen ziekte zoals depressie, voortkomt uit de (verkeerd begrepen en verkeerd gecultiveerde) denkbeelden van Freud. Dat is zowat het oudste cliché en klopt dus niet. Normale niet-complexe rouw is geen ziekte maar is heel normaal gedrag van hele normale gezonde evenwichtige mensen en het behoeft daarom geen ‘behandeling’ en al zeker geen medicatie. In onze uber-farmacologisch-georiënteerde maatschappij waar voor alles een pilletje bestaat, dreigt deze stelling op zich helaas steeds meer geïsoleerd te worden. Daarbij is het goed om weten dat de DSM5, het systeem dat gebruikt wordt voor het categoriseren van psychiatrische aandoeningen, daar ook niet onschuldig is. DSM staat voor Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders: het diagnostisch en statistisch handboek van psychiatrische aandoeningen. Dit handboek wordt uitgegeven door de American Psychiatric Association. Uit recent onderzoek (2006) blijkt dat meer dan de helft van de leden van de 170-koppige DSM-4- en 4-R-commissie (DSM 4 is de voorganger van DSM5) één of meer financiële banden had met de farmaceutische industrie. Voor de leden van de subcommissies ‘Stemmingsstoornissen’ en ‘Schizofrenie en overige psychotische stoornissen’ was dat zelfs 100%. Een bruikbaar hulpmiddel tegen dit cliché is dus om goed voor ogen te houden dat rouwen normaal is en geen afwijking.

Normale niet-complexe rouw is geen ziekte maar is heel normaal gedrag van hele normale gezonde evenwichtige mensen en het behoeft daarom geen behandeling.

Zorgwekkend in dit geval is dat in april ’22 Langdurige rouw werd opgenomen in de de DSM-5. Op zich is het goed dat rouw de benodigde aandacht krijgt, want veel rouwenden worden met hun klacht niet ernstig genomen. Maar of de opname in de DSM-5 daar dan goed aan doet is een ander verhaal. Te vrezen valt dat dit tot een verdere medicalisering van rouw zal lijden en uiteindelijk ook tot overmatige farmaceutische behandeling met antidepressiva.

Een tweede, en zo mogelijk nog hardnekkiger cliché waarover ik het daarnet had zijn de zogenaamde vijf vermeende fasen van rouw. De herkomst van de fase theorie moeten we zoeken bij de Zwitsers-Amerikaanse psychiater Elisabeth Kübler Ross. Haar werk was in die tijd redelijk baanbrekend omdat zij afstapte van Freuds idee. In ‘de vijf stadia van rouwverwerking’ (2006) beschrijft Kübler Ross dat ontkenning, woede, marchanderen, pijn en acceptatie de vijf fasen zijn waar een rouwende doorheen gaat. Kort geschetst als volgt : 1. De ontkenningsfase : Wanneer je het nieuws van een overlijden verneemt ga je automatisch zeggen : ‘Dit kan niet waar zijn’. Kubler Ross zag dat als een natuurlijke bescherming. Een soort filter die zorgt dat we niet meer pijn doorlaten dan we aankunnen. In bepaalde gevallen blijven mensen in deze fase zitten en ontkennen de waarheid. Ze weigeren de realiteit van het verlies onder ogen te zien. 2. De fase van de woede:  in deze fase wordt je boos op iedereen en op de wereld. Het is een uiting van machteloosheid. In deze fase ben je moeilijk aanspreekbaar en erg teruggetrokken. 3. De fase van het marchanderen. Dat is de fase van het zogenaamde onderhandelen. Lijkt op zich wellicht een beetje een vreemde fase, maar als we zo dadelijk gaan uitleggen waar de theorie van Kübler Ross eigenlijk vandaan komt, dan zal dat duidelijker worden. Dit is de fase waarin de grote drijfveer de hoop is. Hoop op nog kunnen omkeren van de situatie of op herstel. Je zou kunnen stellen dat in deze fase er een soort flirten met het dan weer wel en dan weer niet realiseren van de werkelijkheid is. Het wordt ook wel eens de ‘als/dan’ fase genoemd. Hier speelt ook het oorzaak/gevolg en schuld/boete mechanisme. ‘Als ik maar niet had geroepen, dan was hij de straat niet overgelopen en was hij niet onder die vrachtwagen terecht gekomen’, ‘als ik die fles met gevaarlijke producten maar beter had weggezet’, ‘als ik die dag maar op tijd was thuis geweest’… Er wordt als het ware ook onderhandeld met een hogere instantie zoals ‘als ik vanaf nu geen alcohol meer drink…’ als een soort van pasmunt voor schuld die het overlijden ongedaan zou kunnen maken. In deze fase zullen mensen een soort strijd aangaan om het verlies of zelfs het schuldgevoel te proberen bevechten. Of ze gaan trachten met hun schaamte af te rekenen. Ze gaan marathons lopen tegen bepaalde ziektes, schrijven een boek of stoppen met roken. ‘Voor mijn naaste is het nu te laat, maar voor een ander misschien nog niet’. Je zou het kunnen zien als een soort marchandering  met het lot in de waan van de hoop op een beter verleden. 4. De fase van de pijn. Dat is de fase waarin het inzicht volgt dat al het voorgaande de overledene niet zal terugbrengen en dat er geen andere optie is dan zonder hem/haar verder te moeten. Deze fase gaat vaak gepaard met machteloosheid en soms depressieve gevoelens. De pijn van het verdriet is nu helemaal door de filter heen gedruppeld en wordt nu ten volle ervaren. 5. De fase van de acceptatie. De uiteindelijke berusting. Je stopt met het gevecht om de situatie te proberen omkeren en je probeert je leven terug in te richten zonder je naaste om je heen.

Het vijf fasen model van Kübler Ross is lange tijd het dominante denkkader omtrent rouw geweest, en is dat in vele middens nog altijd. Op sommige academies wordt het nog steeds aan psychologen en rouwcoaches onderwezen. Maar dit model heeft, terecht trouwens, ook heel wat kritiek geoogst. Plan b onderschrijft het vijf fasen model niet. De belangrijkste opmerking op de theorie is dat de fasen niet rechtlijnig zijn. Niet iedereen doorloopt alle fasen en ze lopen ook niet altijd in dezelfde volgorde. Een belangrijk element is dat je bij het uitgaan van fasen ook zou kunnen veronderstellen dat het ooit een keer ‘klaar’ moet zijn. Dat er ooit een laatste fase,  een einde komt of zou moeten komen aan je rouw. Maar niets is minder waar, en dat is misschien het belangrijkste dat je moet weten over rouw. Dat het mogelijk nooit ophoud. Het wordt anders. Wanneer het leven van je naaste stopt gaat wel jouw relatie ermee door. Ze wordt anders, maar houdt niet op te bestaan.

Misschien is het belangrijkste dat je moet weten over rouw dat het mogelijk nooit stopt. Het fysieke leven van je overleden geliefde is beëindigd, maar niet jouw relatie ermee.

Het vijf fasen model heeft daardoor bij een hoop rouwenden voor heel wat onnodig leed gezorgd. De rouwende wordt bekeken of bekijkt zichzelf alsof hij of zij in één van deze fasen moet passen en als dat niet het geval is dan denkt men nog al snel dat er iets niet in de haak is. Dat zijn proces niet ‘normaal’ is  en dat er iets is waardoor men de rouw niet ‘verwerkt’ krijgt. Het moeten ‘verwerken’ van verdriet is een typische frase die uit deze theorie afkomstig is en is eigenlijk een grote misvatting. Laat je niet vertellen dat je verdriet of rouw moet ‘verwerken’. Of dat je een uiteindelijke ‘fase’ moet bereiken van acceptatie waarin je je geliefde moet ‘loslaten’. Bij Plan b gaan we onze dierbare nooit loslaten. We gaan ‘m leren anders omarmen.

We hoeven onze geliefde nooit los te laten. We gaan hem leren anders te omarmen.

Ter verdediging van Kübler Ross moet ik er volledigheidshalve wel bij vertellen dat met ‘loslaten’ Kübler Ross ook heel expliciet niet ‘vergeten’ bedoelde. Veel kritieken op de fase theorie van Kübler Ross werden dan ook gepleegd door mensen die ik ervan verdenk dat ze de boeken zelf niet gelezen hebben. De grootste schade werd -zoals dat ook na Freud het geval was trouwens- aangericht door het verkeerd begrepen en gesimplificeerd doorgeven van haar theorieën. Allerhande goed bedoelende rouwbegeleiders en troostcoaches gingen vlijtig aan de slag met de nogal simpele theorie die ze geleerd hadden toe te passen op hun cliënten en die vervolgens in voorgeprogrammeerde vakjes te wringen waarin ze eigenlijk helemaal niet thuishoorden. Waar komen de kronkels in de theorie van Elizabeth Kübler Ross vandaan? Het helpt daarbij om te weten dat deze psychiater eigenlijk voornamelijk bekend werd met haar pionierswerk bij stervensbegeleiding. Het bijstaan bij mensen op hun sterfbed die de dood zien naderen vertoont wel overeenkomsten en gelijkenissen van wat er zich afspeelt bij rouwenden die een dierbare verloren, maar het is niet hetzelfde.

Interessant daarbij is het om te weten dat het leven van Kübler Ross niet over rozen liep. Ze betreurde zelf enkele miskramen en richtte een centrum op voor stervende kinderen, wat haar door omwonenden niet in dank afgenomen werd. In een aanslag op haar centrum werd alles verwoest, ook haar persoonlijke bezittingen. Via aanvankelijk vrijwilligerswerk kwam ze in contact met de medische faculteit van Zurich waar ze tegen de zin van haar vader geneeskunde studeerde en later studeerde ze psychiatrie te New York. Kübler huwde met een geneesheer, genaamd Ross. Ze had een spiritueel wereldbeeld waarbij zij niet sprak van ‘sterven’ maar van ‘overgaan’. Ze ontwikkelde bijzondere interesse voor bijna-dood ervaringen en uittredingen en volgens haar bestond de dood als zodanig niet. De dood zou verder reiken dan het sterven van het fysieke lichaam. Met ‘overgang’ bedoelde ze dat de ziel van de mens opgenomen wordt in Gods alomvattende en onvoorwaardelijke liefde. Op aarde blijft dan slechts het fysieke lichaam achter. Door middel van vraaggesprekken met stervende patiënten meende Kübler Ross vier verschillende fasen te kunnen definiëren volgens dewelke het sterven verloopt.

Fase 1: De stervende zweeft zijn lichaam uit, neemt een etherische vorm aan en ervaart heelheid.
Fase 2: De stervende laat zijn lichaam achter en verkeert in een toestand van geest en energie.
Fase 3: Begeleid door zijn bewaarengel gaat de stervende door een soort tunnel of overgangspoort binnen of over. Aan het eind ervan ziet hij een helder licht, dat een intense warmte, energie, geest en zuivere, onvoorwaardelijke liefde uitstraalt.
Fase 4: In deze fase zijn de overledenen in alle kennis van verleden, heden en toekomst. Ze zijn in de tegenwoordigheid van de Hoogste Bron. Sommigen noemden het God. In deze fase gaan mensen ook hun leven na. Het grootste geschenk dat God de mensen blijkt te hebben gegeven, is keuzevrijheid, waarbij nagegaan wordt of de mensen al dan niet de lessen geleerd hebben die ze verondersteld waren te leren, waarvan de hoogste is: onvoorwaardelijke liefde.

Begin de jaren tachtig vestigde Kübler Ross de aandacht op de begeleiding van stervende aidspatiënten. Aids was volgens haar op aarde gekomen om de mensen aan te manen liefdevoller met elkaar om te gaan. Voor de bijna-dood ervaringen en uittredingen werkte  Kübler Ross samen met een medium dat nadien echter bleek niet helemaal zuiver op de graat te zijn. Haar man Ross, die ook arts was scheidde van haar maar Elizabeth bleef wel contact met hem houden omdat ze oordeelde dat hij wel van haar scheidde, maar zij niet van hem. Daarom bleef ze naast haar vrouwennaam Kübler ook de naam Ross behouden. Op het einde van haar dagen kreeg ze enkele beroertes, die ze interpreteerde alsof een van de laatste lessen van haar leven erin bestond zelf verzorging toe te staan en te leren op dat vlak zelf volledig afhankelijk te zijn. Ze pleitte tegen euthanasie omdat het volgens haar de mens de mogelijkheid ontneemt om de laatste levensles(sen) te leren. Samen met David Kessler werkte ze nog aan een boek. Ze stierf op 24 augustus 2004. Haar boek ‘Over rouw. De zin van de vijf stadia van rouwverwerking’ kwam bij Ambo in Amsterdam uit in 2006, dus pas twee jaar na haar overlijden. De bijdrage van Kübler Ross omtrent het denken over rouw is ongetwijfeld van grote waarde. Maar als je weet wie ze was, hoe haar leven verliep en waar ze de mosterd vandaan haalde dan helpt het om te begrijpen hoe het komt dat haar vijf fasen theorie niet helemaal klopt voor rouw. Zonder een oordeel uit te spreken over het esoterische en het spirituele is de minimale vaststelling die je moet maken wel dat rouwen niet hetzelfde is als sterven. Er zijn zeker overeenkomsten. Maar het is niet hetzelfde.

Stervensbegeleiding en rouwbegeleiding zijn verwant. Maar niet hetzelfde!

Dat verklaart meteen die rare rouwfase nummer drie van het marchanderen. De andere fasen van ontkennen, woede, pijn en berusting lijken nog wel bevattelijk voor de meeste mensen, maar die ‘marchanderen-fase’ is toch een beetje vreemd. Heel veel mensen herkenden namelijk deze fase niet in hun rouwproces en er ontstond ook nogal verwarring over. De verklaring is eigenlijk simpel als je weet dat de fase theorie dus eigenlijk geënt was op het werken met stervenden en niet in de eerste plaats met rouwenden. Op het sterfbed is marchanderen en onderhandelen met ‘God’ niet zo gek. Als je je einde ziet naderen, berouw krijgt over bepaalde zaken en dan nog denkt wat pasmunt te kunnen inzetten in ruil voor enige inschikkelijkheid omtrent je lot, dat is helemaal niet zo abnormaal voor een stervende. In rouwprocessen kan een dergelijk mechanisme voorkomen, maar het is al zeker niet universeel. Kübler Ross kent nog steeds veel bijval en het is interessant om weten dat er in Vlaanderen tot voor kort een heuse Kübler Ross vereniging bestond van vrijwilligers die zich inzetten voor mensen met een verlieservaring. De vereniging (EKR) werd in 1988 opgericht, dus toen Kübler Ross zelf nog in leven was en voor dat het vijf-fasen boek verschenen was. Ongeacht de fundamentele kritiek die we zeker kunnen hebben op de vijffasentheorie moet gezegd zijn dat zij een waardevolle bijdrage heeft geleverd en dat in het Vlaamse rouwlandschap ook EKR met zijn vrijwilligers zeker goed werk verrichtte. Een link naar EKR kon je tot voor kort vinden op de site van plan B onder de tab ‘Links’. Je vond er alle info over haar leven en haar publicaties en ook over wat de organisatie zoal deed, maar in november 2021 werd hun werking stopgezet en is de site helaas niet meer te raadplegen.

Welke waardevolle informatie halen we nu uit de analyse en de kritiek op deze vijffasentheorie? Dat is de volgende: Rouwen is niet hetzelfde als sterven.  Elke rouw is anders en ieders proces is uniek. Geen twee rouwreizen verlopen op exact dezelfde manier. Rouwen kan een bepaald verloop van stadia vertonen waarin het lijkt alsof een patroon van fasen herkenbaar wordt, maar deze zijn helemaal niet rechtlijnig en al zeker niet universeel. Ontkennen, woede, schaamte en schuldgevoel, niet-accepteren, pijn, berouw en berusting zijn hele normale gevoelens en mechanismen die bij heel veel rouwprocessen voor komen. Ze volgen geen vast patroon en kunnen dikwijls terugkomen. Ze komen ook niet bij iedereen voor. En door deze mechanismen voor te gaan stellen als ‘fasen’ kan het erop lijken dat eens zo’n fase dan voorbij is, ze niet meer terugkomt en men klaar zou zijn voor de volgende fase. We zien echter dat bepaalde mechanismen doorheen het rouwproces soms meermaals opnieuw optreden of gewoon niet voorkomen. We kunnen dus zeker niet van universele fasen spreken.

Ieders rouwproces is uniek als een vingerafdruk. Er bestaat niet zoiets als een universeel patroon van te doorlopen fases waarbij de finale fase zou zijn dat je moet accepteren.

Rouwen is helemaal geen kwestie van ‘verwerken’. Het is zeker herkenbaar dat je soms het gevoel krijgt met bepaalde zaken ‘afgerekend’ te hebben, of dat je met bepaalde aspecten ‘klaar’ bent. Of dat bepaalde mechanismen een hindernis vormen die lijkt genomen te moeten worden voordat je weer verder kan. Dat je op sommige aspecten diepere niveaus hebt bereikt of een soort berusting hebt gevonden. Dat je rouw in beweging is en je na een tijdje niet meer hetzelfde ervaart als in het begin. Er kan een bepaalde evolutie herkenbaar zijn. Maar dat proces is niet lineair en al zeker niet algemeen. Je moet niet één of andere opdracht volbrengen. Er is geen goed of fout. Het is niet een soort ‘job’ die een keer klaar moet geraken. En het is ook niet nodig om ‘het een plaats te geven’ of dat je je dierbare zou moeten ‘loslaten’ of zoiets. Dat hoef je vooral nooit te doen. Of toch niet gedwongen. Bij Plan b leren we onze dierbare op een andere manier te omarmen. Wil je graag je geliefde bij je houden, dan is dat helemaal ok.

Sterven is verhuizen van de fysieke wereld naar binnen in het hart van diegene die van je houdt.

In dat opzicht had Kübler-Ross dan wellicht op een bepaalde manier gelijk en zou je het een overgang kunnen noemen. En er bestaat ook niet zoiets als een  verplichte finale fase van ‘accepteren’. In die zin dat je nooit hoeft OK te vinden dat wat er heeft kunnen gebeuren ook moest gebeuren. Daar mag je best wel boos of verdrietig om zijn of om blijven. Soms is het leven gewoon niet rechtvaardig, dus niks zegt dat je dat OK moet vinden of er gedwongen vrede mee moet nemen.

Addendum : Zoals gezegd werkte Elisabeth Kubler Ross samen met David Kessler aan een boek dat pas na haar dood verscheen. Het boek over de vijf fasen van rouw verscheen maar nadat zij overleden was en het is interessant dat onlangs David Kessler aan de vijf-fasen theorie een zesde fase toevoegde. In zijn recentste werk, Finding Meaning: The Sixth Stage of Grief, reist David voorbij de klassieke vijf stadia om die zesde fase te ontdekken: betekenis. De ontdekking van die zesde kritische fase is resultaat van enerzijds zijn ervaring als rouwdeskundige maar vooral op basis van zijn persoonlijk pijnlijk verlies. In het nieuwe boek betoogt hij dat het vinden van betekenis nog voorbij de hierboven beschreven vijf stadia van verdriet gaat. De fase van ‘betekenisgeving’ zou verdriet transformeren in een meer vredige en hoopvolle ervaring. Davids ervaring met verdriet begon toen hij als kind getuige was van een massale schietpartij op hetzelfde moment dat zijn moeder stervende was. Het grootste deel van zijn leven onderwees hij artsen, verpleegkundigen, counselors, politie en eerstehulpverleners over het levenseinde, trauma en verdriet. De plotselinge dood van zijn eenentwintigjarige zoon zette opnieuw zijn leven op zijn kop. Hoe gaat de rouwexpert om met zo’n tragisch verlies? Hij wist dat hij een weg moest vinden door dit onverwachte, verwoestende verlies, een manier die zijn zoon zou eren. Dat werd uiteindelijk de zesde staat van verdriet – betekenis.

In ons rouwproces gaan we bestaansrecht verlenen aan de realiteit, maar het is OK om daar boos of verdrietig om te zijn.

Wat je wel hebt te doen is de realiteit van het verlies onder ogen te zien. Dat wil zeggen : bestaansrecht verlenen aan de realiteit dat de overledene daadwerkelijk overleden is. Dat is natuurlijk nog wat anders dan dat te accepteren of er vrede mee nemen. Er sterven jaarlijks onnodig veel kinderen in het verkeer ten gevolge van het onverantwoord rijgedrag van roekeloze chauffeurs of ten gevolge van ongelukkig ingerichte verkeersinfrastructuur. Ik zal dat nooit accepteren, er nooit genoegen mee nemen. Maar ik ben me wel bewust van die schrijnende realiteit dat het zo is en niet anders. En dan kan ik mezelf inzetten om die realiteit te helpen veranderen. Dat is ook zingeving verlenen aan het leven. Aanvaarden wat je niet kan veranderen maar veranderen wat je niet kan aanvaarden. En dat een dierbare is overleden kan je niet meer terug omkeren. Misschien kan je boos worden van de omstandigheden die ertoe geleid hebben en je inzetten voor een bepaalde zaak waardoor anderen minder hetzelfde lot zullen zijn beschoren. Dat is de fase die Kübler Ross het marchanderen noemde maar dat zal de overledene niet terugbrengen. Het is een filosofische en morele kwestie. Door van ‘acceptatie’ te spreken lijkt het erop alsof we moreel vrede moet nemen met iets wat de overledene overkwam en dat we geen enkele levende zouden toewensen en dus zeker onze geliefde niet toewensten. Door te ‘accepteren’ lijkt het dan dat we in moreel verval geraken en verzaken aan de waarde van het leven zélf. Dat is het niet. Maar wel moeten we bestaansrecht verlenen aan de feiten. Dat ze gelopen zijn zoals ze gelopen zijn. De geschiedenis is wat ze is en niks anders. Berusten in het lot is niet hetzelfde als fatalisme of het opgeven van principes. Het bestaansrecht verlenen aan de werkelijkheid, of de realiteit van het verlies onder ogen zien is een voorwaarde voor een niet-problematisch rouwproces.

Aanvaarden wat we niet kunnen veranderen en veranderen wat we niet kunnen aanvaarden, dat is zingeving verlenen aan het leven.

Het is wat William Worden de eerste rouwtaak noemt. Deze eerste rouwtaak van de werkelijkheid van het verlies onder ogen te zien vertoont duidelijke paralellen met de ontkenningsfase van  Kübler Ross. Er bestaan wel een paar tips om die taak niet nodeloos nog moeilijker te maken. In zijn boek ‘Helpen bij verlies en verdriet’ geeft Manu Keirse verschillende voorbeelden van rouwenden die hun overleden dierbare nog zien of horen. Bijvoorbeeld van de mama Els die haar zoon Alex, 19 jaar, nog ziet en hoort piano spelen. Alex verdronk drie weken daarvoor tijdens een afvaart van de Lesse. In de psychiatrie spreekt men bij zo’n waarnemingen over hallucinaties of waanvoorstellingen. Maar bij rouwen is dat niet ongewoon. Het is heel gewoon gedrag van hele normale, evenwichtige mensen. Neen, je begint niet gek te worden. Je bent in de rouw. Het wordt wel eens een post-hallucinatoire ervaring genoemd. Ons complexe brein is blijkbaar in staat om gewaarwordingen te registreren zonder dat daarvoor tastbare prikkels van de buitenwereld via onze zintuigen hoeven te worden waargenomen. Misschien werkt het een beetje zoals de fantoompijnen bij afgezette ledematen. In een onderzoek gaven 25% van de ondervraagden aan van wel eens een overledene ‘ervaren’ te hebben. Bij weduwen en weduwenaren zijn 30 tot 40 % met deze ervaringen niet ongewoon. Het besef is dus belangrijk van te weten dat de rouwende niet ‘ziek’ of ‘gek’ is en geen behandeling nodig heeft.

Je overleden geliefde nog zien of horen of er gesprekken mee voeren betekent niet dat je gek bent aan ’t worden. Er is niks mis met je.  Dat is heel gewoon gedrag dat ook bij gezonde evenwichtige mensen deel kan uitmaken van een normaal rouwproces.

Het kan een beetje morbide klinken in een cursus omtrent rouw, maar om het rouwproces minder problematisch in te zetten kan het zeer wel helpend zijn om het dode lichaam van de overledene te hebben gezien. Om begrijpelijke maar foutieve redenen wordt dat vaak afgeraden met het argument dat de confrontatie te moeilijk zou zijn. Voor een gezond rouwproces is het echter ten zeerste aan te bevelen, hoe moeilijk ook. In Corona-tijden is dit heel vaak niet kunnen gebeuren en we zullen daarvan nog jaren de gevolgen ondervinden. Toonbaar opbaren van de overledene om het groeten te laten plaatsvinden is van belang. Als bijvoorbeeld na een verkeersongeval geoordeeld wordt dat het stoffelijk overschot niet toonbaar is wegens te erg toegetakeld, dan zijn de voorstellingen die we daarvan maken vaak nog veel erger dan de werkelijkheid. Best is om toch een toonbare werkelijkheid na te streven, als is het maar een arm of een hand vanonder een laken. Om de realiteit onder ogen te zien is het belangrijk om te weten wat er precies gebeurd is en te begrijpen hoe het is kunnen gebeuren.

Je helpt de nabestaande niet door feiten omtrent het overlijden te verzwijgen, te verdoezelen of mooier voor te stellen dan ze zijn.

Een verklaring dringt zich op. Rouwprocessen omtrent onbegrijpelijke verliezen verlopen veel moeizamer. Helpend bij rouw is in dit verband ervoor te zorgen dat er nauwkeurige informatie is omtrent het overlijden. Details moeten niet worden verbloemd en de werkelijkheid moet niet worden vertekend, weggestopt of verdraaid. Herhaling is daarbij vaak aan de orde. Het is niet ondenkbaar dat de rouwende het verhaal tien of honderd keer wil horen of zelf wil vertellen voordat hij de werkelijkheid écht kan laten doordringen. Voor nabestaanden is het van groot belang dat ze zo vaak hun verhaal kunnen doen als dat ze dat nodig achten. Wil je er zijn voor iemand in verdriet, antwoord dan niet : “Ik weet het, zeg maar niks meer, ik ken het verhaal nu zo onderhand al wel, denk maar aan iets anders, want het doet je elke keer zoveel verdriet…” Maar luister naar het verhaal zonder oordeel. Zonder wederwoord. Opnieuw en opnieuw. En opnieuw. De realiteit van het verlies ervaren is niet enkel iets verstandelijks, maar ook emotioneel. Dat zijn verschillende hersendelen. Het verstandelijke zit in onze neo-cortex, de hersenschors van ons primatenbrein. De emoties echter huizen in ons limbische systeem, ons zoogdierenbrein. Om de realiteit te ervaren is daadwerkelijk afscheid nemen ook van belang. Daarom zijn het juist de ceremonies en rituelen die zo enorm belangrijk zijn. Ook dat is iets dat we tijdens Corona enorm hebben moeten ontberen en dat zijn tol nog zal eisen in vele gevallen van te verwachten complexe rouw. Geloven dat iemand stierf is nog wat anders dan beseffen. Weten is nog iets anders dan het ook echt voelen.

Weten dat je geliefde is heengegaan is nog wat anders dan het ook te beseffen en te voelen.

Daarom hoor je op een uitvaart de nabestaande wel eens zeggen : “Het is mij nog niet echt doorgedrongen”. Of dat iemand over de rouwende zegt : “De klap zal nog komen”. Er is niet alleen rationeel maar ook emotioneel besef van het verlies vereist.

De rouwmodellen van Freud, Elizabeth Kübler Ross en William Worden, komen samen met nog een aantal andere rouwtheorieën veel uitgebreider aan bod in module vijf van het Rouwatelier. De vijf belangrijkste die we daar gaan bespreken zijn.

  1. Freud (Rouw=Depressie)
  2. Elisabeth Kübler-Ross (Rouwfasen)
  3. William Worden (Rouwtaken)
  4. Stroebe & Schut (Het Duale Proces model)
  5. Gerke Vertriest & Johan Maes (Het DNA van Rouw)
 

Er valt natuurlijk veel meer te vertellen over rouw en rouwmodellen en het getuigt een beetje van wetenschappelijke arrogantie om Freud (begin twintigste eeuw) als startpunt van denken over rouw te benoemen. Er wordt al duizenden jaren nagedacht en gefilosofeerd over rouw. Bijvoorbeeld de Lakota indianen (Sioux) hadden inzichten waarvan onze hedendaagse  professoren nog wat zouden kunnen leren.

De twee zojuist besproken clichés (1. dat rouw een ziekte zou zijn en 2. Dat rouw volgens fasen zou verlopen en ook een ‘eind’ moet kennen) zijn dus afkomstig van de aangeleerde vooringenomenheid uit achterhaalde rouwmodellen. Die hadden we vastgeknoopt aan de vijfde oorzaak uit vorige module (de derde maatschappelijke oorzaak) waarom we rouwen en troosten zo moeilijk vinden. Het belangrijkste dat we als kritiek op (alle) rouwmodellen moeten onthouden is dat rouw is zoals een vingerafdruk. Voor iedereen uniek. En er bestaat geen juiste of foute manier van rouwen.

We waren bij oorzaak vijf begonnen, dewelke zich situeerde bij de maatschappelijke oorzaken. We springen van daar meteen naar de biologisch-psychologische oorzaken. Er is bijvoorbeeld die kwestie van onze twee verschillende breinen. Ook daar doen zich bepaalde clichés voor. Een kleine kanttekening die we daarbij moeten maken is dat we eigenlijk niet twee, maar drie verschillende breinen hebben, dus het is nog wel iets ingewikkelder dan dat. (en eigenlijk zijn het er vier – zie verder bij TRE)  Ons reptielenbrein, evolutionair gezien ons oudste brein, daar huist het autonome zenuwstelsel. In ons zoogdierenbrein of lymbische systeem daar huizen onze emoties en in ons primatenbrein, onze neo-cortex dat evolutionair ook ons jongste brein is, daar huist ons rationeel verstand en ook onze taal. Een vaak voorkomend vooroordeel of misverstand dat clichématig is voor hoe we vaak met rouw omgaan heeft dan ook daarmee te maken. We willen zo graag helpen. Als iemand in verdriet is, dan zien we dat verdriet als een ‘probleem’. We willen het ‘fixen’. We benaderen de rouwende met een ‘probleemoplossende’ instelling. Dat is een misvatting. Door onze manier van probleemoplossend denken, door verdriet te benaderen vanuit ons verstand in plaats vanuit ons ‘gevoel’, gaan we proberen de rouwende te ‘helpen’. We doen daarvoor te hard ons best. Mannen zelfs nog meer dan vrouwen. Iemand in verdriet heeft echter geen ‘hulp’ nodig. Hij zit niet te wachten op een oplossing of wijze woorden.

Het is een misvatting te denken dat de rouwende met een probleem zit dat we rationeel kunnen oplossen. De rouwende zit niet te wachten op een oplossing, een verklaring of goede raad. Hij wil dat je luistert.

Geen enkele goede raad heeft ooit een geliefde teruggebracht. Wie in verdriet is verwacht van jou geen oplossing voor zijn probleem. Er bestaat namelijk geen oplossing. De enige echte oplossing was plan a, en dat kan niet meer. Het enige wat de rouwende wil is dat jij er bent. Dat je zijn/haar verdriet erkent. Dat je hem/haar ziet in zijn/haar verdriet. Dat is alles. Natuurlijk is het fijn dat je wat praktische hulp kan verlenen in de moeilijke momenten van rauwe rouw door bijvoorbeeld wat huishoudelijke taken over te nemen op het moment dat dat voor de rouwende te moeilijk is. Daar gaat het niet om. Het gaat erom dat je het verlies niet hoeft te verklaren, te vergoelijken, aanvaardbaar te maken, te romantiseren, te relativeren of te bagatelliseren. Dat zijn allemaal rationele benaderingswijzen. Onhandig geklungel met taligheid. Hersenspinsels van het primatenbrein. Maar de pijn huist daar niet. De pijn van het verdriet is een emotionele pijn, en die zit in het Limbische systeem, in het zoogdierenbrein. Woorden (van anderen dan van de rouwende zelf) kunnen daar weinig gaan doen. Empathie heb je nodig. Invoelend vermogen. Gewoon zwijgend bij iemand zitten helpt soms veel meer. Gewoon zeggen : “ik zie je verdriet, ik kan niks voor je doen. Ik vind de woorden niet.” Wat wel helpt is luisteren. Niet praten. Luisteren. Want voor de rouwende is het wél belangrijk om zélf woorden te kunnen geven aan dat verdriet. Het is belangrijk om zijn verhaal te kunnen delen. Opnieuw en opnieuw. Praten over het verdriet is voor de rouwende het toevoegen van taal aan de emotie. Het is de verbinding maken tussen het Lymbische systeem en de neo-cortex en het gaat om het proces van de realiteit van het verlies onder ogen zien. Het is voor de rouwende belangrijk dat hij dat kan delen. We zijn sociale wezens en we hebben elkaar nodig. Het verdriet van de ander zien en meevoelen is belangrijk.

We zijn sociale wezens en hebben elkaar nodig. Het is belangrijk dat je verdriet gezien en gedeeld wordt.

Het daaraan gekoppelde veelgehoorde cliché : ‘Gedeelde smart, halve smart’ klopt daarom wel degelijk. Verdriet dat je alleen draagt weegt veel zwaarder. Verdriet dat je kan delen maakt de pijn draaglijker. Je bent ook letterlijk met meer mensen om te helpen dragen. Haal je de metafoor voor ogen van een lijkkist die de kerk wordt uitgedragen. Acht sterke schouders ondersteunen de kist. Stel dat je dat met z’n vieren moet doen, het zou dubbel zo zwaar zijn. Of alleen. Dat lukt je nooit. Eén van de voorwaarden voor een gezond rouwproces is juist daarom je sociale netwerk. Het is belangrijk om niet alleen te zijn met je verdriet. Alleen kan je die kist nooit dragen.

De derde cliché dat je de juiste troostwoorden zou moeten zeggen tegen de rouwende klopt dus niet. Dat is niet nodig. Vind je de juiste woorden niet? Zou wel eens kunnen kloppen, want die woorden zijn er meestal gewoon niet. Probeer het verlies ook niet te ‘verklaren’ of te begrijpen. Probeer het te voelen. Daar heeft de rouwende wat aan.

Het verdriet proberen weg te nemen brengt geen troost.

Een volgend hardnekkig cliché omtrent rouw kent een andere psychologisch-biologische herkomst en heeft te maken met onze spiegelneuronen. Verdriet van iemand anders triggert ons eigen verdriet. Soms willen we van die pijn liefst wegblijven. We denken dat we moeten troosten door de pijn van het verlies weg te nemen. “Toe nou, huil maar niet meer, droog je tranen.” We denken de rouwende te helpen door hem te sparen van zijn pijn en zijn verdriet.

Je kan verdriet niet straffeloos onderdrukken.

We willen voor afleiding zorgen, we willen dat hij/zij liefst niet aan het verlies herinnerd wordt. We willen de tranen stoppen. Dat werkt niet. Je kan verdriet niet straffeloos onderdrukken. Aanwezig verdriet zal altijd zijn weg zoeken. Als je probeert het te stoppen, dan zal het zich vastzetten ergens in het lichaam en binnenin schade aanrichten. Het is veel natuurlijker en veel meer helend om verdriet gewoon toe te laten. De tranen te laten stromen in plaats van ze te willen tegenhouden. Het kan voor een rouwende die begint te wenen vaak meer helpend zijn dat je zegt : ‘Ik zie je verdriet, het is OK, laat het maar toe. Ik ben bij jou. Laat maar stromen,’ dan te proberen de tranen te stoppen.

Tranen die eruit mogen werken helend. Ingedamde tranen richten binnenin grote schade aan.

Huilen is een fysieke reactie van het lichaam als uiting van emotionele pijn, en dat heeft een functie. De tranen, maar ook het snikken zelf en soms zelfs het gillen en tieren, kunnen goed doen. Tranen die eruit mogen, werken helend. Snikken draagt fysiologisch bij tot herstel. Vergelijk het maar met het natuurlijke beven, trillen of shaken na een traumatische ervaring. Bij stress zorgen de hormonen adrenaline, noradrenaline en cortisol meteen voor een aantal lichamelijke reacties, zodat we kunnen vechten, vluchten of bevriezen.  Nadien zouden die hormoonspiegels en dus ook de opgeslagen energie en spanning weer moeten afnemen. Helaas volgen stressmomenten elkaar vaak te snel op in een jachtige maatschappij, of we nemen niet voldoende tijd om te remmen en te rusten. Kortom: stress wordt chronisch vastgezet in het lichaam. Vooral de psoas, de spier(groep) die de borstwervels en lendenwervels omvat en verbonden is met het heupgewricht, staat constant onder druk en blijft opgespannen. TRE (Tension Release Exercises) is een techniek die door traumatherapeuten werd ontwikkeld om het lichaam te ontdoen van de opgestapelde spanning. Door middel van oefeningen wordt eerst kunstmatige spierspanning opgebouwd en middels een speciale techniek wordt dan het trillen van de psoas opgewekt. Snikken bij het huilen is niet helemaal hetzelfde, maar wel ermee verwant en is een soort gezonde natuurlijke reactie om de door verdriet veroorzaakte stress te kanaliseren en ontladen.

Wenen, huilen of snikken geeft niet alleen emotionele en psychologische verlichting maar is ook fysiek helend voor je lichaam.

Het is niet voor niks dat mensen na een huilbui vaak aangeven dat het huilen heeft opgelucht. Dat is ook letterlijk zo omdat fysiek opgeslagen spanning wordt afgelaten. Het is niet ongewoon dat mensen bij het uitvoeren van TRE-oefeningen verdriet voelen opkomen en beginnen te wenen, omdat in het lichaam op de plaatsen waar de spierspanning en de trauma’s vastzitten, ook verdriet zich heeft vastgezet. Dat is wat we hierboven bedoelden met het ‘vierde’ brein. Naast ons reptielenbrein, ons zoogdierenbrein en ons primatenbrein die fysiek allemaal in onze schedel zitten, vormen ook alle andere cellen in je lichaam tezamen je ‘vierde’ brein. Dat is het celgeheugen. Een deel van je ‘verstand’, – je zogenaamde vierde brein- is dus eigenlijk je lijf zelf. Daarom dat ook TRE oefeningen, maar ook massage, zeer heilzaam kunnen zijn in je rouwproces. Tranen die gedwongen opgesloten blijven en niet naar buiten mogen of kunnen, richten binnenin grote schade aan. Vroeger of later. TRE kan daar soms voor drainage zorgen. Op de website van Plan b vind je een link naar de site van Dialoog Plus waar je die  fysieke TRE oefeningen kan vinden om je stress te verminderen.

Flinke jongens huilen niet. Het cliché komt er doordat in onze cultuur het vooral mannen zijn die geleerd hebben om hun tranen niet toe te laten. Of beter geformuleerd : ‘die verleerd hebben om het wél toe te laten’. Mannen en kwetsbaarheid was tot voor kort geen sexy combi, waardoor hele generaties van mannen leerden hun pijn te verbijten. Ook hun emotionele pijn. Dat heeft ook nog met andere dingen te maken. In “Grieving beyond Gender” beschrijven Doka en Martin hoe mannen en vrouwen overwegend een verschillende rouwstijl hebben. De verschillen zijn niet absoluut en er zijn uiteraard uitzonderingen, maar overwegend hanteren vrouwen de eerdere ‘intuïtieve’ rouwstijl, terwijl mannen vaak een meer ‘instrumentele’ rouwstijl hebben. Mannen hebben niet minder verdriet dan vrouwen. Ze rouwen anders. In een intuïtieve rouwstijl ga je eerder je emoties delen met anderen en woorden geven aan je verdriet. Je bent meer affectief met je rouwbeleving bezig dan rationeel. De instrumentele rouwbeleving daarentegen is eerder een proberen te ‘begrijpen’ dan doorvoelen. Het gaat meer om het beredderen of meester zijn van de situatie en ‘oplossingen’ proberen te fixen, bezig zijn. Er is veel weerstand om over gevoelens te praten en er is ook veel verwarring.

Kwetsbaarheid tonen is geen teken van zwakte, maar juist van sterkte. Het vergt moed om dat toe te laten.

Omdat vrouwen veelal intuïtief rouwen en mannen eerder instrumenteel, ontstaat er soms een clash en begrijpen ze elkaar niet altijd even goed wanneer bijvoorbeeld een koppel een kind verliest. De vrouw wil over haar verdriet praten en is talig heel bekwaam, zij kan haar gevoelens kundig verwoorden en is ook niet bang om die te tonen. Ze zoekt daarvoor gehoor en begrip bij haar echtgenoot, maar hij wil er niet over praten. Hij wil het verhaal niet horen, hij heeft het al zo vaak gehoord. Hij zit er zelf middenin. Hij gaat zich bijvoorbeeld heel erg storten op zijn werk of hij werkt als een gek in de bestuursraad van ouders voor verongelukte kinderen. Dat is zijn manier van rouwen. Hij wil niet voelen maar doen. De vrouw voelt zich niet gehoord en denkt dat de man niet rouwt. Dat doet hij wel, maar op zijn manier. Zij kan ten onrechte gaan oordelen dat de man niet hield van zijn kind omdat hij zijn verdriet niet toont. En hij gaat met zijn verdriet niet bij haar omdat hij haar wil sparen. Hij wil niet dat zij bovenop haar verdriet ook nog eens dat van hem krijgt. Hij van zijn kant begrijpt niet waarom zij altijd maar opnieuw erover wil beginnen. Alles is immers al gezegd. Hij is ook veel onbeholpener dan zij, want hij is gewoon om problemen te ‘fixen’, maar voor dit probleem is er geen oplossing. Geen enkele oplossing kan namelijk het kind terugbrengen. Het is zeer helpend in zulke situatie indien beide leden van het echtpaar begrijpen dat er verschillende rouwstijlen bestaan en dat het OK is om te rouwen op je eigen manier. En dat het OK is voor de ander om te rouwen op de andere manier. Het cliché dat mannen makkelijker over verlies en verdriet heen stappen is daarom helemaal fout. Het tegendeel is heel vaak waar. De manier waarop vrouwen kunnen omgaan met emoties en verdriet laat hen juist toe om veel efficiënter te rouwen dan mannen. Soms kan het van buitenaf lijken alsof de man er ‘al overheen is’ terwijl de vrouw blijft treuren. Vaak is de werkelijkheid dat de vrouw het gewoon makkelijker toont, terwijl de man meer op een niet zichtbare manier bezig is met zijn rouwarbeid. Na verlies van een kind kan het soms wrijving geven tussen het rouwende ouderpaar omdat ze niet altijd elkaars rouw juist begrijpen, maar volgens Manu Keirse is het wel een mythe dat veel echtparen daardoor zouden scheiden. Vaak brengt het verlies een koppel juist dichter bij elkaar wanneer ze er samen in slagen de gemeenschappelijke tegenslag te overwinnen. Dat vereist wel dat ze elkaars verschillende rouwstijl begrijpen en aanvaarden.

In het landschap van de hulpverlening bij rouw zijn zowat alle benaderingen gericht op de intuïtieve rouwstijl, m.a.w de wijze waarop (de meeste) vrouwen rouwen, en is er bijna geen aandacht voor de instrumentele rouwstijl waarmee (de meeste) mannen te maken hebben. Bovendien is typisch aan de instrumentele rouwstijl dat men denkt geen hulp nodig te hebben en het zelf wel allemaal te kunnen fixen. Speciaal daarvoor ontwikkelde Plan b exclusief voor mannen het traject ‘Rouwe Bolsters’. In dat jaartraject gaan we op zeer intensieve wijze in groepsverband en gedurende vijf weekends met onze rouw aan de slag. Alle info vind je onder de tab ‘aanbod’ op de site.

Na verlies van een kind kan het soms clashen tussen het rouwende ouderpaar omdat ze niet altijd elkaars rouw juist begrijpen. Koppels die daar wel in slagen worden juist hechter door de gezamenlijke strijd.

Niet geheel hetzelfde, maar enigszins verwant aan het verschil tussen de intuïtieve “vrouwelijke” rouwstijl en de instrumenteel “mannelijke” rouwstijl zijn het zogenaamde ‘verliesgerichte’ en ‘herstelgerichte’ rouwen volgens het Duale procesmodel van Stroebe en Schut. Het Duale procesmodel ziet rouwen als een slinger die op en neer gaat tussen herstelgerichte en verliesgerichte beleving. Ik leerde dit model ook te hanteren bij Missing You waar ik praatgroepbegeleider was van de jongvolwassenen te Antwerpen. In die  theorie wordt rouw gezien als iets met twee kanten. Het ene moment ben je vooral met je verlies en je verdriet bezig en focus je op wat niet meer is, ben je heel erg met de overledene bezig. Het andere moment ben je vooral met je herstel bezig en focus je op je nieuwe leven en de toekomst. Volgens de visie van Stroebe en Schut zijn beide nodig. Als je alleen met je verlies bezig bent en helemaal geen ruimte maakt voor herstel dan kan je vast komen te zitten in complexe rouw. Maar ook omgekeerd, als je je als een bezetene gooit op je nieuwe leven en nooit tijd pakt om stil te staan bij je verdriet, dan kan dat ook tot complexe rouw lijden. Een illustratie zou kunnen zijn bij het overlijden van een jeugdig kind dat in de extreme verliesgerichte situatie bijvoorbeeld de moeder de kamer wil onaangeroerd laten. Alles moet blijven zoals het was, het onopgemaakte bed, de knuffel nog op exact dezelfde plek als waar die toen lag, de geopende boekentas op de lessenaar. De potloden moeten precies blijven liggen waar ze lagen, er mag niet gepoetst worden en er mag niks verlegd worden of ze wordt hysterisch. Ze brandt voortdurend kaarsjes bij een foto op de schoorsteen en komt niet meer buiten. Het leven is als het ware onherroepelijk stil komen te staan op de dag van het overlijden. Het leven dat als een film was is tot stilstand gekomen en een foto geworden. Elke verandering aan die situatie voelt aan als een soort verraad aan het overleden kind. De foto moet foto blijven. Dat is in extremis de verliesgerichte kant. In het omgekeerde geval bij extreem herstelgericht, bijvoorbeeld als het aan de vader zou liggen, moet de kamer meteen leeggemaakt en moet alles verdwijnen wat aan het betreurde  kind doet herinneren. Het kinderfietsje wordt snel verkocht en alle kleedjes moeten de deur uit. Als een kinderliedje op de radio speelt, dan wordt die meteen uit gezet. Fotoboeken worden verstopt of zelfs weggegooid. Hij wil bijvoorbeeld verhuizen, of laat een tatoo zetten, koopt een motor en maakt een wereldreis. Of hij gaat heel hard werken en alles moet afleiding zijn om maar niet aan het verlies te denken. Hij is enkel maar met het ‘herstelgerichte’ bezig. Soms gaan echtparen die een kind verloren in deze situatie uit elkaar omdat ook ze elkaars rouwstijl niet begrijpen en ook niet meer elkaar kunnen zien zonder daarmee ook telkens aan het kind herinnerd te worden. Zelfs alcoholverslaving kan een typische vlucht betekenen naar herstelgericht. Men drinkt om te vergeten, om niet met het verlies te moeten bezig zijn. Wat er volgens Stroebe en Schut nodig is  dat is dat er een gezonde slingerbeweging komt tussen verlies- en herstelgericht. Het ene is niet beter dan het andere, ze zijn allebei nodig. Zoals de metafoor van de slinger zou dan vooral in het begin de slingerbeweging zeer breed zijn en zou men zich  heel erg ofwel aan de verliesgerichte kant ofwel aan de herstelgerichte kant bevinden, maar naarmate de tijd verstrijkt zou de slingerbeweging ook steeds kleiner worden en zouden beide kanten elkaar sneller afwisselen. Tot de slinger uiteindelijk tot stilstand komt. Sommigen interpreteren dat moment alsof de rouw dan gedaan zou zijn, anderen zien het meer als het samenvallen van beide kanten waardoor verlies en  herstel in elkaar integreren. In bovengenoemde voorbeelden lijken zowel verlies als herstelgericht nogal negatief, en om het duidelijk te maken hebben we het ook een beetje karikaturaal voorgesteld. In een meer matige en positieve benadering zou verliesgericht kunnen betekenen: alles wat erop gericht is om de geliefde overledene een plekje te geven in je hart, in je herinneringen en in je leven : bijvoorbeeld dmv een hangertje dat je bij je draagt, een foto op de schoorsteen, een herdenkingsaltaartje, en mooi fotoboek, of enige andere wijze van herinnering. Herstelgericht zou dan betekenen dat je verder gaat met je leven, dat je bijvoorbeeld de vroegere kinderkamer herinricht tot iets nieuws. En de integratie kan dan zijn dat de vroegere kinderkamer nu  bijvoorbeeld atelier wordt, of logeerkamer of kantoorruimte of zoiets, met een herinneringsfoto aan de muur ter ere van de overledene. In bovenstaande extreme voorbeelden is het zo dat de vrouw wat karikaturaal aan de verliesgerichte kant zit en de man aan de herstelgerichte kant, in het échte leven is het eerder zo dat bij elke rouwende persoon verlies-en herstel-gericht elkaar in mindere of meerdere mate zullen afwisselen. Dat maakt rouwen tot een verwarrende ervaring. Het ene moment verlang je heel erg naar je dierbare en heb je een grote hang aan de herinnering, het ander moment kan je de pijn van de herinnering niet verdragen.

De balans tussen verlies en herstel zal bereikt zijn in mijn hart wanneer ik verder kan zonder jou in mijn fysieke wereld, en jij voor altijd een plekje in mijn hart behoudt. Dan zal ik af en toe nog aan je denken en dankbaar zijn dat je in mijn leven was.

Een misverstand bij dit rouwmodel is dat ‘herstelgericht’ de betere kant van de slinger zou zijn omdat het aan die kant lijkt alsof er daar gewerkt wordt naar herstel toe. Dat is niet altijd het geval en komt een beetje door de ongelukkige terminologiekeuze van Stroebe en Schut. Met ‘herstel’ bedoelen ze immers niet herstel in de zin van helend, maar wel herstel als overgaan naar  de nieuwe toestand in een wereld waarin de overledene niet meer fysiek aanwezig is : ‘weg van het verlies’ of op weg naar het nieuwe leven na het verlies. Maar niet in de betekenis van repareren wat kapot was of genezen wat ziek was. Misschien zouden betere termen zijn: NAAR het verlies toe of VAN het verlies weg. Of verlies-benaderend en verlies-vermijdend. Confrontatie versus vermijding. Dat zou de terminologische verwarring verkleinen. De extreme variant van verliesgericht is : ‘ik kan enkel nog aan jou denken, en aan niks anders. Kom terug’. De extreme variant van herstelgericht is : ‘Ik wil alleen maar aan iets anders denken, want aan jou denken doet me teveel pijn.’ Een goeie balans tussen verlies en herstel zou zijn : ‘Ik ga nu verder zonder de fysieke jou, maar je houdt altijd een plekje in mijn hart, af en toe zal ik aan je denken en dankbaar zijn dat je in mijn leven was. Als ik de pijn kan voelen, weet ik dat het liefde is’

Het Duale thema is een geliefkoosd onderwerp in talloze films en boeken en een onfeilbaar recept waarmee de zakdoeken moeten bovengehaald worden. Bijvoorbeeld in de film ‘Message in a Bottle’ waarin Garret Blake treurt om zijn overleden echtgenote Catherine. In het begin van de film is duidelijk dat Garret zich aan de verliesgerichte kant van de slinger betreft. Het schildersatelier van zijn betreurde partner ligt er nog exact bij zoals het was toen ze overleed. Garret wordt heel boos wanneer de vrouw Theresa die hij leerde kennen iets verlegt in het schildersatelier. Garret leeft op voet van oorlog met zijn schoonfamilie die aanspraak maakt op de schilderijen van Catherine. De beweging naar de herstelgerichte kant van Garret komt tot uiting in de nieuw ontluikende liefdesrelatie die hij probeert op te bouwen met Theresa. Na een clash met Theresa stort Garret zich volledig op de bouw van het zeiljacht waar hij al jaren niks meer aan had gedaan. Zonder te verklappen hoe de film helemaal loopt is typisch herstelgericht dat Garret later de schilderijen weer aan de schoonfamilie schenkt. Het advies van Blakes’ vader Dodge had letterlijk uit een boek van Stroebe en Schut kunnen komen : “Jij kiest, zoon. Het verleden of de toekomst. Kies en blijf bij je keuze…” Eigenlijk heeft Dodge hier ongelijk. Gezonder voor Blake’s rouwproces zou zijn dat hij voor beide kiest. Voor de toekomst enerzijds, maar zonder het verleden te miskennen.

Het Duale procesmodel van Stroebe en Schut wordt ook wel eens voorgesteld als een roeibootje waarin je moet roeien met zowel de verlies-gerichte als de herstel-gerichte riem. Als je maar met één riem roeit, dan blijft je bootje rondjes draaien en kom je nergens. Om koers te houden heb je beide riemen nodig. Het vroegere logo van Missing You was dat van een geknakte bloem. Het nieuwe logo dat na een geslaagde rebranding door Graviteit het leven zag in in 2019 is een papier gevouwen bootje, mede geïnspireerd op dit duale procesmodel dat de zienswijze is die Missing You wil uitdragen. In  module vijf zal duidelijk worden dat Plan b het wel te dele met deze zienswijze eens is, maar niet helemaal. Voortschrijdend inzicht en recent onderzoek heeft namelijk geleerd dat er nieuwere en meer omvattende inzichten  bestaan dan deze van Stroebe en Schut.

Roei je met slechts één riem, dan blijft je bootje rondjes varen

Missing You ontwikkelde ook het laagdrempelige bordspel  Vaarwel om jongeren in klasverband aan te sporen in dialoog te gaan omtrent verlies en verdriet. Ook dit spel is geïnspireerd op het duale procesmodel. In module vijf van Rouwatelier komen we meer uitgebreid terug op het Duale procesmodel van Stroebe&Schut, maar in deze module, om te begrijpen waar het cliché vandaan komt dat mannen niet zouden rouwen, of sneller over een verdriet zouden ‘heen’ zijn, of dat je niet zou mogen wenen,  en dat verdriet ‘gestopt’ zou moeten worden, volstaat deze uitleg. Links naar het bordspel Vaarwel en naar de site van Missing You vind je op de website van plan b onder de knop links.

Het is OK om met je verdriet en je verlies bezig te zijn en het is ook OK om niet altijd met je verlies en verdriet bezig te zijn. Het is niet OK om alléén maar met je verdriet en verlies bezig te zijn.

Ondanks je verlies moet je op een bepaald moment weer verder met je leven, in de nieuwe realiteit waarbij de dierbare er niet meer (fysiek) is. En dan is het niet helpend om net te doen alsof die er gewoon nog is of nooit geweest is. Om verlies en herstel in mekaar te integreren gaan we daarbij onze dierbare niet loslaten maar anders omarmen.

Een omgekeerd cliché, maar bijna even hardnekkig dan dat je niet zou mogen wenen, is dat iemand in rouw juist zou MOETEN wenen. Dat het niet OK zou zijn als er geen tranen zijn. Ook dàt cliché klopt niet. Iedereen rouwt verschillend. Ieders rouwproces is anders. Rouwen is uniek als een vingerafdruk. Als de tranen niet komen, dan komen ze niet. Huilen kan je niet dwingen, en dat is ook niet nodig. Evenmin als je moet proberen om opwellende tranen te stoppen, moet je ook niet proberen om ze te forceren. Je kan naar de nabestaande van een overledene best zo gewoon mogelijk doen. Soms denken mensen dat ze bij iemand in rouw hun allertriestigste gezicht moeten opzetten, heel erg somber en serieus moeten kijken en vinden ze het vreemd wanneer de rouwende niet weent. Of denken ze zelfs dat ze die moeten helpen wenen.

Het is een mythe dat tranen forceren altijd troost zal brengen

Dat is niet nodig. Doe gewoon. Het is altijd wel fijn om te informeren hoe het met de persoon gaat, en het is ook wel zo diplomatisch om behoedzaam om te springen met thema’s die gevoelig kunnen liggen. Enige diplomatie kan daarbij op zijn plaats zijn, en soms zijn het zaken waar je niet eens bij stil staat. Als jij bijvoorbeeld hoogzwanger bent met een mooie bolle buik, dan kan het zijn dat de jonge moeder die rouwt om een doodgeboren kindje daar helemaal op afknapt. En omgekeerd is dat ook voor jou niet fijn, want dan lijkt het erop alsof de rouwende jou dat geluk niet zou gunnen. Zo is het geen geheim dat bijvoorbeeld mensen die een baby’tje verloren vaak heel gevoelig zijn voor het zien van koppels met een kinderwagen. Of dat iemand die een partner verloor na een pril huwelijk de aanblik van vrijende koppeltjes in het park niet kan aanzien en geen trouwpartijen meer kan verdragen. Je hoeft ook niet meteen altijd op eieren te lopen, maar het kan wel zo voorkomend zijn om een minimum aan tact en alertheid in acht te nemen voor dergelijke gevoeligheden wanneer je een rouwende benadert. Een voorbeeld daarvan is wat ik noem de traandata. Sommige dagen kunnen voor een rouwende gevoeliger liggen dan andere. Bijvoorbeeld de verjaardag van de overledene, of de verjaring van de sterfdag. Belangrijke levensgebeurtenissen waar de overledene normaal zou bij aanwezig geweest zijn als hij/zij nog geleefd had, zoals huwelijken, geboortes, religieuze feesten, Moederdag, Vaderdag, naamdag enz. Op die bijzondere dag laten weten dat je aan de rouwende of zijn dierbare denkt, door bijvoorbeeld een kaartje of een berichtje te sturen, kan van grote betekenis zijn voor de persoon in kwestie. Het is zeker gepast om op zo’n dagen alert te zijn, maar het is niet verkeerd om dan te polsen hoe het met de rouwende gaat. Stel dat op een huwelijkspartij de vader van de bruid weduwnaar is, kan je de kans groot achten dat die man op zo’n dag ook aan wijlen zijn vrouw, -de overleden mama van de bruid- denkt. We zijn dan nogal gauw geneigd om bang te zijn daar iets  over te zeggen maar wellicht vindt die man het dan wel heel fijn om van iemand te horen : “In ons hart is ze erbij vandaag, maar wat zou het mooi geweest zijn als xxx hier ook in levende lijve bij had kunnen zijn, speciaal vandaag denken wij ook aan ze.”

Wat wij wel eens gedaan hebben met de jongvolwassenen uit de praatgroep van Missing You, dat was het bekijken van condoleance-teksten. Op rouwkaartjes keken we naar welke teksten daar zoal op stonden, en wat helpend was en wat niet. We hadden ook aan de jongvolwassenen gevraagd om de eigen rouwkaartjes mee te brengen die ze zelf gekregen hadden en wat ze erbij voelden. Op dergelijke kaartjes kom je nogal wat clichés tegen. We gebruikten dan een rode pen om te corrigeren en erbij te schrijven wat misschien wél helpend zou zijn. Ik had van een verzamelaar een massa van dergelijke kaartjes gekregen die ze niet meer terug moest. Iemand die heel erg in de woede zat , heb ik wel eens een bundeltje van die kaartjes gewoon laten verscheuren. Een eerste zaak die meteen opvalt is dat zo’n boodschap niet bij iedereen hetzelfde binnenkomt. Elke rouwsituatie en elke rouwende is anders. Wat voor de ene helpend is, werkt voor de ander juist omgekeerd. Er waren teksten bij die de ene rouwende jongvolwassene van Missing You mooi en rakend vond en waarvan een ander juist heel erg boos werd. Eén van de meest typische clichés luidt : “Tijd heelt alle wonden.” Het is een goed bedoelde uitspraak waarmee de boodschapper eigenlijk bedoelt : “Ik zie jouw pijn en verdriet. Het is nog heel pril nu, en door je grote verdriet kan je dat nu nog niet zien, maar  er komt zeker een dag waarop het weer beter met je zal gaan en de pijn minder zal worden. Dat wens ik jou heel erg hard toe, je mag de hoop en de moed nu niet verliezen. Het  wordt heus weer beter.” Een dergelijke quote kan goed bedoeld zijn. Ze helpt niet. Niet alleen zit een rouwende daar niet op te wachten. Zelfs als het al waar zou zijn, iemand in pril verdriet voelt dat heel anders aan. In deze quote zitten eigenlijk twee van de voorgaande reeds besproken clichés vervat. De eerste oordeelt dat rouw een ziekte of een wonde zou zijn die kan of moet genezen worden en een tweede is dat het ooit over zal of moet gaan. Nabestaanden kunnen soms erg boos worden over zo’n uitspraak. Tijd alleen heelt niets. Het is wat je doet met die tijd dat gaat bepalen of er heling komt of niet. Bijvoorbeeld bij niet genomen rouw gaat het met de tijd niet beter maar juist erger worden. Dan gaat de wonde juist lelijk etteren.

Tijd heelt niet alle wonden. Het gaat erom wat je in die tijd doet.

Een verwant cliché met het ‘tijd-heelt-alle-wonden-cliché’ is deze: ‘Verdriet slijt’. Het is iets dat je gelukkig niet makkelijk op een condoleance-kaartje zal tegenkomen maar wordt achter de rug van rouwenden wel eens beweerd. “Het eerste jaar is het moeilijkste, het wordt straks wel weer beter…” Dat is weer die veronderstelling dat rouw een keer moet stoppen. Dat is een misverstand waardoor rouwenden die langer in verdriet blijven gaan denken dat er iets mis is met hen.

Het “zullen-we-samen-weer-eens-wat leuks gaan doen”- cliché heeft te maken met de valse illusie dat we menen dat de rouwende altijd afleiding en verstrooiing nodig heeft. Deels kan dat voortkomen uit ons eigen onvermogen om de nabestaande in verdriet te zien, en dus met onze spiegelneuronen, maar deels ook met het eerder genoemde cliché dat we de pijn en het verdriet moeten toedekken of verzachten. Mensen zijn al te snel van mening dat een rouwende opgebeurd dient te worden. Op zich is het een nobel gebaar om voor de persoon in verdriet te wensen dat het hem beter zou vergaan. Maar je helpt niemand vooruit door te gaan doen alsof het verlies er niet is en wat leukigheid in de plaats daarvan te serveren. Het hoofdprobleem is echter dat je daarmee gaat invullen voor een ander. Het zou best wel eens kunnen dat die rouwende er écht wel aan toe is om even er tussenuit te zijn. Maar beslis dat niet in zijn plaats. Beter is het om te vragen hoe het écht met ‘m gaat en dan kan je nog de vraag stellen of hij deze of gene activiteit leuk zou vinden om samen een keer te gaan doen. Maar dring het niet op. Informeer naar de behoefte en doe dan een aanbod, maar forceer niks. Het antwoord zou je zo maar eens kunnen verrassen. En probeer vooral niet het voor te stellen als leed verzachten of medelijden. Gedraag je niet alsof jij wel weet wat goed is voor de ander.

Ga niet invullen voor de ander. Het is een misverstand dat elke rouwende alsmaar dient opgebeurd te worden.

Heel veel heeft te maken met hoe je het brengt. Zo denk ik bijvoorbeeld dat het geen goed idee is om te zeggen : “Ik weet wat jij nu nodig hebt: een lekker ijsje, kom we zijn weg.”  Je zou in de plaats daarvan het ook zo kunnen zeggen : “Ik wilde net voor mezelf een ijsje halen. Zou je het misschien fijn vinden om met me mee te gaan ?” Dring niet aan als het antwoord ‘neen’ is en vraag vooral niet om verantwoording. Blijf uitreiken maar maak het de rouwende gemakkelijk genoeg om ook ‘neen’ te zeggen. Zeg er ook expliciet bij dat je jezelf niet wil opdringen en vraag aan de rouwende om dat aan te geven indien het wel zo voelt. Laat ook altijd galant een opening vrij die iemand gemakkelijk de kans geeft ergens niet op in te gaan zonder dat hij jou het gevoel moet geven je af te moeten wijzen. Als je bijvoorbeeld een bezoekje zou willen brengen, begin dan niet met : “Heb je vanmiddag tijd?” of “Ben je vanmiddag thuis?” Dat maakt het al moeilijker voor de ander om een ontsnappingsroute te plannen als hij er geen zin in heeft. Want als hij daarop ‘ja’ zegt dan maak je het hem al ingewikkelder om je bezoek vervolgens te weigeren. En wees ook heel gevoelig en alert om signalen op te vangen. Want als de persoon antwoord met “Waarom?” dan moet je eigenlijk al meteen aanvoelen dat hij misschien wel tijd heeft maar niet voor om het even wat. Fijngevoeligheid is op zijn plaats. Beter kan je vragen : “Past het en zou je het fijn vinden als ik vanmiddag langs zou komen?” Dat geeft de ander makkelijker de kans om te zeggen dat het niet past of hij er geen zin in heeft. Verval ook niet in de redders-rol door ervan uit te gaan dat de rouwende jou absoluut nodig heeft. Probeer er te zijn voor als dat zo is, maar ga daar niet van uit. Soms wil men nu eenmaal liever met rust gelaten worden. Respecteer dat dan en dring jezelf niet op. Hou er ook rekening mee dat de rouwende vaak dood-moe zal zijn en het soms gewoon eventjes genoeg is.

Soms gaat het absoluut willen bieden van troost meer over iets van jezelf dan over het verdriet van de ander.

De ‘als-je-naar-het-licht-kijkt-dan-valt-de-schaduw-achter-je’-cliché is er ook zo een uit het hoekje van de ‘bekijk-het-van-de-zonnige-kant’-achtigen. Het is een variant van de ‘leukigheid-cliché waarbij men de pijn denkt te moeten verzachten. Een gekend voorbeeld is die van het ‘vervangbare poesje.’ Stel: het poesje van een kleuter is gestorven en het kind is er erg verdrietig van. Sommige mensen zijn dan geneigd om met de kleuter meteen in de dierenspeciaalzaak een nieuw poesje te gaan shoppen. Dat is niet zo’n goed idee. Eigenlijk probeer je dan een sluier te leggen over de pijn en heb je niet echt oog voor het verdriet van het kind. Je vindt de traantjes van het schattige kind misschien wel ‘zielig’ of zelfs ‘cute’, maar je neemt het verdriet niet écht ernstig. In de ogen van het kind is het echter wel doodernstig. Het gaat hier eigenlijk om jouw eigen onvermogen om te ‘dealen’ met het verdriet van de kleuter. Je neiging om het probleem te ‘fixen’ kan jouw probleem wel oplossen, maar niet dat van het kind. Je geeft daarmee het verkeerde signaal. Eigenlijk zeg je: ‘ik wens jouw verdriet niet te zien.’ Je verlangt van de kleuter dat hij blij zal zijn met het nieuwe poesje en daarbij het andere snel zal vergeten waarmee je eigenlijk de boodschap verstrekt dat je dat verlies niet zo belangrijk vind en je verwacht dat jouw ‘oplossing’ aanvaard zal worden. Je ontneemt daarmee ook bij de kleuter een belangrijke levensles te leren omgaan met rouw. Het kind leert zo dat het niet verdrietig mag zijn. In dit geval hebben we het dan nog niet eens over het dieronvriendelijk aspect dat een kind hiermee de foute moraal meekrijgt dat het ene leven zomaar inwisselbaar zou kunnen zijn voor het  andere. Natuurlijk hoeft een kind dat zijn geliefde huisdier verloor niet voortaan altijd zonder huisdier te blijven. Maar geef wel even de tijd om te rouwen. Kijk naar het kind en laat merken dat jij het verdriet ziet en dat het -misschien niet fijn-, maar wel OK is om verdrietig te zijn. Geef ook aan dat het niet omkeerbaar is en dat jij het probleem niet kan fixen. Het is een gelegenheid om aan een kind te leren dat de dood onafwendbaar, onomkeerbaar en universeel is, en dat er ook een oorzaak was waardoor het diertje is dood gegaan. (*) En laat de kleuter voelen dat je zijn/haar verdriet ernstig neemt en hij/zij ermee bij jou terecht kan. Wat helpend kan zijn en ook leerzaam om met rouw om te gaan is om een afscheidsplekje en/of ceremonietje te houden omtrent het gestorven huisdier. Ga dat zeker niet bagatelliseren.

{(*) Manu Keirse noemt 4 begrippen waarvan bij een kind dient getoetst te worden of ze die begrepen hebben : de onomkeerbaarheid, de universaliteit, de oorzakelijkheid en de finaliteit van de dood. Over de relativiteit van die finaliteit hebben we het later opnieuw.}

Het verdriet van een kind om een dood konijn proberen te sussen door dezelfde dag een nieuw konijn te halen is alsof jij tijdens de koffie na de begrafenis van je echtgenote al meteen een andere partner zou toegewezen krijgen.

Zeg nooit : ‘Het was toch maar een kat’, of ‘het was toch maar een konijn’. Ook voor een volwassene, maar zeker voor een kind kan het verlies van een huisdier zeer ingrijpend zijn. Een hond, een kat, een konijn, of al is het een goudvis of een krekel in een luciferdoosje. Vaak is het huisdier ook het maatje en de ‘vertrouwenspersoon’ van de kleuter aan wie hij alles vertelde. Als er wat tijd is overheen gegaan en na een poosje wordt dan toch weer een nieuw maatje gevonden in de vorm van een ander konijn, of poesje, of wat-dan-ook, moedig het kind dan ook aan om een verschillende naam te kiezen dan die van het eerder gestorven diertje. Dat zal de kleuter helpen leren inzien dat alles en iedereen uniek is en niet zomaar te vervangen. Het lijkt misschien onzin, maar het gaat helpend zijn bij latere rouwprocessen. Ook wanneer het straks om mensen gaat. Bij Annemiek Doogan van de Grief Academy bestaat een aparte cursus om te leren omtrent verlies van een huisdier. Zij heeft ook een aparte module omtrent rouw bij kinderen. De link naar haar site vind je op de website van Plan b onder de tab ‘Links’.

De eerste pannenkoek mislukt altijd.

Helaas valt veelvuldig een nog gortiger en onmenselijk ongevoelige variant te betreuren van dit ‘vervangbare poesje’-cliché. Mensen die een babytje verliezen krijgen te horen : “Je kan toch nog kinderen krijgen”. Of iemand met een gezin van vijf verliest een kind in een verkeersongeval en wordt ‘getroost’ met : “gelukkig heb jij je vier andere kinderen nog”. Het getuigt niet meteen van iemands geweldige fijngevoeligheid om zich een dergelijke uitspraak te laten ontvallen en bij de rouwende komt dat aan als een mokerslag. “Dan maak je toch gewoon een nieuw kindje” of “gelukkig ben je nog jong genoeg om opnieuw te beginnen.“ zijn niet meteen de uitspraken die je wil horen bij het verlies van ongeboren leven. Je kan het zo plat niet bedenken of het wordt wel gezegd. Een doodbedroefde moeder kreeg na haar miskraam van een vriendin een kaartje : “Zit er nou niet mee. De eerste pannenkoek mislukt altijd”. Echt gebeurd (!!!)  Een jong gehuwde verloor zijn bruid in de wittebroodsweken aan een tragisch ongeval en kreeg van zijn baas de ‘troostwoorden’ te horen dat er wel spoedig een nieuwe partner op zijn pad zou komen. Helaas ontbreekt het sommige lieden nogal eens aan tact of fijngevoeligheid. Of misschien gewoon aan gezond verstand.

“Gelukkig heb je je hondje Bobby nog…”

Vanwege een schrijnend troost-onvermogen zeggen goedbedoelende mensen de meest hartverscheurende dingen tegen een nabestaande. Hoe denk je dat het voelt voor een bejaarde weduwnaar die zopas zijn geliefde partner heeft begraven waarmee hij vijfenzeventig jaar gelukkig is geweest om te horen dat hij gelukkig zijn hondje nog heeft? Het is ongetwijfeld niet slecht bedoeld, en inderdaad biedt zo’n beest troost aan iemand die anders nog eenzamer zou zijn met zn verdriet. Maar als het aan de rouwende zélf lag zou hij zijn hondje meteen inruilen om zijn vrouw terug te kunnen krijgen. Dat het inderdaad helpend voor de man kan zijn in zijn rouwproces dat hij de troost heeft van een huisdier zou je ook minder ongelukkig kunnen verwoorden. Je zou bijvoorbeeld de hond kunnen aaien en zeggen: “Ga jij helpen je baasje troosten, want die is in heel groot verdriet ?” De kans is trouwens reëel dat hondje Bobby zélf mee zal rouwen omdat immers ’t vrouwtje’ nu dood is.

“Je-zou-eens-wat-vaker-onder-de-mensen-moeten-komen” is een cliché uit diezelfde categorie van ‘leukigheid’-remedies. Voor deze valt echter wel wat te zeggen. Hij is namelijk waar. Eén van de criteria van een succesvol rouwproces (-in hoeverre je bij rouwen van ‘succesvol’ kan spreken-) is wel  de omvang en vooral de kwaliteit van je sociale relaties. Mensen met een stabiel netwerk rouwen over het algemeen minder problematisch. Dat komt omdat we sociale wezens zijn en elkaar nodig hebben. Het is altijd beter om iemand in rouw te proberen overhalen mee naar sociale activiteiten te gaan dan hem/haar te negeren en aan zijn/haar eenzaamheid over te laten. Als je dan de klemtoon niet (alleen) legt op de ‘leukigheid’ en de ‘verstrooiing’ maar wel op het aan anderen delen van – en op anderen steunen voor -het  verdriet. Iemand voor een avondje mee uit nemen onder de andere mensen, maar geen luisterend oor zijn voor zijn/haar verhaal, zal in de meeste gevallen omgekeerd werken. Stel dat je zo iemand uitnodigt om mee te gaan naar een feestje waar die niemand kent en vervolgens ben jij de hele avond in gesprek met anderen en heb je geen oog voor de rouwende persoon die je had mee gevraagd, dan gaat dat geen geweldig succes worden.  Als de persoon echter merkt dat er oprechte deelneming bestaat en zich daardoor gezien voelt in het verdriet, dan  zal waarschijnlijk de dankbaarheid daarvoor ook navenant zijn.

Het “ik-weet-hoe-jij-je-voelt”- cliché. Een zeer kwalijke soort op begrafenissen zijn de mensen die op dat moment met de verhalen van hun eigen verlies naar boven komen. Natuurlijk doen ze dat, en dat is ook zeer menselijk. Zeker indien hun eigen verlies nog tamelijk pril is, maar ook als het al veel langer geleden is, dan kan het overlijden van iemand ook de herinnering naar hun eigen overleden dierbare weer oproepen. Het is heel menselijk dat ze daar dan aan herinnerd worden en dat graag willen delen. Maar erg tactisch naar de rouwende is het niet. Tenzij misschien dan in een praatgroep van lotgenoten, dat is wat anders. Daar kiezen rouwenden zelf voor lotgenotencontact. Overwegend is het geen goed idee om over je eigen verlies te beginnen bij een rouwende. Hij of zij is zo in verdriet dat hij of zij niet dat van jou er nog eens bovenop kan hebben. We benoemden al dat ‘Gedeelte smart halve smart is’, maar dat is op voorwaarde dat de deelrichting van het verdriet is vanaf de rouwende naar zijn naasten. In de andere richting werkt het namelijk omgekeerd. Een rouwende gaan belasten met jouw eigen verliesverhalen bovenop zijn eigen verdriet gaat in de meeste gevallen- zijn smart niet halveren maar juist verdubbelen.

Begin tegen een rouwende niet over je eigen verlies. Dat kan hij/zij er nu even niet bij hebben.

En bovendien kan het voor de rouwende erop gaan lijken alsof je zijn of haar verlies gaat vergelijken met dat van jezelf en dat je zijn/haar verdriet niet even ernstig neemt. Maar ook dit is weer geen universeel geldende waarheid. In bepaalde gevallen kan het misschien geen kwaad om ook toe te geven dat je zelf nog verdrietig bent om je eigen verlies. Maar doe dat altijd in verbinding. Zorg altijd dat je in de eerste plaats luistert naar de ander. Zorg dat je de rouwende ziet en erkent in zijn/haar verdriet en dat hij/zij zich ook daarin gezien en gehoord voelt. Laat merken dat het je niet onberoerd laat. Zeg dat je het verdriet ziet en dat je het erg vind. En misschien kan het dan benoemd worden dat het je aan je eigen verdriet herinnert en dat je je daardoor verbonden voelt. Maar dan heb je tenminste aangegeven dat je de ander in het verdriet hebt erkent. Dat is super belangrijk. En ga niet vergelijken. Het ene verlies is niet kleiner of groter of erger of minder erg dan het andere. Het is gewoon telkens anders. Zeg niet : “Ik weet hoe jij je voelt”, want dat weet je niet. Maar informeer er naar en sta open voor het antwoord. En als er voldoende verbinding is en de rouwende wil ook weten hoe jij je voelt, dan kan je dat met elkaar delen. En eventueel elkaar ondersteunen in het verdriet. Maar probeer niet van je eigen verdriet op een ander te projecteren. Eigenlijk is het ook hier weer : ‘niet invullen voor een ander’. In de coaching wereld noemen we dat NIVEA.

Zeg niet : “Ik weet hoe jij je voelt”. Want dat weet je niet.

Wat ik het ‘Voldemort’-cliché zou willen noemen: ‘hij-wiens-naam-niet-genoemd-mag-worden’. Op een bepaalde manier hebben mensen het kennelijk moeilijk om van de overledene nog de naam te noemen. Dat is juist super belangrijk. Door de naam te noemen blijft de overledene voortbestaan. Op de site van Plan b staat in de tab ‘voor jou’ bij de herkenbare verhalen de getuigenis : ‘ Ik had haar naam sindsdien niet meer genoemd’. Iemand vertelt hoe  ze in de praatgroep verdriet met elkaar deelden en theelichtjes brandden voor de dierbare die ze verloren hadden. Zij vertelde in de groep over haar zus. En dat de begeleider vroeg of zij de naam van haar zus graag wilde noemen. Er volgden lange minuten van stilte, ze kon geen geluid uitbrengen. Die naam, dat deed nog zoveel pijn. Toen ze eindelijk de naam van haar zus zachtjes kon prevelen kwam er een niet te stoppen stortvloed aan tranen van jaren ingeslikt verdriet. Wat deed het goed dat eens eruit te laten. Sinds de zelfmoord van haar zus zeven jaar geleden had ze nog niet geweend, of zelfs haar naam genoemd. De psycholoog waar ze in behandeling was geweest had er nooit naar gevraagd. Ze denkt dat hij niet eens weet hoe ze heet. Het noemen van de naam is van belang, het geeft bestaansrecht aan de overledene.

De naam noemen verleent bestaansrecht aan de overledene.

Soms kan het voor de rouwende gewoon nog te pijnlijk zijn om de naam te noemen of te horen. Maar in de meeste gevallen is het voor de nabestaande fijn om te horen dat de overledene herinnerd wordt. Een situatie die nog veel schrijnender wordt dan dat een overledene niet alleen niet bij naam genoemd wordt is wanneer die zelfs in het geheel niet meer ter sprake komt. Zo vertelde een andere jongvolwassene in de praatgroep over haar betreurde oma die tijdens het kerstfeest niet vernoemd werd. Verboden gespreksonderwerp. De oma werd letterlijk doodgezwegen. De afwezigheid van de overledene hing tastbaar in de lucht en toch mocht het niet ter sprake komen. Dat zijn hartverscheurende ervaringen voor de rouwende. Het is alsof de overledene op die manier een tweede keer sterft.

Een doodgezwegen overledene sterft twee keer.

De overledene heeft het recht om herinnerd te worden. En de rouwende heeft het recht om te mogen herinneren. Het was hoopvol om te vernemen dat in een volgende praatgroep in het begin van het nieuwe jaar dezelfde jongvolwassene trots kwam vertellen dat ze het dictaat van de familie eenzijdig had doorbroken en herinneringskaartjes aan de overleden oma in de kerstboom had gehangen. Ze had oma toch ter sprake gebracht en dat was door heel wat familieleden emotioneel en warm onthaald geworden. Zij had niet alleen het recht erop, maar ook de nood eraan. Wars van het jammere familie-dictaat. Vaak is trouwens zo’n familie-dictaat een soort ongeschreven wet, een soort zwijgend misverstand voortgekomen uit gecultiveerd onvermogen tot communiceren. Men gaat zedig het onderwerp uit de weg uit angst om elkaar te kwetsen en zo wordt het een oorverdovend stilzwijgen dat misschien juist daardoor nog pijnlijker wordt dan indien het wel benoemd zou worden. Want iedereen voelt het, maar niemand spreekt het uit. Doorbreken van zo’n ongeschreven taboe kan vaak mooie dingen teweeg brengen.

Het ‘hij-is-op-een-betere-plek-nu’-cliché. We willen dat zo graag geloven omdat dat het verlies gemakkelijker te aanvaarden maakt. En het is mooi indien je dat voor jezelf gelooft. Maar ga het niet invullen voor een ander. Het biedt namelijk helemaal geen troost. Wie niet gelovig is kan er erg opstandig van worden, maar ook voor wie wél gelooft biedt het vaak geen troost. Men had namelijk liever zijn dierbare nog hier bij zich gehad. Geheel wat anders is het indien de rouwende daar zélf over begint. Luister dan met openheid en aandacht en  vorm jezelf geen oordeel. Stelt de rouwende jou er een vraag over om te weten wat jij denkt of gelooft, antwoord dan in alle eerlijkheid wat jij denkt en ga niks verzinnen om de ander een plezier te doen. Wat ik wel eens zeg is  dat ik geloof dat de overledene is verhuisd naar binnenin het hart van de rouwende en daar zal zijn telkens hij/zij aan hem/haar denkt.

Ik weet niet waar ik heenga als ik dood ben. Maar ik zal daar zijn waar jij ook bent, telkens je aan me denkt.

Het al dan niet geloven in een hiernamaals heeft te maken met het finaliteitsprincipe, één van de vier eigenschappen van de dood waarvan Manu Keirse benoemt dat we ze tegenover kinderen zeer duidelijk moeten uitleggen, of toch minstens moeten toetsen of ze het begrepen hebben. Samengevat gaat het om 1)De finaliteit van de dood, 2)de onomkeerbaarheid van de dood, 3) De universaliteit van de dood en 4) de causaliteit van de dood. Geloven in een leven na de dood gaat om de betwisting van dat eerste principe. Kinderen moeten begrijpen dat sterven niet een klein beetje minder levend is maar finaal niet meer leven, voelen, ademen, zien, ruiken, horen, lopen…Kinderen aan wie verteld wordt dat oma iedereen nog kan zien vanuit de hemel kunnen daar soms erg angstig van worden.

In het midden van de nacht stond kleine Maarten aan het bed van zijn mama met in zijn handen een dekentje. Dat wilde hij gaan brengen naar zijn papa omdat hij dacht dat die het vast wel koud zou hebben op het besneeuwde kerkhof. Men had het kind verteld dat papa een plek had gekregen waar hij nu lekker zacht kon rusten. 

Of Jasper die ‘s nachts de vreselijkste nachtmerries kreeg na de crematie. Er was hem niet uitgelegd dat opa die hitte niet meer kon voelen. Levensbeschouwelijke opvattingen over het leven na de dood en scheidingen van lichaam en ziel zijn voor een volwassene al niet altijd even evident. Voor een kind echter kan het zeer bedreigend zijn omdat kinderen veel meer down-to-earth zijn dan volwassenen en nog volop explorerend en onderzoekend zijn.

Voor een kind is het heel verwarrend dat opa wél nog de lekker geurende bloemen zou kunnen ruiken die tijdens de plechtigheid op de kist worden gelegd, maar straks geen last gaat hebben van de 1100 graden celcius in de crematie-oven.

Wars van je eigen levensbeschouwelijke visie is het dus ten stelligste aangewezen om stil te staan bij wat je aan kinderen vertelt bij een overlijden. Wat voor jou evident is en waar jij een onderscheid kan maken tussen het materiële en het spirituele, is dat voor een kind vaak erg moeilijk te bevatten. Het is begrijpelijk dat mensen hun eigen levensbeschouwelijke visie aan hun kinderen willen doorgeven, maar ze denken niet altijd na over hoe ze de dingen aan kinderen vertellen. Het kan ook geen kwaad om aan kinderen toe te geven wanneer je het niet weet.

Anneke is zes. Tijdens een bezoekje aan het kerkhof waar oma begraven ligt blijkt dat Anneke in haar rugzak een paar spulletjes mee heeft. Het is de brillendoos van oma en een tuinschopje. “Opa zegt dat oma ons kan zien vanuit de hemel, maar daar geloof ik niks van,” beweert het kind. Op de vraag van de enigszins verbouwereerde ouders wat ze met het schopje van plan is antwoord het kind energiek: “Ze zijn de bril van oma vergeten mee te begraven, en zonder bril ziet ze niks!”

De cliché dat gelovige mensen een overlijden makkelijker ‘aanvaarden’ en daardoor minder moeizaam rouwen is ook zoiets dat alom voor waar wordt aangenomen maar lang niet altijd zo is. Soms leidt een rouwproces er zelfs toe dat mensen opstandig worden en hun geloofsovertuiging in vraag gaan stellen. Ze voelen zich verraden of bedrogen. Hoe kan een God die Goedheid en Liefde is op zulk brutale wijze een geliefde van hen wegnemen. In bepaalde gevallen zijn zulke mensen zo geschokt in hun geloof of vertrouwen dat ze het in hun rouwproces nog moeilijker hebben dan anderen. Ook hier is weer géén rechtlijnigheid te bepalen en is elke situatie weer anders. Sommige mensen die heel diepgelovig zijn en rotsvast overtuigd zijn van een leven na de dood beginnen plots te twijfelen als die van hen zelf dreigt naderbij te komen en bij anderen is het juist andersom. Dat zijn de mensen die zich  ‘bekeren’ vlak voordat hun laatste uur geslagen is. Ofschoon veel van deze ‘bekeer’-verhalen wellicht ook toegeschreven mogen worden aan wishfull thinking van de nabestaanden die in de laatste ogenblikken dat ze hun naaste bijstaan wel eens hun eigen wens voor werkelijkheid nemen en dat verhaal voor waar de wereld in sturen. Wat er ook van zij, ga er niet als vanzelfsprekend van uit dat een gelovige het makkelijker zou hebben of minder verdriet zou kennen dan iemand anders. Harold S Kushner heeft een boekje over dat thema geschreven: ’Als’ t kwaad goede mensen treft’. Als rabbijn wiens werk erin bestond anderen te troosten veranderde voor hem zelf alles toen zijn eigen zoontje Aäron aan een ernstige ziekte overleed.

Let ook op met gemeenplaatsen zoals ‘hij is  nu gelukkiger’ of ‘ze is op een betere plek, nu’. Voor de rouwende kan dat als een mokerslag aankomen. Hij had namelijk liefst gewild dat hij/zij gewoon hier was gebleven en God iemand anders naar die ‘betere plek’ had meegenomen. En ga al zeker geen dingen vertellen die je zelf niet gelooft, alleen maar om de nabestaande zogenaamd te troosten.

“Het-was-beter-zo” hoor je ook vaak, vooral na een slepende ziekte. Ga daar niet van uit. Check met een open mind hoe het met de nabestaande gaat, vraag hoe het ermee is. Misschien zal hij of zij dat zelf zeggen. Maar misschien ook helemaal niet. Dirk is verpleger van beroep. Voor en na zijn werk ging hij elke dag langs zijn dementerende moeder. De bezoekjes waren niet altijd even geweldig maar dikwijls wel. Dirk vond het fijn om bij zijn mama te zijn en was elke keer blij haar te zien. Vaak herkende ze hem niet, maar soms wel. Ze lachten vaak samen. Soms keken ze samen in een fotoboek. Ze herkende vaak de mensen op de plaatjes niet maar had altijd interesse. Het was dat moment van de dag waar Dirk altijd naar uit keek. Hij kende een groot aantal andere bewoners van het WZC en iedereen van het personeel. Voor buitenstaanders konden Dirks bezoekjes misschien een enorme opgave lijken, maar hij genoot er altijd van zijn mama te zien. Tot ze plots zienderogen achteruit ging en op enkele dagen tijd haar zoon helemaal niet meer herkende en ook geen foto’s meer kon kijken en niet meer lachte. Iedereen oordeelde voor Dirk dat het zo toch niet verder zou kunnen, maar liever had hij graag nog wat langer  zijn moeder kunnen blijven bezoeken. Hij werd er dan ook erg opstandig van als de mensen zeiden : ‘het was maar beter zo”.

Let op met : “Het was maar beter zo”. Vaak ziet de rouwende dat helemaal anders…

Het ‘sterkte’-cliché. Op begrafenissen wordt aan de nabestaanden altijd ‘sterkte’ gewenst. We zeggen het zonder erbij na te denken. En soms denken we er wél bij na en bedoelen we ook écht ‘sterkte’. Een verlies doet veel pijn en verdriet en er is best wel kracht voor nodig om dat te kunnen dragen. Door sterkte te wensen willen we een woord van ondersteuning aanreiken en hopen we de nabestaande te helpen om de moeilijke tijd door te komen. Ben je er wel van bewust hoe dat kan binnenkomen bij de rouwende. Soms, bijvoorbeeld na een slopend ziekteproces van de overledene, kan het zo zijn dat de rouwende helemaal ‘op’ is. Dat hij of zij al veel te lang ‘sterk’ is geweest. Dat hij of zij graag eens zou willen dat andere schouders het nu overnemen en dat hij of zij nu eens graag ‘niet sterk’ zou willen zijn. Maar juist zwak. Hij wil niet langer zélf de ondersteunende schouder zijn maar wil nu eindelijk graag ook eens de schouder van een ander om op uit te huilen. Hij zou zelf ‘gewiegd’ willen worden. Soms heeft het gewoon te maken met hoe ‘sterkte’ geïnterpreteerd wordt. Nabestaanden krijgen de opmerking : “Amai, ik vind het knap dat gij u zo kranig houdt, ge doet dat heel goed!” Soms lijkt iemand van buitenaf nauwelijks aangedaan maar gaat die van binnen helemaal kapot van verdriet. Als ‘sterk zijn’ dan te maken heeft met het niet  toelaten van je tranen, dan kan de toegewenste zogenaamde ‘sterkte’ meer kwaad aanrichten dan goed. Beter dan op te merken hoe knap je het van iemand vind dat hij of zij zo’n rots in de branding is, is van te informeren hoe het nu eigenlijk écht met hem/haar gaat. En stel die vraag ook alleen als je zeker weet dat je de tijd hebt om aandachtig naar het antwoord te luisteren en vervolgens ook de moed hebt om de waarheid te verdragen. Op de site van Plan b staat in de tab ‘voor jou’ bij de herkenbare verhalen een cursiefje ‘Koud in mijn hart’. Iemand vraagt na de uitvaartplechtigheid aan de kersverse weduwnaar met het hondje hoe het met ‘m gaat maar neemt vervolgens haar telefoon op en luistert niet naar zijn antwoord. De man heeft het gevoel dat enkel zijn hondje aanvoelt hoe koud het is in z’n hart. Zo’n situaties zijn erg pijnlijk voor iemand in verdriet. Als je het niet kan opbrengen om even échte aandacht te besteden en er helemaal te zijn voor iemand in verdriet, vraag dan liever niks.

Als je het niet kan opbrengen om even échte aandacht te besteden en er helemaal te zijn voor iemand in verdriet, vraag dan liever niks.

Het statement : “De-bal-ligt-in-zijn-kamp;-hij-weet-dat-ik-er-ben” is ook een onderschat cliché waarbij men er geen rekening mee houdt dat de rouwende er vaak niet de energie of moed voor heeft om zelf de stap te zetten om de hulpvraag te stellen. Schaamte en schuldgevoel die heel normaal zijn bij rouw, zorgen er vaak voor dat een nabestaande niet zelf de stap zal zetten om hulp te vragen. Hij of zij denkt namelijk nogal snel tot last te zullen zijn en vraagt niet om de hulp die hij of zij eigenlijk wel kan gebruiken. En vaak kan dat over heel onnozele dingen gaan. Simpele huishoudelijke taken waarvoor je zelf vlak na een overlijden de energie niet hebt, maar die wel moeten gebeuren. Je hulp vrijblijvend aanbieden is dus soms niet genoeg. Zeg niet : “Je kan me bellen wanneer je wil”, maar bel zelf. Vraag niet : kan ik iets voor je doen? Maar breng een pot soep. Doe de afwas. Maai het gras. Breng de kinderen naar school of help ze bij hun huiswerk, doe boodschappen, help kaartjes schrijven of doe iets anders. Probeer wel goed aan te voelen of het de rouwende ook daadwerkelijk verlichting brengt of niet.

Zeg niet : “Je mag me altijd bellen.” Maar bel zelf.

Als je merkt dat het niet bijdraagt, dring jezelf dan niet verder op. Waarschijnlijk zal je al heel snel merken of het al dan niet helpend is. Uit ervaring van rouwenden weten we dat dit soort praktische hulp in de eerste dagen na een verlies meestal toch enorm geapprecieerd wordt ofschoon ze inderdaad zelf niet de energie of de moed hebben om erom te vragen. Mannen over het algemeen nog minder dan vrouwen.  En hou ook nadien nog contact. Na de drukte van de uitvaart en het regelen van allerlei praktische en administratieve beslommeringen valt een rouwende nogal eens gemakkelijk in een dipje van eenzaamheid. Probeer er op dat moment te zijn.  Moeilijke en emotionele momenten zijn bijvoorbeeld het leegmaken van het huis van de overledene. Een helpende hand bij zo’n klus kan een enorme steun betekenen. Vaak houden mensen dat graag binnenskamers de eigen familie. Breng daar dan zeker begrip voor op en ga jezelf niet opdringen. Maar als iemand alleen staat voor die klus, of dat samen met een stel onbekende verhuizers moet doen, dan kan het wel fijn zijn om iemand erbij te hebben om af en toe een momentje mee te delen. Of in de catering voorzien door ontbijtbroodjes, soep of een pan lasagne te brengen kan al een welkome hulp zijn. Kortom : ga er niet van uit dat het klaar is door het enkel aan te bieden. Maar wees anderzijds ook niet te opdringerig en accepteer een ‘neen’. Gebruik ook je verstand en je inlevingsvermogen en ga na wat er voor de nabestaande veranderd is. Is de weduwnaar bijvoorbeeld een man die zelf graag in de tuin werkt dan zal het mogelijk weinig helpend zijn dat je ongevraagd zijn gazon gaat maaien. Misschien is grasmaaien juist een welgekomen afleiding voor de man en zou hij beter geholpen zijn als je zijn was deed. Of als de overledene iemand was die de boekhouding thuis beredderde en alle bank en verzekeringszaken regelde dan kan het voor de weduwe misschien een welgekomen hulp betekenen indien jij dagelijks de post mee wil doornemen. Of dat je eventueel met de nabestaandenconsulent van de uitvaartorganisatie erbij eens samen bekijkt welke volgende stappen nodig zijn. Welke praktische hulp iemand kan gebruiken is voor iedereen en in elke situatie anders. Wees daar creatief en alert in en probeer uit te vissen wat helpend is en wat niet.

Veerle had een grote Duitse Herder waarmee haar echtgenote altijd ging wandelen. Toen de man plots aan een hersenbloeding overleed had niemand eraan gedacht dat de tengere vrouw de enorme trekkracht van het sterke dier helemaal niet de baas zou kunnen op de dagelijkse wandelingen. Ze hield veel van het beest maar moest verschrikkelijk walgen als ze een drol moest oprapen en kon overigens met haar ene vrije hand tijdens dat moeilijke manoeuvre de hond nauwelijks houden. Iedereen wist dat Veerle van soep hield en dat ze die zelf ook erg lekker kon maken. Vriendelijke buren en vrienden hadden de dagen na het overlijden massaal en goedbedoelend soep langsgebracht en Veerle had nu in haar diepvries soep zitten waarmee ze zeker nog vier weken zou verder kunnen. Daar had ze niet om gevraagd en niemand had het haar gevraagd. Ze vertelde me dat ze het gemist had om zelf soep te koken en dat ze meer hulp zou gehad hebben aan iemand die de hond zo nu en dan had willen uitlaten.
Welke praktische hulp iemand kan gebruiken is voor iedereen en in elke situatie anders. Wees daar creatief en alert in en probeer uit te vissen wat helpend is en wat niet. 

“Ze-zijn-nog-te-klein-om-het-te-snappen-cliché” is een schaamtelijk maar te begrijpen misverstand dat eigenlijk zeer veel onnodig leed veroorzaakt. Kinderen worden soms nog altijd weggehouden van uitvaarten of rouwdiensten. Het is een hardnekkige mythe dat kinderen bespaard dienen te blijven van elk verlies of verdriet. Daar help je ze niet mee, integendeel. Je maakt daarmee de kinderen nog meer rouw-onbekwaam. Het klopt helemaal niet dat kinderen en zelfs hele kleine kinderen niet zouden rouwen of geen verdriet zouden kennen. Het klopt ook helemaal niet dat het beter voor ze zou zijn om hen daarvan weg te houden, integendeel. Het is erg belangrijk dat bij een overlijden van iemand die na bij de kinderen hoort zij ook volwaardig kunnen deelnemen aan het afscheid. Probeer hen wel op een zodanige manier te betrekken dat het bevattelijk is. Kinderen denken helemaal anders over de dood dan volwassenen. Afhankelijk van de leeftijdsfase hebben zij een totaal andere beleving van een overlijden. Tekenend is dat in onderzoeken naar rouw het heel lang heeft geduurd eer er onderzoek gebeurde naar rouw bij kinderen. Ze werden in de onderzoeken over het hoofd gezien, zoals ze dat (letterlijk) ook in het echt werden.

In onderzoeken naar rouw werden kinderen lange tijd over het hoofd gezien, zoals ze dat ook letterlijk werden in het echt

Over het hoofd zien’ mag je hier erg letterlijk nemen. Bij een overlijden was het huis plots vol (onbekende) volwassenen die heftig en emotioneel met elkaar omgingen, letterlijk over de hoofden van de kinderen heen. Vaak werden zij zelfs voor enige tijd elders ondergebracht om niet geconfronteerd te worden met het verdriet van de andere nabestaande, bijvoorbeeld de achtergebleven ouder. Juist wanneer kinderen dan hun overblijvende ouder het meest nodig hadden werden ze in een onbekende omgeving gedropt, vaak zonder enige uitleg. Alle gesprekken vinden plaats, 70 cm boven het hoofd van de kinderen. Het is een misvatting te denken dat kinderen niet zouden voelen dat er iets is. Maar hoe meer ze gemeden worden en hoe minder uitleg ze krijgen, hoe minder ze met hun eigen verdriet gezien worden, hoe problematischer ook hun eigen rouw zal worden. Er schuiven vandaag generaties van volwassenen bij de therapeut langs om af te rekenen met wat we ‘verlaat verdriet’ noemen. Uitgestelde rouw die ze in hun eigen kindertijd niet konden nemen. Omdat ze toen niet gezien en begrepen werden. Om dat te voorkomen is het belangrijk dat kinderen kunnen participeren in het rouwproces. Het fenomeen ‘verlaat verdriet’ en ‘uitgestelde rouw’ is zo prominent en belangrijk dat we in dit rouwatelier daar een aparte module aan wijden. In module zes gaan  we daar dieper op in en bespreken we onder meer het werk van Titia Liese en Mieke Ankersmid. Links naar de twee sites van beide dames specialisten in uitgestelde rouw, vind je op de site onder de knop ‘Links’

Voor een schrijnend voorbeeld van hoe kinderen soms over het hoofd gezien worden, verwijs ik graag naar mijn blog van 13 juli, genaamd : ‘Bambi’ Bambi – jouwplanb

Er schuiven vandaag generaties volwassenen langs de therapeut omwille van niet genomen rouw in hun kindertijd.

Nog meer dan voor volwassenen is het bij kinderen belangrijk dat er een juiste weergave van de feiten en een goeie voor het kind bevattelijke uitleg komt over de omstandigheden of de oorzaak van een overlijden. De correcte uitleg is belangrijk om de causaliteit van de dood duidelijk te maken. Kinderen van een bepaalde leeftijd hebben de neiging om ‘magisch’ te gaan denken op manieren die voor volwassenen niet gebruikelijk zijn. Zijn geloven bijvoorbeeld dat ze iemand kunnen ‘doodmaken’ door bepaalde gedachten of door bepaalde handelingen niet te doen. Ook weer de recente coronacrisis heeft daar onbeschrijfelijk onnodig leed veroorzaakt, ingegeven door dwaze overheden en onverantwoorde journalisten die kinderen deden geloven dat ze oma zouden doodmaken als ze hun handen niet wasten. In het boek van Manu Keirse ‘Helpen bij verlies en verdriet’ staat het voorbeeld beschreven van de vierjarige Bastien die helemaal in paniek is wanneer zijn mama de bal wil terughalen die onder een geparkeerde wagen is gerold. Zijn zusje was twee jaar daarvoor onder een auto om het leven gekomen. Voordat mama de bal mocht pakken moest ze beloven dat ze niet dood zou gaan. Niemand had de moeite genomen om de ware toedracht van zijn verongelukte zusje uit te leggen en het enige dat Bastien had opgevangen en onthouden was dat je onder een auto dood kon gaan. Zoals hierboven al beschreven noemt Keirse, behalve het duidelijk maken van de juiste oorzaken, nog drie andere belangrijke begrippen die juist moeten uitgelegd worden omtrent sterven. Namelijk de finaliteit, de onomkeerbaarheid en de universaliteit van de dood. Het kan nodig zijn de begrippen meer dan een keer uit te leggen, naarmate het kind zal opgroeien.

Tom zit in het tweede leerjaar en bijt een ander kindje Ivo uit dezelfde klas. Op weg naar huis komt Ivo onder een vrachtwagen terecht en is op slag dood. Het is pas meer dan vijftig jaar later, in een sessie bij de therapeut dat Tom zich de feiten herinnert en snapt dat er geen causaal verband was tussen zijn bijten en het overlijden van Ivo. Al die tijd geloofde Tom in zijn onderbewustzijn dat hij Ivo had doodgebeten. Dat was er de oorzaak van dat hij zijn gebit niet verzorgde, nooit een tandarts bezocht en al voor zijn dertigste zowat al z’n tanden kwijt was.

Kinderen kunnen maar rouwen volgens de mogelijkheden die bij hun ontwikkelingsstadia passen, en die verschillen per leeftijd. In het kader van deze module zou het ons te ver leiden om de verschillende ontwikkelingsstadia en de ermee verbonden rouwthematieken te bespreken, maar grosso modo worden er zes stadia onderscheiden. Jonger dan drie, drie tot vijf, zes tot acht, negen tot elf, twaalf tot veertien en vijftien tot zeventien jaar. Elk ontwikkelingsstadium heeft zijn eigenheden en bijvoorbeeld het verlies van een ouder heeft in elk stadium andere gevolgen. Manu Keirse noemt negen aspecten op waarin rouw van kinderen verschillend is aan die van volwassenen. Ze zijn nog in ontwikkeling, en hoewel ze veel aanvoelen begrijpen ze niet alles. Hun begripsvermogen en manier van rouwen houdt verband met de ontwikkelingsfase waarin ze zich bevinden. Ze hebben eerst en vooral veiligheid nodig. Hun capaciteit om pijn te verdragen is beperkter. Daardoor rouwen kinderen vaak in tamelijk korte stukjes, maar wel telkens terugkerend over een veel langere periode. Ze gebruiken hun spel om te rouwen. Ook is het verlies van een persoon voor een kind anders dan voor een volwassenen. Als Femke’s mama sterft is dat voor Femke anders dan voor haar papa. Hij verliest zijn vrouw. Maar Femke verliest tweemaal. Ze verliest haar mama, maar ook de helft van zichzelf, want ze bestaat voor de helft uit papa en voor de helft uit mama. Ze is daarmee de helft van haar houvast in het leven kwijt. ‘Erbij horen’ is op een bepaalde leeftijd voor kinderen heel belangrijk en rouw kan dan dat proces soms danig verstoren omdat zoiets je geen leuk gezelschap maakt. Emoties van opgroeiende mensen kunnen ook extreme vormen aannemen en explosief tot uitdrukking komen.

Kinderen kunnen maar rouwen volgens de mogelijkheden die bij hun ontwikkelingsstadia passen, en die verschillen per leeftijd.

In de literatuur en ook op internet is er veel te vinden over rouw bij kinderen. Het is niet de specialisatie van Plan b. De cliënten van Plan b zijn volwassenen en jongvolwassenen. De korte uitweiding in deze module is enkel om het cliché te ontzenuwen dat je kinderen zou sparen door hen aan het rouwgebeuren te onttrekken.

Kinderen spaar je niet door hen aan het rouwgebeuren te onttrekken.
Joke is zes en ziet aan de kassa bij het grootwarenhuis hoe de winkelbediende iets door de intercom kan omroepen door op het rode lichtje te drukken en dan te praten in de microfoon. Voordat iemand het kan beletten heeft Joke de microfoon genomen en omgeroepen : “Mijn papa heeft kanker en gaat dood. Ik vind dat niet leuk”. De oppas van Joke grijpt doodbeschaamd in maar te laat. Ook de kwalijke vermaning aan het adres van het kind galmt onherroepelijk mee door de luidsprekers en  wordt pijnlijk gehoord door de meer dan honderd klanten in de winkel.

Het is belangrijk om kinderen bij de rouw te betrekken en ook oog te hebben voor hun noden. Soms is dat voor ouders te moeilijk omdat ze te zeer ingenomen zijn door hun eigen verdriet. Het is nodig dat ook kinderen afscheid kunnen nemen en dat ze de juiste toedracht kennen. Kinderen beschikken niet over dezelfde mogelijkheden als volwassenen om verklaringen in hun context te plaatsen en houden soms regelrechte stoornissen over omwille van de verklaringen die hen werden opgedist.

Het is belangrijk om kinderen bij de rouw te betrekken en ook oog te hebben voor hun noden. Soms is dat voor ouders te moeilijk omdat ze te zeer ingenomen zijn door hun eigen verdriet
Sven was twee toen zijn mama stierf. Vijftig jaar later is hij bij een brainspot therapeut in behandeling voor chronische slaapproblemen. Tijdens een sessie komt hij erachter dat men hem op tweejarige leeftijd over zijn overleden moeder verteld had : ‘mama slaapt’. Sven heeft nooit écht durven slapen, uit angst de ochtend niet te zullen halen. 

Voor adolescenten is het soms moeilijk hun gevoelens te bespreken.

Niki en Gwen zijn een tweeling van bijna achttien. Een half jaar geleden besloot hun vader uit het leven te stappen. Nikki brengt regelmatige bezoeken aan het kerkhof en vraagt telkens aan Gwen of hij mee wil. Maar hij wil nooit mee. Hij wil er niet over praten. Gwen is karatefanaat en oefent in de tuin zijn Tameshiwari (breektest in de vechtsport) waarbij hij de herhaalde beweging maakt met zijn elleboog tot vlak boven de planken en terug, zonder ze te raken. Nikki vraagt haar broer andermaal of hij mee wil naar het kerkhof. Hij antwoordt : “Nikki, hou er over op, wil je ?” en gaat verder met zijn training. Zijn tweelingzus vraagt : “Is er iets?” Hij schudt neen en gaat door met zijn oefening. “Iets met Saartje?” (Saartje is het lief van Gwen) Schudt neen. “Iets op school?” Schudt neen. “Kan ik iets voor je doen? Heb je iets nodig?” Schudt neen. Als tweelingzus van Gwen kent Nikki haar broer dondersgoed en weet ze dat er wat is, maar hij blijft zwijgend zijn oefening herhalen. Het zweet parelt op zijn gelaat. Dan vraagt ze : “Denk je aan papa?” Onder een luide kreet gilt Gwen “Ja!” en slaat de planken met één klap doormidden. Vervolgens trekt Nikki haar broer tegen zich aan en merkt ze dat het geen zweet maar tranen zijn.

Over-de-doden-niks-dan-goeds’ is ook een cliché dat in veel rouwprocessen een rem op de ontwikkeling zet. Vanuit onze cultuur en opvoeding zijn we beladen met het idee dat kritiek op een overledene ongepast is. Dat doen we ook om de nabestaanden niet te kwetsen. Soms gaat die traditie wel erg ver en neemt ze haast groteske proporties aan. Bijvoorbeeld bij het overlijden van staatshoofden of bekende publieke figuren krijg je soms rouwbetuigingen te zien van politieke tegenstanders die met krokodillentranen het lof bezingen van hun opponent die ze bij leven nog rauw lustten. Behalve een clowneske farce is aan die vorm niet veel schade geleden. Een geheel andere zaak wordt het wanneer iemand komt te overlijden die de nabestaande werkelijk leed heeft aangedaan.

Zoë is éénentwintig. Ze is nogal stilletjes in de praatgroep. Je kan aan alles zien dat het niet goed met haar gaat. Ze rouwt al een paar jaar om haar overleden papa. Wanneer ze in de praatgroep is heeft ze enkel maar lof voor hem en vertelt ze alle leuke dingen die ze met hem deed en die hij voor haar deed. Ze heeft haar vader duidelijk op een verhoogd voetstuk gezet. Ik merk dat ze heel erg geraakt wordt door de verhalen van de ander jongvolwassenen over hun vader, maar ze weent nooit. Voor mij begint het langzaam te dagen dat de terugkerende verhalen over de papa op fantasie berusten. Op een bepaald moment zit Zoë bij me in de wagen en stel ik de vraag : “Zoë, mag ik jou eens een persoonlijk vraag stellen over je papa? Je moet niet antwoorden als je dat niet wil.” Ze knikt bevestigend, maar ik zie al dat ze zich schrap zet voor wat gaat komen. “Het is OK, Zoë” zeg ik haar “Je verhaal is veilig bij mij. Je moet niks, maar je mag het vertellen als je wil. Ik luister. Heeft jou papa aan je gezeten?”

Op dat moment barst het meisje in tranen los. Een dijkbreuk van tegengehouden verdriet. Er volgt een schrijnend relaas van een niet-zo-fijne-vader die wegens gewelddelict in de gevangenis had gezeten. Alcoholmisbruik, woeduitbarstingen en geweldpleging waarvan Zoë flink haar deel had gekregen. Haar moeder was van de man gescheiden en Zoë had loyaal de kant van haar papa gekozen. Haar rouwproces was problematisch omdat ze geen boosheid jegens haar overleden vader kon toelaten. “Hoe kan ik boos zijn op hem?” zei ze “Hij kan zich niet meer verdedigen”. Ik was in die periode nog geen officieel rouwcoach maar slechts praatgroepbegeleider, maar ik stelde haar toch voor om bij thuiskomst op de hometrainer te klimmen, de muziek zo luid te zetten als enigszins toelaatbaar was voor de buren, haar ziel uit haar lijf te trappen en te brullen en tieren op al waar ze boos op was in het leven. De volgende dag contacteerde ze me om te laten weten wat een release dat was geweest.

Het is OK om boos te zijn op wie je onrecht heeft aangedaan. Het is perfect mogelijk dat je voor diezelfde persoon ook liefde voelt, zeker als het iemand van je familie is. Maar je kan geen rouwproces aangaan als je niet eerst ook die woede toelaat. Dat is bestaansrecht verlenen aan wat er zich heeft voorgedaan. Dat heeft ook te maken met de realiteit van het verlies onder ogen zien. In module acht over het f2F proces gaan we daar meer over vernemen, en mensen die de trajecten ‘Traanraken’ of ‘Rouwe Bolsters’ volgen zullen daar individueel en intensief mee aan de slag gaan.

Het is OK om boos te zijn op wie je onrecht heeft aangedaan

‘Och-hij-had-toch-ne-schone-leeftijd’ kan even hard als klap in het gezicht aankomen alsof je het oude Nederlandse spreekwoord zou gebruiken : ‘Klein-is-de-rouwe-valt-de-ouwe-koe-dood’. Het spreekwoord kan je vrij vertalen als : ‘Geen verdriet om oude koeien’ en de cliché verwoordt volgens dewelke er minder verdriet zou zijn wanneer oude mensen sterven. Dit cliché omvat een groot misverstand en is maar ten dele waar. Alles hangt ervan af op welke manier je meet. Gemiddeld gezien en bij de meeste overlijdens zal het inderdaad vaak zo zijn dat er meer verdriet is bij jonge overlijdens dan bij oudere. En zeker de dood van een kind kan altijd de gemeenschap zwaar beroeren. Veel meer dan dat het heengaan van iemand op gezegende leeftijd dat zal doen. Het hoort tot de ‘normale’ loop van het leven dat ouders op het eind van hun leven begraven worden door hun kinderen. Niet andersom. Maar die meting van omvang van verdriet gaat enkel op als je koppen gaat tellen van aantal mensen in verdriet. Er zullen meer gechoqueerde mensen zijn bij het overlijden van een kind, dan bij het overlijden van diens overgrootvader. In dat opzicht heeft het spreekwoord gelijk. Het klopt echter niet meer wanneer je naar iemands individueel verdriet gaat kijken. Voor de dorpsgemeenschap zal het misschien de leeftijd van de overledene een rol spelen, maar voor de individuele rouwende, bijvoorbeeld de echtgenote, de dochter, de kleindochter of de achterkleindochter maakt die leeftijd geen verschil. Het is niet omdat je opa vijfennegentig werd dat je minder verdriet zou hebben wanneer hij sterft. Hooguit kan een respectabele leeftijd misschien maken dat je verder in het rouwproces kan terugblikken op dankbaarheid voor vele jaren en inschikkelijker kan zijn om in dat lot te berusten. Maar het is een groot misverstand dat leeftijd iets met de grootte van het individuele verdriet van de rouwende te maken zou hebben. Dat wordt bij hoogbejaarde weduwen en weduwnaars wel eens over het hoofd gezien. Dat de gemiddelde levensverwachting zogenaamd ver overschreden is wil niet zeggen dat iemand het daarom makkelijker zou hebben met het verlies van zijn partner dan indien dat vijftig jaar eerder had gebeurd. Een zestigjarige dame verloor haar kleindochtertje van vijf maand oud. Een pril leven. Toch had ze onnoemelijk veel meer leed gekend toen haar 87-jarige vader overleed. Let dus op wanneer je die woorden in de mond neemt. “Het was zijn tijd om te gaan”– of andere gelijkaardige clichés  kan je zeggen tegen bekenden en mensen die niet zeer nabij de overledene staan,- want wellicht is het objectief waar wat je zegt,- maar zeg zoiets niet aan de rouwende naaste van de dierbare. Het zou wel eens erg kwetsend kunnen zijn. Bovendien lijkt het er voor de nabestaande dan op en kan het erg kwetsend zijn dat je niks relevanter over de dierbare mede te delen hebt. Veel fijner kan  het bijvoorbeeld zijn om te horen: “Wat hebben we samen toch mooie tijden beleefd. Het doet me verdriet dat hij er niet meer is, maar ik ben dankbaar dat hij op mn pad was.” Mensen zeggen zonder erbij na te denken de botste dingen. “Zulke leeftijd, daar zou ik direct voor tekenen.” Dat is een van de veel gehoorde doch danig misplaatste clichés die erg pijnlijk kunnen zijn voor de nabestaande die een dierbare moest afgeven. Eigenlijk is dat het bagatelliseren van het drama en het herleiden van een mens tot zijn leeftijd. De bedoeling is ongetwijfeld integer want men bedoelt daarmee de nabestaande op te beuren maar eigenlijk is de boodschap die je uitdraagt dat je het niet erg vindt. Stel je voor dat de rouwende weduwe zou repliceren : “’OK, t is goed. Hier tekenen. Ga jij maar in zijn plaats en breng hem terug alstublieft”.

Het is een groot misverstand dat leeftijd iets met de grootte van het individuele verdriet van de rouwende te maken zou hebben.

‘t-was-toch-ne-schonen-dienst’ is ook een vaak gehoorde standaard op uitvaarten die meestal dient om de pijnlijke leegte op te vullen, gekenmerkt door het feit dat je nu eenmaal niet weet wat zeggen aan de nabestaande. Geen enkele uitvaartplechtigheid, hoe mooi ook, heeft ooit een dierbare teruggebracht. Daar moet  je aan denken als je de rouwende aanspreekt. Hoe voelt hij zich? Wat gaat er door hem heen? Hoe is dat om je dierbare te verliezen. Welke pijn doorstaat die nu? En als je dan toch iets over de dienst wil zeggen, check dan even hoe dat voor de rouwende zou zijn. En zeg dat enkel als je het oprecht meent en als de dienst ook echt mooi was. Als het maar een zielig koud afscheid was in een verre onbekende parochie, zonder volk in de kerk en met  enkel een handvol beroepskwezeltjes uit het dorp aanwezig die alleen maar komen omdat ze rouwkaartjes verzamelen, dan kan zo’n opmerking omgekeerd werken. Als het écht een mooie dienst was, en je wil er wat over zeggen, probeer het dan persoonlijk te maken op een manier waar de nabestaande wat aan heeft. ‘t-was-toch-ne-schonen-dienst’ zal minder goed ontvangen worden dan : “Ik werd er warm van hoe de familie er zo’n mooie en intieme viering van heeft gemaakt. Toen Elsje en Eva samen viool speelden en Ben zijn gedichtje kwam voordragen werd het helemaal stil en kreeg ik echt kippenvel. Wat zou hij trots geweest zijn. Je kan wel voelen dat ze van ‘m hielden.”

Het ‘je-zal-hier-sterker-uitkomen’-cliché is enigszins verwant aan de eerder besproken  ‘tijd heelt alle wonden’-variant. Net zoals tijd op zich helemaal niks heelt maar het afhangt van wat je in die tijd doet, zal een groot verlies je niet automatisch sterker maken. In heel veel gevallen is het precies omgekeerd en gaan mensen crashen en gecrasht blijven na het overlijden van een dierbare. Alles hangt af van de aard van het verlies en hoe het rouwproces verloopt. Kan je beter uit zo’n rouwproces komen -niet alleen dan wie je was toen het overlijden pas gebeurde- maar ook een sterker, gezonder en gelukkiger persoon worden dan zelfs wie je was voor dat het overlijden plaatsvond? Jazeker kan dat. Maar het geconfronteerd worden met een overlijden alléén is daar geen garantie voor. Het gaat erom hoe je je rouwproces doormaakt. Verlies en rouw veranderen je sowieso. Elke keer. Na je rouwproces zal je nooit meer dezelfde zijn. Maar of je  zal aftakelen tot een wrak of juist groeit en gaat heropleven tot de betere versie van jezelf, dat hangt voor een groot gedeelte van je rouwproces af. Je kan er sterker uitkomen, jazeker, maar daar bestaat geen garantie voor.

In de vorige module hebben we reeds kort besproken welke de vier factoren zijn die invloed hebben op je rouwproces. Deze bepalen in meerdere of mindere mate of het rouwproces problematisch zal zijn. Samengevat zijn deze vier factoren: 1) Welke je band was met de overleden. 2) Welke de omstandigheden waren van het overlijden. 3) Hoe verliep je eigen hechting als kind en 4) jouw sociale netwerk. We legden in de vorige module reeds uit dat als je rouwt om iemand waarmee je 1) geen problematische relatie had en 2) die in relatief ‘normale’ omstandigheden en niet geheel onverwacht is komen te overlijden op een respectabele leeftijd en nadat je mooi afscheid hebt kunnen nemen en je 3) zelf een veilige hechting had als kind en je 4) ook nog eens over een goed uitgebouwd netwerk beschikt van familie en/of vrienden, dat dan de kans zeer klein is dat je een problematische rouw zou ontwikkelen. In de volgende module van Rouwatelier: Module drie:  ‘Sterker na verlies en verdriet’, gaan we uitgebreider in op deze aspecten van het rouwproces en gaan we kijken op welke daarvan we invloed kunnen uitoefenen en hoe Plan b jou daarbij kan helpen. In het kader van de huidige module beperken we ons enkel tot een commentaar op het cliché: “Je-zal-er-sterker-uitkomen”. Als we dat cliché relativeren tot: “Je-kan-er-steker-uitkomen”, dan is dat waar. Maar dat gebeurt niet in alle omstandigheden en is ook niet onvoorwaardelijk zo.

Wat daar voor nodig is leer je in de volgende module.

In deze module bespraken we onderstaande clichés. Ze kloppen niet en brengen veel misvattingen omtrent rouw. Enkele uitzonderingen niet te na gesproken doen ze in de meeste gevallen meer kwaad dan goed. We zetten ze hier nog eens op een rij :

  • Elke rouw is een ‘aandoening’ die een ‘behandeling’ vereist
  • Rouw verloopt altijd volgens vijf vaste fasen en op het eind moet je accepteren
  • Je moet je dierbare loslaten
  • Rouw moet je verwerken
  • Gedeelde smart is halve smart (deze klopt)
  • Tranen moet/mag/kan je stoppen
  • Kwetsbaarheid is een teken van zwakte
  • Herstelgericht is beter dan verliesgericht
  • Mannen hebben geen of minder verdriet
  • Echtparen die een kind verliezen scheiden meestal daarna
  • Tranen kan/mag/ moet je forceren
  • Tijd heelt alle wonden of  Verdriet slijt
  • Zullen we samen eens iets leuks gaan doen
  • Het vervangbare poesje/konijntje
  • De eerste pannenkoek mislukt altijd
  • Gelukkig heb je Bobby nog
  • Je zou eens wat meer onder de mensen moeten komen (Deze klopt ook echt)
  • Over je eigen verlies beginnen
  • Ik weet hoe jij je voelt
  • De naam van de overledene niet noemen
  • Het doodzwijgen van de overledene
  • Hij is op een betere plek nu
  • Gelovigen aanvaarden de dood makkelijker
  • Het was maar beter zo
  • Sterkte
  • Je mag me altijd bellen
  • Je moet de rouwende een ketel soep brengen
  • Ze zijn nog te klein om het te snappen
  • Over de doden niks dan goeds
  • Da’s ne schone leeftijd om te gaan
  • ’t was toch ne schonen dienst
  • Je zal hier sterker uitkomen

Op de website van het Berrefonds (Koesterkoffer) vind je bij de downloads de Bingo van foute uitspraken.

(Alle gebruikte eigennamen in de voorbeelden zijn fictief)

In de eerste module van Rouwatelier bespraken we hoe de dood werd verbannen uit het leven en waarom dat een probleem was en we keken welke soorten oorzaken daaraan ten grondslag lagen. In de tweede module van Rouwatelier hebben we dan een dertigtal hardnekkige clichés omtrent rouw onder de loep genomen en onderzocht waar ze vandaan komen en wat we er al dan niet aan kunnen hebben.

In deze derde module van Rouwatelier gaan we kijken welke factoren invloed hebben op het rouwproces en wanneer dit tot een problematische rouw kan leiden. We willen ook weten op welke van die aspecten we eventueel zelf  invloed kunnen hebben en wanneer hulp aangewezen of welkom is en of Plan b daarin iets kan betekenen.

In beide voorgaande modules kwam al zijdelings ter sprake dat deze vier groepen van factoren zijn die je rouwproces kunnen beïnvloeden:

  1. Welke was je band met de overledene?
  2. Wat waren de omstandigheden van het overlijden?
  3. Hoe verliep je eigen hechting als kind?
  4. Hoe is je sociale netwerk?

Professor. dr. Geert Smid, psychiater en bijzonder hoogleraar verbonden aan ARQ Nationaal Psychotrauma Centrum en de Universiteit voor Humanistiek noemt in zijn blogs op het ARQ Kenniscentrum rouw als determinanten van betekenisgeving bij rouw: de omstandigheden van de dood, rouwreacties en symptomen, het verklaringsmodel, geloof en spiritualiteit, rituelen en economische en milieucontext. Betekenisgeving bij rouw is echter nog wat anders dan de factoren die je proces bepalen. Voor de factoren die je rouwproces mee beïnvloeden houden we het bij Plan b op de vier hierboven genoemde aspecten: band, omstandigheden, hechting en netwerk. En uiteraard ook wie je zelf bent en hoe het met je gaat.

Want iedereen is verschillend. en daarom rouwt ook iedereen verschillend. En ook als je meerdere keren in rouw zal zijn omwille van telkens een nieuw verlies, dan is het mogelijk dat je elke keer weer je rouw verschillend zal beleven, afhankelijk van hoe het telkens met je is. Deze module geeft daarom ook geen blauwdruk van hoe het bij iedereen is, of zou moeten zijn, want het is namelijk voor iedereen en elke keer weer anders. En dat is OK. We belichten enkel de factoren die van invloed zijn. Bij de ene zal het ene aspect meer invloed hebben, en bij de andere zal het andere aspect meer invloed hebben. Soms zal de specifieke combinatie van factoren de doorslag geven. Om je eigen rouwproces, of dat van iemand anders, beter te kunnen begrijpen, kan het helpend zijn om je bewust te worden van een aantal van die factoren. 

  1. De band met de overledene.
 

Patrick en Eric zijn twee tienerbroers met een klein leeftijdsverschil. In april overleed hun opa aan een nierfalen. Voor beide jongens was het gewoon hun opa, en toch was zijn heengaan voor elk van hen geheel verschillend. Eric was het petekind van opa, en was ook naar hem vernoemd. Net zoals zijn opa was hij een fervent visfanaat. Ze gingen samen uit vissen, vaak met opa’s visserssloep op zee. Toen de ouders van de jongens gingen scheiden verbleef Patrick afwisselend bij moeder en vader, maar Eric was heel vaak bij zijn opa, die een beetje als een tweede vader voor ‘m werd. Eric kreeg zijn eerste visuitrusting van opa, opa was op al z’n sportwedstrijden, en in de vakanties waren ze vaak samen een week weg, meestal om te vissen. Eric was kind aan huis bij opa en oma en bleef er vaak logeren. Hij kreeg zijn eerste fiets van opa en leerde van ’m piano spelen. Eric wilde heel graag een hondje, maar wist daarvoor geen van zijn ouders te vermurwen. Toen opa dan op een bepaald moment een hondje hield, was het voor iedereen duidelijk dat dit eigenlijk eerder voor Eric was. Zo werd Eric ook dikke vriend en trouwe verzorger het hondje Karper. Wanneer opa kwam te overlijden had die zijn hondje Karper nagelaten aan Eric, want oma was te zwak en fragiel om voor Karper te zorgen. Voor Eric was het dan ook een hartverscheurende tragedie dat hij naast het verlies van zijn opa, ook de toelating niet kreeg van zijn eigen ouders om het hondje te behouden, waardoor het dier noodgedwongen in een asiel werd gedropt. Voor Eric betekent dit dubbele rouw: nu rouwt hij niet alleen om zijn overleden opa, maar ook omwille van de afstand die hij moest doen van hondje Karper. Wellicht had Karper een grote troost kunnen betekenen voor Eric. Ongetwijfeld zou hij herinneringen over opa aan het hondje verteld hebben. Toen opa stierf was dat voor beide jongens dezelfde biologische verwantschap. Van Patrick was hij gewoon de opa. Maar van Eric was hij naast de opa ook de vismaat, de boezemvriend, de vertrouweling, de vaderfiguur, de identificatiefiguur, de piano leraar, de inspirator, de mentor, het baasje van Karper en een zeer belangrijke hechtingsfiguur. Het spreekt voor zich dat de dood van de man voor beide jongens niet hetzelfde betekende. Vaak hebben mensen een sterkere band met een oom of tante of één van de grootouders, dan met hun eigen ouders.

Desondanks dat blijft in systemisch opzicht en bij het nemen van rouw de biologische verwantschap tussen ouders en kinderen van groot belang, zelfs bij adoptiekinderen en wezen. Het is niet omdat je je biologische ouders nooit gekend hebt, dat de relatie ermee onbestaande is. Het is niet ongewoon dat mensen kunnen rouwen om een overleden ouder die ze nooit gekend hebben. Vaak gaat het om een dubbele rouw die enerzijds effectief te maken heeft met het overlijden en daarnaast ook een rouw omtrent het gemis. Het gemis omtrent wat er wel had kunnen zijn maar nooit geweest is. Het heel intens aanvoelen van een leegte. Dat gemis staat zeer centraal bij rouw.

Speciale aandacht vragen die situaties waarin de relatie met de overledene problematisch was. Als je vader komt te overlijden heb je verdriet. Maar als je met je vader een moeilijke relatie doormaakte dan kan het zomaar gebeuren dat je bij zijn overlijden heel verwarrende gevoelens krijgt. Je had nooit verwacht de man te zullen gaan missen en toch ervaar je pijn. Soms kan die pijn dan verdriet zijn om wat er niet was. Om de problematische relatie die jullie met elkaar hadden en de liefde die je altijd al gemist had. Vooraleer je fatsoenlijk in rouw kan gaan, moet dat gevoel bestaansrecht krijgen. En misschien is er ook nog wel een schuldgevoel omdat je stiekem naar zijn heengaan had uitgekeken. In de vorige module hadden we het over Zoë, die rouwde om haar pa maar door wie ze ook mishandeld was geworden. De woede die er zit om wat de man haar had aangedaan en de droefheid die er was omtrent alle liefde die zij gemist heeft, gaat ongetwijfeld het rouwproces doorkruisen. “Over de doden niks dan goeds” luidt het spreekwoord, en vaak leven we daar ook naar. Zeker bij familieaangelegenheden. Wat het bijzonder en ook ingewikkeld maakt in een dergelijk rouwproces is dat de gevoelens van woede en zelfs haat niet blijken te kloppen met daarnaast enerzijds de verwachtingen die vanuit de maatschappij nu eenmaal naar de rouwende uitgaan -zeker als de situatie van mishandeling niet openlijk gekend was- en anderzijds de eigen biologische band en het natuurlijk daarmee verbonden gevoel van liefde. Het is dus een soort haat-liefde verhouding. Het is onmogelijk om de rouw gezond aan te vatten als niet ook erkenning en bestaansrecht gegeven worden aan de aanwezige boosheid. Je kan niet doen alsof die er niet is. In het intensieve traject ‘Rouwe Bolsters’ van Plan b, gaan we in een specifieke module omtrent boosheid daarmee aan de slag. (enkel voor mannen)

Ik zat onlangs in een webinar met Maria. Ze getuigde over haar kleinkind dat op de leeftijd van acht maanden overleed. Ze had de baby van haar dochter nauwelijks gekend, want de baby was een hele periode een couveusekindje geweest en daarna nog geruime tijd in hospitalisatie ter observatie gebleven. Vanwege de Corona-maatregelen had de oma met haar kleinkind geen band kunnen opbouwen. Maria was dan ook meer bezorgd omtrent het mentale welzijn van haar eigen dochter die een kindje verloor, dan wel omtrent haar eigen rouw omwille van het overleden kleinkind. Ze voelde zich zelfs er een beetje schuldig over dat ze niet echt meer verdriet kon voelen. Hier kan ook meespelen dat de oma haar eigen pijn wat  verdrukt om niet te prominent een belasting te worden voor haar dochter. Ze zet zichzelf opzij om er voor haar dochter te zijn. Niet alleen dient Maria daarnaast zeker voor zichzelf te zorgen, ze moet ook haar eigen rouw de ruimte laten. Het gaat wel om haar kleindochter. Systemisch gezien zijn ze verbonden. Ook hier is aan de orde dat een ouder niet geacht wordt zijn/haar kind te overleven, en zeker niet een grootouder zijn/haar kleinkind. Het verwarrende in deze situatie is dat de bezorgdheid van Maria eerst uitgaat naar het welzijn en de rouw van haar eigen dochter en minder naar haar eigen verdriet. Maria’s schuldgevoel gaat niet enkel over het onvoldoende ervaren van verdriet en gemis van haar overleden kleinkind, maar ook omdat ze haar kleinkind overleefde. Dat ze minder een band met het kleinkind kon opbouwen is omdat ze vanwege Corona niet op bezoek mocht en ze dus het vasthouden en knuffelen van haar kleinkind minder heeft kunnen ervaren. Dat is echter cruciaal voor de hechtingsrelatie, ook die tussen grootouder en kleinkind. Het is medisch onderzocht en bewezen dat baby’tjes die niet geknuffeld en gekoesterd worden gewoon doodgaan. Ook als ze verder wel alle benodigde voeding en medische verzorging ontvangen.

De Canadese Amerikaan Sam is bijna negentig wanneer hij het overlijden verneemt van zijn leeftijdsgenoot Ted. Hoewel ze mekaar in zestig jaar niet gezien of gehoord hebben grijpt het heengaan van Ted hem erg aan. Meer dan zestig jaar geleden vochten ze samen in Vietnam. Bij zo’n overlijden kunnen oude wonden en niet geheelde oorlogstrauma’s makkelijk terug naar boven komen.

De relatie en de band die je had met de overledene gaat dus een belangrijk aspect zijn van hoe je rouw verloopt. Soms kunnen heel verwarrende gevoelens plots oppoppen die je niet verwacht had. Bijvoorbeeld op de begrafenis van een tante waar je nauwelijks contact mee had en waar je niet eens zo dicht bij stond blijkt toch dat je tamelijk overweldigd wordt door een verdriet dat je niet zo goed kan thuisbrengen. Zo close was je immers niet met die tante. Het gebeurt wel eens dat mensen daar dan bedenkingen over hebben of dat wat vreemd vinden. Trek je dat vooral niet aan en laat gewoon je verdriet de vrije loop. Tracht het niet te onderdrukken of ‘beheersen’ of zoiets. Het is mogelijk dat er met die tante een connectie was die jij je niet meer herinnert, maar die nog wel in je onderbewuste zit opgeslagen. Het kan ook zijn dat het met iets of iemand anders te maken heeft. Stel dat je moeder ook niet meer leeft en dat die tante een zus van je moeder is, dan zou het kunnen dat onbewust het heengaan van je tante jouw verdriet omtrent je moeder triggert. Of een ander oud verdriet. Zo kan het zijn dat beide zussen iets gemeen hadden dat jou nu raakt. Misschien kan het wel zijn dat jij die tante om de één of andere reden zelfs helemaal niet mocht. Mogelijk had je moeder wel hetzelfde probleem met haar zus. Of had je moeder het er moeilijk mee dat jij haar zus niet mocht. Alle denkbare constructies zijn mogelijk. Het is helemaal niet raar dat een ander verdriet getriggerd wordt dan rechtstreeks met betrekking tot de persoon voor wie de uitvaart is. Soms kan het ook gewoon te maken hebben met al het verdriet van je vrienden of familie om je heen dat jou ook raakt. De spiegelneuronen waarover we het hadden in de twee vorige modules zorgen ervoor dat het ons raakt wanneer we andermans verdriet zien. Zelfs als het in een film is van een personage waarvan we weten dat het fictief is en neergezet wordt door een acteur die gewoon goed acteert en  de tranen faket. Het kan ons raken. Hou je verdriet dan niet tegen en laat het gewoon de vrije loop. Dat is gezond. Tenminste toch, als er ook nog wat anders in je leven is dan alleen maar tranen en verdriet.

Een bijzondere vermelding als we het over de band met de overledene hebben zijn: tweelingen. Meestal, -maar niet altijd-, is de band die je hebt met je tweelingbroer of -zus sterker dan die met eender welk ander familielid. Soms nog meer dan met je eigen ouders en/of kinderen. Vooral bij ééneiige tweelingen. Zelfs wanneer men met zijn tweelingbroer of -zus in onmin geleefd heeft, of wanneer men kort na de geboorte al van elkaar gescheiden werd (bijvoorbeeld adoptiekinderen of wezen) en zelfs wanneer de tweelingbroer of -zus dood geboren werd of tijdens de zwangerschap het niet gehaald heeft, zelfs dan blijkt vaak dat er bij de overgebleven ander (de zogenaamde alleengeboren tweeling) een sterke rouw kan zijn omtrent de andere helft van de tweeling. Bij systemisch werk kwam men vaak tegen dat een schijnbaar onverklaarbaar verdriet bleek toe te schrijven aan verlies van een tweelingbroertje of -zusje in de baarmoeder tijdens de zwangerschap. De zogenaamde ‘Womb Twin Survivors’ (lett. ‘overlevende van een tweeling in de baarmoeder) of ‘Vanished Twins’ (lett. verdwenen tweelingshelft).  Op de website van Plan b vind je een link naar de site van Aranka Reeuwijk-Willems: ‘alleengeboren tweeling.nl’ waar je daar meer over kan vernemen, o.a. middels een korte video. Het boek ‘Drama in de moederschoot’ van het Austermannskoppel (Psycholoog Alfred R Austermann en sociaalpedagoog Bettina Austermann) is een aanrader omtrent dit thema. Het boek legt in verstaanbare taal en met vele empirisch relevante voorbeelden het thema uit en is een meer down-to-earth benadering dan de vele esoterische publicaties die daarover verschenen. Andere verdienstelijk auteurs en onderzoekers over het thema zijn Elizabeth Noble (Primal Connections), Nobert Mayer (Der Kain-Komplex), Claude Imbert (Un seul être vous manque: er ontbreekt iemand aan u) Barbara Schlochow en Urs Honauer, Ray Castellino en David Chamberlain, Brent Babcock (My twin vanished. Did yours?). Brent Babcock heeft ook de website www.vanishingtwin.com. Bij bovenstaande moet ter relativering bij vermeld worden dat er een periode bestond waarin het thema van de alleengeboren tweeling wel een beetje een rage werd in bepaalde kringen van familieopstellingen en tot een hype uitgroeide die misschien niet helemaal in overeenstemming meer was met de werkelijkheid.

Tinneke is vier jaar oud. Ze heeft geen idee wat er aan de hand is. Het huis is vol vreemde mensen. Ze voelt wel dat de mensen in verdriet zijn, maar alle gesprekken vinden boven haar hoofdje plaats. Soms hoort ze of voelt ze dat het over haar gaat. Tinneke mag voor een week bij een vriendinnetje gaan logeren maar heeft daar deze keer helemaal geen zin in. Ze vraagt waar mama is en krijgt geen duidelijke uitleg. “Mama is op een betere plek nu.” Op de vraag wanneer mama terug komt krijgt ze het antwoord dat mama zo moe is dat ze voor altijd moet rusten en niet meer kan terugkomen. Tinneke vraagt zich af waarom mama niet gewoon thuis kan rusten. Ze wil ook weten wie die dame is die al een paar keer papa bezocht heeft. Er wordt haar verteld dat die mevrouw papa komt helpen een hoop dingen te regelen die geregeld moeten worden nu mama niet meer terugkomt, en dat papa ook wel getroost moet worden. Tinneke is het er niet mee eens dat mama die zaken niet zelf kan regelen en is van oordeel dat mama papa ook veel beter kan troosten. Ze snapt niet waarom rusten plots zo belangrijk is voor mama dat ze niet even naar huis kan komen voor papa. Tinneke wil ook graag dat papa haar komt troosten maar vraagt het maar liever niet. Papa heeft het toch al zo druk. Stiekem zou ze nog veel liever willen dat mama terugkwam om haar te troosten, maar daar durft ze al helemaal niks over te zeggen. Tinneke heeft niet alles begrepen, maar wél dat er op die vraag een enorme taboe rust.(*)

(*) Lees het volledige verhaal van Tinneke in mijn blog van 13 juli, getiteld ‘Bambi’

Als klein kind een ouder afgeven is een zeer traumatische gebeurtenis. Je bent zelf nog in groei en helemaal afhankelijk van je ouders. Als op jonge leeftijd zo’n ouder dan van je ontnomen wordt dan kan ook je veiligheidssysteem in elkaar storten. Je raakt beschadigd in je hechting. Daar gaan we het later in deze module verder over hebben. Al te vaak wordt rouw bij kinderen onderschat. Plan b is niet gespecialiseerd in rouw bij kinderen, dat is eigenlijk een apart vak. Op de site van Plan b vind je een link naar het Expertisecentrum ‘Omgaan met Verlies’ waarop je onder meer van Riet Fiddelaers Jaspers heel wat boeken kan vinden die specifiek gaan over rouw bij kinderen. Manu Keirse heeft ook een nieuw boek uit : ‘Kinderen helpen bij verlies’. Volwassenen die op zeer jonge leeftijd een ouder verloren hebben dragen daar vaak nog de littekens van. Dat heet Verlaat Verdriet. Al eerder in deze module verwezen we daarvoor naar de boeken en de sites van Mieke Ankersmid en Titia Liese waarvan je de links kan vinden op de site van Plan b. Veel hangt af van hoe er op die prille leeftijd met het kind wordt omgegaan. Het is een begrijpelijk maar foutief idee dat kinderen beschermd moeten worden tegen het vreselijke nieuws. Niet de ware toedracht vertellen en een kind allerhande verhaaltjes opdissen : “Opa is nu een sterretje aan de hemel” is geen goed idee. Eigenlijk ontspruit die handelswijze aan de weerstand die we zelf ondervinden om het verdriet van het kind onder ogen te zien. Wees eerlijk en vertel de ware toedracht. Doe dat wel met veel zorg en aandacht en neem uitgebreid de tijd om er voor het kind te zijn en zijn vragen te beantwoorden. Doe dat in alle openheid, en als je het antwoord niet kent: geef dat dan ook ridderlijk toe, je kan niet alles weten. Of ga samen met het kind op zoek naar het antwoord. Toon ook dat je zelf verdriet hebt, zo leert het kind dat het OK is om verdrietig te zijn. Kinderen worden vaak voor enkele uren of dagen weg  gestuurd naar een vreemde omgeving om ze uit de buurt te hebben bij de beslommeringen van de uitvaart. Ook dat is begrijpelijk, maar geen goed idee. Om de volwassen rouwende nabestaande te ontzorgen, bijvoorbeeld een jonge mama na het overlijden van haar man die ook de jonge papa van de kindjes was, kan het soms teveel zijn voor de kersverse weduwe om bovenop haar verdriet en de vele  beslommeringen van de uitvaart ook nog eens de zorg voor kleine kindjes er op dat moment bij te pakken. Het kan dan helpen om extra zorg voor het jonge ontwrichte huishouden te voorzien, maar dan best beperkt tot praktische taken en liefst in de veilige omgeving van het gezin zelf. Het is goed dat iemand komt helpen koken, de kinderen in bad zetten, ze naar school brengen, huiswerk helpen maken, ze naar bed brengen enzovoorts. Maar haal hen niet weg uit hun veilige omgeving op zo’n belangrijk moment. Het is ook nodig dat ze ervaren dat op dat moment hun mama er is. Het is ook goed dat ze samen verdriet kunnen delen. Kinderen gaan niet minder verdriet hebben als ze niet het verdriet van hun mama kunnen zien, en ook omgekeerd: mama gaat niet minder verdriet hebben als ze niet het verdriet van haar kindjes ziet. Maar het helpt al een flink pak en kan het voor mama wel een stuk draaglijker maken als ze voor het logistieke deel een beetje ontlast wordt. Voor kinderen is het ook goed om te ervaren dat er in crisissituaties hulp van buitenaf beschikbaar is. Ook hun vriendjes hebben ze op dat moment nodig. Maar zeker ook de overblijvende ouder moet op dat moment dicht in de buurt zijn. Dat is van groot belang om de vertrouwensrelatie niet te verstoren en de hechting niet nog verder te beschadigen. Geef kinderen in zo’n situatie nooit de indruk dat ze ‘tot last’ zijn. De meeste trauma’s bij Verlaat Verdriet gaan erover dat kinderen zich op dat moment zo alleen en in de steek gelaten voelen. Vaak is dat ook letterlijk zo geweest. Module zes van Rouwatelier handelt integraal over Verlaat Verdriet.

Tinneke, uit het bovenstaande verhaal, weent nooit. Ze is er eigenlijk van overtuigd dat haar traanklieren wegens één of andere medische aandoening niet werken. Zij is inmiddels een gewezen topsporter op haar retour en voor de zoveelste keer met blessures op de tafel beland bij de kinesist. Ze heeft zelf twee kinderen die toen ze klein waren nooit een babysit gezien hebben en op geen enkele schooluitstap mee mochten. Haar kinderen mochten nooit op kamp, zelfs niet op sportkamp. Ze mochten niet eens blijven logeren bij vriendjes of bij de grootouders. En nog veel extremer : ze mochten niet eens alleen blijven bij hun vader. Of toch nooit langer dan strikt noodzakelijk. In Tinnekes’ ogen kon hun papa nooit iets goed voor hen doen. Ze heeft zich er uit alle macht tegen verzet wanneer papa met één van de kids zou gaan kamperen. Tinnekes’ kinderen noemen hun oma langs mama’s kant ‘Memmie’ en ze weten wel vaag ergens dat Memmie niet de échte biologische mama is van hun moeder, maar ze kennen de ware toedracht niet precies. (Papa komt wel uit oma, maar mama komt niet uit Memmie).

Tinneke is in brainspot-behandeling voor slaapstoornissen. Ze is topsporter geworden omdat haar als driejarig kind werd aangepraat dat haar overleden mama moest rusten. ‘Rusten’ bleek een onbetrouwbaar iets te zijn waarvan je niet terug thuis kwam. Daarom blijft Tinneke maar gaan en gaan en stapelt ze de ene blessure bovenop de andere. Rusten is uit den boze.  Omdat ze ook verlatingsangst kreeg vanwege haar niet teruggekeerde mama kan ze nu haar eigen kinderen slecht afstaan en mogen die niet van haar zijde wijken. Daarom waren uitstapjes en elders overnachten redelijk lang not-done gebleven tot de kinderen eigenlijk te groot werden om het nog langer te kunnen verbieden. Bij Tinneke’s oudste dochter kan je ondertussen al de eerste voortekenen zien aankomen van wat waarschijnlijk het chronische-vermoeidheidsyndroom zal worden. Wellicht een reactie op het non-stop-blijven-gaan van haar moeder. Dat allemaal zijn oorsprong vindt in het verhaaltje dat Tinneke op driejarige leeftijd werd opgedist. Ook de slaapstoornissen van Tinneke kennen hun herkomst in de angst die ze ontwikkelde voor ‘rusten’. Eigenlijk staat in haar hersenen gegrift : ‘Jij zal nooit rusten’.

De kinderen van Tinneke ontwikkelden een fijne band met de grootouders langs papa’s zijde, en ook met Memmie. Maar de opa langs mama’s zijde, die vertrouwen ze niet. Hij is ook een wat verbitterd en verzuurd man geworden. Ofschoon gelukkig hertrouwd met ‘Memmie’ heeft hij nooit het verlies van zijn eerste vrouw, Tinnekes’ mama, kunnen verzetten. Wellicht heeft Tinneke energetisch doorgegeven aan haar kinderen dat ze haar vader niet vertrouwt. Hij liet haar immers alleen met haar verdriet toen ze vier was. En er kwam een mevrouw voor haar vader zorgen toen hij verdriet had, maar er was niemand voor Tinnekes’ verdriet. Tinneke is een typische Verlaat-Verdriet patiënt en onlangs pas aan de slag gegaan met haar uitgestelde rouw. Tot ze veertig was had ze nog nooit geweend. Omdat  ze bij het overlijden van haar mama was weggehouden van het verdriet dacht ze onbewust altijd dat het niet OK was om tranen te laten. Verdriet hebben was niet toegestaan. Hard zijn en je verdriet verbijten pasten perfect in het plaatje van ‘nooit rusten’ en blijven gaan, gaan, gaan…

In een sessie onlangs bij de brainspot therapeut bleef het beeld van de film van Bambi op Tinneke ’s  netvlies plakken. Plots herinnerde ze zich dat ze de film een paar keer had gezien toen ze maar drie jaar was, in de dagen dat ze bij dat vriendinnetje gedropt was na het overlijden van haar mama. Tinneke kan beeld per beeld de scène nog navertellen waarbij De Grote Prins (vaderhert van Bambi) aan Bambi gebood dat hij toch moest opstaan nadat hij nochtans door jagers in de poot was geschoten. Dankzij de duiding van de therapeut lukt het Tinneke vervolgens om het verband te zien tussen wat haar vroeger verteld was en vooral wat haar niet verteld was, met haar klachten vandaag. Zevendertig jaar had Tinneke zich sterk gehouden en nooit geweend, en nu brak eindelijk de dijk die de tranen zo lang had ingedamd. Ze huilde na de sessie uren aan stuk door, terwijl ze altijd gedacht had dat ze een soort afwijking had waardoor ze niet eens kon huilen. Na de brainspotting sessie voelde ze zich doodmoe. Tegen haar gewoonte in ging ze die avond vroeg naar bed (ze was een slechte slaper) maar werd ze niet zoals altijd in de zeer vroege ochtend wakker. Ze sliep voor de eerste keer in haar leven aan één stuk door tot de volgende dag tegen valavond. Het Disneyverhaal van Bambi verhaalt over de scheiding van het jonge reekalf van zijn mama. De Grote Prins, de vader van Bambi, vertelt het jonge hertje dat zijn mama is meegenomen door de jagers. Later in de film leert Bambi van zijn vader dat hij moet blijven gaan, ook doorvechten als hij pijn heeft. Net als Bambi groeit Tinneke moederloos op onder de hoede van haar vader. De verbetenheid en de survival modus haalde Tinneke uit het scriptbesluit (*) dat ze op driejarige leeftijd onbewust voor haar leven genomen had. Zij zou hard zijn. Niet wenen, nooit rusten en altijd blijven doorgaan. Haar eigen kinderen zou ze nooit alleen laten. Maar ook niet aan de hoede van anderen. Niet alleen tekent het jonge verlies haar verdere leven, ze zet de gevolgen ervan ook door bij haar kinderen.

(*) Meer over scriptbesluiten komt aan bod in module acht van het f2F-proces.

Het fenomeen van Verlaat Verdriet (**) waarbij volwassenen met een verlaat rouwproces aan de slag gaan en waarbij vaak aan de oppervlakte komt hoeveel trauma en fysiek lijden er kan zijn ten gevolge van een jeugdig ouderverlies, doet mensen nogal eens veronderstellen dat het nodig is om rouwende kinderen naar een rouwtherapeut te moeten sturen. Dat idee klopt niet. Kinderen hebben in normale omstandigheden bij een overlijden geen therapeut nodig. Voorwaarde is wel dat het kind met liefde omringd wordt en dat er aandacht is voor het rouwproces. Als je een jong kind naar een therapeut stuurt, dan breng je het kind opnieuw in een vreemde omgeving. Het is beter om gewoon op natuurlijke wijze met het kind te praten en vooral ernaar te luisteren. De vragen naar best vermogen eerlijk te beantwoorden. En het is helemaal OK dat je niet elke vraag kan beantwoorden. Kinderen mogen ervaren dat er open vragen zijn die ook voor ons een mysterie blijven. Ga er niet van uit dat een kind niet rouwt of niet verdrietig is wanneer het daarna snel zijn spel weer oppakt. Kinderen rouwen anders dan volwassenen. Hun acute rouw is korter, maar komt op gezette tijden weer terug. Bijvoorbeeld op latere scharnierdata in hun leven waarbij de overleden ouder een belangrijke rol zou hebben gespeeld kan de rouw zijn kop weer onverwacht opsteken. Denk maar aan schooloptredens, communiefeest, afstuderen, eerste partner,  huwelijk…

(**) Module zes van Rouwatelier is geheel geweid aan het fenomeen verlaat verdriet

De band die iemand met de overleden dierbare heeft is een belangrijk aspect dat mee het rouwproces zal bepalen, naast de omstandigheden, de hechting die je zelf als kind had en de kwaliteit van je sociale netwerk. De band tussen ouder en kind is daarin uiteraard een zeer belangrijke, en in bovenstaand voorbeeld van Tinneke hebben we proberen te onderstrepen dat dit zeker zo is bij jong ouderverlies. Het aspect van het jeugdige verlies heeft dus niet alleen met de band, maar vooral ook met de omstandigheden van het overlijden te maken en men staat er niet altijd bij stil dat die voor een klein kind altijd heel erg bijzonder en aangrijpend zijn.

Zoals bij Jasper,  de dertiger uit onze vorige module die bij de Brainspotting-therapeut te rade komt omdat hij last heeft van vaak terugkerende nachtmerries waarbij hij niet kan ontsnappen uit een brandend huis. Na enkele sessies blijkt dat Jasper nog klein was toen zijn opa overleed. Voorafgaand aan de afscheidsdienst stond opa’s doodskist in de rouwruimte van het crematorium en tijdens de ceremonie viel het zonlicht mooi door de ramen naar binnen, pal op de kist van opa. Jasper merkte dat op aan zijn veel oudere zus die daarop antwoordde dat opa het zo lekker warm zou hebben in zijn kist. Ze dacht er niet verder bij na dat opa vervolgens in de verbrandingsoven zou gaan waar het 1100 graden Celsius ging worden. De zus kon niet weten dat Jasper met zijn jeugdige leeftijd het letterlijk zou nemen dat opa met zijn kist in het zonnetje het lekker knus had. Net zoals toen ze vertelde dat opa wel zou waarderen dat de bloemen lekker roken die ze op zijn kist hadden gelegd. En als opa nog kon voelen en ruiken in de kist dan zou de crematieoven letterlijk een hel van vuur worden. Een hel die Jasper met nachtmerries bleef achtervolgen tot ver in zijn volwassen leven.

Voor een illustratie van het belang die de band heeft die er was tussen rouwende en overledene verwijs ik nog graag naar de vorige module van de clichés waar we het voorbeeld zagen van een kind dat zijn konijntje verloor. De band tussen het konijn en het kind was van belang. Zeg nooit : “Het was toch maar een konijn”. Misschien was voor het kind het konijn ook wel zijn vertrouwenspersoon aan wie het alle verhalen vertelde, zoals dat bij Eric was met opa’s hondje Karper. Kinderen hanteren een magisch denken. Het zou zo bijvoorbeeld kunnen dat het konijn toevallig doodging nadat het kind er boos op was geweest en het kind nu denkt dat het door zijn boosheid het konijn heeft gedood.

Ik hoorde op de parking van het grootwarenhuis een mama haar zoontje vermanen dat hij met zijn handen van het winkelwagentje moest afblijven want dat hij zo andere mensen kon doodmaken (wegens corona). Die vrouw snapt niet welke trauma’s ze daarmee bij het kind kan veroorzaken. Het is zeer wel denkbaar dat als één van de grootouders van het kind aan Covid komt te overlijden het jongetje gaat denken dat hij de schuldige is.

  1. De omstandigheden
 

Behalve de band die de rouwende had met de overledene zijn dus ook de omstandigheden waarin het overlijden en het afscheid plaatsvinden van doorslaggevend belang voor het verloop van het rouwproces. De ervaring is zowat dat hoe gewoner het overlijden was, hoe gewoner ook de rouw zal verlopen en hoe meer dramatisch het overlijden was, hoe meer kans op een problematische rouw. Maar dat verband is niet rechtlijnig, er spelen nog andere factoren mee. Een ‘normaal’ overlijden zal niet automatisch een goed rouwproces opleveren en omgekeerd: een verschrikkelijk dramatisch overlijden zorgt niet persé voor een gecompliceerd rouwproces.

Vooraleer een aantal externe omstandigheden van een overlijden te benoemen en hoe die omstandigheden hun weerslag uitoefenen op hoe er gerouwd kan worden is een zeer belangrijke parameter de toestand van de rouwende zélf, op het moment dat die kennis neemt van het overlijden. De fysieke, psychische, mentale gezondheid van de nabestaande, maar ook hoe hij zelf  in het leven staat en wat hij al heeft meegemaakt, zal van grote invloed zijn op hoe met het overlijden wordt omgegaan. We denken daarbij bijvoorbeeld aan karakter. Iemand kan goedlachs zijn, een relativeerder of eerder een piekeraar, een zwartkijker of een pessimist. Iemand kan van nature veerkrachtig en energiek zijn of eerder snel uit balans en lichtgeraakt. Iemand kan een vechter en een believer zijn die niet snel opgeeft, of juist moegevochten en futloos zijn. Dat alles zal zijn weerslag hebben op hoe met een verlies wordt omgegaan. Maar vergis je niet. Een overlijden kan een zodanig immense impact op iemand maken dat zelfs een stoere immer sterke bink die nooit uit zijn lood geslagen wordt toch ineens onderuit gaat. Of andersom. Iemand waarvan je het nooit verwachtte kan ineens heel kranig uit de hoek komen. Veel heeft te maken met hoeveel klappen iemand al heeft gekregen van het leven en tot wat dat hem of haar gemaakt heeft. Sommigen zijn daardoor murw geslagen en kunnen een bijkomend verlies er écht niet nog eens bij hebben, terwijl anderen door de vele tegenslagen al zodanig ‘gehard’ zijn dat ze een overlijden misschien eerder ‘gelaten’ ondergaan. Wat daarbij zeker een rol kan spelen, zijn het  aantal overlijdens dat iemand (eventueel kort na elkaar) te verwerken kreeg. In het boek ‘Anders nabij’ laat An Hooghe vijf mensen aan het woord die met kindverlies te maken kregen. Eén van die mensen is Christine Haageman, die eerst haar zoon Steven verloor in een auto-ongeval en vier jaar later ook nog haar dochter Sylvie, door verdrinking. Allebei op de leeftijd van twintig jaar. Opeenvolgende verliezen hebben een enorme impact op een rouwproces. In de literatuur spreekt men daarbij van gestapeld verdriet. Bij rouwtherapie zal men daarom aan een cliënt vaak vragen om een zogenaamde ‘verlieslijn‘ uit te tekenen. Dat is een tijdslijn waarop impactvolle overlijdens  worden in kaart gebracht. Een bijzondere categorie daarin vormt de zogenaamde ‘gestolde rouw’ of uitgestelde rouw. Mensen die op zeer jonge leeftijd groot verlies meemaakten en daar toen niet om hebben kunnen rouwen. Over dit ‘verlaat verdriet’  gaan we het nog uitgebreid hebben in module zes die daar volledig aan geweid wordt. Voor iemand die reeds gehavend is met ‘gestolde rouw’ of een ‘uitgesteld rouwproces’, zal een nieuw overlijden anders binnenkomen dan bij andere mensen.

Iemands wereldlijke opvatting zal zeker meespelen. Religieuze mensen die vast geloven in een leven na de dood gaan doorgaans anders om met een overlijden dan de zogenaamde koele wetenschappers die enkel geloven wat ze met hun eigen ogen kunnen zien. En ook voor de rabiate ketter zal het weer helemaal anders zijn. Mogelijk zal deze laatste behalve om het verlies zelf, zich ook nog eens boos maken op de zalvende woorden die misschien een priester spreekt die de dierbare nooit gekend heeft. Maar ook hier: vergis je niet. Iemands wereldbeeld of overtuiging kan na een overlijden helemaal op zijn kop komen te staan. Omdat je identiteit verandert na een overlijden, kan soms je overtuiging mee veranderen. Niet zelden komt het voor dat iemands religieuze overtuiging komt te wankelen na een zwaar verlies. Of juist andersom. Dat het overlijden van een dierbare een voorheen nooit spiritueel iemand ertoe aanzet om over de dingen te gaan nadenken en zijn waarden gaat verleggen. Gezondheid speelt absoluut een rol. Heb je zelf zwaar onderliggend lijden, ben je ongeneeslijk ziek of in je laatste levensfase, dan zal het verlies van een naaste je anders vallen dan wanneer je zelf kerngezond bent. Voor een psychiatrische patiënt die labiel is of zelfs suïcidaal, zal verlies verschillend ervaren worden. Voor iemand met het syndroom van down of een andere verstandelijke beperking zal het helemaal anders zijn dan voor een normaal begaafd iemand. En ook hier: let op! Anders betekent daarom nog niet minder impactvol.

Samengevat: wat voor iemand de nabestaande is en hoe het met hem/haar gaat op het moment van de kennisneming van een overlijden heeft naast externe omstandigheden ook te maken met de gezondheid, het weerstandsvermogen en de beschikbare energie. Maar ook met karakter, verstandelijke niveau, levensovertuiging, persoonlijke voorgeschiedenis en andere persoonsgebonden aspecten.

Daarnaast zijn er heel wat externe omstandigheden aan te duiden die hun impact zullen hebben op hoe het rouwproces kan verlopen.

Kurt is een verpleger die nog een vijftal jaren van zijn pensioen is verwijderd. Zijn blinde moeder werd 86 en is na een kortstondige ziekte thuis vredig overleden in het bijzijn van haar familie. Kurt had een geweldige band met zn moeder en bezocht haar twee tot driemaal in de week. Vaak gingen ze samen wandelen, vooral zo de laatste tijd sinds zij niet meer goed alleen met haar witte stok de weg op durfde. Ze was een keer lelijk gevallen en had een kleine hersenschudding opgedaan. Sinds die val ging ze niet meer zo graag alleen naar buiten en ze was ook wat wankel geworden. Maar samen met haar zoon wandelen was nog altijd heel prettig geweest tot ze enkele weken geleden een trombose deed en daarna op korte tijd zienderogen verslechterde. De dokters zagen het onvermijdelijke einde nabij komen en de familie had tijdens haar laatste dagen voor een liefdevolle en attente aanwezigheid gezorgd. Niet alleen zorgde de familie goed voor hun mama/oma in haar laatste dagen, ze zorgden ook goed voor elkaar. Er heerste een warme en liefdevolle sfeer in de familie. Op haar laatste dagen had ze nog goed te kennen kunnen geven hoe ze haar eigen afscheid graag geregeld wilde hebben, en ze had met teksten en muziek mee de dienst vorm gegeven. Natuurlijk waren er tranen, en natuurlijk was er veel emotie en verdriet, maar er was vooral veel zorg en liefde en dat gevoel was voor iedereen intens aanwezig. Vlak voor haar dood had ze nog haar dank uitgesproken voor al wat haar in het leven te beurt was gevallen, en ze had nog precies op tijd kennis kunnen maken met het jongst geborene achterkleinkind dat ze op haar ziekbed in de armen heeft kunnen houden. De familie van Kurt was gekend en geliefd in het dorp en ze hadden een heel uitgebreide kennissenkring en een stevig sociaal netwerk. Kurts blinde moeder was decennia lang vrijwilliger geweest bij de plaatselijke afdeling van ziekenzorg en als men met de rolstoelpatiënten op stap ging dan was ze altijd erbij om een karretje te duwen. Ze vond dat ze dat als blinde prima kon, en noemde het zelfs een win-win want de rolstoelgebruiker stuurde voor haar en op die manier had zij ook haar navigatie, haar steun, haar wandel en haar babbel. Toen ze een poosje terug wat slechter te been werd en ziekenzorg oordeelde dat het niet de bedoeling was dat iemand van 85 een karretje duwde met iemand van 65 erin en dat het tijd was om het vrijwilligerswerk over te laten aan de jongere generatie, heeft ze hard tegengesputterd alvorens het af te geven. Kurt en zijn broers hingen sterk aan elkaar en ook op het werk had Kurt een paar collega’s waarmee hij al door dik en dun was gegaan en bij wie hij altijd terecht kon. De afscheidsviering was ontroerend mooi geweest en verschillende van de kinderen en kleinkinderen hadden eigen teksten en stukjes muziek gebracht. Bij de dienst was de kerk afgeladen vol en hoewel er veel verdriet was, waren er toch ook de dankbaarheid en vreugde voelbaar om zo’n rijk en mooi leven dat zij geleefd had, haar blindheid mee in acht genomen. Op de koffie werden uitgebreid anekdotes aangehaald en behalve geweend werd er af en toe goed gelachen. Een enkele nonkel had een pintje teveel op. Het werd een memorabel begrafenisfeest. Er was zelfs een rouwclown.(*)  Kurt heeft in de laatste dagen voor het overlijden van zijn moeder nog mooie en diepgaande gesprekken met haar gevoerd en soms zat hij gewoon aan haar zijde zonder iets te zeggen. Ze zag hem niet, maar wist dat hij er was. Kort voor ze heenging maakte ze nog een grapje dat weldra het licht voor haar zou uitgaan maar dat dat nu niet meer zo’n verschil maakte sinds ze al jaren aan het donker gewend was. Ze hadden er samen vrolijk om gelachen. Kurts moeder stierf in zijn armen terwijl hij bij haar op het ziekbed zat. Toen ze overleed heeft Kurt eerst een kwartier lang geweend, maar dan nog bijna gedurende een half uur met haar dode lichaam in zijn armen rustig op het ziekbed gezeten terwijl hij haar streelde door haar witte haren en hij een gevoel van vredige dankbaarheid en berusting door zich heen voelde stromen.

Kurt heeft daarna een ‘normaal’ rouwproces doorlopen waarin periodes van verdriet en dankbaarheid elkaar afwisselden. De ene dag had hij het wat zwaarder dan de andere, maar hij had zijn moeder vast in zijn hart gesloten en kon in liefdevolle dankbaarheid aan haar terugdenken. Op momenten dat hij het moeilijk had kon hij goed bij zijn vrienden en broers terecht, en ook Kurts werkgever was daarvoor zeer begripsvol. Kurt was dankbaar voor het leven dat zijn mama gehad had en voor de wijze waarop zij ‘vredig’ is kunnen gaan. Hij kon terugblikken op de liefdevolle relatie die ze altijd met elkaar gehad hadden.

(*) Op de website van Plan b vind je  de link naar Rouwclown

Een bijzonder belangrijk criterium voor de nabestaande is het antwoord op de vraag of de overledene al dan niet pijn heeft geleden bij het overlijden. Over het algemeen geeft het voor de rouwende een geruststellend gevoel wanneer hij weet dat zijn dierbare zonder pijnlijke doodstrijd is kunnen overlijden.

Corinne’s echtgenote was vliegamateur en kreeg een dodelijk ongeval met zijn sportvliegtuigje. Het toestel stortte te pletter in bergrijk dunbevolkt gebied. Corinne  kreeg gelukkig nooit het krantenartikel onder ogen dat foutief berichtte dat de piloot “…enige dagen gekneld in de cabine van het neergestorte vliegtuigje had vastgezeten en vermoedelijk van honger en koude in verschrikkelijke omstandigheden  was omgekomen.” Er werd in het krantenartikel zelfs gespeculeerd of het voor de onfortuinlijke piloot al dan niet nog erger zou geweest zijn indien het toestel bij het neerstorten ook meteen had vuur gevat en was uitgebrand. Na obductie, uitgevoerd door een kundig patholoog werd echter Corinne correct geïnformeerd dat een zeldzame  cardiale ritmestoornis voor een acute en pijnloze niet-traumatische dood had gezorgd en dat dus het neerstorten niet eens de oorzaak maar wel het gevolg van het overlijden was. De man was dood voordat het toestel de grond raakte. Dat het daarnaast wellicht gewoon toeval en een groot geluk was dat het toestel in onbewoond gebied was terecht gekomen.

Ook bij euthanasie besteden de betrokken diensten en artsen altijd veel aandacht aan het zorgvuldig informeren van de aanvrager en diens nabestaanden over de precieze gevolgde procedure en leggen ze uit dat de stervende daar niets van zal voelen.

Voor de rouwende is het altijd een belangrijke vraag in welke mate de overledene nog heeft ‘afgezien’ alvorens te gaan. Vandaar dat het ook één van de veel gehoorde quotes is op een begrafenis. “Ik ben blij dat hij niet heeft afgezien.” Let wel op! Het is iets anders wanneer de rouwende dat zelf vertelt, dan wanneer je dat als ‘troost’ zou gaan gebruiken. Dan wordt het van geheel andere orde en is het meestal geen goed idee, zoals we in de vorige module hebben gezien. De mededeling dat iemand pijnloos is ‘mogen’ vertrekken kan soms eens schrale troost zijn, maar brengt de dierbare niet terug. In het bestek van deze module waar we het belang onderzoeken van de omstandigheden is het nuttig om te weten dat voor de rouwende het veel verschil maakt hoe zijn dierbare is ‘vertrokken’. Maar die omstandigheden geven de trooster geen argument om de ernst van het verlies te minimaliseren.

Maverick’s zoon was één van de passagiers in een van de Boeings die bij de aanslagen van september 2001 in de Twin Towers vlogen. Maverick getuigt hoe ‘ondraaglijk’ het idee van onwetendheid is welke de vreselijke ervaringen van zijn zoon geweest kunnen zijn in de laatste ogenblikken voor de fatale klap. Welke angsten en pijnen hij moest doorgegaan zijn voordat hij de onafwendbare dood in de ogen keek. Nog meer dan het overlijden zelf was dàt zijn ergste nachtmerrie. Opvallend zijn trouwens de talloze verhalen van nabestaanden die in de nadagen van 911 allerhande mooie en heroïsche anekdotes de wereld insturen over wat er die laatste ogenblikken gebeurd kan zijn. De functie daarvan is vooral het wegwassen en toedekken van de onzekerheid en de pijn die daarmee gepaard gaan. Men probeert de omstandigheden te verbloemen door ze naar een draaglijk niveau te tillen. In module vijf van Rouwatelier zullen  zien dat het komen tot een geïdealiseerd beeld van de overledene veel te maken heeft met het vastlopen in de derde rouwtaak van de rouwarbeid. (Rouwtakenmodel van William Worden)

Pauline schrikt vandaag na dertig jaar, nog regelmatig wakker na telkens dezelfde gruwelijke bloederige nachtmerrie waarin ze droomt van het ongeluk met de kettingzaag. Haar echtgenote John, toen ergens vooraan in de dertig was op een novemberochtend zoals zo dikwijls het geval was met zijn landrover naar het bos vertrokken om er te gaan bomen rooien. Het was zijn vak en hij was heel handig met de kettingzaag. Er was nog nooit een noemenswaardig ongeval gebeurd. Die middag was hij geheel tegen de gewoonte in wel erg laat voor het middageten. Het was al over enen en hij was nog steeds niet thuis. Pauline had aan de buurman gevraagd, -die toch toevallig die richting uit ging- om John te laten weten dat zijn soep koud werd. De buurman zag meteen dat er iets niet in de haak was toen hij op de plek arriveerde waar een boom dwars over de weg lag en er verder geen geluid te horen was. Hij trof er het levenloze en vreselijk verminkte lichaam van John aan, heeft eerst moeten braken en kon pas daarna de hulpdiensten verwittigen. Pauline heeft nooit exact geweten hoe het ongeval is kunnen gebeuren en er werd haar afgeraden om het lichaam van John nog te gaan schouwen omdat de vreselijke aanblik van de stoffelijke resten te erg zou zijn geweest. De brandweer had uren nodig gehad om het lijk van onder de boom te halen en te bergen.  Meer dan dertig jaar later kan Pauline nog steeds niet voorbij die bewuste plek komen waar ooit het ongeval gebeurde, en dagelijks maakt zij per fiets een omweg van meer dan zes kilometer om die omgeving te mijden. Zelfs wanneer ze te voet is.  Telkens ze ergens een kettingzaag hoort huilen stolt het bloed haar in de aderen en wordt zij weer aan het trauma herinnerd. Het wrak van de oude landrover is inmiddels helemaal overwoekerd met onkruid en staat nog precies op dezelfde plek waar dertig jaar geleden de hulpdiensten hem hebben neergezet. Met ondertussen kapotte ruiten en vier verduurde platte banden, de binnenbekleding helemaal beschimmeld en onder het mos, met in de kofferbak nog onaangeroerd de kettingzagen en bijlen die John die dag had meegenomen. Pauline zélf woont al decennialang elders maar kan de energie niet opbrengen om de oude leegstaande en verkommerde hoeve te verkopen en het wrak te laten wegslepen.

Een plots en onverwacht sterven, en zeker een gewelddadige dood, hebben meestal een enorme impact op het  rouwproces. Zo’n rouwproces verloopt anders dan in het verhaal bij het vredige overlijden van Kurts’ moeder. En het bijzondere van het rouwproces ligt in dit geval niet aan de persoon, maar aan de omstandigheden van het verlies. Boosheid en opstandigheid zijn in zo’n rouwproces niet ongewoon. Een onverwacht ongeval is van geheel andere orde dan een overlijden wegens ouderdom dat je hebt kunnen zien aankomen. Heel vaak gaat de rouwende zichzelf allerlei verwijten. “Was ik die dag maar meegegaan naar het bos, het zou niet gebeurd zijn…”; “Waren we toch maar gaan shoppen in plaats van hem te laten gaan…”; “Had ik er toch maar meer op aangedrongen om jaren geleden al zijn kettingzagen weg te doen…”, Omwille van het plotse, het schokkende en het zinloze van de gebeurtenis is het ook veel moeilijker om de realiteit bestaansrecht te geven. Nabestaanden van ongevallen blijven vaak heel lang de gebeurtenissen ontkennen. Pauline maakte jaren na het ongeval soms ’s middags nog diezelfde soep voor John en hield zichzelf voor dat hij gewoon thuis zou komen. Vooral het feit dat zij nooit precies te weten kwam wat er gebeurd is maakt dat het haar heel moeilijk viel om de realiteit van het verlies onder ogen te zien. Het waren vooral gissingen. Doordat goedbedoelende omstaanders en onervaren medewerkers van de hulpdiensten na het ongeval nogal paniekerig op de ramp gereageerd hadden waren voor het parket vele sporen gewist zodat het onbegonnen werk was om te achterhalen hoe het gebeurd was. Misschien was hij gevallen met de nog draaiende zaag in zijn handen en had de veiligheidspal niet gewerkt? Of misschien was de boom op hem gevallen? Of misschien had hij zelf wel een soort bypass van de veiligheidspal gemaakt om met één hand te kunnen werken? Of misschien had hij een hersenbloeding gekregen en had een verkrampt hand ervoor gezorgd dat de machine was blijven draaien?. Of misschien was er wel een tweede persoon bij geweest die nadien weggevlucht was…? Het waren allemaal gissingen waarop geen antwoord bestond. Stel dat het toch een hartfalen was, maar dat zich dat niet die voormiddag had voorgedaan, maar wel dezelfde ochtend nog thuis voordat hij naar het bos had kunnen vertrekken. En stel dat dat gebeurde in het bijzijn van Pauline. De eigenlijke doodsoorzaak zou dan misschien dezelfde geweest zijn, maar het rouwproces van Pauline zou er helemaal anders zijn komen uit te zien. Omdat ze dan precies had geweten hoe het gebeurd was en ze van heel nabij geconfronteerd was met de realiteit van het verlies. En natuurlijk ook omdat er al die bloederige verwikkelingen dan niet waren. Dat is wat Worden de eerste rouwtaak noemt, en die is onontbeerlijk voor de start van een gezond rouwproces. De realiteit  van het verlies onder ogen zien wordt extra moeilijk als je de omstandigheden van het overlijden niet kent. Het rouwtakenmodel van Worden wordt nader toegelicht in module vijf van Rouwatelier wanneer we het gaan hebben over de verschillende rouwmodellen. Bijkomende moeilijkheid bij het rouwproces van Pauline is dat zij het lichaam van John niet meer heeft gezien. Helaas geven hulpverleners soms de verkeerde aanbeveling aan nabestaanden om hun verongelukte dierbare niet meer te aanschouwen. Ze doen dat met de beste bedoelingen omdat soms de aanblik nogal schokkend en luguber is. Veel beter zou zijn om die aanblik min of meer tot een toonbaar geheel te herleiden, eventueel slechts een stukje ervan, bijvoorbeeld enkel een hand of een aangezicht van onder een laken, en desnoods al het niet toonbare overige verborgen afgedekt. Wie na een ongeval zijn overledene niet heeft kunnen zien maakt er in zijn fantasie voorstellingen van die de gruwel van de realiteit nog ver overtreffen. Om rust te vinden en de realiteit bestaansrecht te geven is het namelijk beter om de overledene wél te hebben gezien, hoe hard die wrede werkelijkheid ook klinkt. De verbeelding maakt het meestal nog erger. Als je niet weet wat er werkelijk heeft plaatsgevonden ben je bij voorbaat benadeeld met een erg moeizame start om je rouwproces normaal aan te vatten. Het is daarom van het grootste belang dat nabestaanden volledige en nauwgezette informatie verkrijgen omtrent de omstandigheden waarin iemand overleden is. Sommige rouwenden spenderen een life-time om erachter te komen wat er precies gebeurd is.

Katya is zevenentwintig en zat bij mij in de praatgroep. Drie jaar geleden verongelukte haar broer ten gevolge van elektrocutie bij werken aan een hoogspanningscabine. Omdat de veiligheidsprocedures niet conform waren nageleefd was het dossier door de verzekering van de werkgever geweigerd en had het parket een hoop informatie verzegeld waar Katya en haar vader niet bij konden. De gegevens waren enkel toegankelijk voor de preventieadviseurs van de opdrachtgever en de onderaannemer. De vader van Katya heeft zich gedurende twee jaar vanaf leek helemaal omgeschoold tot veiligheids- en preventie adviseur en volgde lessen hoogspanning elektriciteit. Na twee jaar werd hij gecertificeerd veiligheids- en preventieadviseur en kreeg hij eindelijk toegang tot de geheime dossiers om te kunnen achterhalen hoe zijn zoon om het leven was gekomen.

Niet abnormaal bij nabestaanden van een verongelukte is dat de niet te adresseren woede op het onrechtvaardige lot zich uiteindelijk richt tegen hulpdiensten, politie en justitie indien die de gevraagde inlichtingen niet kunnen verschaffen, zelfs als zij proberen te helpen. Heel vertrouwd is dat de woede gericht wordt op eventuele veroorzakers van het ongeval. En niet alleen als dat derden zijn, zoals bijvoorbeeld een dronken taxichauffeur.

Gabby’s vader dronk graag een biertje na het werk en vaak ook meer dan één. Hij deinsde er niet voor terug om nadien nog beschonken achter het stuur te kruipen en had er met zijn dochter al vaak ruzie over gehad. Op een dag werd hem dat fataal en kwam zijn auto vanaf de kanaaldijk het water in. Gabby is niet alleen bedroefd om het verlies van haar vader maar vooral ook heel boos op zijn drankmisbruik. Ze is ook boos op de cafébaas die naliet de sleutels van hem af te nemen en hem toestond van dronken te vertrekken, en ze is boos op de Vlaamse Waterweg omdat op die bewuste plek geen vangrail voorzien was. Ze is ook boos op Volvo omdat het zo moeilijk ontsnappen is uit een ondergedompeld voertuig, boos op de gemeente omdat de plek niet verlicht is, boos op de overheid omdat het dragen van een gordel verplicht is…Weet dat al die boosheid geheel normaal is en niet te adresseren woede betreft vanwege een onrechtvaardig lot. Dat is typisch bij rouw na ongeval. Aan rouwcoaches of hulpverleners wil ik op het hart drukken : begin in zo’n geval zeker niet te discussiëren met de rouwende. Het gaat  hier immers niet om rationele maar wel om emotionele argumenten. Belangrijk is dat je luistert en dat je bestaansrecht geeft aan de woede en de machteloosheid. Het gaat om ongeadresseerde woede die een adres zoekt. Hou er rekening mee dat die boosheid ook op jou als hulpverlener gericht kan worden. Op dat moment kan het helpen te begrijpen waar ze vandaan komt.

Vaak worden na dood door ongeval bij de nabestaande ook een aantal vroegere overtuigingen en waarden afgezworen. Men verliest bijvoorbeeld vertrouwen in justitie en gerecht, of men wordt fanatiek wantrouwig tegenover de medische wetenschap of technologie in het algemeen. Men gaat bijvoorbeeld ongerechtvaardigde veralgemeningen maken omtrent bepaalde beroepsgroepen zoals buschauffeurs of andere. Pauline uit het verhaal van hierboven zal steevast blijven claimen dat Stihl benzine-kettingzagen tot de gevaarlijkste ter wereld behoren en eigenlijk uit de handel zouden moeten worden genomen. Vakmensen uit de bosbouwsector zullen het allerminst met haar eens zijn. Dat komt doordat de overtuiging van Pauline niet gestoeld is op feiten maar op emoties. Omdat de wereld van de nabestaande volledig is ingestort sneuvelen ook een hoop waarden terzelfdertijd mee. Het wereldbeeld zoals dat voor de rouwende bestond is niet langer betrouwbaar en de rouwende houdt er enkel wrok en verbittering aan over. Bij religieuze mensen komt het wel eens voor dat ze nadien God afzweren omdat die hen verraden heeft. Want wat voor een God staat nu toe dat zoiets kan gebeuren? In de Britse dramaprent Shadowlands treurt  (Jack) Lewis, die geweldig vertolkt wordt door Anthony Hopkins, om de dood van zijn geliefde Joy. Jack is een devoot en vroom man, maar wanneer de priester hem probeert te troosten wordt Jack heel boos en bijt hij de priester bitsig toe dat hij moet ophouden. Op dat moment staat de pijn van zijn hevige verdriet elke relativering of levensbeschouwelijke overweging in de weg. Op het eind van de film herdenkt Jack de woorden van zijn geliefde Joy “The love now is part of the pain to come” en hij draait het om in : “De pijn van nu is de liefde van toen.”

Het afstand doen van allerlei waarden die vroeger een houvast betekenden zorgt er bij rouwenden soms voor dat het proces nog veel moeilijker wordt. Verzuring en verbittering maken het moeilijk om hoop en heling op te zoeken. Omdat men in die context ook vaak afstand neemt van personen en omgeving -bijvoorbeeld vertegenwoordigers van de religie die men tevoren aanhing- kan men daardoor meer en meer in een isolement komen te staan. Isolement is nefast voor het rouwproces. Precies dan heb je de anderen nodig.

Een ander aspect bij dood door ongeval is dat soms daardoor je privéleven openbaar dreigt te worden. Zeker als het een spectaculair ongeval betreft en de sensatiebeluste pers er garen van wil spinnen dan kan dat erg nadelige gevolgen voor de nabestaande rouwenden met zich meebrengen.

François was een kundig autogeenlasser en werd er altijd bij gehaald voor de meest lastige klussen. Zijn klanten waren meestal chemische raffinaderijen. Hij moest de jobs doen die een ander niet durfde aan te vatten en was dan ook een veel gevraagd specialist voor allerlei moeilijke karwijen. Niet zelden ging dat gepaard met zeer grote tijdsdruk. Elke minuut dat de installatie niet draaide kostte immers tonnen geld voor de klant dus er was nooit een seconde te verliezen. Soms werd om die reden zelfs een installatie niet stil gelegd tijdens de werken hoewel het veel veiliger zou zijn om dat wel te doen. Op een keer ging het mis. François werd er ’s nachts bijgehaald om in een verouderde verffabriek dringend een losgekomen flens op een solventleiding weer vast te lassen. Niet zozeer vanwege het gevaar dan wel vanwege de hoge kost aan productieverlies. De vereiste veiligheidsprocedures waren vanwege de hoge kosten en de hoogdringendheid niet voor honderd procent gevolgd maar de oorzaak van het ongeval had daar niet rechtstreeks mee te maken. Iemand had per vergissing een gekeurde met een niet-gekeurde brander verwisseld en tijdens de ontsteking had een vlamterugslag in de brander zélf de ontploffing veroorzaakt. De nabijheid van de hoog explosieve solventen in de naburige leidingen had voor een razendsnelle kettingreactie gezorgd. Er ontstond een felle brand met hevige explosies en als bij wonder was François het enige slachtoffer in een inferno dat kilometers ver te zien was en waarbij de verffabriek voor miljoenen aan schade leed. Vanwege de niet strikt gevolgde veiligheidsprocedures had de verzekering de handen terug getrokken en was het schandaal aanleiding voor torenhoog gespeculeer en sensationele verhalen in de pers. François werd door niets ontziende en uiterst slecht geïnformeerde journalisten de meest waanzinnige dingen aangewreven waar zelfs in werkelijkheid niks van klopte. Zelfs het tegendeel was waar. Maar het had wel sensatiewaarde. Zo stierf voor de nabestaanden hun betreurde dierbare nog eens een tweede keer. Alsof het nog niet genoeg was dat hij slachtoffer was geworden van de niet-bedoelde vergissing van een ander, kreeg hij ook nog eens allerlei unfaire blamage in de schoenen geschoven. Het is duidelijk dat dit voor het rouwproces van de nabestaanden veel kans op complicaties geeft.

Een belangrijke eigenschap van een ongeval is de factor van het onverwachte. Een ongeval komt per definitie altijd onverwachts, anders is het namelijk geen ongeval. Bij sommige hoog risico beroepen ligt het misschien dichter op de loer dan bij andere. Zo zullen de dierbaren van een gevechtspiloot, een autocoureur, een stuntmant of een explosievenexpert van de ontmijningsdienst misschien wel vaker voor een ongeval vrezen of de dood in de ogen kijken dan bijvoorbeeld de mama wiens dochtertje geheel onverwacht door de schoolbus werd doodgereden. En zo is het ene ongeval het andere niet. Dat wil niet zeggen dat het ene ongeval of overlijden minder erg zou zijn dan het andere. Het is gewoon anders. In de regel kan je stellen dat hoe meer onverwacht het verlies optreedt hoe moeilijker je er op voorbereid kon zijn en hoe lastiger het rouwproces zal verlopen. Maar ook dit is geen rechtlijnige constante omdat er zoals gezegd nog andere parameters meespelen.

Extra moeilijk voor de rouwende wordt het, wanneer ook de gevolgen van het ongeval zware financiële of juridische nasleep kent.

Annie’s man had een eenmanszaak van site-maintenance en veroorzaakte bij een klus op een chemische plant in de haven een ongeval toen hij een verkeerde kraan opendraaide waardoor hij een bijtend zuur over zich heen kreeg. Niet alleen stierf hij een afschuwelijk pijnlijke dood, maar een groot deel van het zuur kwam in het dokwater terecht en zorgde voor schade aan het visbestand en de natuur. Het contract met de opdrachtgever voor wie hij werkte was waterdicht en er was geen enkele weg omheen dan dat de volledige aansprakelijkheid bij zijn eenmanszaak kwam te liggen. Behalve haar rouw heeft Annie af te rekenen met een stroom van schadeclaims vanwege milieuorganisaties. De kosten overtroffen veruit het maximale bedrag van schadeloosstelling dat conform de verzekeringspolis zou kunnen worden uitgekeerd zodat Annie genoodzaakt was om de zaak, de villa, en zowat alle bezittingen van de hand te doen om uit te kosten te komen. Er moet geen tekening bij dat dergelijke omstandigheden een nauwelijks te overschatten impact op het rouwproces hebben. Annie’s rouw gaat in dit geval niet alleen over het verlies van haar betreurde echtgenoot. Ze verliest ook haar hele vroegere leven, haar welstand, haar werk, haar zekerheden, haar waardigheid, haar positie in de plaatselijke gemeenschap, de plek waar ze samen met hem woonde…

Dieter is een alleenstaande weduwnaar die op zoek is naar een nieuwe woning. Hij krijgt samen met zijn vierjarig zoontje Kevin voorlopig onderdak bij familie. Ze woonden niet zo lang geleden nog in een pittoresk houten chalet in een natuurgebied die echter door een felle brand volledig in de as werd gelegd. In die brand verloor Dieter ook zijn vrouw. Bij het verwisselen van de propaanflessen had Dieter een gaskraan slecht dicht gedraaid en de kelder had zich langzaam maar zeker met gas gevuld. Toen zijn vrouw die namiddag de houtkachel wilde aanmaken werd haar dat fataal. De bungalow brandde als een lier en had ook een deel van de omliggende heide verwoest. De omstandigheden waarin hij zijn vrouw verloor drukken zeer zwaar op de man en op zijn rouwproces. Schuldgevoel is iets dat bij menig rouwproces voorkomt, maar in dit geval zeer pertinent omdat hij ook effectief de veroorzaker was van de ramp. In een rouwproces is het zeer moeilijk wanneer de rouwende schuld voelt omtrent het overlijden, en zeker als er ook tastbare aanwijzingen zijn dat de rouwende aandeel heeft in de oorzaak van het verlies. Dieter moet voor zijn werk in het natuurpark zijn en komt twee maal per dag voorbij de plek waar hij voorheen gewoond had. De confrontatie met het stuk afgebrande heide en de aanblik van zwartgeblakerde resten van waar vroeger de chalet stond snijden elke dag diep in zijn ziel.

Schuld voelen aan het verlies van een dierbare is lastig om mee om te dealen. Heel vaak is dat schuldgevoel niet reëel en lukt het je daar op een bepaald moment wel overheen te raken wanneer je leert relativeren en anderen je daarbij helpen. Veel moeilijker wordt het als je weet of meent  ook écht schuld te hebben. Dan drukt het zeer zwaar op je rouwproces. Bij Plan b leren we dat er een verschil bestaat tussen ongewild en niet-intentioneel de mede-oorzaak te zijn geweest van een overlijden, ofwel écht schuldig zijn. Het gaat om het spanningsveld tussen enerzijds verantwoordelijkheid erkennen en je lot daarin opnemen en anderzijds een oeverloze culpabiliteit voor iets dat je toch niet weer ongedaan kan maken.

Een nog veel pertinentere dimensie krijgt een onverwacht overlijden wanneer er geen sprake is van een ongeval  maar wel van een misdrijf. Nabestaanden van slachtoffers van gewelddelicten ervaren zo’n verlies als een verwoestende klap die de wereld tot stilstand brengt. Terwijl bij de voorgaande voorbeelden nog enige troost kan gevonden worden dat niemand het ooit zo bedoeld of gewild had, (behalve in het voorbeeld van Maverick) is het besef dat je naaste slachtoffer werd van een doelbewuste intentie een pijn die dieper snijdt dan enige andere pijn ooit. Het idee dat iemand dit verlies doelbewust gewild en gepland heeft is niet te verdragen. De daarmee gepaard gaande onmacht en woede zijn vele malen intenser dan bij een ongeval. Iemand kan de vrachtwagenchauffeur haten omdat die zijn dochtertje op haar fiets niet meer had kunnen ontwijken, maar je zal nooit de  haat kunnen kennen die een vader voelt jegens de pedofiele moordenaar die zijn tienerdochter ontvoerde, misbruikte en ombracht. Je kind op een dergelijke manier moeten verliezen gaat elk bevattingsvermogen te boven en staat garant voor een zeer complex rouwproces. Wraakplannen en de dader willen zien lijden lijken wellicht ethisch en moreel helemaal niet OK, maar ze zijn in die omstandigheden wel volstrekt normaal. Soms is de dader niet gekend, maar de enorme boosheid blijft wel. In zo’n gevallen gaat die boosheid zich dan soms richten op justitie of hulpdiensten, zelfs als die al het mogelijke gedaan hebben. Of op de pers. En dat is niet zelden terecht. Soms weet de sensatiepers zodanig erg te wroeten in het privéleven van de overledene dat ze als het ware daarmee het slachtoffer een tweede keer terechtstellen. Hoe sensationeler en spectaculairder de misdaad, hoe platvloerser de ermee verbonden journalistiek bedreven wordt. Vaak gespeend van enig moreel gevoel voor fatsoen. Soms kan je het de nabestaanden niet eens kwalijk nemen dat ze hun pijlen richten op de journalist. Eigenlijk hebben ze in vele van die gevallen gelijk. Het helpt echter niet bij het rouwproces. En het brengt de overledene niet terug.

Een ander verschil tussen een ongeval en een gewelddelict is de schaamte die er vaak bij komt kijken. Niet alleen de schaamte omtrent wat er jouw geliefde is kunnen overkomen, maar ook de schaamte omtrent de wraakgevoelens waarmee je rondloopt. Het is nu éénmaal makkelijker om te vertellen dat je broer om het leven kwam door een fatale val van een bouwstelling, dan te moeten vertellen dat hij slachtoffer werd van een bende drugdealers die zijn keel oversneden in de toiletten van een obscure nachtclub. Wraakgevoelens jegens een dader zijn niet abnormaal. Hoewel het uiteraard niet geoorloofd is om het recht in eigen handen te nemen, is het belangrijk voor de nabestaande te beseffen dat hij niet gek aan het worden is, maar dat dit compleet normale zeer menselijke gevoelens zijn. Ze brengen je echter het slachtoffer nooit terug. Nog meer dan bij een ongeval hebben ook na een misdaad je waarden en normen een flinke deuk gekregen en je kan het gevoel hebben dat je een stuk mee omgebracht werd. Extra heftig wordt het nog indien je wordt aangetast in je waardigheid wanneer je tijdens een onderzoek van het parket misschien zelf een tijdje als verdachte wordt ondervraagd. Op dat moment rouw je niet alleen om de dierbare die je ontnomen werd, maar ook om het verlies van je eigen onschuld en waardigheid. Het is maar erg moeilijk om over zo’n situatie heen te komen. Soms wordt je omwille van gerechtelijke procedures ook nog afgeschermd van de feiten en krijg je de waarheid niet te weten tot het onderzoek is afgerond, en zelfs erna. Dat maakt het extra moeilijk om de realiteit van het verlies onder ogen te zien en zet een behoorlijke belemmering op die eerste rouwtaak volgens Worden.

Een ander verschil tussen rouwen na gewelddelict of na een ongeval is dat bij gewelddelict het verloop van het rouwproces ook afhangt van wat er met de dader gebeurt. Of die al dan niet bekend is en welke strafmaat er volgt. In welke mate die in de pers het vrije woord al dan niet krijgt. Soms zal je advocaten die de dader verdedigen dingen horen verkondigen waardoor het lijkt dat je dierbare opnieuw wordt terecht gesteld. Vaak terwijl de op sensatie beluste pers allerlei onfraaie of lugubere details, stevig opgeklopt, breed voor het publiek te grabbel gooit zonder enige schroom omtrent de integriteit van slachtoffer of nabestaanden. Dat is allemaal funest voor het rouwproces.

Behalve ongevallen en gewelddelicten is een aparte categorie van uitzonderlijke omstandigheden waaraan we in deze module helaas niet voorbij kunnen gaan het ongelukkige fenomeen van de zelfdoding. Rouwprocessen voor nabestaanden van zelfdoding zijn altijd complex, en we besteden er in de volgende module meer uitgebreid aandacht aan. Ook omdat steeds meer mensen ermee geconfronteerd worden. Samengevat voor de huidige module waar we zelfdoding noemen als een bijzondere omstandigheid van overlijden die zijn invloed zal hebben op het rouwproces vallen volgende aspecten te benoemen waaraan we in module vier meer aandacht aan zullen besteden. Rouw bij nabestaanden van zelfdoding is vaak bijzonder pijnlijk en moeilijk. Een belangrijk aspect is het achterblijven met de WAAROM vraag. Schuldgevoelens zijn nog pertinenter dan bij andere overlijdens. Vaak wordt boosheid gericht op de dierbare zélf omdat die ook de dader was. Frustratie en schaamte horen vaak bij deze rouw. Nog meer dan bij ongevallen of gewelddelict speelt de factor van het onverwachte een grote rol. Bemoeienissen van pers, justitie en hulpdiensten kunnen een verschrikkelijk bijkomende nachtmerrie zijn. Vooral het taboe omtrent zelfdoding zorgt voor veel schade en maakt rouwen nog ingewikkelder. Slachtoffers die doodgezwegen worden, niet mogen herinnerd worden in families. Of slachtoffers die enkel herdacht worden als diegene die zelfdoding had gedaan maar wiens eraan voorafgaande leven niet meer herinnerd wordt. Al deze facetten zullen uitvoeriger aan bod komen in module 4 van Rouwatelier : Verder na zelfdoding van een dierbare. Op de site van Plan b vind je ook de link naar Werkgroep Verder , het expertisecentrum voor rouwen na zelfdoding en andere hulporganisaties die daaromtrent werken.

In de aspecten die het rouwproces beïnvloeden hebben we eerst de band met de overledene besproken en daarna  de omstandigheden. Als bijzondere omstandigheden hebben we daarbij aandacht gehad voor ongevallen, gewelddelicten en zelfdoding, waarbij telkens de invloed op het rouwproces verschillend is. Een aparte categorie die we dienen te vermelden bij omstandigheden is die waarbij we de omstandigheden niet kennen.

Halfweg mei 2017 kwam Ivan na zijn werk niet naar huis. Het was helemaal zijn gewoonte niet om niks te laten weten indien een vergadering zou uitlopen of wanneer hij met de collega’s wat ging drinken. De volgende ochtend verwittigt de ongeruste echtgenote de politie en tegen het einde van de week wordt de vermissing aangemerkt als een onrustwekkende verdwijning. Drie maand later spoelt in een Gents dok het levenloze lichaam aan van iemand die geïdentificeerd wordt als Ivan. Het parket tast volledig in het duister, niemand weet wat er gebeurd is. Zijn echtgenote heeft niet de geringste aanwijzing wat er kan voorgevallen zijn. Tot op het moment van de verdwijning was alles doodnormaal, ze hadden een normaal kabbelend huwelijk met zijn hoogjes en laagjes maar er waren geen noemenswaardige dingen gebeurd. Peter had een goeie gezondheid gekend en geen vijanden. Vanaf de verdwijning start voor de echtgenote van Peter een ware nachtmerrie. Angst, onzekerheid, gissingen zich radeloos vastklampend aan elk sprankeltje perspectief of hoop. Telkens vals alarm. Telkens ze iemand vonden was het een ander. Geen enkel resultaat van de zoekacties. Een zenuwslopende tijd. Er is al wel rouw en verdriet omtrent de verdwijning en het gemis, maar geen enkele optie is goed. Ofwel is hij dood, -wat dramatisch is-, ofwel niet : maar waarom laat hij dan niks horen? Pas als het lichaam gevonden is kan de rouw starten. Het moment van de verschrikkelijke tijding is hartverscheurend paradoxaal. Het is enerzijds de verlossing uit de onwetendheid en althans een antwoord op sommige vragen, het is anderzijds de definitieve doodsteek voor elk nog resterend sprankeltje hoop op leven, en het doet ook tal van nieuwe vragen reizen.

Rouw na verlies waarbij niets of weinig gekend is omtrent de omstandigheden van het overlijden is nog van geheel andere orde dan alle andere vormen van rouw. Rouw na een ongeval is moeilijk omdat het plots is en onrechtvaardig, rouw na een misdaad is moeilijk omdat je achterblijft in de wetenschap dat iemand intentioneel leed wilde berokkenen en rouw na een zelfdoding is moeilijk omdat het slachtoffer ook de dader was. Als je rouwt om een verlies waarvan je niet weet of het om een ongeval, boos opzet of een wanhoopsdaad ging, dan graai je volledig in het duister en is het erg moeilijk om een niet gecompliceerd rouwproces aan te vatten.

Ilona is een Hongaarse 47 jarige vrouw die sedert elf jaar wordt vermist. Lazar is haar zeventienjarige zoon die op een dag onaangekondigd aanklopt bij de deur van de praatgroep. Zijn getuigenis is het schrijnend relaas van een jongen die sinds de prille leeftijd van toen hij maar zes jaar oud was zijn mama mist. Volgens zijn stellige beweringen is ze dood en werd ze omgebracht door niemand minder dan zijn vader. Navraag bij de dienst vermiste personen leerde ons dat het verhaal authentiek was wat de verdwijning betreft maar of er al dan niet sprake was van misdrijf kan niet worden bevestigd. Voor de jongen zelf is de onwetendheid een verschrikkelijke hel die hem tot absolute wanhoop en waanzin heeft gedreven. Of de beschuldiging van de jongen al dan niet terecht is weten we niet, maar niemand geloofd hem. In alle denkbare scenario’s is de casus van Lazar een drama. Is zijn papa niet de moordenaar, dan is het erg schrijnend dat de jongen daar toch zo van overtuigd raakte dat hij dat wel is en is het verschrikkelijk dat hij met die verdenking door het leven gaat. Is de vader wél schuldig, dan is het zo mogelijk nog erger, want dan heeft de jongen gelijk en is het niet alleen een tragedie dat hij de zoon is van een moordenaar, maar ook nog eens dat hij door niemand geloofd wordt. Onopgehelderde verdwijningen en misdaden zorgen meestal voor zeer complexe rouwprocessen. Dat heeft wederom heel veel te maken met die eerste rouwtaak (van Worden) die geen vervulling kan krijgen : de realiteit van het verlies onder ogen zien. Langdurige vermissingen zijn voor de nabestaanden vaak als een soort schijnexecuties. Het is een gevecht tussen de hoop dat de vermiste persoon nog eens terug levend en wel zal terug verschijnen en het loslaten van de illusie daarvan en het beschouwen van iemand als dood terwijl je dat eigenlijk niet met zekerheid weet. Dat laat je niet toe om normaal te rouwen. Los van enige speculatie omtrent de werkelijke aard van de feiten bij de verdwijning van Ilona is het niet ondenkbaar dat het gemis van de jongen van zijn moeder, en de onwetendheid omtrent haar lot, de jongen zodanig gek hebben gemaakt dat de complot-theorie over zijn vader diende om hem van die ondraaglijke onzekerheid te bevrijden. Het schrijnende is dat je dat niet met zekerheid kan zeggen. Je zou de jongen in behandeling kunnen nemen en hem wellicht zover krijgen dat hij het verdwijnen van zijn moeder als echt een verdwijning zou herkennen waarbij hij leert inzien dat de aantijgingen aan het adres van zijn vader eigenlijk zijn beschermsysteem was tegen de onhoudbare onwetendheid. Je zou hem misschien zelfs met zijn vader kunnen verzoenen zodra hij dat mechanisme heeft ingezien. En dan zou het helemaal mooi zijn dat de moeder plots tevoorschijn komt en er een gelukkige hereniging plaatsvindt. Maar een ander denkbaar scenario is misschien dat na de therapie het lichaam van Ilona gevonden wordt met de bewijzen erbij dat de jongen toch al die tijd gelijk had. Het meest pijnlijke aan de hele situatie is de onwetendheid.

In bovenstaand voorbeeld is wellicht glashelder waarom dat zo belangrijk is. Ook als we de omstandigheden wél kennen en trouwens bij elk ander overlijden, is het om een gezond rouwproces aan te kunnen gaan daarom zo belangrijk dat de rouwende niet afgeschermd wordt om kennis te nemen van die omstandigheden.

Het verleden van opa Ferre was in nevelen gehuld. Op zijn begrafenis was duidelijk dat een deel van zijn geschiedenis het daglicht niet kon verdragen. Opa Ferre had in de oorlog aan de verkeerde kant gestaan, maar voor het grootste deel van de familie was niet duidelijk wat er precies gebeurd was en wat opa Ferre al dan niet had bekokstoofd gedurende de oorlog. Ook de vreemde vriendschappen die hij nog onderhield met makkers uit die periode en zijn al dan niet vermeende lidmaatschap van een aantal niet nader genoemde en politiek niet geheel onverdachte organisaties bleef in een waas van mysterie gehuld. Oma repte er nooit met een letter over en er heerste een enorm taboe op het onderwerp. Op zijn afscheidsdienst werd een bijzonder vreemd groepje oud-gedienden opgemerkt van één of ander subversief genootschap, uitgedost in rare uniformen van bijhorend ideologisch signatuur. Er was een opvallende krans afgegeven voorzien van bepaalde in onbruik geraakte politieke ere-symbolen, gedenktekens en Keltische runen. Er was zelfs een  klein opstootje geweest na de kerkdienst omdat iemand van de nabestaanden de krans niet wenste mee te nemen  naar de begraafplaats want het zou -naar zijn zeggen- een slag in het gezicht betekenen van zovele nabestaanden van gesneuvelden tijdens de tweede wereldoorlog. De meerderheid van de mensen, zowel binnen als buiten de familie begrepen er echter helemaal niks van. Ze kenden de vreemde vogels niet die ongenood ten tonele waren verschenen. Nochtans waren ook zij maar gewone mensen in verdriet, elk met hun achtergrond en hun verleden, en ook zij wensten uiteindelijk alleen maar eer te betonen aan hun ‘gevallen kameraad’. Er kan iets van gezegd worden dat het wellicht ongepast is om een begrafenis aan te grijpen als de plek om extreem gedachtengoed te manifesteren, maar ook zij waren tenslotte gewone mensen in diepe rouw. Familiegeheimen drukken altijd hun stempel op de manier waarop gerouwd kan worden. Hoe meer geheimen er rusten op iemands leven of overlijden, hoe groter de kans op complexe rouw voor de nabestaanden. Doch los van gemeenplaatsen over politiek fatsoen zou het vanzelfsprekend moeten zijn dat dit het gemeenschappelijke leed niet mag overschaduwen en zou iedereen, -ongeacht kleur, ideeëngoed of overtuiging,- moeten kunnen delen in de rouwbetuiging wanneer iemand overleden is.

Willeke was tweeëndertig toen ze met de fiets in de tramsporen klem reed en kwalijk ten val kwam. De klap van haar hoofd op de straatstenen bezorgde haar een zware  hersenschudding met ernstige interne bloedingen en na een doodstrijd van enkele dagen overleed ze in het ziekenhuis. De crematie vond in beperkte kring plaats. Niemand kende de jonge vrouw met de bos witte rozen die bij de inkombalie van het crematorium geïnformeerd had naar Willeke en niet mee naar binnen had durven gaan, maar buiten was blijven wachten tot na de afscheidsceremonie. Willekes asse werd verstrooid op een strooiweide in het Schoonselhof te Hoboken. Toen Willeke’s bedroefde weduwnaar later op de avond nog even naar de strooiweide wilde, meende hij in één van de wandeldreven van het Schoonselhof opnieuw diezelfde onbekende dame te herkennen die hij eerder op de dag al bij het rouwcentrum had opgemerkt en die ook al eens gesignaleerd was geworden tijdens een ziekenhuisbezoek in Willke’s laatste dagen. Op de strooiweide vond hij de witte rozen die iemand er anoniem had neergelegd. Wat de weduwnaar niet wist was dat die onbekende vrouw Sofie heette en de hele namiddag aan de strooiweide had zitten wenen omwille van het verlies van haar geheime liefdespartner. Gedurende bijna vijf jaar had Sofie met de gehuwde Willeke een  verboden lesbische liefdesrelatie gehad waar niemand iets van wist. Sofie besloot om haar geheim ook voor altijd als geheim te bewaren. Voor de rouw van Willekes’ echtgenoot zou het bijzonder aangrijpend zijn om na het overlijden van zijn geliefde ook nog haar ware seksuele geaardheid aan de weet te komen laat staan het besef dat zij achter zijn rug om nog een andere liefde erop na hield. Voor Sofie zelf was het erg moeilijk om te rouwen, want gezien het geheim van haar ‘verboden’ relatie kon ze het verdriet met niemand delen zonder daarbij ook anderen te kwetsen. Bovenop het eigenlijke ‘overspel’ was immers ook homoseksualiteit nog een onbespreekbaar taboe waarvoor in de familie van Willeke beslist geen enkel begrip zou gevonden worden.

Familiegeheimen en verboden relaties zijn factoren die van grote invloed kunnen zijn op een rouwproces. In systemisch opzicht (familieopstellingen) heet het dat er pas vrijheid kan ontstaan in een familiesysteem wanneer alles wat er was ook gekend en erkend werd en zijn plaats heeft gekregen. Verzwegen of weggemoffelde geheimen uit het verleden blijven hun invloed uitoefenen tot in volgende generaties en er kan pas heling komen wanneer deze hun bestaansrecht hebben gekregen. Men noemt het zo dat pas na erkenning de liefde terug kan ‘stromen’. Op het einde van module zes zullen we wat meer over familie-opstellingen vertellen. Zonder nu al  dieper in te gaan op de werking van familiesystemen of het geheel van systemisch werk uit de doeken te doen, is het met betrekking tot rouw toch belangrijk om minstens te weten dat ‘geheimen’ of andere niet erkende situaties heel lang hun invloed kunnen blijven uitoefenen en een gezond rouwproces in de weg kunnen staan.

Walter en Anouk zijn halfweg de vijftig. Ze zijn al meer dan vijfendertig jaar samen en hebben drie gezonde opgegroeide kinderen die allen het huis al uit zijn. Walter is voor brainspotting in behandeling om van het roken af te komen. In een diepgaande sessie stuit hij op een onderliggend basaal verdriet dat hij geenszins kan thuisbrengen. Na een gesprek met de therapeut blijkt dat hij en Anouk vijfendertig jaar geleden een abortus lieten uitvoeren toen ze nog student waren. Ze hadden het destijds enkel opgevat als een logistiek probleem, iemand had hen financieel daarbij geholpen en ze hadden het nuchter bekeken als niets meer dan een technische oplossing voor een louter medische aangelegenheid. Ze waren toen jong en niet in staat om voor een kind te zorgen, het was een verstandsbeslissing. Klinisch, functioneel, rationeel. Het was de verstandigste beste oplossing, ontdaan van enige emotie. Er was nooit gerouwd om het beëindigde leven, en ze hadden het ook nooit als een kind beschouwd, maar als een naamloos embryo, eigenlijk nog niet echt een mens. Behalve de vriend die hen erbij gesteund had wist niemand van de abortus, ook beide ouders van het paar niet, noch hun kinderen. Het was een goed bewaard familiegeheim. Zoveel jaren later als de therapeut het thema ter sprake brengt schieten zowel Walter als Anouk in een niet te stoppen zondvloed van tranen en laten ze drie decennia van onbewust opgehouden verdriet de vrije loop. Ze besluiten het ongeboren kind een naam te geven en houden een afscheid ceremonie. Ze lichten ook hun eigen kinderen in zodat die te weten komen dat ze eigenlijk nog een ouder ongeboren broertje of zusje hadden. Hun dochter die in behandeling is voor vruchtbaarheidsonderzoek sinds ze al een tijdje wanhopig probeert zwanger te raken komt kort daarna met het heuglijke nieuws dat ze plots en geheel op natuurlijke wijze dan toch een kindje mag verwachten. Abortussen zijn net zoals verboden relaties vaak typische geheimen die daardoor een bijzondere rouw kennen. En ook hier is elke situatie weer anders en zijn de omstandigheden zeer bepalend. Een abortus samen en in onderling overleg uitgevoerd door twee studenten die zichzelf terecht nog niet matuur achten voor ouderschap, is iets geheel anders dan door een radeloze tiener die als resultaat van een onvoorzichtige one night stand geheel op zichzelf is aangewezen en op niemand kan rekenen. En is ook weer geheel anders dan een abortus bij een gehuwd stel die een zeer zwaar gehandicapt kind verwachten of na bijvoorbeeld een gewelddadige traumatische aanranding. De ene rouw is daarom niet minder erg of erger dan de andere. Het is gewoon telkens anders.

  1. Je hechting als kind.
 

Behalve de band die je met de overledene had en de omstandigheden van het overlijden zal een derde belangrijk aspect invloed hebben op jouw rouwproces: namelijk hoe het nu met jou gaat. Hoe je nu in het leven staat, je psychische en fysieke gezondheid, je weerbaarheid en veerkracht. Dat alles heeft natuurlijk een groot effect op de mate waarin je met je rouw kan omgaan. Was je op het moment van je verlies reeds oververmoeid of overprikkeld, dan zal dat het verlies heel anders aankomen dan wanneer je fysiek gezond en fit bent. Ook je karakter kan een rol spelen, je draagkracht, en zelfs je levensbeschouwing. Mogelijk kan jouw religieuze overtuiging je kracht en steun brengen bij je verlies. Maar vergis je niet, bij vele mensen kan juist verlies ook het hele mens- en wereldbeeld inclusief de religieuze overtuiging op de helling komen. Vaak wordt na een groot verlies het godsbeeld in vraag gesteld. Een spiritueel wereldbeeld of geloven  in een leven na de dood is geen garantie voor een makkelijker rouwproces.

Ook gender speelt een rol. In hoofdstuk tien zullen we uitgebreid behandelen hoe mannen anders rouwen dan vrouwen. Dus je ‘ik’ factor, of hoe het met je gaat is zeker een belangrijke factor die mee je rouwproces zal bepalen.

Een heel belangrijke parameter daarin is de mate waarin je zelf gehecht was als kind. Dat is niet het enige, maar wel een belangrijke persoonlijkheidsaspect dat invloed gaat hebben op de intensiteit van je rouwproces. Ook andere persoonlijkheidsaspecten zullen sowieso effect hebben. Mensen met een verhoogde kwetsbaarheid voor angst, spanning en depressie hebben meer kans op verstoorde rouw. Omdat veel van die kenmerken hun herkomst kennen in de manier waarop je gehecht was als kind, nemen we deze in Rouwatelier nader onder de loep.

Een van de allerbelangrijkste aspecten van een gezonde ontwikkeling voor een baby is een veilige hechting. Wie zich veilig voelt door de geborgenheid en de liefde van zijn ouders of zijn opvoeders vindt daarin een bron van steun en veiligheid waarop hij/zij bij gevaar kan terugvallen. Dat gevoel van warme geborgenheid en veiligheid, deze veilige hechting, heeft het kind nodig om onbevangen de wereld met grote nieuwsgierigheid te gaan verkennen. Het kind ontdekt nieuwe dingen, doet kennis en ervaringen op, en het gevoel dat het OK is om op verkenning te gaan wordt groter. De veiligheid wordt groter. Al het onbekende vormt een uitdaging dewelke aangegaan kan worden als die veilige hechting er is. Wordt deze veilige hechting echter abrupt onderbroken, zoals in het eerder beschreven verhaal van Tinneke, dan treed er angst op. In de natuur is deze verlatingsangst vergelijkbaar met die van een kwetsbaar jong dat de moeder of de kudde kwijt is. Het jong vormt een makkelijke prooi voor roofdieren. In deze situatie kan het jong niet langer ontdekken of exploreren maar zal het ‘attachmentgedrag’ gaan vertonen o.a. in de vorm van janken. Als dat geen effect heeft trekt het dier zich terug en verstopt zich voor belagers en houdt zich doodstil. Het verbruikt zo min mogelijk energie in de hoop door de kudde tijdig weer gevonden te worden. Een toestand die vergelijkbaar is met mensen in depressie. We spreken van een onveilige hechting zolang het gevoel van veiligheid in het contact niet is teruggekeerd. Er is pas weer veilige hechting zodra moeder (of iemand anders) weer als veilige thuishaven ervaren wordt. Als echter de toestand van onveilige hechting blijft voortbestaan kan zich dat gaan uiten in de vorm van een ontwikkelingsstoornis  en kunnen contacten met anderen gaan verworden tot ongezonde relaties. Tinneke werd een uitslover die de signalen van haar eigen lichaam negeerde en daardoor seriële blessures deed. Ze kon niet tot rust komen. Ze ontwikkelde een slaapstoornis. Ze blokte ook haar natuurlijke verdrietreflex af waardoor ze niet kon wenen of huilen en geen tranen kende. Ze ontwikkelde een sociale stoornis waarbij ze haar kinderen tot isolement veroordeelde en ze sloot zich af voor haar vader en gedeeltelijk voor haar man. Ze vertrouwde geen anderen. Bij blijvende onveilige hechting worden mogelijke gedragspatronen zichtbaar waarbij men zich in de rol kan gaan nestelen van slachtoffer, redder, of aanklager. Wil je daar meer over weten dan kan het interessant voor je zijn om de Dramadriehoek van de Transaktionele Analyse (TA) een keer te googelen. TA is een theorie over mensen, gedrag, interactie, communicatie en verandering en werd in de jaren vijftig ontwikkeld door de Canadese psychiater Eric Berne. In het bestek van deze module is het voldoende om te weten dat al deze rollen hun basis vinden in die onveilige hechting in onze prille jeugd, de angst om alleen gelaten te worden. Goed om weten is dat deze rollen iemand ook gevangen kunnen zetten in een ongezonde afhankelijkheidspositie en dat dit een rem zet op de groei. Dat kan leiden tot blijvende ziekmeldingen, depressies, vermijdingsgedrag, onvermogen, hulpeloosheid, enz.

Mensen die zich onveilig gehecht voelen hebben nogal de neiging om hun leven in te richten op stabiliteit en onveranderlijkheid. Het bekende voelt veiliger. Hier wordt de metafoor wel eens gebruikt van iemand die alsmaar rondjes blijft draaien op een rotonde en nooit de afslag neemt omdat het niet veilig voelt. Je zou zomaar eens de weg kwijt kunnen raken of ongewenste nieuwe ontmoetingen hebben. Je gedrag bij het niet durven verlaten van de rotonde is helemaal ingegeven door angst.

Bij omgaan met rouw is het goed om te weten dat een tijdelijke onveilige hechting plots kan optreden wanneer onverwacht iemand is weggevallen aan wie men veilig gehecht was. Hechting is een natuurlijk overlevingsmechanisme dat ons moest beschermen in onze prille kindertijd, maar dat zich nu tegen ons kan keren. In de klassieke hechtings theoriën spreekt men er dan van dat we ons moeten ‘losmaken’ van die persoon omdat we anders achterom blijven kijken en mensen op afstand houden. Zoals eerder beschreven maken we bij Plan b geen gebruik van dat woordje ‘loslaten’ of ‘losmaken’. Je hoeft namelijk je dierbare overledene nooit los te laten. Wel gaan we samen leren hoe we kunnen anders omarmen.

Omdat de persoon waaraan je veilig gehecht was overleed kan een soort van reddeloosheid je overvallen. Dat is normaal. Vanwege de hechting die je had voelt het gemis ook zo zwaar. De pijn die je daar voelt is liefde. Hetzelfde gevoel dat er was toen je wankelend je eerste pasjes zette met je armen uitgestrekt naar je hechtingsfiguur (je moeder of iemand anders) en het volle vertrouwen en geloof dat je had dat je dat risico kon nemen, want de ander zou je namelijk opvangen; dat gevoel is nu omgekeerd want die figuur is je ontvallen. Je gaat nu die persoon overleden is hem/haar moeten leren anders omarmen. Anders dan de klassieke hechtingstheorieën gaat Plan b je niet vertellen dat je je veilige hechtingsfiguur moet loslaten. Je kan wel gaan anders omarmen.

Was er geen veilige hechting in je prille jeugd, en kreeg je bijvoorbeeld meer klappen dan liefde van je vader/moeder, dan zal je rouwproces daar heel zeker invloed van ondervinden. In regel kan je stellen dat hoe veiliger je hechting was en hoe geruster je de wijde wereld hebt kunnen exploreren, hoe minder kans op problematische rouw je op dat vlak zal ondervinden. (Zoals je in deze module leert zijn er uiteraard nog andere aspecten zoals de band die je had, de omstandigheden en je netwerk). Welke band je met iemand had kan gedeeltelijk overlappen met je hechting en kan er gedeeltelijk los van staan. Want stel dat je bijvoorbeeld een prima band had met je broer of zus dan zal de aard van die band uiteraard invloed hebben op jouw rouw als je broer of zus komen te overlijden. Maar als je daarnaast tegelijkertijd in je eigen jeugd beschadigd raakte in het hechtingsproces, bijvoorbeeld door jong ouderverlies, dan zal dat toch nog je rouwproces doorkruisen- ook al had je met broer of zus een goede band. Omdat namelijk ons vermogen tot rouwen mede bepaald wordt door de mate waarin we veilig gehecht waren.

Yana is vierentwintig en verloor vorig jaar haar vriend, en wel op het eind van diezelfde dag waarop hij haar ten huwelijk had gevraagd. Ze wilden samen het heuglijke nieuws vieren met een barbecue. Hij stikte in een stukje vlees, het was een stom ongeluk. Yana vertelt in de praatgroep dat ze vreest dat ze nooit nog zal kunnen liefhebben. Ze wenst ook niet mee te doen met de contactoefening die de deelnemers met elkaar uitvoeren en die bestond uit een kleine massage van de handen. De aanraking valt haar te moeilijk. Yana heeft nooit haar biologische vader gekend. Haar mama werd zwanger na een aanranding waarbij de dader dus haar feitelijke verwekker was. Zodoende was er al veel rouw en verdriet bij Yana voordat het drama met haar vriend plaatsvond. Boosheid op de onbekende vader om wat hij haar moeder had aangedaan en rouw omwille van het gemis geen liefhebbende vader te hebben gekend. De paradox is dat ze tegelijkertijd aan hem ook haar bestaan dankt. Door haar mama werd ze grootgebracht met een intense haat naar de onbekende vader toe. Aangezien iedereen echter bestaat uit vijftig procent de moeder en vijftig procent de vader, hield dat vanwege de moeder ook een ontkenning in van de helft van wie Yana is. Yana is hierdoor erg beschadigd in haar hechting. Ze heeft geen voldoende veilige hechting gekend. Het is mogelijk dat het bewaarheid zal worden wat ze beweert : “ik denk dat ik nooit meer zal kunnen liefhebben”. De onveilige hechting uit haar jeugd maakt het rouwen om haar overleden vriend extra moeilijk. Er zijn meerdere oorzaken mogelijk of een combinatie ervan waardoor het haar moeilijk zal vallen nog opnieuw liefde toe te laten. De eerste mogelijke oorzaak is dat ze bang is om opnieuw gekwetst te worden. Ze is al erg fragiel vanwege de tragiek uit haar jeugd, ze heeft zich opnieuw kwetsbaar opgesteld door zich te openen voor haar vriend, en nu wordt haar vertrouwen in de liefde opnieuw gefnuikt. Om zichzelf te beschermen tegen andermaal gekwetst worden zal ze geen liefde meer toelaten. Een verwante andere oorzaak kan zijn dat ze uit loyaliteit jegens haar overleden vriend zichzelf niet zal toestaan nog te mogen liefhebben als een soort van gevoel daarmee ontrouw te zijn. “Hij kan dat geluk niet meer meemaken, dus ik mag het mezelf ook niet gunnen.” De tastbare vertaling daarvan manifesteert zich in het probleem met aanraking. Aanraking is een natuurlijk proces van verbinding waarbij ook heling optreedt van beschadigde stukken en traumata. Het weigerachtig staan of de angst tegenover aanraking (soms fobisch) hebben te maken met die angst om opnieuw gekwetst te raken en zichzelf het aangename gevoel van aanraking niet te gunnen. Aangepaste massage is daarom een aangewezen en werkbare therapie bij bepaalde vormen van rouw. Plan b biedt zelf geen massages aan maar had een samenwerkingsverband opgezet met Karen Poisson van ‘Geraakt Worden’ waarbij cliënten terecht konden. Ondertussen is Karen met pensioen, maar kunnen clieënten voor massage bij iemand anders terecht. Ook ‘Rouwen met compassie’ is een lichaamsgerichte begeleiding bij rouw op basis van massage. Op de site van Plan b kan je de links naar de site vinden. Een andere mogelijkheid waarom Yana misschien niet meer zal liefhebben kan zijn vanwege haar mama. Zij heeft geen liefhebbende partner gehad maar werd met geweld aangerand. Yana kon zich nooit identificeren met een liefhebbende vader en kende binnen haar gezin geen voorbeeld van een liefhebbende partner voor haar mama. Omdat haar mama het nooit kende gaat Yana onbewust ook zichzelf het niet gunnen. Op het moment dat ze dat wel deed en haar partner meteen na zijn aanzoek overleed gaat Yana zich mobelijk onbewust inprenten dat een liefhebbende partner niet voor haar is voorbestemd.

Het verband tussen  je rouwvermogen en hoe je eigen hechting als kind was heeft veel te maken met traumata die opgeslagen liggen in het limbische systeem van je hersenen. In het subcorticale gebied van het limbische systeem zit onder andere  de Amygdala die emoties, angst, agressie en traumatische ervaringen reguleert. In de Diencephalon van het limbische systeem heeft het episodische geheugen een functie. Je rouw heeft met emoties te maken. De vaak ermee verbonden boosheid heeft met agressie te maken. De traumatisch ervaring van het nieuwe overlijden huist in dezelfde hersengebieden waar ook je oudere trauma’s liggen verankerd. Hoe je hechting verliep heeft mede bepaald hoe je met die traumata leerde omgaan. Blokkades en verstrikkingen in je emotionele systeem vanwege een onveilige hechting hebben hun effect op hoe je later zal rouwen. De meeste van die processen verlopen onbewust. Het is op die mechanismen dat ook gewerkt wordt met brainspotting. Maar ook andere technieken zoals mindfullness, yoga, ademhalingsoefeningen, massage en andere lichaamsgerichte therapieën werken op dat vlak.

Rouw en trauma zijn niet hetzelfde. Ook rouw-’behandeling’ en traumabehandeling zijn niet hetzelfde. Maar er zijn wel veel raakvlakken. Op de website van Plan b vind je in de literatuurlijst het boek ‘De tijger ontwaakt’ van Peter A Levine. waarin hij de oorsprong van PTSS uitlegt. Levine is de grondlegger van Somatic Experiencing en onderzoekt lichaamsgerichte therapie als een bruikbare methode om traumaverschijnselen aan te pakken die volgens zijn theorie eerder biologisch dan psychologisch zijn. Ook het boek ‘Het helen van je innerlijke kind’ van Susanne Huhn is opgenomen in de literatuurslijst op de site van Plan b. De auteur toont aan hoe de ontwikkeling van  angsten, verslavingen en vermijding strategieën samen hangen met het gekwetst worden van het kind. Haar methode helpt je contact te maken met je gekwetste innerlijke kind en handelt eigenlijk grotendeels over hechting. Ook John Bradshaw ontwikkelde een therapie die erop is gericht in contact te komen met je oorspronkelijke ik. In ‘Wanneer koesteren hoop betekent’ beschrijft hij hoe je door het herstellen van de relatie met het kind in jezelf  je de wonden kan  helen en de gemiste ontwikkelingen inhalen. Met praktische oefeningen en voorbeelden leer je het kind in jezelf te vinden, te herstellen, vast te houden, te koesteren en te beschermen. Voor rouwenden is het zeer interessante literatuur omdat het inzicht verschaft in bepaalde in je vroege kindertijd geïnstalleerde mechanismen die ook in je  huidige rouw hun invloed doen gelden.

Tinneke had niet gerouwd om haar overleden mama. Om te beginnen was haar zelfs niet eens verteld dat haar mama dood was. Daar moest ze later zelf achter komen. De wereld werd voor Tinneke onveilig. Ontspannen, uitrusten of slapen waren niet te vertrouwen. Zelfs haar papa was niet te vertrouwen: hij was er niet toen ze hem nodig had. Niet omdat hij een slecht mens was, maar omdat zijn eigen verdriet op dat moment te groot was en hij er dan niet kon staan voor zijn dochter. Voor het gekwetste kind Tinneke betekende dat een onveilige hechting. Daardoor kon ze ook niet rouwen. Ze maakte als het ware van haar hart een steen en schermde zich af voor verdriet, ontspanning, zachtheid en rust. Ze zou hard zijn, niet wenen, nooit rusten en altijd blijven gaan. Het was haar niet mogelijk om verdriet toe te laten, ze wilde niet opnieuw gekwetst raken. Pas toen ze in de brainspotsessie met het beeld van Bambi geconfronteerd werd uit een film die ze zevenendertig jaar geleden gezien had, vielen de puzzelstukken voor het eerst op hun plaats. Ze maakte op dat moment contact met haar gekwetste innerlijke kind. Plots had ze door dat haar blessures te maken hadden met de rust die ze zichzelf niet gunde en waar dat vandaan kwam. Omdat gezegd was dat haar mama moest rusten. Rusten was niet te vertrouwen. Papa hert De Grote Prins had gezegd dat ze moest blijven gaan en de pijn verbijten. Het was een prima pantser om het verdriet van het verlies niet te moeten voelen, en het leverde Tinneke wel een shitterende sportcarrièrre op, maar daarmee gepaard allerhande kwalen zoals de slapeloosheid en de talloze blessures. Slapen was onbewust in haar geheugen gegrift als iets dat niet te vertrouwen was. Tinneke gunde zichzelf onbewust het geluk niet, want haar mama had immers ook niet dat geluk gekend. Door zichzelf (onbewust) een gelukkig leven te miskennen droeg ze zo het lot van haar overleden mama. Pas toen de werkelijke toedracht tot haar doordrong kon ze dat pakje terug afgeven en daarlaten waar het hoorde:  bij haar mama. Zo kan ze de onveilige hechting herstellen en stilaan zorgen voor heling op de vlakken waar ze ziek en beschadigd was. Het innerlijke kind kon heling vinden. Pas dan kon de uitgestelde rouw van haar Verlaat Verdriet aanvangen. Dat was in de zevendertig jaar daarvoor niet mogelijk.

Jennah is een Pakistaanse moslim. Haar naam betekent: paradijs. Maar haar leven verloopt alles behalve paradijslijk. Jennah is een alleenstaande jonge moeder. De papa van Jennah’s baby betaalt wel alimentatie maar is verder niet in beeld. Jennah was geadopteerd en tot voor kort dacht ze dat ze ook wees was en geen biologische ouders meer had toen ze destijds ter adoptie werd aangeboden. Sinds kortelings weet ze dat dat verhaal niet strookt met de werkelijkheid en dat ze wel degelijk een levende biologische moeder had ergens in Pakistan die haar ter adoptie heeft afgestaan. Die mama is ondertussen overleden. Haar adoptiemoeder en pleegmama is onlangs overleden. Jennah werd door die adoptiemama echter ook misbruikt. De rouw van Jennah is problematisch en complex. Ze rouwt om zowel haar biologische mama die ze nooit gekend heeft en om haar adoptiemama. Jennah is ernstig beschadigd in haar hechting als kind doordat ze misbruikt werd. Sowieso ook omdat ze dacht geen biologisch levende mama te hebben. Pas onlangs kwam ze erachter dat de dood gewaande biologische moeder al die tijd niet dood was maar wel leefde, ergens in Pakistan. In de wetenschap dat ze een dochter had afgestaan. Daar kwam Jennah pas achter na het overlijden, dus wanneer het te laat was om haar nog op te zoeken.  Jennah rouwt om heel veel verschillende dingen. Tot voor kort kon ze een ‘betrekkelijk’ normale rouw hebben met betrekking tot haar biologische mama omdat ze al die tijd geloofd had een wees te zijn. Ze kon zich een imaginaire mama voorstellen die haar liefdevol ter wereld bracht en het daarna niet gehaald heeft. Ze heeft gerouwd om iemand die nadien bleek niet dood te zijn. Op de koop toe had haar moeder haar afgestaan waardoor ze het gevoel kreeg ongewenst te zijn. Ze rouwt om haar adoptiemoeder omdat die haar heeft grootgebracht en voor wie ze ook veel liefde heeft gevoeld. Maar ze werd er tevens door mishandeld, waardoor Jennah ook rouwt om het leven dat ze niet gehad heeft. Boosheid jegens haar adoptiemama heeft ze vanwege een schuldgevoel nog niet kunnen toelaten. Jennah rouwt ook om het leven dat ze in Pakistan niet heeft kunnen hebben, en ze rouwt ook om de afwezige papa van haar kindje. Ze rouwt omwille van het verlies van vertrouwen want haar adoptieouders hadden haar voorgelogen over haar herkomst uit angst dat ze in Pakistan haar moeder zou gaan zoeken. De rouw is bovendien complex omdat een aantal parameters onduidelijk zijn, zoals de biologische vader in Pakistan. Bij Jennah’s rouw is in ieder geval sprake van een meervoudig onveilige hechting die het rouwproces niet makkelijker zal maken. Haar baby groeit zonder papa op waardoor ook daar onvoldoende veilige hechting is. Jennah droomt ervan ooit genoeg geld te hebben om naar Pakistan te kunnen reizen en de rivier de Indus te bezoeken waarin de asse van haar overleden biologische moeder werd uitgestrooid.

  1. Je sociale netwerk
 

Mensen zijn sociale wezens bij uitstek. Recente bevindingen in de neurowetenschappen hebben vastgesteld dat minstens tien neurologische circuits in onze neocortex (ons evolutionair jongste brein) verbonden zijn met empathie. Neurohormonen zetten aan tot delen en samenwerken, geven gevoelens van vertrouwen en creëren verbondenheid. Onze hersenen zijn geprogrammeerd om andermans vreugde en plezier mee te voelen, denk maar aan de onbeschrijfelijke sfeer die er kan heersen in een uitgelaten voetbalstadion van enthousiaste fans. Maar ook om elkaars pijn en verdriet te voelen. In de loop van de evolutie heeft zich bij zoogdieren bij de  langste zenuwtak van het onwillekeurig zenuwstelsel, de nervus vagus, een voorste tak sterk ontwikkeld. Deze zenuwtak is via de hersencentra verbonden met onze zintuigen. Ze regelt oogcontact, mimiek, stemintonaties of spitsen van de oren. Bij alle zoogdieren, maar bij de mens in het bijzonder zorgt deze Nervus Vagus voor openheid voor elkaar, aantrekking en verbinding. Ook onze huid is een fijnmazig netwerk van uiterst gevoelige zenuwtakjes die middels aaien, kussen, strelen, voelen, liefkozen, schouderklopjes geven, omhelzen of zelfs gewoon handen schudden fungeert als een sociaal orgaan. Heel het ontwerp van ons zenuwstelsel en onze hersenen is gericht op de ander. Op elkaar. Functionele hersenscans hebben de afgelopen tien jaar onze kennis op dat gebied enorm uitgebreid. Psychologische experimenten  toonden spontaan helpgedrag bij peuters aan. De neuro-economie toonde aan dat mensen beter samenwerken dan men tot dusver gedacht en beweerd had. Boeken als ‘De supersamenwerker’ (Dirk Van Duppen)(*) en ‘Alle mensen deugen’ (Rutger Bregman)(*), dragen karrevrachten wetenschappelijk bewijs aan dat de mens in de eerste plaats een sociaal wezen is, en niet de gedoodverfde ‘wolf-voor-de-ander’ zoals vijfhonderd jaar geleden door de filosoof Thomas Hobbes beweerd werd. Evolutionair blijkt dat niet de ‘sluwste’ of de ‘sterkste’ het meest succesvol is in zijn soort, maar wel de soort die het best samenwerkt. We hebben het in eerdere hoofdstukken al verschillende keren gehad over onze spiegelneuronen. Spiegelneuronen vormen de neurologische basis voor empathie. Imiteren of synchroniseren is het automatisch kopiëren van gedrag zoals bijvoorbeeld geeuwen of lachen. Synchroniseren is wat gebeurt bij bijvoorbeeld gezamenlijk juichen, zingen of scanderen. Tegelijk met dat kopieergedrag kopieer je niet enkel het gedrag maar neem je ook gevoelens mee over. Dat is wat we emotionele besmetting noemen.

Synchroniseren is de eerste laag van empathie. Samen dingen doen schept een fijn welbehagen en vergroot het gevoel van groepsveiligheid tegenover gevaar van buitenaf. Het vormt deels ook de verklaring van het ontstaan van het groepsgevoel toen na de eerste Coronagolf in 2020 iedereen te samen ten strijde trok tegen het vijandelijke virus. De nieuwste neurologische bevindingen vormen de fysiologische verklaring voor wat Gustav Lebon meer dan 125 jaar geleden omtrent groeps en massa-vorming al aantoonde in zijn werk ‘Les pychologies des foules’.(*) Hoewel Lebon het vooral over de hypnotishe werking van  massavorming had. De moderne neurowetenschap legt bloot hoe socialisering en emotionele besmetting werken op moleculair niveau.

Het zich kunnen verplaatsen in de ander is een tweede laag van empathie. Gevoelens, intenties, wensen en verlangens van een ander inschatten maken deel uit van dat empathische vermogen en onderscheiden ons als sociale wezens.

En een derde laag is het niveau van sympathie. Medeleven, meevoelen, de hunker om te helpen: altruïsme. De stap van empathie naar compassie. Het is deze wetenschappelijke achtergrond die uitlegt wat het belang is van onze sociale vermogens, ook bij het beleven van rouw. En dus bij uitbreiding het belang van een goed uitgebouwd sociaal netwerk waarop we moeten kunnen steunen bij het uitvoeren van onze rouwarbeid.

Wanneer Barbara L. Frederickson in haar boek Liefde 2.0 (*) liefde vergelijkt met zuurstof en voedsel, dan is dat geen dichterlijke vrijheid. Maar zij beroept zich dan op de nieuwe bio-neurologische wetenschap die voor het eerst aantoont hoe liefde, of de afwezigheid ervan, fundamenteel van invloed is op de biochemische stoffen waarvan je lichaam is doordrenkt en hoe die stoffen op hun beurt veranderingen kunnen teweegbrengen in de manier waarop het DNA in je cellen tot expressie komt. Frederickson heeft het daarbij niet over de romantische liefde zoals we die kennen uit films en boeken maar noemt het ‘positiviteitsresonantie’; een complex interacterend systeem met drie biologische personages : de hersenen, het hormoon oxytocine en de nervus vagus waarover we het hierboven reeds hadden. In een oefening raadt Frederickson aan om bij pijn afstand te nemen van je eigen leed en je in te beelden hoe je verbonden bent met anderen die hetzelfde leed meemaakten, als eerste stap op weg naar compassie. Zij besluit dat veerkracht niet alleen zetelt in individuele mensen, maar in het enorme web van onze collectieve sociale contacten. Het is juist die kracht die we gaan voelen in de praatgroepen van het lotgenotencontact die bij Plan b terug te vinden zijn in het aanbod bij “Innige Deelnemers”

(*) alle genoemde boeken zijn op de site terug te vinden in de Literatuurlijst onder Extra.

In het eerder vertelde verhaal van het overlijden van verpleger Kurts’ blinde moeder blijkt al hoe Kurt over een sterk sociaal netwerk beschikt en zijn moeder stevig ingepland was in het verenigingsleven. Dat is een bijzonder sterke troef bij het doorlopen van een rouwproces. Zeker als andere factoren minder fortuinlijk waren, bijvoorbeeld een ongeval of een zelfdoding, dan zal een goed uitgebouwd netwerk waarop je kan steunen een wereld van verschil betekenen.

De Harvard Study is de meest toonaangevende studie ooit gedaan over het effect van relaties op de gezondheid van  de mens. In 1938 begonnen wetenschappers van de Harvard Universiteit met het volgen van  268 tweedejaarsstudenten. Ze hoopten dat deze longitudinale studie, die bekendheid verwierf met de naam ‘The Grant Study’  info zou verschaffen over het leiden van een gezond en gelukkig leven. De studie werd echter danig uitgebreid, en nu na bijna 80 jaar de overlevende Crimson-mannen te hebben gevolgd, hebben onderzoekers een overvloed aan gegevens over hun fysieke en mentale gezondheid verzameld. De wetenschappers breidden hun onderzoek uiteindelijk uit met de 1300 nakomelingen van de mannen, die nu in de 50 en 60 zijn, om erachter te komen hoe vroege levenservaringen de gezondheid en veroudering in de loop van de tijd beïnvloeden. In de tussenliggende decennia zijn de controlegroepen uitgebreid. In de jaren 1970 werden 456 inwoners van de binnenstad van Boston meegenomen in de Glueck Study, en 40 van hen leven nog.

In de loop der jaren hebben onderzoekers de gezondheidstrajecten van de deelnemers en hun bredere leven bestudeerd, inclusief hun triomfen en mislukkingen in carrières en huwelijken, en de bevinding heeft verrassende lessen opgeleverd, en niet alleen voor de onderzoekers.

“De verrassende bevinding is dat onze relaties en hoe gelukkig we zijn in onze relaties een krachtige invloed hebben op onze gezondheid,” zei Robert Waldinger, directeur van de studie, een psychiater aan het Massachusetts General Hospital en een professor in psychiatrie aan de Harvard Medical School. “Zorgen voor je lichaam is belangrijk, maar het verzorgen van je relaties is ook een vorm van zelfzorg. Dat is, denk ik, de openbaring.” De bevindingen van de studie illustreren het belang van je sociale netwerk. De studies bestudeerden niet specifiek het aspect rouw maar de resultaten lijken toch minstens het belang te bevestigen dat we ook voor rouw mogen toeschrijven aan het sociale netwerk. Robert Waldinger maakte een video van zijn TED talk, getiteld “What Makes a Good Life? Lessons from the Longest Study on Happiness,” in 2015, deze werd 13,000,000 keer bekeken.(**).

Link naar de video vind je op de site van Plan b  (in het Engels)

In de eerste module leerden we al dat een oorzaak waarom de dood verbannen werd uit het leven en waarom we zo slecht met rouw kunnen omgaan ondermeer hun oorzaken hadden in het verdwijnen van rituelen. Juist bij deze rituelen was de sociale context en het kunnen steunen op elkaar zo belangrijk. Overleed er honderd jaar geleden iemand in je dorp, dan was het hele dorp daarbij betrokken. In vele culturen is dat nog steeds zo. Ver doorgedreven individualisering, stedelijke vervreemding van elkaar, sociaal isolement maar ook commercialisering van de uitvaartsector hebben het belang van de sociale factor naar de achtergrond gedrongen. Hoezeer we dat misten zijn we pas goed gaan voelen tijdens de Corona-crisis, toen juist allerlei sanitaire maatregelen tijdens de uitvaart pijnlijk aan het licht brachten hoezeer we die sociale en fysieke nabijheid van elkaar broodnodig hebben. Afstand houden, beperkt aantal deelnemers, gesluierde gezichten, elkaar niet mogen aanraken en de angst om te knuffelen of schouderklopjes te geven hebben geen goed gedaan aan wat we juist op dat moment zo zeer nodig hebben. Elkaar.

Meer over rituelen en cermonies komt uitgebreid aan bod in module 7.

Sterker na verlies en verdriet.

In deze module leerden we dat vier belangrijke groepen van factoren mee van grote invloed zijn op hoe jouw rouwproces zal verlopen. We hebben het dan over de band en verwantschap die je met de overledene had, de omstandigheden van het overlijden, hoe je eigen hechting was als kind en tenslotte je sociale netwerk.

Het spreekt voor zich dat we niet al deze factoren in de hand hebben. Maar de inzichten die ons bijblijven over de impact die deze verschillende factoren kunnen hebben op hoe onze rouw zal verlopen, kunnen ons wel helpen onze rouw te begrijpen. Op bepaalde factoren kunnen we zelfs invloed hebben zodat we een minder problematisch rouwproces kunnen aangaan en sterker kunnen komen te staan na verlies en verdriet. Er bestaan geen toverformules. Maar het is goed om de mechanismen te kennen en te kijken waar we zelf iets kunnen doen. Samenvattend en besluitend van het voorgaande in deze module zet Plan b hieronder graag nog eens opnieuw de belangrijkste inzichten op een rijtje. Vanuit die inzichten kunnen we tips vinden die ons sterker kunnen maken in ons rouwproces. Let wel : nogmaals, ieders rouw is anders en er bestaat geen ‘one fits it all-remedy’.

Volgende bullets zijn een weergave van de belangrijkste inzichten uit al het voorgaande van deze module:

  • Kijk naar je band met de overledene. Oordeel niet te snel dat jouw rouw abnormaal of afwijkend zou zijn, maar kijk naar hoe je band was met de dierbare en welke invloed dat kan gehad hebben op jouw verdriet. Misschien was iemand wel meer een mama voor je dan dat je eigen moeder dat was. Misschien precies omdat met je eigen moeder die band ontbrak.
  • Geef altijd erkenning aan de biologische verwantschap. Je vader blijft je vader. Ook als hij overleden is, hij zal altijd je vader blijven en jij zijn zoon of dochter. Je moeder blijft je moeder en je kind je kind. Niet erkend verwantschap zal voor een verstoorde rouw blijven zorgen. Iedereen heeft recht op zijn juiste plek in het familiesysteem.
  • Biologische verwantschap kan voor rouw verantwoordelijk zijn, zelfs in die gevallen waar eigen vader/moeder/kind nooit gekend waren.
  • Ook miskramen of abortus kunnen voor rouw zorgen. Soms onbewust en soms nog tot decennia later. Geef het verloren kind een naam en hou een afscheidsceremonie.
  • Sommige dingen waren niet leuk. Maar ze waren er wel. Geef erkenning en bestaansrecht aan wat er was. Verdoezelen, ontkennen of wegstoppen werken omgekeerd. Dat geldt ook voor mishandeling en misbruik. Kreeg je klappen van je overleden vader -of erger-, dan zal het moeilijk rouwen zijn. Maar helemaal niet rouwen is geen optie. De verdrongen pijn zal zich hoe dan ook op een andere manier een weg banen. In het f2F proces gaan we hiermee intensief aan de slag.
  • Boosheid is OK. Je mag best woede hebben omtrent onrechtvaardige dingen, maar dat betekent niet dat ze nooit plaatsvonden. Geef je boosheid bestaansrecht en zoek een fysieke manier om ze ook uit te leven, want boosheid is energie. Die kan destructief zijn maar ook scheppend en creatief.
  • Schuldgevoelens in een rouwproces zijn heel normaal. Je schuldig voelen is helemaal OK. Maar dat is nog wat anders dan ook schuldig zijn.
  • Vaak gaat je rouw over meer dan enkel het gemis van je dierbare overledene. Het kan bijvoorbeeld ook gaan omtrent de gemiste liefde die je van de overledene nooit gekregen hebt of de gemiste kansen in je leven die met de overledene te maken hebben. Of leed dat de overledene jou berokkend heeft. Het kan helpend zijn om dat te onderzoeken en benoemen.
  • Onuitgesproken zaken die je met de overledene nog had willen bespreken hebben zeker invloed op je rouwproces. Het kan helpen om die in een brief naar de overledene neer te schrijven.
  • Heb je hoogbejaarde ouders of terminale vrienden waarmee nog onuitgesproken dingen op je lever liggen? Wacht niet langer, zoek deze mensen op en maak het goed. Deel met hen wat je nog wilde delen, straks is het te laat. Het zal hen helpen om vrediger te kunnen vertrekken, het zal jou straks helpen om minder rusteloos te rouwen.
  • Stapeltjesverdriet is een opeenstapeling van verschillende verliezen. In het voorbeeld van Eric verliest hij niet enkel zijn geliefde opa, maar mag hij ook hondje Karper niet adopteren. Soms helpt het om inzicht te verschaffen om welke op elkaar gestapelde verliezen jouw rouw allemaal zou kunnen gaan.
  • Nieuw verdriet of andermans verdriet kan oud verdriet triggeren. Een pakkende film of een emotioneel gedicht kan genoeg zijn. Laat dat verdriet toe en ga het niet onderdrukken.
  • Confrontatie met andermans verdriet kan via de spiegelneuronen ons eigen verdriet opwekken. Ga niet proberen dat af te blokken.
  • Aanwezig verdriet zoekt een uitweg. Laat je tranen vrijelijk stromen en probeer het niet in te dammen. Huilen lucht op en is fysiek gezond. Ingehouden tranen richten binnenin grote schade aan.
  • Anderzijds moet niet aanwezig verdriet ook niet absoluut opgezocht worden. Het is niet nodig om voortdurend in tranen te zijn. Het is  niet gezond om dat te gaan forceren. Het opwekken van emoties is slechts zinvol als er ook heling voor kan zijn.
  • Kwetsbaarheid tonen is geen teken van zwakte, maar juist van kracht.
  • Humor is gezond. Maar eeuwige vrolijkheid en altijd de clown uithangen kan ook een masker zijn. Een pantser om niet tot bij je kwetsbare zelf te komen uit angst dat het verdriet je teveel pijn zal doen. Als je alleen maar de zon predikt, dan eindig je in de woestijn.
  • Verwarrende en tegenstrijdige gevoelens bij rouw kunnen heel normaal zijn. Bijvoorbeeld tegelijk opluchting en verdriet. Of liefde en boosheid. Erken de gevoelens en stop ze niet weg.
  • Behalve schuld maakt ook schaamte vaak deel uit van een rouwproces. Ook dit is weer pertinenter bij dood door gewelddelict. Ook schaamte omtrent wraakgevoelens.
  • Schaamte is niet abnormaal. Zeker als je slachtoffer was van misbruik door de overledene. Blijf er niet mee zitten maar zoek iemand die je vertrouwt waaraan je je verhaal kan doen. Het is niet raar en je bent niet gek als je tegenover de dader zowel liefde als kwaadheid voelt.
  • Niet genomen rouw dooft niet uit maar wacht zijn moment af om in alle hevigheid uit te barsten. Weggestopt verdriet zet zich vast in het lichaam en richt binnenin grote schade aan. Uitgestelde rouw noemen we Verlaat Verdriet. Bijvoorbeeld de rouw van mensen die als klein kind een ouder verloren kan een leven lang aanslepen.
  • Soms kan het verdriet dat jou overvalt op een uitvaart of bijvoorbeeld tijdens het kijken naar een film groter zijn dan wat je redelijkerwijs normaal zou achten. Weet dat het in zulk geval goed mogelijk is dat oud verdriet getriggerd werd. M.a.w. jouw verdriet gaat hier niet (alleen) om diegene die begraven wordt of om die triestige film maar heeft misschien met een eerder en ouder onderliggend verdriet te maken. Spiegelneuronen kunnen dat verdriet opwekken.
  • De rouw van tweelingen kan bijzonder heftig verlopen. Womb Twin Survivors is geen mythe maar een bestaand fenomeen. Behoed je wel ervoor om dat label al te lichtzinnig opgekleefd te krijgen, hou rekening met het bestaan van hypes daaromtrent.
  • Het verhaal van Tinneke leert ons dat rouw bij kinderen onderschat wordt. Het is niet helpend om kinderen te proberen beschermen tegen het slechte nieuws van een overlijden.
  • Jong ouderverlies veroorzaakt schade aan het hechtingsproces. Hoe je zelf gehecht was als kind zal later mee bepalen hoe je rouwt.
  • Zorg bij je eigen kinderen altijd voor een veilige hechting. Het zal hen later veel leed besparen wanneer ze moeten rouwen. Misschien wel om jou.
  • Kinderen verhaaltjes opdissen ipv de ware toedracht toe te lichten kan tot allerlei latere trauma’s en stoornissen gaan leiden
  • Het is geen goed plan om kinderen tijdens de dagen van de uitvaart uit hun vertrouwde omgeving te halen, het is wel slim om gerichte praktische hulp bij het huishouden te voorzien, maar binnen de vertrouwde omgeving van het (rest-)gezin.
  • Verlaat verdriet kan oorzaak zijn van fysieke klachten die wonderwel weer kunnen gaan afnemen wanneer het rouwproces later toch zijn verloop kan krijgen
  • Kinderen rouwen ook maar worden vaak (letterlijk) over het hoofd gezien. Heb aandacht voor hun verdriet en hou hen niet weg van de uitvaartceremonie.
  • Als je kinderen de waarheid niet vertelt, dan maakt hun fantasie het nog erger dan het al is
  • De belangrijkste klacht van mensen met verlaat verdriet of uitgestelde rouw is dat ze als kind niet gezien werden met hun verdriet. Waak erover dat bij verlies kinderen niet over het hoofd worden gezien.
  • Kinderen van vijf doen aan magisch denken. Het is op die leeftijd heel belangrijk om hen uit te leggen dat zij niet de oorzaak van het overlijden zijn. Kinderen van die leeftijd denken soms dat ze iemand dood (en weer levend) kunnen maken door middel van hun gedachten.
  • Kinderen hebben na verlies niet meteen een therapeut nodig. Praat ermee en luister ernaar. Gun hen de tijd om op hun eigen manier en tempo te rouwen. Omring ze met liefde.
  • Kinderen rouwen via hun spel. Ga er niet van uit dat ze geen verdriet hebben indien ze niet de hele tijd wenen of verdriet tonen. Hun spel is hun manier van rouwen.
  • Verdriet of psychologische pijn die te groot zijn om te dragen worden door een beschermingsmechanisme weggeschreven als traumata die het kind moeten beschermen tegen herhaling van dezelfde ervaringen.
  • Er is vaak een correlatie tussen de omstandigheden van het overlijden en de aard van het rouwproces. Een niet onverwacht en ‘normaal’ overlijden zal meestal tot een weinig problematisch rouwproces leiden.
  • Deze correlatie is niet absoluut. Een ‘normaal’ overlijden zal niet automatisch altijd een probleemloos rouwproces opleveren en omgekeerd: een verschrikkelijk dramatisch overlijden zorgt niet persé voor een gecompliceerd rouwproces.
  • Een onverwacht overlijden heeft meestal veel impact.
  • De wetenschap of de dierbare een pijnloos dan wel een pijnlijk overlijden heeft gekend maakt voor de rouwende een groot verschil in het rouwproces.
  • Geen afscheid kunnen nemen van het lichaam (gaan groeten) kan oorzaak zijn van een moeizame start van het rouwproces omdat de eerste rouwtaak niet goed volbracht kan worden. (zie module vijf bij de rouwtaken volgens Worden). Als men na een ongeval het lichaam niet heeft kunnen zien overtreft de gruwel van de verbeelding meestal de realiteit. Als het enigszins kan, ga afscheid nemen van het lichaam en/of vraag kennis te nemen van het dossier.
  • Ook voor kinderen is het belangrijk dat ze ‘afscheid’ kunnen nemen van het dode lichaam van de overledene. Zij stellen nuchtere eenvoudige vragen. Probeer daar eerlijk en juist op te antwoorden, maar met aandacht voor de kwetsbaarheid van het kind.
  • In geval van een gewelddadig overlijden, vraag de begrafenisondernemer of de patholoog om het stoffelijk overschot van de overledene zodanig op te baren dat het toonbaar is om menswaardig afscheid toe te laten door de nabestaanden.
  • Omwille van het plotse, het schokkende en het zinloze van een dood door ongeval is het veel moeilijker om de realiteit bestaansrecht te geven. Nabestaanden van ongevallen blijven vaak heel lang de gebeurtenissen ontkennen. Ga niet in discussie maar sta de nabestaande toe om telkens opnieuw zijn/haar verhaal te doen.
  • Overlijdens na ongeval zijn bij de rouwende vaak aanleiding tot schuldgevoel of zelfverwijten. Weet dat deel van de oorzaak zijn iets anders is dan doelbewust schuldig.
  • Bij overlijden na ongeval kan het normen-en waardensysteem van de rouwende aan het wankelen gebracht worden. Het laatste dat de rouwende wil is een moraalridder die de les komt spellen. Probeer het verdriet te zien en blijf uit het oordeel. Het gaat hier immers niet om rationele maar om emotionele argumenten.
  • Niet geadresseerde boosheid omwille van het zinloze van een ongeval kan zich soms ten onrechte richten op hupverleners of de omgeving. Dat is niet correct, maar wel normaal. Don’t take it personal.
  • Jarenlang na een overlijden door ongeval kunnen bepaalde triggers nog zeer traumatische herinneringen oproepen en eventuele paniek, verlamming of crisis veroorzaken. Zoals het horen van een kettingzaag, gierende banden van een remmende auto, sirenes of zwaailichten van hulpdiensten, een overkomend vliegtuig…Het kan helpend zijn deze triggers te kennen en er eventueel mee in therapie te gaan.
  • Het is na een ongeval belangrijk om precies te weten wat er gebeurd is. Sommige rouwenden hebben tot hun levenswerk gemaakt om erachter te komen wat er precies gebeurd is.
  • Gerichte woede en wraakgevoelens tav de veroorzakers van een ongeval zijn wellicht niet correct maar wel zeer menselijk en volkomen normaal.
  • Ook irreële boosheid tav van vanalles en nog wat is niet abnormaal. Het is niet-geadresseerde boosheid tav een ongrijpbaar lot dat geprojecteerd wordt op de buitenwereld.
  • Nabestaanden van een ongeval zullen vaak vroegere waarden en overtuigingen loslaten of afzweren. Het wereldbeeld valt ten prooi aan verzuring en verbittering. Dit is ook vaak een oorzaak van toenemend isolement van de rouwende zelf. Voor een goed rouwproces heb je echter juist elkaar nodig.
  • Een probleem bij dood door ongeval is dat soms je privéleven openbaar wordt. Dat is niet alleen verlies van je dierbare, maar ook van je privacy en je integriteit.
  • Unfaire blamage na ongeval brengen het slachtoffer als het ware een tweede keer om.
  • Extra moeilijk voor de rouwende wordt het, wanneer die door de gevolgen van het ongeval zware financiële of juridische nasleep kent.
  • Schuldgevoel is heel normaal in bijna elk rouwproces
  • Na overlijden door ongeval de overledene nog zeer realistisch waarnemen alsof hij of zij nog écht aanwezig is, is perfect normaal. Je bent niet gek aan het worden. Dat is normaal gedrag van normale gezonde evenwichtige mensen in rouw.
  • Als je mede oorzaak bent van het overlijden, bijvoorbeeld de veroorzaker van een dodelijk ongeval, dan kan je rouwproces extra moeilijk worden. Bij Plan b leren we dat ‘niet-intentioneel mede oorzaak zijn’ een logische aanleiding is voor schuldgevoel maar nog iets anders is dan ook werkelijk schuldig zijn. ‘Onopzettelijke doodslag’ is een van die vreselijke begrippen uit het correctionele strafrecht dat al lang vervangen had moeten worden door een term die beter de lading dekt.
  • Pijn bij rouw na verlies door misdaad snijdt nog dieper dan rouw na ongeval omdat de pijn intentioneel werd toegebracht. Wraakgevoelens zijn niet netjes maar wel volkomen normaal. Geef uiting aan de boosheid. Niet geadresseerde boosheid (bijvoorbeeld als de dader niet gekend is) richt zich vaak op de buitenwereld zoals hulpdiensten, politie of gerecht terwijl zij enkel willen helpen.
  • Verlies van waardigheid en privacy wanneer een misdaad ook openbaar nieuws wordt bemoeilijken het rouwproces. De sensatiepers maakt dat probleem niet makkelijker. Je rouw gaat niet alleen meer over wie je verloor, maar ook over verlies van privacy en waardigheid.
  • Nog meer dan bij ongeval komt na gewelddelict het normen-en waardensysteem van de rouwende op de helling te staan.
  • Afscherming van de feiten door justitie en parket maakt het voor de rouwende moeilijker om de rouwtaak aan te vatten van de realiteit van het verlies onder ogen te zien.
  • Verloop van het rouwproces na gewelddelict hangt mede af van wat er met de dader gebeurt
  • Rouwprocessen voor nabestaanden van zelfdoding zijn altijd complex. Een belangrijk aspect is het achterblijven met de WAAROM vraag. Schuldgevoelens zijn nog pertinenter dan bij andere overlijdens. Vaak wordt boosheid gericht op de dierbare zélf omdat die ook de dader was. Frustratie en schaamte horen vaak bij deze rouw. Bemoeienissen van pers, justitie en hulpdiensten kunnen een verschrikkelijk bijkomende nachtmerrie zijn.
  • Help het taboe rond zelfdoding te doorbreken. Het taboe zorgt voor veel schade en maakt rouwen nog ingewikkelder. Slachtoffers die doodgezwegen worden, niet mogen herinnerd worden in families. Of slachtoffers die enkel herdacht worden als diegene die zelfdoding had gedaan maar wiens eraan voorafgaande leven niet meer herinnerd wordt.
  • Module vier gaat volledig over ‘verder na verlies van een dierbare door zelfdoding’
  • Rouw na verlies waarbij niets of weinig gekend is omtrent de omstandigheden van het overlijden is nog van geheel andere orde dan alle andere vormen van rouw. Rouw na ongeval, misdaad of zelfdoding hebben elk hun specifieke aspecten waarvan hierboven een aantal beschreven. Verlies waarvan je niet weet of het om een ongeval, boos opzet of een wanhoopsdaad ging, geeft sowieso gecompliceerde rouw waarbij je volledig in het duister tast. Het zijn de onzekerheid en de gissingen die slopend zijn.
  • Rouw bij vermissingen is een zeer aparte vorm van rouw die niet vergelijkbaar is met rouw na overlijden. Het is de jojo die op en af gaat tussen hoop en verslagenheid die voor schijnexecuties zorgt waarvan je letterlijk gek kan worden. Er kan geen rouwproces ingezet worden omdat aan de eerste rouwtaak niet voldaan kan worden. Je kan onmogelijk de realiteit van het verlies bestaansrecht geven, want je weet niet of de vermiste ook overleden is. Om die reden kunnen nabestaanden van vermissingen moeilijk binnen het klassieke scala van rouwhulpmiddelen soelaas vinden.
  • Vanuit familieopstellingen en systemisch werk weten we dat ook familiegeheimen een zeer belangrijke component kunnen uitmaken in heel wat rouwprocessen. Verstrikt zijn met een familiegeheim zorgt altijd voor gecompliceerde rouw. Soms voor onzichtbare of verboden rouw. Verzwegen of weggemoffelde geheimen blijven invloed uitoefenen op latere generaties en dienen zeker erkend te worden als bijzondere omstandigheid bij rouw.
  • Rouwen om een dierbare uit een ‘verboden’ of geheime relatie is complex omdat het verdriet niet gedeeld kan worden en je openlijk geen rouw kan betuigen. Het kan in dit geval goed zijn een vertrouwenspersoon onder de arm te nemen om toch je rouw mee te kunnen delen.
  • De mate waarin je als kind veilig of onveilig gehecht was heeft mede invloed op je rouwproces. Dat staat nog los van de band die je had met diegene waarom je rouwt.
  • Als iemand van je hechtingsfiguren komt te overlijden kan je tijdelijk in een toestand van ‘onveilige hechting’ verkeren. De ontreddering die je dan overkomt is de veilige wereld die onder je voeten vandaan gehaald wordt. De pijn die je daarbij voelt is liefde.
  • Onveilige hechting maakt rouwen complexer. Als de figuur waaraan je onveilig gehecht was komt te overlijden dan kunnen zeer ambivalente gevoelens het rouwproces doorkruisen. Soms moeten opgebouwde beschermingsmechanismen terug afgebroken worden om verder te kunnen in het leven.
  • Onveilige hechting kan aanleiding zijn tot het moeilijk komen tot verbinding of liefhebben, ook van jezelf.
  • Bij een beschadigde hechting kan lichaamsgerichte therapie of massage soms heling brengen
  • Rouwen wordt soms gemeden of omzeild om niet bij het pijnstuk van de onveilige hechting te komen. Je kan niet het éne aanpakken zonder het andere.
  • Rouw en trauma vertonen raakvlakken, maar zijn niet hetzelfde
  • Mensen zijn sociale wezens. We hebben elkaar nodig, ook bij rouw. De kwaliteit van ons sociale netwerk bepaalt mee ons rouwproces.
  • Recent bio-neurologisch onderzoek en ook de Grant-study tonen het belang aan van dat sociale aspect. Zorg dat de rouwende mens niet vereenzaamt. Ben je zelf in rouw: let dan op dat je niet in isolement vervalt maar treed naar buiten! Omring je met geliefden.
  • In vroegere tijden maakten rituelen en ceremonies het afscheid tot een sociaal gebeuren van een hele gemeenschap. Het verdwijnen daarvan maakt ons het rouwen vandaag moeilijker. Het is een hoopvolle ontwikkeling dat er de jongste tijd weer nieuwe initiatieven het licht zien.

Bovenstaande bullets zijn een kleine greep inzichten en tips  die we kunnen leren uit de ingewikkelde en gevoelige materie van verdriet en verlies. Sommige inzichten kunnen helpend zijn om rouw beter te begrijpen of om een rouwende juister te ondersteunen. Het belangrijkste is dat je moet beseffen dat het verlies en het verdriet van de rouwende niet ‘een probleem’ is dat je kan ‘oplossen’. Je helpt niet door de ‘waarom’-vraag te gaan invullen. Je helpt wél door er te zijn en te luisteren. De rouwende zit niet te wachten op een verklaring of goede raad. Hij wil dat je er bent. Dat je het verdriet en de pijn  ziet en erkent. Het sociale netwerk van de rouwende is een belangrijk criterium om zijn rouw draaglijk te maken. Wees een schakel in dat netwerk. Ben je zelf in rouw, omring je dan met geliefden. Er bestaat geen wondermiddel van altijd werkende ‘tips&tricks’. Rouw is voor iedereen verschillend. Daarom maken jouw unieke situatie, jouw voorgeschiedenis, zelfs die van de generaties voor je, jouw band die je had met je dierbare, de leeftijd die je toen had en de omstandigheden waarin je dierbare kwam te overlijden, hoe jouw eigen hechting verliep als kind en hoe je sociale netwerk er vandaag uitziet, allemaal deel uit van hoe je rouwproces zal verlopen. Om daar zeer individueel en intensief mee aan de slag te gaan zit er in dit Rouwatelier ook module acht:  f2F; van foto naar Film.

Alle gebruikte namen in deze module zijn fictief. Bij gebruik van échte cases werden de namen veranderd.

Inleiding

Zelfdoding is de belangrijkste doodsoorzaak bij jongeren.  In de leeftijdsgroep van 15-24 jaar is het bij ongeveer dertig procent de oorzaak van sterfgevallen bij mannen en negentien procent bij vrouwen.(*) Dat zijn duizelingwekkende cijfers om even bij stil te staan. Dat wil zeggen dat als je naar een begrafenis toegaat en in de kist die naar voor wordt gedragen zich een jonge vrouw van die leeftijdscategorie zou bevinden, de kans zowat één op vijf is dat het om zelfdoding ging. En zelfs één op drie als het een jongeman betreft. Maar ook bij mannen van boven de zeventig pieken de zelfdodingcijfers.

Bij Plan b zullen we niet snel het woord ‘zelfmoord’ in de mond nemen. We spreken van ‘zelfdoding’. Niet omdat het dat minder erg zou maken, of het slachtoffer daardoor minder dood zou zijn, maar op het woord zelfmoord rust een oordeel dat wij wensen te vermijden. Al te lang werd zelfdoding beschouwd als een misdaad, dan wel als wat het écht is: een tragedie.

Zelfdoding is (meestal) geen hoopvolle of verwachtingsvolle hunker naar de rooskleurigheid van  morgen, het is een radeloze ontsnappingspoging uit het zwarte van vandaag. De wanhopige en onzekere sprong in de ongekende leegte die eerder moed dan lafheid vergt.

Niettemin kan dit een moeilijk hoofdstuk voor jou betekenen. Op de site van Plan b vind je naast de link naar Werkgroep Verder , het expertisecentrum voor rouwen na zelfdoding, ook de links naar 1813, ThinkLife, en naar de apps ‘Vraag Maar’ (Ndl), Back Up en OnTrackAgain. (zie verder in deze module)

Zelfdoding is een hard onderwerp, en we willen er niet omheen fietsen. Maar het hoeft niet nog botter gemaakt dan dat het al is. Niet iedereen is het met die zienswijze eens. In zijn boekje ‘Mythen over zelfmoord’ verdedigt Derek de Beurs de door hem gebruikte term zelfmoord omdat het zou aansluiten bij de taal die de patiënt ook gebruikt zoals hij in de PITSTOP(**) suïcidetrainingen ook aan de hulpverleners leerde. Ook de preventie-instantie 1318 hanteert in haar taalgebruik gewoon de term zelfmoord.

Af en toe wordt wel het woordje suïcide, suïcidaal of suïcide-preventie gehanteerd. Ook in deze module van rouwatelier. “Om helemaal consequent te zijn – zo beweert de Beurs -zou je eigenlijk ook die woorden kunnen vervangen, want letterlijk vertaald betekenen ze in feite hetzelfde. Sui is zelf en cide is moord- volgens de etymologie waarschijnlijk afkomstig van het hoogduitse Selbstmord dat een ontlening is van het laat-latijn suicidium, waarbij het achtervoegsel caedere -in samenstelling cidere zowel houwen als doden of vernietigen betekent.”

Het exacte woordgebruik is niet het eerste wat er toe doet. Wél wat het oproept. Voor Plan b gaat het om het respect voor het slachtoffer en de nabestaande en willen we het begrip vooral ontdoen van het oordeel dat erop kleeft.

(*) bron: gezondheidbelgie.be cijfers van juli 20 tot juli 21

(**) PITSTOP staat voor Professionals In  Training  to STOP suicide

 

Suïcidepreventie en Verdrietondersteuning

Een belangrijk verschil tussen het werk van de Beurs en dat van Plan b is dat Plan b in de eerste plaats verdrietondersteuning  en heling wil bieden voor de nabestaande die een dierbare verloor, in dit geval na zelfdoding. Dat vereist een heel andere aanpak dan wat Derek de Beurs doet met zijn boek en zijn trainingen waarin hij vooral veel gehoorde opvattingen wil bespreken en langs de lat van de wetenschap leggen. Zijn uitgangspunt daarbij is in de eerste plaats misverstanden wegwerken ter suïcidepreventie. Het werk van de Beurs kan soms nogal morbide of confronterend zijn voor lezers die in rouw zijn en zelf een dierbare aan zelfdoding betreuren, en eigenlijk houdt zijn schrijfstijl naar mijn smaak daar nog onvoldoende rekening mee.

Het is zijn doelpubliek en uitgangspunt niet. Derek de Beurs schrijft vooral om begrip voor het fenomeen te creëren en het taboe te doorbreken en richt zich daarbij naar hulpverleners, studenten geneeskunde en psychologie, huisartsen,  ggz-professionals (Geestelijke Gezondheid Zorgers) en beleidsmakers en voor iedereen die meer wil weten over dit maatschappelijke probleem. De Beurs richt zich niet zozeer rechtstreeks tot rouwenden. In zijn boek merk je dat hij niet altijd stil staat bij wat zijn inzichten eventueel doen met iemand die zelf zojuist een dierbare aan zelfdoding betreurde.

Plan b wil dezelfde realiteit daarom vanaf een andere kant belichten. Wij gebruiken bij Plan b nooit de term ‘patiënt’ wanneer het over de rouwende gaat. Omdat rouwen geen ziekte Is. Dat zagen we al in eerdere modules. Suïcidaliteit is dat in bepaalde gevallen echter wél. Daarom wordt er in deze module soms wel het woord patiënt gebruikt. We hoeden ons er wel voor om daarbij alle slachtoffers van zelfdoding over één kam te scheren. Zoals elke rouw verschillend is en elk proces uniek, zo is ook ieder mens verschillend en elk proces uniek. En daarmee ook elk suïcidaal proces. Als we het dan straks over mythes of beweringen omtrent zelfdoding hebben, weet dan dat het gaat om algemene veel voorkomende beweringen, en dat onze bevindingen niet absoluut gelden voor elk individueel geval.

 

De rouw voor nabestaanden van een zelfdoding is anders dan elke andere rouw. We zeggen daarbij niet dat elk ander sterfgeval minder erg is, maar bij zelfdoding is de rouw toch bijzonder moeilijk en pijnlijk.
Het is gemakkelijker om van een persoon die aan zelfdoding overleed nadien te oordelen dat hij ziek was, dan wanneer hij nog leeft er de  aandacht en tijd voor te nemen om vast te stellen dat het misschien gewoon een persoon is die gezien wil worden met zijn verhaal dat gehoord wil worden.

 

Boosheid, schuldgevoel en schaamte

Eén van de oorzaken waarom het zo moeilijk en pijnlijk is komt doordat je achterblijft met de waarom-vraag. Zelfs indien je eventueel zou geweten hebben dat je dierbare depressief was en suïcidale neigingen had, kan aan je blijven knagen hoe het toch mogelijk kon zijn dat een deppressie zoiets kon veroorzaken en of het al dan niet vermijdbaar was geweest. Niet zelden gaat dat gepaard met grote schuldgevoelens. Men dacht het te moeten hebben zien aankomen. Men dacht het te moeten hebben kunnen vermijden. In sommige gevallen weet je dat de dierbare geplaagd was door verschrikkelijk psychisch lijden en zal je misschien opluchting voelen. En ook weer vanwege die opluchting kan je dan een schuldgevoel krijgen, want hoe kan je nu blijdschap voelen voor een overlijden?

Een moeilijkheid in het rouwproces omtrent zelfdoding, anders dan bij gewelddelicten, is dat in dit geval slachtoffer en dader dezelfde persoon zijn. Dat maakt dat je boosheid die je in geval van gewelddelict ging richten op de dader, nu gericht wordt op de dierbare zelf, omdat hij ook de dader was. Vaak voel je je in de steek gelaten, verraden of bekocht. Omdat de liefde voor je dierbare zo groot is ga je hem soms onttrekken aan die boosheid, en de woede op jezelf of op een andere onschuldige richten. Je gaat jezelf de schuld geven van wat er gebeurd is. In regel lijkt zelfdoding altijd plots en onverwacht te komen. Zelfs als er indicatoren aan te wijzen waren waardoor het voorspelbaar werd, dan nog lijkt het meestal te komen als een donderslag bij heldere hemel. Het gebeurt echter zelden écht onverwacht. Meestal zond het slachtoffer voorafgaand wel al signalen of boodschappen uit. Als je daar achteraf over gaat nadenken en je bepaalde signalen gaat herkennen die je misschien had kunnen opmerken, dan komt dat het schuldgevoel nog versterken. Je bent lastig op jezelf omdat je het niet zag aankomen of omdat je de ernst van de situatie had onderschat.

Er is altijd reden voor een schuldgevoel. Als je het wél hebt zien aankomen dan voel je je schuldig dat je het wél wist maar niet hebt kunnen verhinderen, en als je het niet hebt zien aankomen voel je je schuldig dat je niet alerter was geweest voor de signalen.  De échte reden waarom je het niet hebt gezien is eigenlijk redelijk simpel. Het is omdat je van je dierbare hield. Omdat je liefde zo groot was, hield je niet voor mogelijk, of wilde je niet zien, dat zo iemand zijn leven zelf zou beëindigen.

Nog veel meer dan bij gewelddelicten rust er ook bij rouwenden na zelfdoding een enorm frustrerend gevoel van schaamte op de schouders. Dat komt enerzijds doordat zelfdoding nog steeds een taboe is waardoor het al moeilijk is om er iets over te delen, maar er is ook veel zelfcensuur vanwege een bepaald schuldgevoel. Men voelt zich verbonden met het slachtoffer in soort van ‘medeplichtigheid’. Of men voelt schuld dat men het niet had kunnen voorkomen. Vaak is men de enige die de echte gevoelens en donkere gedachten van de ongelukkige dierbare kende en is men onbewust angstig voor represailles of verwijten van het niet hebben verleend van hulp aan een persoon in nood. Heel vaak heeft het ook met onbegrip van de omgeving te maken : “Jullie zouden het toch nooit begrijpen”. Rouwenden na een zelfdoding krijgen vaak veel minder respect en steun van de omgeving dan na om het even welk ander overlijden. Dat is een kwalijke zaak, en maakt alles nog moeilijker bespreekbaar.

 

Je bent er nooit op voorbereid.

Net zoals bij ongevallen en gewelddelicten, maar nog veel meer uitgesproken na zelfdoding is dat je op die ervaring, -behalve wanneer we het over euthanasie hebben-, niet bent voorbereid. Nabestaanden die het slachtoffer vonden na de wanhoopsdaad blijven vaak levenslang door trauma achtervolgd. Zij vergeten die aanblik nooit meer. Maar ook wie niet zelf het slachtoffer vond, en al zeker wie geen afscheid van het lichaam heeft kunnen of mogen nemen, wordt vaak jarenlang geconfronteerd  met de vreselijkste beelden. Zoals in module drie reeds besproken is ook hier meestal de verbeelding nog erger dan hoe het in realiteit was. Vanwege het niet voorbereid zijn op die situatie wordt het extra moeilijk om bestaansrecht te verlenen aan wat zich heeft voorgedaan. Het is een schier onmogelijke opdracht de realiteit van het verlies in de ogen te kijken. Dat is de eerste rouwtaak van William Worden, zoals verder aan bod zal komen in module vijf. Dat deze horde erg moeilijk te nemen is maakt rouwen na zelfdoding tot een extra zware taak.

 

Verlies van privacy

Nog meer dan na een gewelddelict kunnen de bemoeienissen van pers, justitie en hulpdiensten een verschrikkelijk bijkomende nachtmerrie zijn. Op het moment dat je juist zo’n behoefte hebt aan rust, aan steun, aan een arm om je heen, aan een begrijpend woord, een vriendelijk gebaar en een schouder om op uit te huilen wordt je privacy vreselijk aan flarden gescheurd. Je zou normaal je hoofd op de borst van je overleden dierbare moeten kunnen leggen en zachtjes uithuilen, maar in de plaats daarvan ligt die ergens op een kille autopsietafel in een luguber mortuarium ver van alle menselijkheid ontdaan. Iemand zou een deken op je heen moeten slaan en een kop verse soep brengen maar in de plaats daarvan worden foto’s genomen en allerlei vervelende vragen gesteld. Misschien wordt zelfs allerlei ‘mogelijk bezwarend bewijsmateriaal’ gewoon in beslag genomen. Misschien schreef je dierbare jou een hele mooie en ontroerend liefdevolle afscheidsbrief die je liefst van al aan je borst zou willen drukken terwijl je bittere tranen weent. Maar de brief wordt mee in beslag genomen. Het belang van zo’n brief voor het rouwproces kan nauwelijks overschat worden: je hebt namelijk geen afscheid kunnen nemen. Wat je nodig hebt op dat moment is menselijk begrip, liefde en steun. En niet het omgekeerde; onmenselijke bemoeienissen, onderzoek en extra stress. Duizend vragen. De enige die alle vragen kon beantwoorden is er niet meer.

Ik had een man in politie-uniform verwacht. Het was geen man. Het was een vrouw, en bovendien was ze niet in een politie-uniform maar droeg ze gewone kleren zoals jij en ik. Een jeans en een T-shirt. Ze was wel geduldig en vriendelijk. Maar ze bleef maar vragen stellen. Duizend vragen. De enige die al die vragen kon beantwoorden is er niet meer. En hij had op die vragen reeds eerder geantwoord. Op alle duizend. Toen hij nog leefde. Maar toen luisterde er niemand. Waar was dat vriendelijk mevrouwtje toen?

Stefanie en Gertie waren boezemvriendinnen. Gertie was depressief. Ze had vaak donkere gedachten en deelde die wel eens met Stephanie. Soms wisselden Gertie en Stephanie de halve nacht lang Whats App berichtjes naar elkaar. Daar stonden ook wel eens hoogst persoonlijke en gevoelige dingen in. Stephanie wist wel dat het niet goed ging met Gertie maar had toch nooit gedacht dat ze écht vergif zou innemen zoals ze gedreigd had. Op dinsdagnacht hadden beide meisjes middels héén en weer gaande berichtjes daarover nog ruzie gemaakt. Op donderdagochtend hebben ze Gertie gevonden. Op vrijdag heeft het parket de telefoon van Gertie in beslag genomen voor nader onderzoek. Stefanie is afschuwelijk geschokt en in vreselijk verdriet omtrent haar boezemvriendin, maar daar bovenop komt nog dat de gerechtsinstanties nu inzage zullen krijgen in de meest persoonlijke en intieme ontboezemingen die ze aan haar vriendin heeft gemaakt. Stephanie maakt zich zorgen over de onenigheid die ze enkele dagen tevoren met Gertie had gekend en voelt zich verantwoordelijk voor de dood van haar vriendin. Ze acht zichzelf aansprakelijk omdat ze het  niet ernstiger genomen had en niet eerder hulp had ingeschakeld, maar ze voelt zich ook bedreigd vanwege het ‘bewijsmateriaal’ dat nu in handen van de wetsdokter is. Want zo had ze het nooit bedoeld.(*)

(*) Als telefoons na een zelfdoding worden in beslag genomen door het parket kadert dat meestal niet in criminologisch perspectief om een dader te zoeken maar is dat wel in het kader van suïcidepreventie om in kaart te brengen wat de beweegredenen van de dader waren. Ook als de nabestaanden ondervraagd worden is dat niet zozeer omdat ze van misdaad verdacht zouden worden, maar wel om inzichtelijk te maken welke mechanismen de fatale afloop veroorzaakt kunnen hebben.

 

Doodzwijgen

Alsof het nog niet erg genoeg was dat Seppe er niet meer was werd op het  Kerstfeest met geen woord over hem gerept. Alsof hij nooit bestaan had. In mijn hart stierf hij op dat moment een tweede keer.

Een helaas vaak voorkomende constante op bijeenkomsten van families waarin een zelfdoding te betreuren valt, is dat het onderwerp zedig en angstvallig vermeden wordt. Vaak zodanig fanatiek zelfs dat bepaalde familieleden zich er hardnekkig tegen verzetten dat er een gedenkteken of herinnering of zoiets wordt geplaatst tijdens bijeenkomsten. In module twee van de clichés bespraken we reeds het voorbeeld van de doodgezwegen overleden oma die niet ter sprake gebracht mocht worden op het kerstfeest. Wanneer het gaat om een zelfdoding is een dergelijke reflex nog veel frappanter. Dat komt doordat zelfdoding uiteraard vele oncomfortabele thema’s kan aanraken. Zeker als de wanhoopsdaad iets te maken had met onderlinge familiebanden die scheef zaten. Schuld en oordeel komen dan al snel om de hoek loeren. Heel wat families vallen trouwens uit elkaar en komen nooit meer bijeen na een geval van zelfdoding omdat het thema te pijnlijk is. Ook echtparen die een kind verloren aan zelfdoding zien daarna soms hun huwelijk op de klippen lopen. Vaak wordt een dergelijke dood niet erkend als de onvermijdelijke uitkomst van een fatale depressie waar niemand schuld aan heeft, maar gaat men allerlei oorzaken of verantwoordelijkheden leggen bij  elkaar of bij zichzelf.

Als het leven niet houdbaar is

Iemand die de hand aan zichzelf slaat verkiest niet om te sterven. Alleen is het leven gewoon niet houdbaar meer en is de wanhoopsdaad het enige waartoe hij nog in staat is.

Meestal hebben de onderliggende oorzaken van waarom iemand het leven niet meer aankan niks te maken met rationele elementen. Je zou in het hoofd van het slachtoffer moeten kunnen kijken, en dan nog zou je in rationele termen niet kunnen vatten wat voor de dader eigenlijk voornamelijk irrationele en emotionele motieven waren. Daar kan je nu niks meer aan veranderen. Dat maakt het voor rouwende nabestaanden zo frustrerend en onoverkomelijk. Zoals in de eerste module besproken heeft dat te maken met onze verschillende hersensystemen. Emoties, pijn en traumata huizen in het limbische systeem waar je met taal en logica moeilijk bij kan. Rationele verklaringen en het zoeken naar antwoorden op de ‘waarom’-vragen ontstaan in de neo-cortex, ons primatenbrein. Met rationeel gereedschap kom je echter niet binnen in dat emotionele gedeelte.  Keer op keer probeer je opnieuw en opnieuw alle elementen op een rijtje te krijgen en ga je op zoek naar het waarom. Je zoekt een logische verklaring. Maar de verklaring heeft niks met logica te maken en alles met emotie. Het is vanwege hetzelfde mechanisme dat we vaak de signalen voorafgaand aan de zelfdoding niet ernstig nemen. Dat komt doordat we deze rationeel benaderen, en dan ziet het er inderdaad allemaal nog niet zo somber en zo zwart uit. Rationeel kan je immers goed relativeren. Maar emotionele blokkades of trauma’s laten zich niet wegrationaliseren of -relativeren. Ze zijn wat ze zijn. Als je ze niet voelt, dan zie je ze niet. Zoveel verschillende factoren dragen ertoe bij dat het leven voor de betrokkene ondraaglijk was geworden. Slechts heel zelden zijn er eenvoudige indicatoren aan te wijzen van gemakkelijk te voorkomen oorzaken. Meestal is het heel wat ingewikkelder dan dat.

Soms kan het voor de rouwende helpend zijn om een zelfdoding niet te vergelijken met een ongeval van iemand die niet door de omgeving geholpen werd na een dipje, maar om het te vergelijken met een niet gehoord ernstig verzoek tot euthanasie van iemand die ondraaglijke pijnen lijdt. 

In een artikel over zelfdoding bij ouderen op Sociaal.net van april 22 zegt ouderenpsychiater An Haekens, medisch directeur van de Zorggroep Alexianen in Tienen: “Het is een moeilijke kwestie, maar soms vraag ik me af of euthanasie omwille van polypathologie geen verkapte manier is van zelfdoding.” Misschien moeten we ons afvragen of we deze redenering van Haekens niet ook kunnen omdraaien. Wellicht is zelfdoding op hoge leeftijd in vele gevallen een vorm van (te moeilijke toegang tot) euthanasie. Een waardig levenseinde om op een pijnloze manier te mogen gaan, omringd door vrienden en familie en met de mogelijkheid tot een mooi en liefdevol afscheid. Dat zou een recht moeten zijn van iemand die in zijn laatste levensfase verkeert. Misschien dat we in de zorg te vaak vasthouden aan het koste-wat-kost willen verlengen van het leven (toevoegen van meer dagen aan het leven) in plaats van aan meer levenskwaliteit en waardig sterven en daarbij dan de diepste wensen van de betrokkenen miskennen (toevoegen van meer leven aan de dagen). Haekens zegt in hetzelfde artikel nog: “Uit ervaring weten we dat mensen, op welke leeftijd dan ook, beter kunnen worden.” Misschien moeten we ons de vraag gaan stellen of die evidentie van eindeloze medische behandelingen te blijven voortzetten bij polypathologie (lees: ondraaglijk lijden ten gevolge van meerdere kwalen) niet een zeer lichtzinnige beslissing is? En of die dan niet te zeer vertrekt van een mechanistisch wereldbeeld hetwelk helaas vaak typerend is voor ons medisch (verdien)model dat voorbijgaat aan onze eindigheid. Want als ls er één ding is dat ons menselijk maakt, dan is het toch juist dat we sterfelijk zijn: dat op een bepaalde dag onze houdbaarheidsdatum verstreken is.

François, ‘Coike’ voor de vrienden, was 89 toen hij een wanhoopsdaad pleegde door met zijn rolstoel van de pier af te rijden. Hij stierf die koude decembernacht een vreselijke verdrinkingsdood in zee. Coike had op twintigjarige leeftijd een zeer zwaar verkeersongeval met een vrachtwagen overleefd, maar verloor daarbij een been en een oog. Bijna zeventig jaar van zijn leven had hij in een rolstoel doorgebracht. Maar hij had een alles behalve kleurloos leven geleid. Als twintiger was hij met zijn handicap actief in het verenigingsleven. Hij zette zich in bij de vereniging van rolstoelgebruikers door horecagelegenheden mee te evalueren op rolstoeltoegankelijkheid. Hij ging voor jongeren spreken in scholen om te vertellen hoe het was om met een handicap te leven. Met zijn omgebouwde rolstoel fietste hij door de streek en hij was overal een graag geziene gast. Hij had een speciaal voor hem omgebouwde auto waardoor hij kon komen waar hij wou. Coike was graag onder de mensen, hij was een levensgenieter en hield wel van een pintje. Moppen tappen kon hij als geen ander. Omdat hij geen benen meer had was zijn motto dat hij dan maar met zijn handen zoveel mogelijk moest doen. Zo leerde hij accordeon en trompet spelen en werd hij onklopbaar in darts en drieband-biljarten. Hij was een toonbeeld van volharding en altijd aan het klussen in huis of in de tuin. Veel fysiek valide mensen konden een voorbeeld aan hem nemen. Hij reisde ook graag, en ondersteund door zijn vrienden ging hij ook de moeilijk bereikbare plaatsen niet uit de weg, en kwam zo op plekken waar nog nooit een gehandicapte geraakt was. Hij wilde vooral zelfredzaam zijn en niemand tot last zijn. Coike hield van het leven. Hij wilde niet dood. Maar hij wilde ook onder de mensen zijn en de lockdown van de coronacrisis had hem een eerste knauw bezorgd. De daarop volgende crisissen (oorlog in Oekraïne en de energiecrisis) en het ermee gepaard gaande permanente alarmisme in de media knaagden verder aan ‘m. Hij begon terug last te krijgen van verschrikkelijke spookpijnen. De vermoeidheid aan zijn nog goeie oog bezorgde hem bovendien onophoudelijke hoofdpijn. ER was ook slokdarmkanker vastgesteld. Hij had ligwonden die maar niet genazen en moest dagelijks aan huis verpleegd worden. Coike was tamelijk ijdel en kwam graag onberispelijk voor de dag. Dus als de verpleegster kwam dan stond hij al anderhalf uur eerder op om zich te wassen, te scheren, te parfumeren en piekfijn te kleden. Dat koste hem ongelooflijk veel pijn en moeite. Hij had het er steeds moeilijker mee dat hij dat niet meer zelfstandig kon, en zijn fierheid leed eronder. Hij wou niet afhankelijk zijn van anderen. Een jaar van tevoren had hij het onderwerp euthanasie al ter sprake gebracht, maar er werd hem antidepressiva voorgeschreven en zijn vraag werd niet ernstig genomen. Er werden zeer ingrijpende nieuwe chirurgische ingrepen gepland, therapeutische sessies voor zijn depressiviteit en een chemokuur voor de kanker. Het duurde voor Coike allemaal veel te lang en hij wilde die behandelingen allemaal niet meer. Op een ijskoude decemberochtend,- het had lichtjes gesneeuwd, het was nog pikdonker en het vroor stenen uit de grond-, was hij met zijn auto naar zee gereden richting het appartement waar hij zomers vaak logeerde. Hij was de dijk opgereden, had daar zijn auto laten staan met de koplampen nog aan, en had zich met zijn laatste krachten in zijn rolstoel gehesen om de besneeuwde pier op te gaan. Vanwege de achtergebleven auto op de dijk en de sporen van zijn rolstoel, waren de hulpdiensten redelijk vlug verwittigd maar tegen dat ze de zoekactie konden opstarten was het al lang fataal. François’ trieste einde was een zware schok voor alle nabestaanden en stond haaks op de manier waarop hij geleefd had. Het was het dramatische gevolg van een niet gehoorde eindelevenswens.

Het is -behalve om de druk op de zorg te verminderen- ook om menselijke drama’s als deze te vermijden dat ‘Dappere Artsen’ in Nederland strijd tegen ‘medische overbehandeling’.

Psychisch ondraaglijk lijden krijgt zelden dezelfde erkenning als fysieke pijn, maar ook daarmee valt niet te leven. Als het voor de betrokkene zo uitzichtloos is geworden dat er geen andere opties meer lijken te bestaan kiest hij als het ware voor een soort zelf-euthanasie.

Wijze raad achteraf heeft nog nooit iemand terug gebracht

Op sommige vragen zal je het antwoord nooit kennen. Maar het is belangrijk dat ze gesteld mogen worden.

Op de site van Plan b staat ergens de quote vermeld dat een rouwende niet zit te wachten op goede raad. Wijs advies of tips, verklaringen of rouwmodellen hebben nog nooit een betreurde dierbare kunnen terugbrengen. Iemand in verdriet wil dat je luistert. Vooral bij nabestaanden van een zelfdoding zullen er zeer veel vragen reizen. Het is niet aan de hulpverlener om antwoorden daarop te gaan formuleren. Meestal ken je die antwoorden gewoon niet en zou je kunnen gaan gissen of allerlei wijs klinkende quotes kunnen gaan orakelen, maar de meest waarschijnlijke werkelijkheid is dat er wellicht geen logische verklaring bestaat. Het enige juiste antwoord zit in het hoofd van de overledene en is zelden rationeel of logisch. Maar wel zeer reëel voor de betrokkene. Je helpt de rouwende niet door zijn vragen te beantwoorden, want die antwoorden heb je niet.

Je helpt het best door gewoon naar de vragen te luisteren en toe te laten dat ze gesteld worden. Iemand in verdriet wacht niet echt op jouw verklaring. Hij verwacht dat je luistert.

Het is volkomen OK om te zeggen dat je het niet weet. Denk niet dat de rouwende niet geholpen is wanneer jij het antwoord niet kan geven. Hij is al geholpen wanneer je luistert. De kans is trouwens niet gering dat je volstrekt de verkeerde antwoorden verschaft waardoor het rouwproces nog moeilijker wordt. En ook al zou je de juiste verklaring kennen die medisch en wetenschappelijk perfect in orde is : het brengt ons de dode niet terug.

Verlang van de rouwende niet dat hij de dood van zijn dierbare accepteert. Leg hem wél uit dat het de wanhopige keuze van zijn dierbare was. De rouwende hoeft het er niet mee eens te zijn dat dit de oplossing was. Maar het kan helpen als hij begrijpt dat dit in het hoofd van de overledene wél zo was. Kwaadheid over die beslissing is volstrekt normaal en mag er zijn. Als er opstandigheid is, ga dat niet afblokken of temperen, maar geef het bestaansrecht. Zoek desnoods een fysieke activiteit waarmee de rouwende zijn woede kan  uiten. Bestaansrecht verschaffen aan de boosheid is van onderschat belang.

Niet romantiseren

Waak er wel ten zeerste over dat wanneer je enerzijds begrip tracht te verwerven voor iemands radicale keuze, dat je daardoor zelfdoding niet tot heroïek gaat verheffen. Niet zelden hebben zelfdodingen, bijvoorbeeld van een beroemde persoonlijkheid, maar zelfs ook van een populaire leerling op de school, een culminerend effect in de dagen daarna. (zie verder bij mythes) . Merk je signalen, aarzel dan niet om hulp te bieden of bevoegde instanties te tippen.

Plan b is niet gespecialiseerd in de begeleiding van suïcidale patiënten. Mensen die toevallig in deze opleiding of op de site van Plan b terecht kwamen en bij zichzelf of bij een naaste een sterke hunker naar het levenseinde vaststellen die wil ik ten stelligste aanbevelen daarvoor professionele en aangepaste hulp te zoeken. Op de site van Plan b kan je bij de ‘bruikbare links’ de link vinden naar ‘Zelfmoordlijn 1318’ waar je terecht kan voor hulp bij suïcidegedachten. Bij de links staat ook ThinkLife, welk een online zelfhulpprogramma is bij gedachte aan zelfdoding. Op de site van Plan b staan ook links naar de mobiele apps Back Up en On Track Again. BackUp is de app die houvast wil bieden bij zelfmoordgedachten. Hij bevat verschillende tools die je kunnen helpen een crisis te overbruggen of een volgende crisis te voorkomen. Ook voor als je er wilt zijn voor iemand anders. De andere app :  ‘OnTrackAgain‘ helpt jongeren na een zelfmoordpoging opnieuw op weg.(*) De app biedt je tools afhankelijk van hoe je je op dat moment voelt. Je kan je eigen hulpkit maken, een eigen veiligheidsplan samenstellen, noodnummers bijhouden, een dagboek bijhouden en filmpjes bekijken met getuigenissen van jongeren  over wat hen heeft geholpen na een zelfmoordpoging.

(*)De App ‘On track again’ die door Zelfmoord 1318 werd ontwikkeld om mensen na een poging tot zelfdoding opnieuw op weg te helpen, is niet meer beschikbaar. Door technische ontwikkelingen is de app niet langer compatibel met de huidige vereisten, waardoor zich er technische problemen voordeden, en men zich genoodzaakt zag om de app weer offline te halen. De app kan ook niet langer gedownload worden, zo meldde de nieuwsbrief van 1318  op 15 dec 2022.

Een ander gratis te downloaden hulpmiddel waarnaar we graag verwijzen  is geen app maar een heuse Game genaamd ‘Silver’, gericht op 12 tot 16 jarigen. Silver biedt je een exclusieve kijk in het hoofd van andere jongeren. In deze game volg je 4 verschillende personages tijdens hun bezoek aan het Silver festival. Doorheen het festival bepaalt  de speler zelf hoe ze zich voelen en reageren. Het is een productie van VLESP, Vlaams Expertisecentrum Suïcidepreventie en werd ontwikkeld in samenwerking met CREATE.eu. Silver werd niet alleen gemaakt voor jongeren, maar ook door jongeren en kwam tot stand in samenwerking met tal van Vlaamse scholen. Het is een zogenaamd ‘serious game’, een wetenschappelijk onderbouwde, mobiele game die op een speelse manier, nieuwe ‘serieuze’ zaken aanleert. Silver focust op het versterken van de mentale weerbaarheid bij jongeren tussen 12 en 16 jaar. Het wil inzicht bijbrengen over het verband tussen gedachten, gevoelens en gedrag. Silver is voor iedereen en kan gratis gedownload worden. Link staat op de site van Plan b.

Nabestaanden van slachtoffers van een zelfdoding kunnen wél met hun verdriet of voor ondersteuning bij Plan b terecht. Ook staat op de site een link naar Semilis vermeld, een site voor ondersteuning van familie en naasten van psychisch kwetsbare mensen in België. Voor Nederland is het Ypsilon die familieleden en naasten verenigt van mensen met een psychosegevoeligheid.

Je schuldig voelen is nog wat anders dan daadwerkelijk schuld hebben.

Als rouwende met een schuldgevoel achterblijven na de zelfdoding van een dierbare is niet ongewoon. Dat schuldgevoel is ook OK en mag je uitspreken. Maar het is niet omdat je dat schuldgevoel hebt dat je ook schuldig bént. Dat is nog wat anders. Vaak zijn er aanwijsbare oorzaken die misschien tot de tragedie hebben bijgedragen. Iets dat jij wel of niet gezegd of gedaan had. Logisch dat je daar schuld over voelt. Maar weet dat zelfdoding haast nooit een simpele aangelegenheid betreft waarbij maar één aanwijsbare oorzaak is te noemen. Meestal is het een ingewikkeld en complex kluwen van allerlei factoren waar je niet altijd vat op hebt. Heel vaak ook zaken waar je met je rationele verstand niet bij kan. Omdat ze in het brein van het slachtoffer niet (alleen) op het vlak van de ratio maar (ook) van de emoties plaats vonden. Soms zal je verteld worden : “Je mag je niet schuldig voelen.” Maar dat gevoel is er wel. Laat dat er maar gewoon zijn, en praat er over. Je schuldig voelen is nog wat anders dan schuld treffen. Tenzij je met opzet iemand zou dood gepest hebben met de intentie dat die daardoor een wanhoopsdaad zou plegen ben je schuldig. In alle andere gevallen niet. Ook hier is er weer een paradox. Met een schuldgevoel blijven zitten is ongezond. Maar enkel en alleen lucht geven aan je schuldgevoel en daardoor te denken dat het probleem wel weg gaat is niet de oplossing. Door het alsmaar ventileren van het schuldgevoel kan je een soort culpabilisering gaan cultiveren die hinderlijk is en remmend werkt. Beter is om na te gaan wat dat gevoel met je doet en te benoemen waaruit die schuld dan bestaat en daarover in gesprek te gaan en te onderzoeken. 

Een mens is veel meer dan z’n rouwkaartje

Zoals het niet OK is om een zelfdoding-slachtoffer dood te zwijgen (waardoor die als het ware een tweede keer sterft), is het ook belangrijk dat het leven van die persoon méér was dan enkel maar de laatste ogenblikken van zijn leven en zijn wanhoopsdaad. Zelfdoding zet een punt achter een leven. Meestal achter een onhoudbaar leven. Maar voor dat punt was er wél een leven. En misschien was er voor de depressieve of ongezonde periode wel een heel ander leven geweest. Manu Keirse omschrijft het als dat je de persoon moet kunnen scheiden van de zelfdoding. Je dierbare is meer dan enkel maar iemand die uit het leven stapte. Voor je rouwproces is het belangrijk dat je je niet alleen het sterven herinnert, maar vooral ook het leven. Dat geldt niet alleen voor zelfdoding maar bij elk rouwproces. De impact van een zelfdoding is echter zo massief zwaar dat het vaak alle herinneringen aan het daaraan voorafgaande leven overschaduwt. Je dierbare leren anders omarmen is dat je niet alleen zijn radicale keuze om te sterven herdenkt, maar ook het leven dat ermee verbonden was. Dat zal je bij je rouw helpen om het geheel te kunnen anders omarmen.

Na elk overlijden is het belangrijk dat je je dierbare niet enkel herinnert als iemand die overleden is, en in het bijzonder na een zelfdoding is het belangrijk dat je je dierbare niet enkel herinnert als iemand die uit het leven stapte, maar vooral ook als iemand die in je leven was.

 

Paradox

Het debat dat onlosmakelijk verbonden is met het fenomeen van zelfdoding gaat heel wat verder dan theoretische inzichten omtrent preventie of rouw en raakt ook juridische, medische, morele, ethische en zelfs filosofische aspecten.

Het effect dat een zelfdoding op je rouwproces heeft zal, zoals we in module drie al leerden, voor een groot deel beïnvloed worden door de band die je met de overledene had en de omstandigheden van het overlijden. Zelfdoding is hierbij een bijzondere omstandigheid. Voor een klas schoolkinderen zal het een enorme schok betekenen als ze op een dag te horen krijgen dat de dag voordien een jongen uit de klas na een aanrijding om het leven is gekomen. De schok zal wellicht nog veel groter zijn als ze vernemen dat het geen gewone aanrijding was maar dat de jongen zich vanaf een brug op de autosnelweg had geworpen. Zit er toevallig in die klas een meisje die kortelings daarvoor nog een liefdesverklaring van de jongen heeft afgewezen zal dat voor het meisje in kwestie nog helemaal anders zijn dan voor de rest van de klas. Maar als bijvoorbeeld een bepaalde leerkracht in de gaten had dat de jongen erg somber was en met het kind daar al een tijdje gesprekken over voerde, dan zal dat voor die betrokken leerkracht nog helemaal een andere betekenis krijgen. En al helemaal onvergelijkbaar wordt het wat dit met de ouders of de broer of zus van het slachtoffer doet. Hier gaat het telkens over een combinatie van de persoonlijke band en de omstandigheden. Dat is belangrijk. Het kan namelijk zijn dat je vanuit vriendschappelijke overweging en in filosofisch opzicht begrip kan opbrengen omtrent iemands levenseinde-wens. En als je een bijzonder band had met die persoon en je je kan verplaatsen in het slachtoffer dan kan misschien ook voelbaar echt voor iemand worden hoe uitzichtloos en radeloos een suïcidaal mens kan zijn. Situaties zijn daarbij niet ondenkbaar dat iemand mee gaat in de wanhooplogica  en zelfs sympathie kan opbrengen voor het idee van een zelfgekozen levenseinde. Dat is een moreel en ethische kwestie die verder rijkt dan het opzet van deze module, maar het is wel van belang om te weten dat zulke verwikkelingen zeker het rouwproces mee zullen bepalen. Stel dat iemand principieel meegaand is  met het zelfbeschikkingsrecht tot levensbeëindiging van de betrokkene dan gaat dat zeker zijn rouwproces beïnvloeden. Mogelijk kan hij daardoor makkelijker vrede nemen met wat er zich heeft voorgedaan, maar het is niet ondenkbaar dat juist het omgekeerde gaat gebeuren. En dat een soort medeplichtigheidsbesef aan zijn schuldgevoel gaat knagen. Dit is een verhaal dat niet alleen wordt geschreven met logische argumenten. Naast de zogenaamde objectieve klinische en rationele realiteit van de buitenwereld is er de innerlijke eigen beleefwereld van de suïcidale persoon in kwestie. Hou je alleen vast aan dat eerste, dan kan je het gevoel gaan krijgen tegenover je dierbare verraad te plegen wegens het niet respecteren van zijn wensen. Voel je wel empathie voor de suïcidale gedachtegang dan ga je botsen met allerlei morele normen en waarden, ook die binnen in jezelf. Er bestaat wellicht geen gouden juiste waarheid. Maar het kan je wel helpen bij je rouwproces indien je probeert te begrijpen dat -zelfs indien er  medisch gezien misschien een objectief aanwijsbare oorzaak was die therapeutisch of medicinaal behandelbaar zou geweest zijn, dat in het hoofd van je dierbare wellicht niet zo was en daardoor zijn gemaakte keuze voor hem de enige mogelijke uitweg werd. In dat opzicht was het niet eens een keuze.

In de filosofische paradox over het recht op sterven moeten we stilstaan bij het recht op een menswaardig leven. En wanneer dat leven niet meer menswaardig genoemd kan worden.

Waarom?

Een prangende vraag die bij iedere nabestaande van een zelfdoding steeds blijft terugkeren is de waarom vraag. Weet dat dit geen ongewone vraag is, niet enkel bij elk ander voortijdig of onnatuurlijk of jong overlijden of bij rampen. Ook bij het overlijden van mensen op zeer respectabele leeftijd die aan een natuurlijke doodsoorzaak op een gewone manier komen te overlijden kan de waarom vraag voor de achterblijvers zeer pertinent zijn.

Maar vooral na zelfdoding is dat uitgesproken het geval. In navolging daarvan, en in de zoektocht naar verklaringen of oorzaken gaan nabestaanden soms wel eens hun heil zoeken in de literatuur over zelfdoding. Daar bestaat zeer veel informatie over. Helaas handelt de beschikbare literatuur en het hulpaanbod heel vaak over de behandeling of het voorkomen van suïcidaliteit en is er minder aandacht voor de rouw van de achterblijvers. Dat kan voor een ernstige paradox zorgen.

Plan b wil er in de eerste plaats zijn voor de rouwende nabestaande en deze module heeft dan ook niet de intentie een gedetailleerd antwoord te verlenen op de waarom vraag. Niet enkel omdat die vraag in vele gevallen niet te beantwoorden is, maar vooral ook omdat ze ons de overledene niet terugbrengt. Belangrijk is wel dat de vraag gesteld mag worden. Geteisterd door die prangende vraag zal je als rouwende gaandeweg een aantal beweringen en mythes op je pad tegen komen die jou niet meteen gaan helpen, die misschien onjuist zijn of die je pijn  of je schuldgevoel nog erger kunnen maken. Plan b wil daarom in deze module wel een paar hardnekkige mythes en cliché’s over zelfdoding onder de loep nemen en daarvan een paar kanten belichten die voor de achtergebleven rouwende helpend kunnen zijn.

Maar eerst willen we iets vertellen over liefde.

 

Neen, je wordt niet gek

Na het verlies van een geliefde, maar zeer uitgesproken na een zelfdoding is het niet ongewoon dat je je dierbare soms nog bij je hebt. Je kan de overledene waarnemen en er zelfs gesprekken mee voeren. Neen, je bent niet gek. Dit is heel normaal en hoort bij jouw rouwproces. Anderen kunnen de overledene niet horen of zien maar jij wel. Trek je er niets van aan wat anderen daarvan vinden maar gebruik die tijd om bij je geliefde te zijn. Vertel je geliefde wat je nog had willen zeggen. De psychiatrie zal er allerlei verklaringen voor gereed hebben, maar dat is niet belangrijk. Voor jou zijn die ontmoetingen levensecht en je moet daarvoor geen medicijnen nemen. Je verlangen naar je geliefde is zo groot dat je hersenen in staat zijn om waarnemingen te ervaren die klaarblijkelijk anders werken dan via de gebruikelijke zintuigen, of via zogenaamd objectief meetbare processen. En of het er dan al dan niet écht is (uitgedrukt in wetenschappelijke termen) is niet het belangrijkste. Wat jij ziet en hoort en voelt is op dat moment voor jou levensecht, en dus is het er. Je ervaring daarover delen aan anderen kan goed doen, maar doe het enkel bij iemand die je helemaal vertrouwt. En maak er geen punt van dat ze jou niet geloven. Wil je gelijk halen of wil je gelukkig zijn? Er is zoveel onder de zon dat we niet kunnen bewijzen. Wat telt is hoe het voor jou voelt.

Een mogelijk bijverschijnsel bij deze ontmoetingen is dat je misschien soms ook naar de andere kant zal gaan verlangen. Ook dit is niet abnormaal. Voel je niet te schuldig als je die gedachten soms hebt, maar blijf er ook niet alleen mee zitten. Toenemende hunker naar de andere kant heeft alles met liefde te maken, maar wanneer uit het leven stappen niet langer een gedachte blijft maar echt als concrete optie vorm begint aan te nemen richting suïcidale plannen: dan is het aangewezen om 1318 onder de arm te nemen. De link vind je op de site van Plan b.

 

Zal ik ooit nog liefhebben?

Als je achterblijft na het verlies van een geliefde, dan is het alsof de wereld onder je voeten vandaan wordt gehaald. Niks is nog hetzelfde en je weet niet of je dit wel zal redden. Alles wat je doet, wat je hoort en wat je ziet doet je aan je geliefde herinneren en je weet niet hoe het verder moet zonder jouw grote liefde aan je zijde.

In de vorige module zagen we het verhaal van Yana wiens vriend tijdens een barbecue stikte in een stukje vlees de dag dat hij haar ten huwelijk had gevraagd. Zelf had Yana nooit haar biologische vader gekend omdat haar mama  zwanger was geworden bij een gewelddadige aanranding. In de praatgroep tijdens dewelke Yana weerstand ondervond bij een kleine contactoefening (massage van elkaars handen) had ze de vrees uitgesproken : ”ik denk dat ik nooit meer zal kunnen liefhebben”. Mogelijk is haar bezorgdheid terecht. Een complexe rouw vanwege boosheid op de onbekende biologische vader om wat hij haar moeder had aangedaan en rouw omwille van het gemis geen liefhebbende vader te hebben gekend. Yana werd hierdoor ernstig beschadigd in haar hechting. Ze had geen veilige hechting gekend, waardoor het haar erg veel moeite had gekost zich eindelijk met een partner te verbinden. Hartverscheurend in de case van Yana is dat wanneer ze er dan tenslotte toch in slaagt haar hart te openen voor de liefde van haar leven, deze op wreedaardige wijze van haar ontnomen wordt. Niet alleen de veilige hechting die Yana had moeten ontberen in haar vroege kinderjaren, maar ook deze nieuwe tragiek in haar reeds fragiele bestaan is een combinatie van traumata die te groot zijn om zomaar vanzelf heling te kunnen vinden. Wanneer Yana de woorden uitspreekt dat ze misschien nooit meer zal kunnen liefhebben, doet ze dat niet toevallig exact op dat moment dat in de praatgroep de deelnemers (vrijblijvend) de voorzichtige contactoefening uitvoeren waarbij ze in koppeltjes per twee elkaars handen zacht en liefdevol mochten masseren. Yana deed de oefening niet mee. Alleen al de aanraking was voor haar te veel. Ze voelde wel de enorme hunker naar liefde en tederheid, maar kon zich er niet toe bewegen om aan de contact-oefening deel te nemen.

Wat kunnen de mogelijke oorzaken zijn van het onvermogen tot liefhebben na het verlies van een dierbare? Een eerste en belangrijke mogelijke oorzaak is ongetwijfeld dat men bewust of onbewust bang is om opnieuw gekwetst te worden. Zeker in het verhaal van Yana, waarbij ze een lang proces was doorgegaan alvorens haar hart te kunnen openen voor een geliefde, en die dan nadat ze eindelijk haar prins gevonden had, op zulke brutale en onrechtvaardig gruwelijke wijze aan haar onttrokken wordt, nog wel de dag waarop hij haar ten huwelijk vraagt. Deze tragedie was voor Yana dermate traumatisch dat ze erdoor compleet dichtklapte uit angst nog eens opnieuw gekwetst te worden. Het is niet ondenkbaar dat ze vooraf al een beetje onzeker was, en dat ze toen ze ten huwelijk gevraagd werd niet kon geloven dat er zoveel geluk voor haar kon weggelegd zijn. Als dan diezelfde dag het noodlot gewelddadig en wreed toeslaat dan is het zeer wel mogelijk dat Yana daarin de bevestiging ziet dat dit geluk haar door het lot uiteindelijk toch niet gegund werd. Misschien zal ze daarin een bevestiging zien van wat ze tevoren reeds dacht. Ze was immers al zeer fragiel vanwege het gemis uit haar jeugd, vertrouwde geen mannen en heeft nu  voor het eerst zich voorzichtig geopend en onmiddellijk werd haar vertrouwen in de liefde opnieuw gefnuikt. Om zichzelf te beschermen tegen opnieuw gekwetst worden zal ze geen liefde meer toelaten.

Als het plotse overlijden van Yana’s vriend al erg wreed is, een zelfdoding is zo mogelijk nog erger. Want hier is het slachtoffer tegelijk ook de dader die ervoor opteerde uit het leven te stappen. Achterblijven na het verlies van een geliefde aan zelfdoding verwondt je hart met een kwetsuur die nog maar moeilijk te helen is. Niet alleen heeft jouw liefde geen kans gekregen, het leek ook nog eens de keuze van je dierbare.

Dat brengt ons tot een tweede mogelijke oorzaak die het moeilijk maakt na een verlies door zelfdoding weer opnieuw te kunnen liefhebben. Deze oorzaak noemen we loyaliteit. Het gevoel te hebben ontrouw te zijn aan een overleden geliefde door opnieuw liefde in je leven toe te laten jegens anderen (en vooral jegens een nieuwe levenspartner) is niet ongewoon na het verlies van een dierbare. Dit gevoel kan soms je hele leven bij je blijven. Het is een gekend fenomeen bij jong partnerverlies, maar in meerdere mate na zelfdoding. Dat komt doordat de zelfdoding soms wordt beleefd als een soort extreme expressie van loyaliteit van het slachtoffer jegens de achtergebleven liefdespartner. De overledene heeft zichzelf fysiek en zeer drastisch de mogelijkheid ontnomen om in dit aardse leven nog te kunnen liefhebben door eruit te stappen. Hij zal niet meer kunnen liefhebben. Door zelf wel nog  lief te hebben zou de rouwende achtergebleven partner het gevoel krijgen ontrouw te zijn aan de overledene.

Na zelfdoding zal dit bij de achtergebleven partner vaak de ultieme tegen-loyaliteit veroorzaken door zichzelf ook deze liefde niet meer te gunnen. Dat is meteen een derde mogelijke oorzaak. Mijn partner is er niet meer en zal niet meer kunnen liefhebben, dus ikzelf ook niet. Let wel: we spreken over aardse liefde. Vaak gaat dit gepaard met een zeer grote spirituele liefde naar en een onwankelbare adoratie van de overleden geliefde. Voor de rouwende is deze spirituele liefde een enorme troost en werkt vaak erg goed als sublimerende ersatz waardoor men bij zichzelf ook niet meer de behoefte voelt of erkent tot verbinding of ‘aardse’ liefde met een ‘aardse’ partner. Op momenten dat dit zeer menselijke verlangen naar liefde toch weer gevoeld kan worden, zal dat meestal geïnterpreteerd worden als een hunker naar het gemis van weleer. Deze loyaliteit naar de overledene, gecombineerd met het niet gunnen aan zichzelf heeft vaak te maken met het eigen bestaansrecht. Mensen met een onveilige hechting die weinig of niet gezien werden en zeker als ze nog eens geconfronteerd werden met een zwaar verlies gaan weleens aan zichzelf twijfelen. Vaak gaat dat gepaard met grote onzekerheid of een gebrek aan zelfliefde. Allerlei lichamelijke kwalen kunnen daaraan verbonden zijn.

In de vele yoga-vormen die er bestaan legt men dit uit aan de hand van de verschillende chakra’s. De vijf onderste basischakra’s hebben op een bepaalde manier met dat bestaansrecht te maken. De twee bovenste minder. De Wortel chakra gaat over gronding en heeft te maken met balans en zelfverzekerdheid, onafhankelijkheid en eigenwaarde. De Sacraal chakra heeft onder andere met basisbehoeften te maken zoals seksualiteit en verlangens, maar ook weer eigenwaarde. De zonnevlecht chakra heeft met boosheid te maken, dat kan boosheid zijn op de overleden dierbare, maar ook op jezelf. Emotioneel kan de zonnevlechtchakra te maken hebben met gebrek aan zelfvertrouwen en depressiviteit. De vierde chakra of hart chakra heeft te maken met  liefde, gehechtheid, compassie, vertrouwen en passie. Zorg dragen voor jezelf en het weer openen van je hart vergen een aantal hartchakra oefeningen.  Deze kan ernstig uit balans zijn als een passionele liefde aan je werd ontnomen en zeker indien deze zelf uit het leven stapte. Ook de keel chakra gaat over zelfexpressie, geloof in je eigen stem , je laten horen en bestaansrecht. Alle vijf deze basis chakra’s hebben elk op hun manier met je bestaansrecht te maken.

Sommige yoga- beoefenaars zijn echter bij hun meditaties of oefeningen enkel met de twee bovenste chakra’s bezig. De  Derde Oog chakra en Kruin chakra. En zij besteden geen of onvoldoende aandacht aan de onderliggende vijf. De Derde oog chakra of Anja chakra gaat over concentratie en bewustzijn en wordt vaak ingezet tegen hoofdpijn wazig zicht of andere oogproblemen. Het gaat over onthechting van materiële dingen en geen angst hebben voor de dood. De Kruin chakra of Sahastrara gaat onder meer over spiritualiteit, verlichting, dynamische gedachten en kosmisch bewustzijn.

Het is niet vreemd dat rouwenden na zelfdoding vaak met die twee laatste chakra’s verwoed aan het werk zijn, en minder met de andere vijf. Onthechting van materiële dingen, de dood omarmen en spirituele verlichting houden je dichter bij je overleden geliefde. Typische gedragingen zijn daarbij het uiten van uitzinnig geluk of het voelen van een grote euforie. Wispelturigheid en de neiging om jezelf in de picture te willen werken. Iets met expressieve kunstvormen, de behoefte te exposeren of juist helemaal omgekeerd het verlangen weg te kruipen in een eenzaam en stil hoekje. Vaak ergens met een onbestemd verlangen. Men vindt van zichzelf dat men relatief gelukkig is maar heeft toch vaak het gevoel dat er iets wezenlijks ontbreekt.

Dikwijls zit dan het probleem juist bij die beschadigde hechting en gaat het over gronding en bestaansrecht. En die zitten precies in die vijf onderste chakra’s. Wil men weer helemaal in balans komen met zichzelf, dan moeten alle chakra’s aangepakt worden en kan men op die manier leren zijn overleden geliefde anders te omarmen, zonder te moeten loslaten. Je kan niet van een ander houden als je niet eerst ook van jezelf kan houden. Na zelfdoding zit er op je hartchakra een verschrikkelijke wonde, en die kan je maar langzaam helen door balans te brengen van onder uit. Te beginnen bij je wortels, je hechting.

Maar het litteken op je hart zal altijd aanwezig blijven.

De tastbare vertaling daarvan manifesteert zich in het probleem met aanraking. Aanraking kan pijn doen omdat het letterlijk de vinger legt op de wonde van het gekwetste hart. Dat komt doordat de pijn zélf die je daar voelt juist de liefde is die je zo ontbeert.

Het vinden en toelaten van nieuwe verbinding, maar ook aanraking is heel vaak een moeilijk te nemen hindernis voor mensen die onveilig gehecht waren, en zeker in de periode dat ze in een rouwproces zitten. Want verlies van een dierbare zorgt voor herhaling van beschadiging in die hechting. Tegelijkertijd is (naast werken aan de vijf basis chakra’s) aanraking juist het perfecte medicijn om heling te brengen op dit gekwetste stuk. Massage is daarbij de uitgelezen werkvorm die zijn therapeutische waarde bewezen heeft bij mensen met complexe rouw en/of een beschadigde hechting. Plan b geeft zelf geen massages, maar werkt hiervoor samen met een professionele masseuse. Het voordeel van de samenwerking is dat  wanneer Plan b jou doorverwezen heeft, de masseuse weet waarvoor je komt. Dat geeft wederzijds vertrouwen. Je kan er terecht zonder opnieuw je hele verhaal te doen en zij kent de gevoeligheden, beseft hoe kwetsbaar je bent en weet daar heling op te brengen. Voorheen was er de samenwerking met Karen Poisson van ‘geraakt worden’, maar Karen is ondertussen met pensioen. Inmiddels kan Plan b jou gelukkig opnieuw doorverwijzen naar een massagepraktijk van iemand die heel erg kundig en zorgzaam is en waar je letterlijk in hele goeie handen bent.

Verloor je iemand aan zelfdoding, dan wijzen we ook graag op het bestaan van de Rogier Hulst Foundation / Aurora. En Link naar de site staat onder de links op de site van Plan b. In februari ’22 brachten zij een nieuwe brochure uit met praktische antwoorden, ondersteuningsmogelijkheden en advies voor lotgenoten die iemand hebben verloren door zelfdoding. Deze brochure kwam tot stand door een samenwerking van de mensen van Rogier Hulst Foundation / Aurora, Slachtofferhulp Nederland, De Nationale Politie, NS, ProRail, Ivonne van de Ven Stichting en 113 Zelfmoordpreventie. (Nederland) De brochure is te downloaden van de site van de Rogier Hulst Foundation / Aurora. Ga naar de tab ‘Kennisbank’.

Wat zeggen de rouwmodellen?

Een verklarende theorie of een rouwmodel brengt jou niet je geliefde terug. Herstellen van de krassen op je hart is een langdurig verhaal van heling dat niet wordt geschreven met rationele of wetenschappelijke argumenten. Module vijf is geheel gewijd aan de historiek van het onderzoek omtrent rouw en aan de rouwmodellen. Omdat dit in de volgende module uitgebreid aan bod komt en we aan jou de keuze willen laten of je al dan niet kennis wil nemen van die theoretische module met zijn rouwmodellen, gaan we daar in deze module niet uitgebreid op in.

Omdat er echter aan zelfdoding toch een paar expliciete eigenheden zitten die specifiek zijn voor het fenomeen, beperken ons hier tot een korte verwijzing naar wat je uitgebreider zal terugvinden in het volgende hoofdstuk. Bij het Duale procesmodel van Stroebe en Schut zullen we het in module vijf hebben over verliesgericht en herstelgericht rouwen. In het hierboven beschreven voorbeeld van adoratie van de overleden geliefde en het moeilijk opnieuw kunnen of willen verbinden met een nieuwe partner zal je in dit gevoel de verliesgerichte kant van de slinger herkennen. In het rouwtakenmodel van William Worden wordt dat uitgelegd als het vastlopen op de eerste rouwtaak. Ook het omgekeerde van adoratie is mogelijk bij rouwenden die het verlies gaan ontkennen of minimaliseren en alles van zich zegduwen wat met de herinnering te maken heeft. Ook dat heet vastlopen op de eerste rouwtaak en situeert zich dan aan de andere kant van de slinger van Stroebe en Schut.

Een andere moeilijkheid bij de eerste rouwtaak van de realiteit van het verlies onder ogen te zien kan bij zelfdodingen te maken hebben met de soms gewelddadige aard van het overlijden waarbij er dan als enige tastbare herinnering een kist overblijft om afscheid van te nemen. Geen afscheid hebben kunnen nemen van het lichaam, soms vanwege werk dat het parket nog moet uitvoeren, bemoeilijkt de eerste rouwtaak.

Euforie of de schone schijn ophouden zijn verschijnselen die met het vastlopen op de tweede rouwtaak van Worden te maken hebben : ‘de pijn van het verlies ervaren.’ Idealisering van de overledene en tekortschieten in het realiseren van je eigen bestaansrecht hebben dan weer te maken met het vastlopen op de derde en vierde rouwtaken van William Worden. Plan b is geen fan van het gebruik van rouwfasen zoals je reeds in de vorige modules vernomen had, en zoals ook in de volgende module zal uitgelegd worden. Dat betekent daarom nog niet dat bepaalde inzichten van bijvoorbeeld Elisabeth Kübler Ross niet waardevol zouden kunnen zijn. Opgeven, moegevochten zijn  en depressie, kunnen volgens Elisabeth Kübler Ross uitingen zijn van woede die onderdrukt is gebleven. Elisabeth Kübler Ross had een spiritueel wereldbeeld waarbij ze geloofde dat dood niet bestond en niet sprak van sterven maar van ‘overgaan’. Ze had een uitgesproken interesse voor uittredingen en bijna-dood ervaringen en haar theorieën over de fasen die een rouwende zou meemaken waren eigenlijk gebaseerd op de ervaringen in haar werk bij stervensbegeleiding. De fasen gaan dus over waar een ‘stervende’ doorheen gaat en zij trekt dat door naar een ‘rouwende’. Door rouwenden echter in hokjes van fasen te wringen doe je onrecht aan het rouwproces. Volgens Elisabeth Kubler Ross ontnemt zelfdoding je van de mogelijkheid om je laatste levenslessen te leren. Spiritueel contact met de overledene zou dan kunnen gaan omtrent het alsnog leren van deze levenslessen. Ook John Bowlby beschreef rouwen als scheidingsangst. Hij was tevens de grondlegger van de hechtingstheorie. De hunker naar de overleden partner gaat over hereniging en het herstellen van die hechting. Silver en Wortman ontnuchteren de opvatting dat elke rouwende naar een eindpunt van acceptatie zou dienen te gaan. Janoff-Bulman beschrijft hoe traumatisch verlies iemand kan beschadigen in zijn basisassumpties rond veiligheid, zekerheid, vertrouwen, bescherming, rechtvaardigheid. Zisook en Schuter schrijven ook uitvoerig over het blijven voortbestaan van de band met de overledene en Shapiro heeft het over de spirituele dimensie van de relatie met de overledene. Gerke Vertriest en Johan Maes schrijven over een paradigmashift en hebben het over het de band die met de overledene blijft voortbestaan. In het DNA van rouw leggen ze ook uit dat je bent wat je hebt verloren. Nog meer dan na andere overlijdens zullen nabestaanden van zelfdoding ervaren dat hun verlies deel  uitmaakt van wie ze geworden zijn. Het jongste boek van Johan Maes, ‘het Lazaruseffect’, gaat over het groot potentieel vermogen tot transformatie dat er in het omarmen van rouw kan huizen. Een boek over de impact van hechting en traumatische gebeurtenissen in het leven, complexe rouw maar ook een thema als zelfdoding.

Hierboven genoemde rouwtheorieën of modellen komen samen met nog andere rouwtheorieën meer uitgebreid aan bod in module vijf, we gaan er in deze module niet verder over uitweiden.

Wel hadden we beloofd nog iets te zeggen over de mythes omtrent zelfdoding.

Tien mythes over zelfdoding.

In de drie voorgaande modules hadden we het al meerdere keren over hoe het komt dat we rouw- en troost onvermogend zijn geworden. Waar onze angst en machteloosheid vandaan komen als we geconfronteerd worden met een overlijden. Nergens is dat zo frappant als na zelfdoding. Deze (onbewuste) angst en machteloosheid worden weerspiegeld in de vele mythes en beweringen die er ontstonden rond zelfdoding. De mythes uitleggen of ontkrachten brengt ons onze dierbare niet terug. Maar in de wetenschap dat je deze beweringen op je pad vroeg of laat zal tegenkomen, kan het misschien helpend voor je zijn om er een onderbouwing van te krijgen en te weten welke info je kan verwachten en welke daarvan je kan vertrouwen en welke niet.

We gaan daarom hieronder tien veelgehoorde opvattingen omtrent zelfdoding op een rijtje zetten en aangeven of ze kloppen dan wel hardnekkige mythes blijken.

  1. De mythe dat iemand die overleed ten gevolge van zelfdoding of iemand die suïcidaal is, ook dood wil.
Waarom heb je me toch in de steek gelaten? Zag je dan niet dat ik van je hield? Zag je dan niet dat we samen een leven konden hebben? Ik kan maar niet begrijpen dat jij dood wilde. Dat je dat verkoos boven een leven met mij…

De moeilijkste en meest hartverscheurende vraag van allemaal is waarschijnlijk deze : “Waarom wilde je dood?” Als je rouwt om een dierbare zal het mogelijk maar een heel schrale troost betekenen dat als je dierbare overledene op die vraag zou kunnen antwoorden de kans heel groot is dat het antwoord zou zijn : “Ik wilde eigenlijk helemaal niet dood. Maar ik zag geen uitweg meer. Zo kon ik niet leven.”  Dat antwoord kan helaas je betreurde dierbare niet terugbrengen maar we zijn daarmee beland bij één van de grootste mythes omtrent zelfdoding.

Dat is een zeer belangrijk gegeven en er is ook heel wat wetenschappelijk onderzoek naar verricht. Talrijke onderzoeken beschrijven het fenomeen ‘Entrapment’. Het gevoel in de val te zitten en geen uitweg te weten. Waarbij men ‘internal entrapment’ en ‘external entrapment’ onderscheidt. Externe entrapment is wanneer iemand tracht te ontsnappen aan bepaalde verstrikkende situaties of personen. Interne entrapment is wanneer men vooral probeert te ontsnappen aan de eigen dwingende gedachten. Verschillende onderzoeken laten zien dat suïcidale gedachten vaak het meest samenhangen met internal entrapment. Deze mensen willen niet dood. Ze willen ontsnappen aan hun gedachten. Bovendien blijkt uit diagnostische gegevens dat 90% van de mensen die suïcide-pogingen ondernemen, vervolgens niet overlijden ten gevolge van zelfdoding. In interviews die men deed met mensen die na een poging opgenomen en behandeld werden gaf minder dan de helft aan werkelijk te willen sterven. Uitzichtloosheid bleek de belangrijkste parameter. Ad Kerkhof is emeritus hoogleraar  suïcidepreventie  aan de VU  Amsterdam. Hij  legt uit dat  iemand een  zelfdodingpoging onderneemt uit  emotionele ontreddering, hopeloosheid en angst. Volgens Ad Kerkhof is het theoretisch ook niet echt mogelijk om een echte doodswens te willen, aangezien je niet weet wat de dood zal brengen. Je wil niet intentioneel naar de dood toe, maar je wil van het leven weg. Dat is iets anders.  Kerkhof maakt de vergelijking met de mensen die  na  de  vliegtuigaanslag in  New York uit de  brandende Twin Towers een zeker dood tegemoet sprongen. Ze sprongen niet omdat ze het zo fijn vonden maar omdat binnen blijven onhoudbaar was, zij zouden er levend verbranden. Misschien kan het voor de achterblijvers een troost zijn om het daarmee te vergelijken, maar het  brengt helaas je dierbare niet terug. De vergelijking van Kerkhof gaat mijns inziens niet helemaal op want mensen die uit een brandend flatgebouw springen doen dat uit paniek. Terwijl een zelfdoding eerder ten gevolge van een langdurige uitzichtloosheid plaatsvindt.

Ik bekijk het voortaan zo. Hij liet niet mij in de steek. Maar het leven had hem in de steek gelaten.

Het is belangrijk om in te zien dat de perceptie die suïcidale mensen hebben van de situatie verschilt met wat wij zelf als realiteit beoordelen. Zij hebben het idee dat ze alleen op de wereld zijn, dat er geen oplossing bestaat voor de verstrikking waarin ze vast zitten, dat de situatie onomkeerbaar is, dat niemand van hen houdt of dat ze anderen tot last zijn. Of een combinatie van voorgaanden. Ook als anderen aangeven dat dat niet zo is. Mensen in zo’n uitzichtloze situatie hebben niet zelden beelden van de suïcide. Ze zien zichzelf van een spoorbrug springen of zich een strop rond de hals leggen. Hoe erger ze vechten tegen deze beelden en hoe meer ze die dwingende gedachten proberen te verdringen, hoe erger die beelden zich aan hen opdringen. Hoe concreter en opdringeriger die beelden worden, hoe groter het risico wordt. Suïcidale patiënten gaven ook aan bang te zijn de controle over zichzelf te verliezen. Ze zijn bang zichzelf niet te kunnen tegenhouden als de beelden dwingender worden.

Behalve bovenstaande mythe bestaan er nog heel wat andere mythes rond zelfdoding. Daar is veel onderzoek naar gedaan. Het onderzoek focust zich echter vooral op het begrijpen van de mechanismen die tot zelfdoding leiden en is in de eerste plaats gericht op preventie. Op het naar beneden krijgen van de suïcidecijfers. Veel minder onderzoek houdt zich bezig met de noden van de achtergebleven nabestaanden in hun verdriet. Heel vaak worden zij wel in de onderzoeken betrokken. Dat zijn de zogenaamde psychologische autopsies, reconstructies van de laatste levensmaanden van de overledene door familie en vrienden, om zo een juister beeld te krijgen van de beweegredenen. Maar ook hier is de eerste intentie van de onderzoeker helaas vaak niet het ondersteunen van het verdriet van de rouwende nabestaande, maar wel het inwinnen van informatie om het fenomeen van suïcidaliteit beter in kaart te krijgen. Niet zelden is zo’n psychologische autopsie heel confronterend voor de achterblijvers. Echter ook vaak gaven de familieleden nadien te kennen daaraan veel gehad te hebben. Het bood hen troost de denkwereld van hun dierbare enigszins te hebben leren kaderen door deel te nemen aan zo’n onderzoek. Naar analogie van het woordje preventie wordt de aanpak waarbij onderzoek na de feiten gebeurd ook postventie genoemd. We gaven eerder al aan dat nabestaanden die op zoek gaan naar antwoorden op de ‘Waarom’-vraag vaak bij de preventie-literatuur terecht komen en dan soms op hun honger blijven wat betreft het schuldgevoel waarmee ze kampen. Dat is vanwege de verschillende focus van suïcidepreventiewerk. Nochtans zijn ook daar de jongste jaren grote stappen gezet en komt er meer aandacht voor de nabestaanden van zelfdoding. Sinds enkele jaren verleent bijvoorbeeld Werkgroep Verder als onderdeel van het platform Zelfmoord 1813 specifiek aandacht aan zorg voor nabestaanden. Op de site van Plan b terug te vinden bij de Links. Op de herinneringssite ‘Ik draag Je Mee’, van Werkgroep Verder, kan je zelf je dierbare die door zelfdoding overleden is, herdenken. Lore Vonck (van Werkgroep Verder) schreef samen met Daisy Buttens het boek ‘Verder na zelfdoding’. De auteurs schetsen op een begrijpbare manier hoe een rouwproces er na zelfdoding uitziet en hoe je jezelf of anderen kan helpen in het proces van heropbouw.

 

  1. Een tweede belangrijke mythe omtrent zelfdoding die we willen ontzenuwen is de volgende: namelijk dat praten over zelfdoding iemand op een idee zou kunnen brengen.
 

Misschien had jij wel door dat jouw dierbare met bijzondere verstrikkingen worstelde en misschien ben jij wel het gesprek aangegaan. Mogelijk heeft die persoon aangegeven dat hij geen uitweg meer zag en misschien heb jij de vraag gesteld of hij/zij er eventueel aan dacht zichzelf wat aan te doen. Niet alleen onder de algemene bevolking, maar zelfs bij hulpverleners bestaat nog altijd het misverstand dat vragen naar of praten over suïcidale gedachten het risico op zelfdoding zou vergroten. Niets is minder waar. Het is juist omgekeerd. Uit onderzoek weten we dat vaak suïcidale mensen juist pogingen doen om hun uitzichtloze situatie onder de aandacht te brengen. En dat het soelaas kan bieden indien daar gehoor naar is. Dus door met je dierbare erover gepraat te hebben is zeker en vast niet de aanleiding geweest tot de fatale afloop, integendeel. Op de site van plan b kan je een link vinden naar ‘Vraag Maar’. Vraag Maar is een app die door 113 Zelfmoorpreventie Nederland in het kader van een landelijke campagne is ontwikkeld om zelfdoding bespreekbaar te maken. Het belangrijkste uitgangspunt hierbij is dat in tegenstelling tot wat vaak gedacht wordt erover praten iemand niet op gedachten brengt. In de app zitten naast algemene info en signalen herkennen een aantal do’s en dont’ s beschreven en er zit ook een mini-kwisje in met feiten en fabels. De allereerste fabel die ontkracht wordt is meteen dewelke we zojuist bespraken. Het is niet het ter sprake brengen van het thema zelfdoding dat iemand ertoe zou aanzetten.

Tegelijkertijd echter houdt deze wetenschap ook een paradox in zich die het thema zeer gevoelig maakt om hier in Rouwatelier ter sprake te brengen. Met Rouwatelier wil Plan b immers vooral de focus leggen op het inzichtelijk maken en leren omgaan met rouw. Wat daarbij centraal staat is de ondersteuning van het verdriet en het helpen de rouwende terug in zijn kracht te brengen. We hebben het in de vorige modules vaak over gevoelens van schuld en schaamte gehad die vaak bij een rouwproces komen kijken. Zeker na verlies van een dierbare door zelfdoding kan dat uitgesproken het geval zijn. Stel bijvoorbeeld dat de overledene wél pogingen heeft ondernomen om zijn gevoelens ter sprake te brengen, maar dat jij het was die het daar niet over wilde hebben, omdat je de mythe geloofde dat praten over suïcidale gedachten het risico zou vergroten. Of dat je de signalen die jouw dierbare probeerde te  geven niet hebt gezien. Dat is mogelijk. En dat is ook perfect menselijk. Bij het ontsluieren van deze tweede mythe is het gevaar niet denkbeeldig dat zo’n schuldgevoel dan nog erger zal komen opzetten. Dat jij je nu realiseert dat je toch dat gesprek had kunnen aangaan. Of dat je boos op jezelf wordt omdat je de signalen niet hebt gezien. Dat is heel normaal en het heeft geen zin daar tegen te vechten. Maar weet dat het hebben van een schuldgevoel nog wat anders is dan het  dragen van schuld. En het is ook onmogelijk te beoordelen of je al dan niet de wanhoopsdaad had kunnen voorkomen. Daarvoor zijn er teveel parameters. Maar het zou wel onjuist zijn om getroost te worden met het valse voorwendsel : ‘Je kon nu eenmaal niets doen.’  Zulke valse troost helpt jou niet verder want hij is onwaar. Uit onderzoek weten we dat praten werkt. Als je dan die kans niet gekregen of genomen had, of je wist het niet, dan zal dat besef extra pijnlijk zijn. Maar dat maakt jou nog niet verantwoordelijk voor het overlijden van je dierbare.

Vandaar de paradox van deze ontsluierde mythe. Beseffen dat praten werkt of kan werken brengt niet het slachtoffer terug bij wie het niet gewerkt heeft of waarbij het niet gebeurd is. Wij komen met  Plan b altijd te laat. Aangezien het over rouw gaat heeft er een overlijden plaats gevonden. Er is verdriet om het verlies en er is een zoektocht naar het omgaan met rouw. Daar kunnen we jou bij Plan b wel bij helpen. Suïcidepreventie is een andere tak van sport en is eerder een soort Plan a.

Dat kan ons brengen tot nog een aantal andere mythes die er omtrent zelfdoding bestaan en die we kort ook even willen belichten. In het kader van je rouwproces zijn deze wellicht minder opportuun maar op zoek naar antwoorden op de waarom-vraag zal je vast nog op één of meer van de volgende mythes stuiten.

      3.”ze weten het altijd goed verborgen te houden” De vaak gehoorde bewering dat slachtoffers van zelfdoding hun gedachten of hun plan  altijd voor de buitenwereld verborgen houden wordt tegengesproken door de statistieken. Elk proces is uiteraard verschillend en geen twee situaties van zelfdoding zijn hetzelfde. Dus je kan de bevindingen ook niet veralgemenen. Maar uit onderzoek blijkt wel dat het omgekeerde eerder waar is en dat meestal iemand die aan zelfdoding denkt zijn gedachten of intenties zal delen met anderen. Suïcide preventie campagnes zijn er dan ook op gericht om alertheid te ontwikkelen voor die signalen. Waarom we vaak denken of graag willen geloven dat het omgekeerd is heeft meerdere redenen. Ten eerste omdat zelfdoding nog steeds een taboe is. Vergeet niet dat zelfdoding tot voor kort nog louter als een misdaad werd bekeken en dat overledenen door zelfdoding geen kerkelijke uitvaart kregen en niet eens een plek kregen op christelijke begraafplaatsen. Ten tweede omdat de signalen van de suïcidale persoon vaak niet gezien of begrepen worden. Ten derde omdat nabestaanden daarvan vaak niet durven te getuigen. Taboe en onbegrip zorgen ervoor dat ze vaak niet met hun getuigenis naar buiten durven te komen waardoor de mythe blijft voortbestaan. Voor de rouwende nabestaande is dat een dubbele pijn. Niet alleen is er de pijn van het verlies, maar daarbovenop komt ook de pijn van het schuldgevoel en het onbegrip. Het kan heel zwaar op de rouwende wegen dat hij de signalen niet heeft gezien. Het zal nog veel zwaarder wegen indien hij de signalen wél had gezien maar het niet heeft kunnen voorkomen of niet durfde te reageren. Preventiemiddelen zoals de ‘VraagMaar’ app van 113 zetten daarom in op het leren herkennen van die signalen. Uitspraken zoals “jullie zullen geen last meer  van mij hebben” of “voor mij hoeft het allemaal niet meer” kunnen zorgwekkend zijn en dienen serieus genomen te worden. Des te schrijnender wordt het voor de nabestaande in rouw om daarmee nadien geconfronteerd te worden.

Toen het tot me doordrong dat hij onherroepelijk dood was kwam ook de pijn naar boven. Maar na het besef dat hij nog had kunnen leven als ik maar zijn noodkreet had gehoord, werd mijn pijn pas echt ondraaglijk.

 

Indien jij met zo’n schuldgevoel zit, weet dan dat het voelen van schuld nog iets anders is dan het hebben van schuld. Blijf er niet mee zitten maar kom naar Plan b en praat erover. We zoeken samen hoe het weer leefbaar voor je kan worden.

We dienen bij deze derde mythe omtrent zelfdoding nog een kanttekening te maken. Het is mogelijk dat iemand eerst gedurende een tijd heeft geprobeerd om van de omgeving aandacht te krijgen voor zijn probleem. Indien die persoon echter herhaaldelijk is teleurgesteld is geworden en geen begrip heeft gevonden dan kan het zijn dat in aanloop tot de fatale deadline de hulpvraag ingehouden wordt. Vooral tegenover dokters of hulpverleners is het niet ongebruikelijk dat men zijn voornemen gaat verbergen. Soms is dat omdat men bang is dat middelen ontnomen zouden worden. Ook dient opgemerkt dat men soms tegenover zijn meest dierbare persoon of dewelke men het meeste lief heeft juist niks gaat vertellen om die persoon er niet mee te belasten. En om die te vrijwaren van een soort medeplichtigheidsgevoel. Maar ook hier kan je geen éénduidige lijn trekken, want elke situatie is anders.

De volgende zeven beweringen omtrent zelfdoding zijn mogelijk minder relevant voor wie er een dierbare aan verloor. We zetten ze echter toch mee op een rijtje omdat je deze sowieso zal tegenkomen wanneer je met vragen kampt. En dan kan je maar beter juist geïnformeerd zijn.

4.”het zit in de familieBevindingen in familie-, tweelingen-, en adoptie-onderzoeken tonen inderdaad een genetische component die gelinkt is aan zelfdodingen en pogingen daartoe of gedachten eraan. Waarschijnlijk ten gevolge van een complexe interactie tussen meerdere verschillende genen die we nog niet volledig begrijpen. Er is vooralsnog niet één apart gen geïsoleerd dat gelinkt kan worden aan suïcidaliteit. Wel is suïcidaliteit vaak gelinkt aan psychiatrische aandoeningen die erfelijk kunnen zijn. Patiënten die bij de psychiater of huisarts komen met suïcidale gedachten worden volgens de Richtlijn Suïcidaal Gedrag gevraagd naar suïcidaliteit in de familie. Dit is dus geen mythe, er bestaat wel degelijk een genetische component bij bepaalde gevallen van zelfdoding. Ook bij diepteonderzoek na geval van zelfdoding zal het parket altijd informeren naar het bestaan  van zelfdodingen in de familie.  Bij het werken met familieopstellingen komen we multiple gevallen van zelfdoding binnen één familie ook vaak tegen. Dat heeft vaak met verstrikkingen of een legaat te maken. Obsessionele levenseinde gedachten waardoor een persoon geplaagd wordt blijken soms afkomstig van iemand anders te zijn. Systemisch werk is vaak efficiënt gebleken in het afwenden daarvan. De klassieke psychiatrische aanpak is echter meestal zeer klinisch en farmacologisch georiënteerd en heeft weinig begrip voor de systemische aanpak. We willen daarom aan het eind van deze module daar nog kort wat over zeggen.

5.”het komt door die pillen”  Ook deze is helaas geen mythe. Dokter Dirk van Duppen was huisarts, auteur en is postuum winnaar van de prijs voor de mensenrechten. Hij overleed op 30 maart 2020 tgv euthanasie na een strijd tegen terminale pancreaskanker. Toen hij nog leefde was ik af en toe zijn chauffeur wanneer hij op lezingen gevraagd werd in nasleep van zijn boek ‘de cholesteroloorlog’ en het door hem geïntroduceerde kiwi-model.(*) Vaak vertelde hij dan de verhalen van Prozac en Seroxat. Toen de nieuwe SSRI’s (**) op de markt kwamen was de belofte dat die even efficiënt als de klassieke antidepressiva zoals Tryptizol zouden zijn, maar dan veiliger. Deze nieuwe antidepressiva werden massaal voorgeschreven. Snel echter bleek dat ze voor toename van suïcidaliteit onder jongeren leidde. Pharmareuzen deden hun onderzoeken zelf en schuwden het niet om de resultaten ervan op te poetsen of kwalijke nevenwerkingen te verdoezelen of zelfs  gewoon te verzwijgen.  De Deense arts Peter Gøtzche en de Engelse psychiater Ben Goldacre deden een boekje open over de wanpraktijken van Big Pharma. Een hypothese over het fenomeen luidt dat antidepressiva bij jonge patiënten in een eerste fase zou leiden tot verhoogde toestand van agitatie en impulsiviteit en dat de milderende effecten op de stemming pas later zouden volgen. Dit is in menig suïcide-preventiebeleid nog steeds de officiële stellingname. Enige behoedzaamheid is hier echter op zijn plaats. Het beterde er bijvoorbeeld niet op toen het schandaal van farmaceut Eli Lilly aan het licht kwam waarbij bleek dat in het onderzoek naar Prozac niet alle resultaten waren meegenomen. Uit analyse van gelekte documenten bleek dat het bedrijf wel degelijk zelf wist dat suïcidaliteit kon toenemen maar dat ze de onderzoeksresultaten hadden gemanipuleerd om te voorkomen dat het bekend werd. Gøtzsche stelde het probleem aan de kaak in zijn boek Dodelijke psychiatrie en stelselmatige ontkenning. Ook de Noorse onderzoeker Heide Hjemeland toonde aan dat bij onderzoek in de Lancet Psychiatry naar de effectieve manieren van zelfmoordpreventie niet alle studies geïncludeerd werden door de onderzoekers. Met name de studies die niet zo goed uitpakten voor de antidepressiva werden systematisch geweerd. Psychiater en epidemioloog Ben Goldacre beschreef in zijn ‘Foute Farma’ de befaamde ‘study 329’ over het antidepressivum Paroxetine. Van 1994 tot 1998 werd het effect op depressiviteit onder kinderen bestudeerd onder leiding van ene psychiater Martin Keller. De zonnige conclusie van het onderzoek luidde vrolijk dat het medicijn goed verdragen werd door adolescenten en depressieve klachten verminderde. Later bleek dat de studie helemaal niet door Keller was uitgevoerd maar door een reclamebureau dat was ingehuurd door de farmaceutische industrie zelf. Helaas staat het palmares van Big Pharma bol van dit soort wraakroepende verhalen.

Waarschijnlijk blijven een aanzienlijk aantal van de zelfdodingen ten gevolge van medicinaal gebruik dan nog ver onder de radar omdat ze niet als zodanig gerapporteerd worden. Vaak luidt de officiële doodsoorzaak ‘overdosis’, maar wordt in het midden gelaten of al dan niet deze overdosis intentioneel werd genomen met de bedoeling er een eind aan te maken of dat het een onbedoeld ongelukkige dosering betrof. Overdoses zijn sinds 1999 de belangrijkste doodsoorzaak geworden voor Amerikanen onder de vijftig, waarvan ongeveer twee derde te wijten aan opioïden.(***) Meer dan verkeersongevallen of vuurwapengeweld. Het is de belangrijkste oorzaak waarom sinds 2014 de gemiddelde levensverwachting in de Verenigde Staten niet meer stijgt. In 2018 was er een tijdelijke daling waarna in 2019 er weer een stijging was tot 72.000 doden waarvan weliswaar bijna de helft door synthetisch illegaal aangelengde drugs als fentanyl.  Meer dan de andere helft kan toegeschreven worden aan voorgeschreven pijnstillers.  Drie dagen voor een grote rechtszaak op 21 oktober 2019 in Cleveland boden drie medicijndistributeurs en de producenten Johnson & Johnson en Teva een schikkingsbedrag aan van vijftig miljard dollar om alle rechtszaken af te kopen. In december 2020 werd Walmart aangeklaagd wegens het onzorgvuldig afleveren van medicijnen in zijn apotheken, waardoor het zou hebben bijgedragen aan de opiatencrisis.

Beweren dat elke zelfdoding gekoppeld kan worden aan medicinaal gebruik zou wellicht te kort door de bocht zijn, maar het is alleszins geen mythe dat antidepressiva en verslavende pijnstillers niet onschuldig zijn en de kans op suïcidaliteit in veel gevallen verhogen. Voor zover antidepressiva en pijnstillers dan wel efficiënt zijn kan dat wellicht voor een aanzienlijk deel ook nog aan het zogenaamde placebo-effect toegeschreven worden.

Veel ernstiger echter is dat Big Pharma in hun onstilbare winsthonger de hand er niet voor omdraaien om te knoeien met onderzoeksresultaten en zo het leven van ontelbare patiënten op het spel zetten. Daarbij komt nog dat we voor onderzoek aangewezen zijn op de publicaties van studies. Aangezien Big Pharma de belangrijkste (en vaak enige) sponsor is voor dergelijk onderzoek krijgen we gewoon niet te zien wat hen niet uitkomt. Te vrezen valt dat de werkelijkheid nog veel erger is dan wat we er van weten.

Een ander omvangrijk probleem vormt de alsmaar verdergaande medicalisering van de psychiatrie waarbij men elke aandoening denkt te moeten categoriseren met een nummer in de DSM5(****) om die dan vervolgens met een pilletje te gaan behandelen. Andere vormen van therapieën dan de klinische psychiatrie worden door allerhande restricties en regularisaties in het keurslijf van de psychiatrie gedwongen. Dat is een zeer kwalijke evolutie. Een onderzoek uit 2006 meldde dat zesenvijftig procent van de leden van de 170-koppige DSM-IV- en IV-R-commissie één of meer financiële verbindingen hadden met de farmaceutische industrie. In de de subcommissies ‘Stemmingsstoornissen’ en ‘Schizofrenie en overige psychotische stoornissen’ was dat zelfs 100%. Ook in overige commissies zoals de financiering wetenschappelijk onderzoek (42%), en consultancy (22%) kon belangenvermenging met de Pharma aangetoond worden.

(*) naar aanleiding van het voorbeeld in Nieuw Zeeland om middels een nationale aanbesteding medicijnen goedkoper en toegankelijker te maken.

(**) Serotonineheropnameremmers

(***) verboden middelen zoals heroïne maar meer nog legale pijnstillers zoals oxycodon, hydrocodon (Vicodin),fentanyl en tramadol.

(****) Vijfde editie van de Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders, uitgegeven in 2013

 

 

  1. “Kranten en TV zijn het probleem.” Ook deze is geen mythe en helaas waar. We kunnen moeilijk beweren dat zonder media er geen zelfdodingen zouden zijn, dat klopt niet. Wat wel klopt is dat de media een verpletterende rol hebben in hoe ze het nieuwsbericht brengen van een zelfdoding. Dat is niet alleen elke keer weer een verschrikkelijke kaakslag voor de nabestaande rouwenden maar heeft ook een nefaste invloed op anderen met een suïcidale problematiek. Onderzoek toont aan dat de media wel degelijk een invloed hebben op het aantal zelfdodingen. De Amerikaanse socioloog David Phillips beschreef voor het eerst in 1974 wat hij het ‘Werther-effect’ noemde. Werther is een personage in de briefroman van de Duitse schrijver Johan Wolfgang Goethe. In het boek wordt de jongeman Werther verliefd op een reeds verloofde vrouw en wegens de onbereikbare liefde beneemt de jonge Werther uit wanhoop zichzelf het leven. Het verhaal gaat dat bij het uitkomen van het boek dit in Italië leidde tot een golf van zelfdodingen en daarom werd het boek zelfs voor lange tijd verboden. Het Werther-effect staat sindsdien voor de invloed die nieuwsrapportages over zelfdodingen kunnen hebben op de toename van het aantal zelfdodingen in de dagen daarna. Ook de Oostenrijkse arts en onderzoeker Thomas Niederkrotenthaler kon aantonen dat het herhaaldelijk berichten in de media over de zelfdoding van een publiek persoon aanleiding gaf tot meer zelfdodingen. Hij onderzocht vooral het effect van de manier waarop er verslag werd uitgebracht en stelde dat de media daar een verpletterende verantwoordelijkheid hebben. In 2012 publiceerde de onderzoeksgroep rond Niederkrotenthaler een meta-analyse van tien studies over de impact op suïcidecijfers van de mediaberichtgeving na de zelfdodingen van 98 beroemdheden. Er bleek inderdaad altijd een stijging van de cijfers in de maand na de reportages. Voor Nederland hebben Trimbos en 113-zelfmoordpreventie naar aanleiding van een aanbeveling van de Wereld Gezondheidsorganisatie en de International Association for Suiciade Prevention een mediarichtlijn uitgevaardigd met tien aanbevelingen waar mediaprofessionals zich aan zouden dienen te houden wanneer ze berichten over zelfdoding.

Samengevat luiden de tien aanbevelingen als volgt :

1)Wees terughoudend. 2)Geef geen details. 3)Niet romantiseren. 4)Voorkom simplificatie. 5)Toon geen expliciet beeldmateriaal. 6)Bied achtergrondinformatie. 7)Respecteer Privacy. 8)Kijk extra uit bij berichtgeving over bekende personen. 9)Benoem dat hulp bestaat en werkt  10) verwijs naar betrouwbare hulpinstanties.

Behalve pers en televisie kregen ook gezondheidswerkers en uitvaartorganisaties deze richtlijnen. Dat er op uitvaartdiensten na een zelfdoding dikwijls helemaal niets over de doodsoorzaak wordt vernoemd of er maar zeer omfloerst over wordt gesproken heeft niet alleen met de discretie van de familie te maken maar volgt soms ook rechtstreeks vanuit deze beroepscode waaraan ook uitvaartorganisaties gehouden zijn.

Dat Seppe aan zelfdoding was overleden kwam ik maar toevallig achter tijdens de uitvaartplechtigheid. Iemand van zijn scoutsgroep had een tekst voorgedragen waar in bedekte termen iets werd gezegd over de onbegrijpelijke beslissing van hun vriend. Ik wist er niks van en was verbaasd dat te vernemen. Verder was daar door niemand iets over gezegd. Ook niet op het overlijdensbericht. Alsof er een soort afgesproken code was om het daar niet over te hebben.

Ook dit zorgt weer voor een paradox omdat het  verzwijgen van zelfdoding op zijn beurt weer het voortbestaan van de taboe’s errond in de hand werkt. Iets anders is het met de media. Vanuit onze module drie weten we dat helaas door de media meer punten met de voeten worden getreden dan gerespecteerd. Angst en sensatie verkopen nu eenmaal goed. Een extreem voorbeeld daarvan is ongetwijfedl de Netflix serie : “Thirteen reasons why” die onlangs ook voor een toename van zelfdodingen heeft gezorgd. In deze fictieserie is de hoofdrol weggelegd voor de tiener Hannah Baker die in het stadje Crestmond, California aan dertien mensen casettebandjes stuurt waarin ze elk van hen verantwoordelijk acht voor haar zelfdoding. De dertien opnames vormen de thirteen reasons why. Aan het begin van de serie vertelt Hanah de kijker middels een voice-over dat ze is overleden aan zelfdoding. Een scène die Netflix uiteindelijk na massale protesten heeft  moeten schrappen is de gruwelijke drie minuten durende opname waarin met zeer expliciete beelden getoond wordt hoe Hanah zichzelf de polsen oversnijdt. Met deze serie werden alle media-richtlijnen ruimschoots overtreden en werden alle grenzen van het fatsoen gepasseerd. Voor elke rouwende na zelfdoding een brutale kaakslag die erg hard aan kwam. En voor vele onevenwichtige Amerikaanse jongeren met depressieve problematiek helaas fataal.  Een methodologisch goed uitgevoerde studie van Niederkrotenthaler toonde inderdaad aan dat drie maanden na de release van de serie in de te verwachten doelgroep van tien tot negentienjarigen (!) het aantal zelfdodingen was gestegen met zomaar eventjes 13,3 procent, zowel bij meisjes als bij jongens. Het aantal pogingen is wellicht nog veel groter dan het aantal effectieve overlijdens. Dat komt doordat de overlevingskansen bij het -uit de serie gekopieerde gedrag- van het oversnijden van de polsen relatief hoog zijn en vele van dergelijke pogingen dus ook ‘mislukten’. Het dramatische aan de serie was dat het hoofdpersonage een soort ‘heldenrol’ vertolkte waarmee een kwetsbare doelgroep van tieners zich makkelijk kon identificeren. De boodschap die gebracht werd was dat zelfdoding een uitweg bood uit je problemen en dat hulp niet zou baten. Want het dertiende casettebandje was gestuurd naar hulpverleners en de uiteindelijke fatale daad van Hanah was omdat ze niet begrepen werd door de hulpverleners. Het idee dat je met een dergelijke actie het je ‘pesters’ lekker betaald kon zetten en de boodschap dat hulp zoeken geen oplossing zou bieden zette heel wat kwaad bloed bij tal van professionals die dagelijks het beste van zichzelf geven om juist het probleem van zelfdodingen in te dammen. Het is nauwelijks in te schatten hoeveel werkelijke schade de serie eigenlijk heeft veroorzaakt en nog zal veroorzaken.

Het is dus helaas geen mythe dat de invloed van pers en televisie (want uiteraard is een fiction Netflix-serie geen nieuwsuitzending) verpletterend is. Het goede nieuws is dat er tegelijk ook zoiets bestaat als het Papageno-effect.

Papageno is een personage uit een opera van Mozart. Elke operaliefhebber kent het prachtige duet dat Papageno en zijn tegenspeelster Papagena zingen in de  wereldberoemde opera De Toverfluit. Papagena overlijdt helaas waardoor Papageno de wanhoop nabij is en zich van het leven wil beroven zoals zijn onfortuinlijke voorganger Werther hierboven in de briefroman van Goethe. Echter, in de opera van Mozart zijn er drie jongetjes die Papageno helpen alternatieve manieren te ontwikkelen om met zijn emoties en verdriet om te gaan en zo leert Papageno zijn suïcidaliteit uiteindelijk het hoofd te bieden. Eigenlijk is dat wat we hierboven in de eerste mythe vertelden. De mythe dat iemand die aan zelfdoding overleed ook echt dood wilde. En bij uitbreiding dat iemand die aan zelfdoding denkt ook echt dood zou willen. Dat is niet zo. Volgens Niederkrotenthaler zouden de media dezelfde rol kunnen spelen als de drie jongetjes in de opera van Mozart en zou het papageno-effect voor een positieve tendens kunnen zorgen middels het in acht nemen van de mediarichtlijnen. De onderliggende idee is dat veel meer mensen denken aan een levenseinde dan dat er daadwerkelijk een poging ondernemen. En van de pogingen overleven er negentig procent. De onderzoeksgroep van Niederkrotenthaler keek van januari tot juni 2005 naar 497 overlijdensberichten met betrekking tot zelfdoding en ging na in hoeverre die berichten eerder sensationeel waren of risicoverhogend (Werther) dan wel volgens de mediarichtlijn en dus risicoverlagend (Papageno). De resultaten waren hoopgevend. De berichten over zelfdodinggedachten gingen samen met een daling van het aantal zelfdodingen. Deze berichten konden zelfdoding kaderen als geen oplossing voor een probleem maar als een reactie op een tijdelijke hopeloosheid waarvoor ook hulp bestaat. Niederkrotenthaler en zijn team toonden met  een gerandomiseerde studie  het  effect  aan van verschillende positieve  berichten op twee groepen  mensen. Enerzijds een groep met  louter suïcidale gedachten  en  anderzijds een groep  mensen  die  een eerdere een poging tot zelfdoding achter de rug hadden. Toeval bepaalde of de deelnemers een artikel  te lezen kregen waarin iemand  een  persoonlijk verhaal over  zijn  suïcidaliteit vertelde of een  verhaal van een expert omtrent  de  nieuwste wetenschappelijke inzichten. Vooral  de groep die recent een poging hadden overleefd,  bleek voordeel te putten  uit het persoonlijke verhaal.

Omdat de media zo’n grote verantwoordelijkheid hebben is het misschien ook nuttig te wijzen op de invloed die zij hebben op deppressie, op angst en op toenemende suïcidaliteit, niet enkel via de berichtgeving over zelfdodingen, maar vooral ook vanwege het cultiveren en verspreiden van het product  angst zélf. We schreven het al eerder: angst verkoopt goed. Maar het richt ook enorme ravages aan. Experten schatten dat ook tijdens de recentelijke wereldwijde Corona-crisis, die op het moment dat we dit schrijven (september 2021) nog niet ten einde is de invloed van de massamedia op massavorming en angsthysterie een massieve impact heeft gehad die misschien voor nog veel meer schade heeft gezorgd dan het virus zelf. Dat komt doordat angst een directe weerslag heeft op ons immuunsysteem en mensen letterlijk van schrik ook ziek worden. Dat heet het nocebo-effect (*), dat uitvoerig beschreven werd door professor klinische psychologie Matthias de Smet.  De hopeloosheid en angsthysterie verspreiden via de media heeft vele mensen in hun uitzichtloze situatie tot wanhoopsdaden gedreven die vermeden hadden kunnen worden. Mits een wat intelligentere en meer integere aanpak dan hoe de op sensatie beluste pers deze huidige crisis tot in het oneindige heeft weten  uit te melken. Sommige onderzoekers spreken dan ook van een Infodemie in plaats van een Pandemie. Dat brengt ons vrijwel naadloos tot een zevende aspect.

(*) Het nocebo effect is het omgekeerde van het placebo-effect. Bij  het placebo effect gaat een patiënt toch beter worden hoewel hij een nep-medicijn kreeg. Bij het nocebo-effect gaat een patiënt  toch ziek worden door ingebeelde ziekte, bijvoorbeeld louter uit angst of geloof in een besmetting of door gedaalde immuniteit zonder dat er een biologische ziekteverwekker is.

 

  1. Het komt door de crisis. Ook deze is ten dele waar. De risicofactoren voor zelfdoding zijn ten tijde van een economische recessie zeker hoger. Onderzoek toont aan dat niet zozeer de crisis het criterium is, maar wel de mate waarin deze afgewenteld wordt op de bevolking. In landen zoals Ijsland die niet ingingen op de besparingsprogramma’s opgelegd door het Internationaal Munt Fonds en dus niet in de eerste plaats de besparingen oplegden aan de gewone mensen, zoals men dat in Griekenland wel deed, steeg de suïcidaliteit niet. Het aantal mensen die het gevoel hebben in ‘entrapment’ vast te zitten neemt in elk geval toe bij een economische recessie. We zien wel dat in landen met een hogere welvaartstand nochtans de cijfers slechter zijn dan in landen met een lagere welvaartstand. We zien ook dat crises door de overheden vaak fout aangepakt worden, bijvoorbeeld door afbouw van de gezondheidzorg. (waaronder ook de geestelijke gezondheidzorg). Bijvoorbeeld de ellende die we met Corona hadden zou zich niet hebben voorgedaan als men zich aan de beloftes had gehouden die in 1986 naar aanleiding van de witte woede waren gedaan. Toen kwamen gezondheidswerkers maandelijks op straat om opvangcapaciteit te verhogen voor onder andere de ic’s die ook toen al overvol lagen. Toen ook stierven in de hospitalen de patiënten in de gangen aan gewone griep. (!) Maar het omgekeerde is gebeurd en de capaciteit werd niet vergroot maar wel drastisch afgebouwd. Waardoor nu met Corona exact datgene is gebeurd waarvoor in 1986 gezondheidswerkers en klinieken gewaarschuwd hadden. Bij een eerstvolgende ernstige crisis zou ons afgebouwde gezondheidssysteem het niet aankunnen. Dat heeft zich nu voorgedaan. Behalve dat toont onderzoek ook aan dat langdurig werklozen een verhoogd risico vormen. Algemene malaise, crisis in de zingeving, angst, onzekerheid en stress die gepaard gaan met een economische recessie zijn risicofactoren voor zelfdoding.
  2. Hij was nu eenmaal nen artiest. Ook deze blijkt geen mythe te zijn maar overeen te komen met de werkelijkheid. Er is inderdaad nogal wat onderzoek gedaan en correlatie ontdekt tussen kunstenaarschap of creatieve geesten en suïcidaliteit. Dat heeft met een complex samengaan van factoren te maken waarvan sommige terug gevoerd kunnen worden tot levensstijl, persoonlijkheid en druk van de omgeving. Creatieve geesten zijn vaak ook hoog sensitief. En psychiatrische aandoeningen zijn meer vertegenwoordigd in een populatie van kunstenaars. Bij beroemde sterren zal het vooral ook de levensstijl, de werkdruk en de invloed van drugs in het kunstenaars milieu zijn die mee een rol kunnen spelen. Maar dat het verband wel degelijk bestaat is geen mythe.
  3. Het zijn meestal mannen. Dat klopt. Mannen overlijden vaker ten gevolge van zelfdoding dan vrouwen. Het is niet zo dat zij suïcidaler zijn dan vrouwen. Want vrouwen ondernemen meer pogingen. Maar er zijn een paar verschillen. Vrouwen praten makkelijker over hun wanhoop waardoor ze sneller de weg vinden naar gepaste hup en minder vaak komen te overlijden ten gevolge van zelfdoding. Mannen denken makkelijker dat het een oplossing is voor al hun problemen, aanvaarden moeilijker hulp en kiezen ook andere, meer fatale, methodes (meestal ook gewelddadiger) waarvan de overlevingskansen veel geringer zijn. In module 10 van rouwatelier zullen we zien dat mannen doorgaans anders rouwen dan vrouwen. Hun stijl van rouwen weerspiegelt zich ook in hun stijl van omgaan met suïcidale gedachten wat helaas resulteert in hogere mortaliteit. Het feit dat bij vrouwen meer pogingen een niet-dodelijke afloop kennen heeft minder te maken met zogenaamde ‘vrouwelijke onhandigheid’ dan wel met een waarschijnlijk onbewust ingebouwde intuïtieve beschermingsreflex die de poging reduceert tot eerder een ultieme noodkreet dan wel een expliciete wens tot levenseinde. Pogingen die (al dan niet bewust) geen fatale afloop kennen worden ook wel eens para-suïcidaliteit genoemd. Deze handelswijze komt vaak voor bij personen met een borderline persoonlijkheidsstoornis.
  4. Het is typisch iets voor de Kerstdagen. Deze laatste mag je echt verticaal klasseren als een mythe. Deze is niet waar. Het aantal zelfdodingen neemt niet significant toe rond de feestdagen. Wel wordt voor mensen die door ‘Entrapment’ geplaagd worden tijdens de feestdagen die vooral opgebouwd worden rond samenzijn en familie en gezelligheid en leukigheid het contrast met hun eigen situatie des te schrijnender. Manu Keirse probeert al jaren zijn idee van herinneringskaartjes in de kerstboom rond de feestdagen in de media te krijgen, maar wordt tekens teruggefloten. De kranten vinden dat er in die periode van het jaar geen tijd voor zulk deprimerend nieuws is. Dat verbrodt de lightshow van fonkelende schijn en glitter die bij de feestdagen hoort. Verminderd voorhanden zijn van zonlicht in de donkere wintermaanden kan ook het gevoel van gedeprimeerdheid in de hand werken. Wetenschappelijke analyses van nationale statistieken uit landen van over de hele wereld tonen echter geen toename van zelfdodingen tijdens de kerstperiode. Integendeel : wetenschappelijk onderzoek laat overal ter wereld een opvallende piek in de lente zien, ook in de Scandinavische landen waar je dat misschien niet zou verwachten. In plaats van een stijging zien we rond kerst juist een daling. Steevast is er wel op 1 januari altijd een beperkte piek. Deze piek wijten onderzoekers onder andere aan het hogere alcoholgebruik en het slechter bereikbaar zijn van de hulpdiensten. In bepaalde gevallen ook omdat de slachtoffers voor een symbolische datum opteerden. Kort willen we hier nog iets vermelden over de zogenaamde blauwe maandag,(*) de dag die wereldwijd officieel werd uitgeroepen als de meest deprimerende dag van het jaar. Het was de Britse psycholoog Cliff Arnall die met deze term op de proppen kwam en een heuse ingewikkelde wiskundige formule bedacht waarmee berekend kon worden welke dag dat dan wel zou zijn. Parameters in de formule waren het weer, de schulden, het salaris, de tijd vanaf Kerst, de tijd sinds wanneer we ons niet meer aan onze voornemens konden houden, motivatie en de gevoelde noodzaak om actie te ondernemen. Hij stelde op basis van al deze parameters een wat dubieuze formule samen waarmee dan de Blue Monday zou ‘berekend’ kunnen worden. Deze formule slaat werkelijk nergens op. De realiteit is dat de fameuze Blue Monday formule van Cliff Arnall eigenlijk een PR stunt was van het Britse reisbureau Sky Travel aan hetwelke Arnall zijn naam had verbonden. Sky Travel hoopte dat ze mensen die geconfronteerd werden met het Blue Monday-fenomeen op die dag terug licht in hun leven zouden kunnen voorspiegelen door ze het vooruitzicht van een reisje naar de zon te verschaffen. Daarmee was Blue Monday geboren en is niet meer weggegaan. De wetenschappelijke grond ervoor slaat nergens op, en de formule is je reinste onzin, maar zelfs het nationale Depressiegala wordt sindsdien nog elk jaar gehouden op Blue Monday. We moeten wel vermelden dat Blue Monday bijdraagt aan het aandacht vragen voor deppressies en suïcide. Maar deze doelbewust georkestreerde misleiding heeft het wel geschopt tot een van de meest gerenommeerde mythes uit de psychiatrie. Op maandagen pieken de zelfdodingen meestal lichtjes maar het is niet zo dat daarin de derde maandag van januari uitzonderlijk of afwijkend is. Toch zal je dat elk jaar weer horen. Voor de pieken in de lente bestaan er daarentegen wél wetenschappelijke verklaringen en meetgegevens, waarin onder meer Socioloog Emile Durkheim verdienstelijk is geweest. Het zou ons te ver voeren daarover uit te gaan weiden. Zonlicht en vitamine D zijn belangrijk voor een goed gevoel maar werken niet onmiddellijk. Ze zorgen echter wel bijna instant voor een gevoel van euforie, en stijging van de impulsiviteit. Omdat ook testosteron, agressiviteit (en vaak alcoholgebruik) samenvallen met het eerste zonlicht terwijl de blijvende positieve effecten op het systeem nog eventjes op zich laten wachten, zou dat een plausibele verklaring voor het fenomeen kunnen zijn. Een beetje als natuurlijk antidepressivum naar analogie van de medicinale antidepressiva. Eén en ander zou ook te maken kunnen hebben met ontluikende liefdes in de lente en de ermee gepaard gaande teleurstellingen.

(*) Het fenomeen van Blauwe maandag is niet te verwarren met Word Suïcide Prevention Day die wereldwijd jaarlijks op 10 september wordt gehouden.

 

Zelfdoding in juridisch opzicht.

In België en Nederland bestaat recht op zelfdoding en is dat niet strafbaar. Dat is niet altijd zo geweest. In de Middeleeuwen was zelfdoding een grote schande en werd vaak het lichaam na zelfdoding ten schande gebracht. We willen in deze module niet in lugubere details vervallen, op Wikipedia is een heuse bloemlezing te vinden van de onsmakelijke details die overtreders van deze wetten ten berde vielen. Tot op vandaag blijft zelfdoding een praktijk die voor veel mensen nog thuishoort in het hoekje van schande en criminaliteit.

In Nederland zijn levensberoving op verzoek en aanzetten tot hulp bij zelfdoding strafbaar gesteld maar werden in 2001 naar aanleiding van de legalisering van euthanasie bijgesteld. De regels voor levensbeëindiging op verzoek en zelfdoding werden daarbij gelijk gesteld.

In België zijn de juristen het oneens over de vraag of hulp bij zelfdoding strafbaar is. Iemand die niet heeft geholpen om de zelfmoord te voorkomen, kan in België in bepaalde omstandigheden worden vervolgd voor schuldig verzuim.   

In Nederland is het geven van hulp bij zelfdoding strafbaar, maar het geven van adviezen niet. Volgens het wetboek van strafrecht artikel 294 staat op het aanzetten tot zelfdoding of het behulpzaam zijn en middelen verschaffen ertoe, bij fatale afloop een geldboete of een gevangenisstraf van maximaal drie jaar.

Soms worden zelfdodingen wel eens ten onrechte verdoezeld om redenen van verzekering. De familie denkt bijvoorbeeld dat de verzekeringsmaatschappij niet aan de weet mag komen dat het om zelfdoding ging omdat anders de polis niet dekkend zou zijn en de premie niet zou uitgekeerd worden. Daar bestaan misverstanden over. Ook bij zelfdoding blijven levensverzekeringen geldig. Alleen wanneer de verzekeringsmaatschappij kan aantonen dat de zelfdoding bewust werd uitgevoerd met het intentionele opzet om de verzekering op te lichten mag deze tegen uitkering in beroep gaan. In alle andere gevallen niet. Verzekeringsmaatschappijen zijn echter geen liefdadigheidsinstellingen en zullen dikwijls alles doen om aan de uitkeringen te ontkomen, maar wettelijk is dat niet.

‘Behulpzaam zijn bij’ is een rekbaar begrip dat voor interpretatie vatbaar is. Wat vaststaat is dat niet strafbaar is : ‘het voeren van gesprekken, het verlenen van informatie en het bieden van morele steun. Een advies is niet strafbaar, een instructie wel.’

Volgens Nederlands strafrecht is aanwezig zijn bij een zelfdoding of zelfeuthanasie niet strafbaar. In België wordt het gezien als het niet verlenen van hulp aan een persoon in nood en is het aldus wél strafbaar.

Veel belangrijker echter dan juridische of strafrechtelijke implicaties van betrokkenheid bij zelfdoding van anderen is het potentiële vermogen dat jij op dat moment bij je draagt om misschien een keerpunt te kunnen betekenen in iemands leven en al diens dierbaren inclusief jezelf. Aarzel daarom niet om zeker professionele hulp in te schakelen zoals 1813. De link ernaar vind je op de site van Plan b.

Zelfdoding in systemisch opzicht

Tenslotte willen we in deze module ook nog wijzen op de systemische implicaties die een zelfdoding altijd heeft in een familiesysteem. Er bestaat bij een zelfdoding altijd kans op verstrikkingen voor nabestaanden, in het bijzonder bij het nageslacht. Systemisch en holistisch wordt zelfdoding niet gezien als een ziekte, maar  als een verstoring in het systeem van krachten. Deze verstoring wordt gezien als een oorzaak. Terwijl hulpverlening (en voornamelijk psychiatrische hulpverlening) suïcidaliteit wel als een ziekte zien en zich altijd richt op de gevolgen of de preventie. Medicinale behandeling is daarbij het duidelijkste voorbeeld. Een duurzame oplossing wordt niet gevonden. In onze maatschappij gaat alle aandacht naar zelfdoding en de preventie ervan en de medicinale behandeling van suïcidale patiënten, maar de zoektocht naar de bron, die volgens systemisch werk bij ieder mens uniek is, wordt niet belicht.

Systemisch gezien zal het altijd gaan over iemands ‘plek’ of ‘loyaliteit’. Kort gezegd zal het gevoel van geen plek te hebben in de maatschappij iemand ertoe kunnen aanzetten voor een levenseinde te kiezen. Maar het kan ook zijn dat men loyaliteit vertoont tegenover iemand anders waarmee men verstrikt is en die geen plaats kreeg in het familiesysteem. Het gevoel er niet bij te horen kan dan tot levenseindewens leiden. Het verschil tussen de klinische benaderingswijze en de (niet algemeen aanvaarde) systemische benaderingswijze is dat bij de klinische benaderingswijze het probleem van de baan is na het overlijden. Bij de systemische benadering niet. Het kan zijn dat een ‘plekloze’ persoon overleden is. De overledene is weg maar het ‘geen plek hebben’ probleem blijft echter voort bestaan, ook nog nadat de persoon is overleden, en wordt door een ander lid in het systeem (onbewust) overgenomen. Hij is er als het ware mee ‘verstrikt’ en wordt de nieuwe persoon in het systeem die geen plek heeft. De verstrikking kan pas zijn oplossing vinden als bijvoorbeeld in een familie-opstelling de verstrikte persoon het op hem geladen delegaat kan terugbezorgen aan de oorspronkelijke persoon die verstoten was of geen plek had. Door deze (meestal reeds overleden) persoon in een opstelling te zien voor wie hij/zij was en terug bestaansrecht te verlenen aan zijn/haar plek in het systeem kan de verstrikking opgeheven worden. In systemische termen zegt men dan : dan kan het terug gaan stromen. ‘Verstrikt’ zijn met iemand die geen plek had in het systeem ondergaat de betrokkene meestal onbewust. Meestal is hij zich niet bewust van de verstrikking, maar het kan nog verder gaan. Het kan zelfs voorkomen dat men zich niet eens bewust is van het bestaan van diegene waarmee men verstrikt is. Soms een voorouder van enkele generaties geleden. Men kan bijvoorbeeld een soort onbestemd verlangen hebben, een hunker naar ‘de andere kant’. Een vreemde aantrekking tot zijn levenseinde. Een dergelijke hang naar de dood kan soms op een verstrikking wijzen. Dat in sommige families (of systemen) zelfdodingen frequenter voorkomen dan in andere zonder dat men daarvoor een gen kon isoleren, kan misschien mede door dit mechanisme verklaard worden.

Er zijn nog andere mogelijke oorzaken waarom iemand zich soms aangetrokken kan voelen tot zijn levenseinde. Het heeft niet altijd met zware depressie te maken of met de uitzichtloosheid van een situatie. Sommige mensen staan relatief gelukkig in het leven en vertonen geen kenmerken van somberheid of depressiviteit maar stellen bij zichzelf toch soms een merkwaardige hunker naar de dood vast. Dat overkomt bijvoorbeeld mensen die een dierbare verloren waarmee ze een passionele verbinding hadden en waarbij ze niet klaar waren toen die van hen weggerukt werd, of dat ze geen afscheid hebben kunnen nemen. De hunker naar het levenseinde kan in zo’n geval betrekking hebben op het immense verlangen dat er bestaat naar hereniging met zijn dierbare ‘aan de andere kant’. Het hoeft waarschijnlijk geen betoog dat in de klassieke psychiatrie er geen begrip en geen adequate aanpak bestaat voor dit fenomeen. Omdat het gaat over niet zichtbare, grijpbare, meetbare of diagnostische materie die niet past in een bio-reductionistisch medisch wereldbeeld zal de klinische aanpak meestal medicinaal gebeuren. Het ergst in dit geval is dat de persoon niet gezien wordt en er nog altijd geen bestaansrecht komt voor zijn gevoel.

In het geval van een systemische verstrikking kan een systemische aanpak soelaas brengen. In geval het gaat om de hunker naar hereniging met de grote liefde waarvan men gescheiden werd kan de aanpak van  Plan b de cliënt helpen om weer stevig en vol levensenergie in zijn kracht te komen doordat we gaan leren anders te omarmen in plaats van los te laten of naar de andere kant  te verlangen.

Waar het over hunker naar de andere kant gaat waag ik het toch even een klein zijsprongetje te maken naar iets waar we het ook in de vorige module kort over hadden. Dat is het fenomeen van de vanished twins, (lettelijk: verdwenen tweeling), ook wel ‘womb twin survivors’ of alleengeboren tweeling genoemd. Dat is zoals we aangaven, de  omstandigheid waarbij iemand in de baarmoeder een tweelingbroer of -zusje heeft gehad die het uiteindelijk niet gehaald heeft. Een situatie waarvan men zich al dan niet bewust is. Ontdekking van het bestaan ervan danken we aan meerdere onderzoekers maar ook aan het systemisch werk. In familieopstellingen komt het bestaan ervan nogal eens aan het licht. In module drie gaven we al een paar literatuurtips en websites die daarover te raadplegen zijn. In het kader van deze module omtrent zelfdoding kan het helpend zijn je te realiseren dat de zogenaamde ‘hunker naar de andere kant’ in bepaalde gevallen kan te maken hebben met een dergelijk vroeg verlies van een tweelinghelft in de baarmoeder. Het zou weinig wetenschappelijk zijn om zomaar te oordelen dat dat sowieso de oorzaak is, maar het loont zeker de moeite om de mogelijkheid ervan te onderzoeken. Dat kan via bepaalde therapeutische technieken of via systemisch werk (familieopstelling). Je zou alvast niet de enige zijn die met onbegrijpelijk verlangen naar het levenseinde uiteindelijk zijn/haar in de baarmoeder overleden tweelingbroer of -zus ontdekt, daar vervolgens leert over te rouwen en die leert anders te omarmen waarna de hunker naar de dood volledig verdwijnt. Als dergelijke gevoelens je soms bekampen kan het interessant zijn de literatuur omtrent het onderwerp eens te raadplegen of een familie-opstelling te overwegen.

Meer lezen

Over zelfdoding is heel veel verschenen. Zoals reeds eerder vermeld: veel van deze werken gaan over preventie en zijn niet altijd helpend wanneer je als nabestaande kampt met een groot schuldgevoel. Er zijn echter ook werken beschikbaar die voor de nabestaande waardevol kunnen zijn. Kijk op de Literatuurlijst van Plan b op de website. Jos de Keijser is bijzonder hoogleraar psychologie aan de Rijksuniversiteit Groningen. Vanaf 2009  is hij hoofdopleider Klinisch psycholoog en hoofdopleider Psychotherapeut van het Opleidingsinstituut PPO en universitair hoofddocent bij GMW/RuG. De Keijser studeerde psychologie aan de Rijksuniversiteit Utrecht en promoveerde daar in 1997. Zijn proefschrift handelde over de begeleiding en behandeling van rouw. Door de combinatie van zijn werkzaamheden in de praktijk en de universiteit richt hij zich de laatste jaren vooral op de behandeling van complexe rouw. Tevens houdt hij zich bezig met suicidepreventie. Hiervoor kreeg hij in 2007 de Ivonne van de Venprijs. In 2005 gaf hij samen met Marieke De Groot een werkboek voor nabestaanden uit: ‘Verlies door suïcide’. Het werkboek is gratis en integraal te downloaden op zijn site of via deze link:  boek

Samengevat

Verder na zelfdoding van een dierbare is geen eenvoudig proces. Plan b wil je daarbij op weg helpen. Hieronder geven we in een vijftigtal bullets een korte oplijsting van de belangrijkste inzichten die we in deze module tegen kwamen.

  • Rouwprocessen voor nabestaanden van zelfdoding zijn altijd complex. Meestal blijft de WAAROM vraag primeren
  • Zelfdoding is de belangrijkste doodsoorzaak bij jongeren maar piekt ook bij mannen van boven de zeventig.
  • Zelfdoding is geen misdaad maar een tragedie, daarom spreken we bij Plan b niet van zelfmoord. Zelfmoordpreventiekampagnes en -instanties zijn daarover soms een andere mening toegedaan en hanteren die term wel.
  • Je hoeft de beslissing van de zelfdoding van je dierbare niet te accepteren, en je kan gerust bij je mening blijven dat er eigenlijk toch andere opties waren. Maar het is wel helpend als je kan begrijpen dat het in het hoofd van de overledene wellicht anders was.
  • Schuldgevoel als nabestaande van een zelfdoding is zeer frequent en normaal. Zag je het niet aankomen dan voel je je schuldig dat je de signalen niet hebt opgemerkt. Zag je het wel aankomen dan voel je je schuldig dat je niks hebt gedaan of dat wel hebt geprobeerd maar het niet kon voorkomen. Schuld voelen is nog wat anders dan schuldig zijn.
  • Soms kunnen tegenstrijdige gevoelens je overmannen. Je bent tegelijk droevig en toch opgelucht dat het lijden voorbij is.
  • Boosheid op het slachtoffer van zelfdoding is niet abnormaal, omdat hij/zij ook de dader was.
  • Schuldgevoel omtrent die opluchting of die boosheid zijn ook weer zeer normaal en het is OK om je schuldig te voelen. Dat is niet hetzelfde als schuldig zijn.
  • De belangrijkste reden dat je nooit had gedacht dat dit écht zou gebeuren is Liefde. Jouw hart liet niet toe dit als mogelijkheid te accepteren. De andere redenen kunnen mogelijk de cliché’s of mythes zijn omtrent zelfdoding die je parten speelden.
  • Veel minder dan bij andere overlijdens krijgen rouwenden na zelfdoding het benodigde begrip van hun omgeving. Er rust nog steeds een groot taboe op zelfdoding. Dat zorgt voor schaamte.
  • Net zoals bij ongevallen en gewelddelicten, maar nog veel meer uitgesproken na zelfdoding is dat je op die ervaring niet bent voorbereid. Nabestaanden die het slachtoffer vonden na de wanhoopsdaad worden vaak levenslang door trauma achtervolgd.
  • Nog meer dan na een gewelddelict kunnen na zelfdoding de bemoeienissen van pers, justitie en hulpdiensten een verschrikkelijk bijkomende nachtmerrie zijn.
  • Rouwenden die vooraf vertrouwd waren met het donkere gedachtengoed van een slachtoffer van zelfdoding kunnen een gevoel van medeplichtigheid ervaren.
  • Door een slachtoffer van zelfdoding dood te zwijgen sterft hij een tweede keer.
  • Iemand die de hand aan zichzelf slaat verkiest niet om te sterven. Alleen is het leven gewoon niet houdbaar meer en is de wanhoopsdaad het enige waartoe hij nog in staat is.
  • Je helpt de rouwende nabestaande van een zelfdoding niet door te proberen de ‘Waarom’-vraag te beantwoorden. Maar het is wel belangrijk dat de vraag gesteld kan worden.
  • Meestal zijn er voor een zelfdoding geen rationele verklaringen omdat de motieven niet rationeel maar veeleer emotioneel zijn. Zelden is er een éénduidige verklaring, het gaat meestal om een ingewikkeld kluwen van elkaar versterkende elementen.
  • Het hersendeel waarmee wij proberen een zinnige verklaring te reconstrueren (ons primatenbrein: de neocortex; waar de ratio huist) is een ander hersendeel dan datgene dat tot het fatale besluit van de zelfdoding leidde. (Het limbische systeem waar emoties en traumata huizen). Daarom valt het zo lastig te begrijpen.
  • Misschien kreeg je begrip voor iemands radicale keuze. Zorg dan dat je zelfdoding niet gaat romantiseren of tot heroïek gaat verheffen. Niet zelden hebben zelfdodingen, bijvoorbeeld van beroemde persoonlijkheden, een culminerend effect in de dagen daarna.
  • Er was een leven voorafgaand aan dat fatale moment. Eer je dierbare door de herinnering eraan niet te herleiden tot die laatste paar ogenblikken van zijn/of haar leven maar koester vooral ook alle mooie eraan voorafgaande herinneringen zodat je die liefdevol kan omarmen in je hart. Je dierbare leren anders omarmen is dat je niet alleen zijn keuze om te sterven herdenkt, maar ook het leven dat ermee verbonden was. Een mens is zoveel meer dan z’n rouwkaartje alleen.
  • In de filosofische en ethische paradox over het recht op sterven moeten we uitgaan van het recht op een menswaardig leven en ons de vraag durven stellen vanaf wanneer het niet meer menswaardig is.
  • Na zelfdoding het gevoel ervaren dat je nog fysiek contact hebt met je overleden dierbare, zijn nabijheid voelen en er gesprekken meer voeren is volkomen normaal gedrag bij rouw.
  • Jong partnerverlies en vooral ten gevolge van zelfdoding kan voor een herhaling van onveilige hechting zorgen en aanleiding geven tot problemen met contact of aanraking
  • Ook het onvermogen zich opnieuw met iemand te kunnen verbinden of lief te hebben kan daarvan het gevolg zijn.
  • De literatuur en het hulp-aanbod omtrent zelfdoding focust zich voornamelijk rond het begrijpen van suïcidaal gedrag en richt zich hoofdzakelijk op suïcidepreventie. Er is minder focus en aandacht voor de rouwende die daarna alleen verder moet. Daarop bestaan wel uitzonderingen zoals:  de Werkgroep Verder.
  • De angst en machteloosheid van de maatschappij omtrent zelfdoding heeft tot een aantal hardnekkige mythes geleid
  • Het is een mythe dat iemand die suïcidaal is ook altijd dood wil. En bij uitbreiding dat iemand die overleed tgv zelfdoding dus ook dood wilde.
  • De perceptie van de situatie door de suïcidale persoon verschilt met wat wij zelf als realiteit beoordelen
  • Suïcidale patiënten hebben vaak zeer levendige beelden van hun wanhoopsdaad en zijn bang de controle over zichzelf te verliezen
  • Post-suïcidaal onderzoek noemt men sociale autopsie en wordt ook wel als postventie aangeduid
  • Het is een mythe dat praten over zelfdoding iemand op een verkeerd idee zou brengen. Praten werkt.
  • Het inzicht dat praten wél werkt (of had kunnen werken) kan bij de nabestaande rouwende het schuldgevoel vergroten indien dat niet gebeurd was, of indien de signalen genegeerd of verkeerd begrepen werden. Schuldgevoel is iets anders dan schuldig zijn.
  • Het is een mythe dat suïcidale personen hun plannen altijd goed verborgen weten te houden. Meestal brengen zij het wel ter sprake of zijn er signalen.
  • Het is daarom een mythe dat elke zelfdoding ook altijd onverwacht komt als een donderslag bij heldere hemel.
  • Het is geen mythe en klopt inderdaad dat er een genetische component vast zit aan suïcidaliteit. Er is echter geen geïsoleerd gen voor gevonden. Er bestaat wel een genetische component in een aantal psychiatrische aandoeningen die suïcide-gevoelig zijn. Wellicht speelt er ook een systemische component.
  • Het is een mythe dat antidepressiva en pijnstillers onschuldig zijn. Het effect op zelfdoding is in talrijke onderzoeken aangetoond.
  • Er bestaat veel bewijs dat Farmaceutische bedrijven onderzoeksresultaten achterhouden of vervalsen en enkel publicaties financieren die in hun voordeel berichten. Er bestaat nauwelijks onafhankelijk onderzoek naar de betrouwbaarheid van medicijnen. Big Pharma betaalt liever miljarden aan schadeclaims dan hun verdienmodel te herzien en op ethische leest te schoeien
  • Medicalisering en farmaceutisering van de psychiatrie is een kwalijke evolutie
  • Er bestaat een mediarichtlijn waar media zich vaker niet dan wel aan houden wat al meermaals heeft geleid tot een bewezen toename aan zelfdodingen na sensationele berichtgeving van zelfdoding. Vooral als het om bekende personen gaat.
  • Ook televisie heeft hier een grote verantwoordelijkheid. De netflixserie ’13 reasons why’ bijvoorbeeld, deed in Amerika het aantal zelfdodingen toenemen;
  • Angst verkoopt goed in de pers en heeft ook invloed op stijging van suïcides
  • Naast het Werther-effect (sensationele of risico verhogende rapportages) bestaat ook het Papageno-effect (risico verlagende berichtgeving) Berichten over persoonlijke verhalen van overlevenden van een zelfdodingspoging met bijhorende duiding zorgt voor een daling van de suïcidaliteit.
  • Risico op zelfdoding is hoger ten tijde van economische recessie. Langdurig werklozen lopen meer risico op entrapment. De cijfers zijn het slechtst in landen waar de crisis wordt afgewenteld op de bevolking en waar bespaard word in de (geestelijke) gezondheidszorg.
  • Het is geen mythe dat suïcidaliteit inderdaad meer voorkomt bij kunstenaars.
  • Er zijn niet meer zelfdodingen rond de kerstdagen, wel in de lente. Er is wel een lichte piek op 1 januari
  • Op maandagen zijn er meer zelfdodingen, en de derde maandag van januari vormt daarin geen uitzondering. De ondertussen officiële Blue Monday berustte op een PR stunt van een reisbureau en behoort tot één van de grootste bewust georkestreerde mythes in de psychiatrie. Blue Monday heeft wel de verdienste gehad om wereldwijd aandacht te vragen voor het probleem van depressie.
  • Blue Monday is niet te verwarren met World Suicide Day dewelke jaarlijks wereldwijd valt op 10 September
  • Zelfdoding is niet strafbaar. Aanzetten tot zelfdoding of hulp erbij verlenen wel.
  • Niet strafbaar zijn: het voeren van gesprekken, het verlenen van informatie en het bieden van morele steun. Een advies is niet strafbaar, een instructie wel
  • Volgens Nederlands strafrecht is aanwezig zijn bij een zelfdoding of zelfeuthanasie niet strafbaar. In België wordt het gezien als het niet verlenen van hulp aan een persoon in nood en is het aldus wél strafbaar.
  • In systemisch opzicht heeft zelfdoding altijd consequenties voor (iemand in) het nageslacht.
  • In systemisch opzicht kan zelfdoding het gevolg van een verstrikking zijn.
  • In systemisch opzicht kan het verlangen naar je levenseinde soms ook ten gevolge zijn van een verstrikking met iemand die geen plek heeft/had in het familiesysteem
  • Verlangen naar de ‘andere kant’ is niet altijd ten gevolge van depressie of uitzichtloosheid maar kan in bepaalde gevallen ook te maken hebben met een passionele hunker naar hereniging met een overleden geliefde.
  • Verlangen naar je levenseinde kan in bepaalde gevallen te maken hebben met het fenomeen van Womb Twin survivor of Vanished Twin-syndroom en is in dat geval behandelbaar.
  • Leren anders omarmen kan deze hunker integreren in zingeving die van het hiernamaals naar het hier-en-nu-maals kan verschuiven.
  • Plan b kan helpen bij het leren anders-omarmen maar heeft geen expertise in suïcide behandeling bij patiënten met een psychiatrische achtergrond.
  • Stel je bij jezelf of bij iemand anders de hunker vast naar een levenseinde: aarzel dan niet om contact op te nemen met 1318. Link naar de site vind je op de site van Plan b
  • Op de site van Plan b vind je ook de link naar de gratis apps ‘Vraag Maar’, Bac Up, On Track Again, de zelfhulpsite Think Life en de game voor jongeren: ‘Silver’.
  • Download gratis het werkboek voor nabestaanden van Jos de Keijser (zie hoger)
 

Wij hopen dat deze module jou een klein beetje heeft kunnen ondersteunen in het moeilijke pad dat je loopt.

Aarzel niet om via het contactformulier op de website contact op te nemen indien je voelt dat Pan b nog wat voor je kan betekenen.

Met deze module hebben we geprobeerd om de taboes rond rouw en rond zelfdoding toch een beetje te doorbreken.

In de volgende module gaan we dieper in op theorieën rond rouw en de verschillende rouwmodellen.

WAT LEERDEN WE SINDS DE OUDE ROUWMODELLEN

 Alle in deze module gebruikte voorbeelden zijn authentiek maar de namen zijn veranderd.

Onder de Links op de site van Plan b vind je een korte animatiefilm van Youtube ‘Giraff in quicksand’ die de vijf fases aanschouwelijk voorstelt.

In deze module willen we graag wat nader de verschillende theorieën mbt rouw onder de loep nemen. Dit is een theoretische module. Plan b is zich er goed van bewust dat wie in prille of rauwe rouw verkeert, niet zit te wachten op theorieën of verklaringen. Geen enkele theorie brengt immers je dierbare terug. Deze module is dus eerder bedoeld voor wie interesse heeft in de achtergrond van hoe er in de wetenschap en daarbuiten gedacht werd en wordt over rouw. Wie geen interesse heeft kan deze module gewoon in zijn geheel overslaan. Let wel : voor het aangaan van het f2F-proces in module acht is het wel aanbevolen om in deze module over de rouwmodellen minstens het stukje te lezen over Elisabeth Kubler Ross en haar fasemodel. Je kan het f2F proces ook perfect aangaan zonder dat, maar als je wil begrijpen wat het verschil is met de klassieke debriefing en waarom die niet zo goed werkte bij rouw, dan helpt het om iets te weten over de vijffasentheorie van EKR.

In de loop der tijden is er veel over rouw nagedacht en gepubliceerd. Wat men in klassieke psychologie en therapeuten opleidingen vaak aanvoert als de  ‘start’ is dan de naam Freud die  met zijn artikel ‘Rouw en Melancholie’ in 1917 de zogenaamde aanzet van studies over rouw zou hebben gegeven. Dat klopt natuurlijk helemaal niet, en daar doen we de geschiedenis geweld mee aan, want in zowat alle culturen bestonden er uitgebreide gebruiken, rituelen en belevenissen omtrent rouw. Daar werd wel degelijk veel over nagedacht, misschien wel meer dan nu. De inzichten die bijvoorbeeld de Lakota indianen (Sioux) hadden omtrent rouw waren misschien niet helemaal genotuleerd zoals de hedendaagse Westerse wetenschapsleer dat wel pretendeert te doen, maar waren minstens zo waardevol en misschien wel veel meer dan we beseffen. Soms zijn onze zogenaamde opzienbarende nieuwe ontdekkingen en wetenschappelijke onderzoeksresultaten gewoon dingen die de indianen al duizenden jaren wisten. Ze wisten dat het helend kon werken om in iemands ogen te kijken. Alleen hadden ze geen ingewikkelde apparatuur en microscopen en wisten ze niet dat het hormoon oxytocine en de nervus vagus daar een rol in speelden, of wat spiegelneuronen zijn. Ze wisten niet welke moleculaire wondere wereld er aan ten grondslag ligt, maar ze begrepen wel het belangrijkste. Veel beter dan wij zelf. Ze wisten dat het mogen laten zien van je verdriet belangrijk was om geen gecompliceerde rouw te krijgen, maar ze noemden het anders. Ze wisten dat de pijn die je voelde liefde was en ze wisten ook dat verlies je identiteit verandert en een geïntegreerd deel van jezelf wordt. Ze wisten dat rouw geen ziekte was maar heel gewoon normaal gedrag van mensen in verdriet. Ze wisten dat je je dierbare niet moest ‘loslaten’ maar voor altijd bij je kon blijven dragen en ze hadden een mooie cultuur van eerbied en herdenking van hun voorvaderen.

Zo ook met de Grant Study, de langst durende longitudinale studie over geluk en gezondheid ooit, die tachtig jaar in beslag nam en duizenden deelnemers observeerde. De conclusie dat de kwaliteit van onze relaties een belangrijke factor is die ons geluk en onze gezondheid bepalen, dat wisten de Lakota ook al. Niet voor niks gaan zij het reinigingsritueel van de lodge binnen met de woorden “Mitakuye Oyassin” wat zoveel betekent als : ”al mijn verwanten”. Soms zijn we met onze moderne westerse wetenschappen een beetje arrogant te denken dat we het allemaal zoveel beter weten. Het noopt tot bescheidenheid om open te staan voor de wijsheid van de oude volken. Veel van wat wij nu tot nieuwe ontdekkingen proclameren bestaat eigenlijk al duizenden jaren.

In deze module zullen we wat dieper ingaan op enkele rouwmodellen die de voorbije decennia de revue gepasseerd zijn, maar we kunnen ze onmogelijk allemaal uitgebreid behandelen. In module acht gaan we persoonlijk aan de slag met ons eigen f2F proces waarin ook klassieke debriefing aan bod komt. Om goed te begrijpen waar het verschil zit tussen de klassiek debriefing en ons f2F proces, willen we meer specifiek één van die achterhaalde oude rouwmodellen een beetje nader toelichten.

VIJF DOMINANTE ROUWMODELLEN

Als we de wijsheden van onze voorvaderen en de oervolkeren niet meetellen en we zouden beginnen kijken vanaf de befaamde ‘Rouw en Melancholie’ van Freud in 1917, dan vallen grosso modo vijf verschillende scholen te onderscheiden.

  1. Freud (Rouw=Depressie)
  2. Elisabeth Kübler-Ross (Rouwfasen)
  3. William Worden (Rouwtaken)
  4. Stroebe & Schut (Het Duale Proces model)
  5. Gerke Vertriest & Johan Maes (Het DNA van Rouw)
 

Van deze vijf heeft de tweede, namelijk het vijf-fasenmodel van Elisabeth Kübler-Ross (EKR), het meest zijn stempel gedrukt op hoever wij over het algemeen denken over rouw. Hoe dat komt en wat daar de consequenties van zijn, dat leest u verderop in deze module. We zullen ook wat dieper ingaan op dat EKR-model, niet omdat dat volgens Plan b het beste model is. Maar wel omdat precies de theoretische achtergrond van het gebruik van ‘Fasen’ in de klassieke debriefing uit deze achterhaalde theorie voortkomt.

Freud beschreef melancholie als een reactie op specifieke gebeurtenissen en schakelde rouw min of meer als gelijk aan depressie terwijl depressie nu steeds vaker gezien wordt als een ziekte ten gevolge van meerdere oorzaken. Freud beschreef rouw als iets niet pathologisch, maar een proces dat bij het normale leven hoort en na een tijdje ‘overwonnen’ moet of kan worden. Freud was geen voorstander van therapeutisch ingrijpen bij de rouw maar legt niet uit waarom. Hij noemt rouw tijdelijk en voorbijgaand. Later zal Freud dit standpunt matigen. Hij benadrukt de ambivalentie bij melancholie, (vasthouden-loslaten) alsof deze in de gewone rouw niet zou bestaan. Freud zag rouwen niet zozeer als een proces waarin anderen een rol hebben. In zijn theorie is rouw een kwestie  van losmaking van de band met de overledene. Na Freud kwamen er belangrijke aanvullingen van Abraham, Deutsch, Klein, Lindemann, Pollock, Bowlby en Parkes, Volkan en Furman.

Salman Akhtar & Gurmeet S. Kanwal schreven een boek: ‘ Bereavement. personal experiences and clinical reflections’ waarin ondermeer  deze aanvullingen op Freud aan bod komen. In Tijdschrift voor Psychanalyse maakt Mark Hebbrecht een bespreking van dat boek : Honderd jaar rouw en Melancholie.

De visie van psychoanalitici op rouw hebben lange tijd het denken over rouw gedomineerd, en hebben nog steeds hun invloed. In het boek van Kanwal beschrijven zes gerenommeerde psychoanalytici hun eigen ervaringen na het overlijden van mensen die hun dierbaar waren. Malawista verloor op negen jarige leeftijd haar moeder bij een verkeersongeval. Wolman treurt om het verlies van zijn vader, Lowy geeft een beschrijving weer van zijn rouwproces na de dood van zijn zus. Livingston had het twee jaar moeilijk na het overlijden van haar man. Hebbrecht schrijft : “ Aangrijpend is het verhaal van Ann Smolen, een veelbelovende balletdanseres die haar oudste zoontje Alex verloor aan de gevolgen van leukemie. Psychoanalyse en poëzie hebben haar gered; dankzij haar psychoanalyse kon ze de gezinstaken aan en gaf ze haar carrière een wending: eerst volgde ze studies culturele antropologie en sociaal werk voordat ze met de psychoanalytische opleiding begon.”  En Platt beschreef het rouwproces waar ze doorheen ging na het verlies van haar hond.

Belangrijke bedenking bij het werk van Freud is dat Melancholie slechts één pathologische uitkomst betreft van het rouwproces, er zijn er nog vele anderen, waarvan sommige vormen pathologisch zijn.

Er zijn meerdere rouwtheorieën of rouwmodellen die uitgaan van fasen. Sommige modellen onderscheiden een acuut stadium en een chronisch stadium. Bowlby had het over de drie fasen bij kinderen: protest, wanhoop en onthechting. Later heeft Bowlby samen met Parkes zijn theorie aangepast  naar vier fasen.

Maar het model dat misschien wel het meeste invloed heeft nagelaten op het hedendaagse denken omtrent rouw is wellicht het model van Elisabeth Kübler-Ross (geboren te Zürich, Zwitserland 1926 en overleden te Scottsdale, Arizona 2004) die in het rouwproces 5 fasen onderscheidde.

DE VIJF FASEN VOLGENS ELISABETH KUBLER –ROSS

Ontkenning : Heel herkenbaar : als iemand je erg slecht nieuws komt vertellen is vaak je eerste reactie. “Dat is niet waar. Dat meen je niet. Zeg dat het niet waar is”. Kübbler-Ross zag dit als een soort natuurlijke zelfbescherming. Een filter die ervoor zorgt dat we niet meer pijn doorlaten dan we aankunnen.

Woede : Je wordt boos op alles en iedereen en de wereld. Het is de uiting van machteloosheid. In deze fase ben je moeilijk aanspreekbaar en erg teruggetrokken.

Marchanderen : Onderhandelen. De grote drijfveer is hier vaak de hoop. Bij ziekte is dat dan de hoop op herstel. “Als ik dit of dat voortaan anders doe dan zal dit of dat niet meer gaan gebeuren.”

Pijn. Het verdriet dringt door. Ook spijt, angst en onzekerheid dienen zich aan, vaak ook depressieve gevoelens : ’ik geef het op, ik ben moe-gevochten’. Depressie was volgens Kübbler-Ross vaak een uiting van de tweede fase (woede) die onderdrukt was gebleven

Acceptatie. Berusting, aanvaarding, loslaten.

De zogenaamde ontkenningsfase is datgene wat de start van het rouwproces moeilijk maakt. Het gaat om het niet onder ogen kunnen of willen zien van de realiteit van het verlies. Dat is precies wat William Worden (zie verder) later de eerste rouwtaak zal noemen. In dat opzicht spreken Worden en Ross elkaar niet tegen. De filter die ervoor zorgt dat we niet meer verdriet doorlaten dan we kunnen verdragen heeft een functie en dient om ons te beschermen. Het is vergelijkbaar wat er gebeurt bij trauma. We schermen onszelf af voor te heftige emoties of pijn, en deze worden ergens als traumata opgeslagen in het limbische systeem van de hersenen. Volgens EKR blijven sommige mensen voor altijd opgesloten in deze fase. Waarschijnlijk is het juister om niet te spreken van een fase maar wel van een emotionele blokkade die deels onbewust opgeslagen blijft in je brein en af en toe naar boven kan komen. Denk aan het voorbeeld van Pauline uit module drie en het overlijden van haar man door het ongeluk met de kettingzaag. Pauline weet goed dat haar man overleden is. Ze is ook niet dement. Ze is niet gek of paranoïde. Maar het verlangen naar haar overleden man is zo groot dat haar brein haar in staat stelt om waarnemingen te doen die er niet zijn. Soms maakt ze dezelfde soep als ze op die dag deed en dekt ze de tafel nog voor ‘m alsof hij gewoon zou terugkomen. Dit is geen ‘fase’ maar een soort regressie, zeg maar een ‘terugval’, een soort onstilbare hunker naar hoe het was. Ook de woede was bij Pauline goed herkenbaar. Eigenlijk is de boosheid het enerzijds laten doordringen van de realiteit en tegelijkertijd het verzet daartegen. “Waarom moet mij dit overkomen?” Niet-geadresseerde boosheid gaat vaak zich richten tegen de buitenwereld. Er worden ‘verklaringen’, ‘daders’ of ‘oorzaken’ gezocht waartegen men de woede kan richten. Soms is dat geheel irrelevant. Eigenlijk is men gewoon boos op ‘de situatie’ maar omdat de boosheid geen adres heeft gaat men het richten naar bijvoorbeeld de hulpverleners. Terwijl die al het mogelijke hebben gedaan. Bij Pauline was de boosheid ook gericht tegen Stihl, de fabrikant van de kettingzagen. Die had natuurlijk niks met het ongeval te maken. Het heeft op zo’n moment geen zin om met de rouwende in discussie te gaan of te gaan uitleggen wat er gebeurt. Het is beter om te aanvaarden dat die woede er is en ze er te laten zijn. Geen bestaansrecht verlenen aan aanwezige boosheid bemoeilijkt het rouwproces. Maar ook hier is het niet correct om van een fase te spreken. Zoals we straks in het f2F proces zullen zien (module 8) kan die boosheid op elk moment de kop opsteken. Woede is ook energie waarmee je wat kan. Als de woede geen bestaansrecht heeft gekregen kan je maar moeilijk dankbaar in het leven staan. En juist dankbaarheid is onontbeerlijk om gelukkig te zijn of opnieuw gelukkig te worden. Het is daarom belangrijk om die boosheid ernstig te nemen, ze niet weg te drukken, maar haar bestaansrecht te geven. En het is een misverstand om ervan uit te gaan dat die woede ook een keer moet over gaan. Boosheid is OK en mag gerust op gezette tijden terugkomen. Zolang het je leven niet verlamt. Boosheid is één van de zogenaamde vier basis emoties: Blij, Boos, Bang en Bedroefd. (de vier B’s) Sommigen voegen daaraan de vijfde B toe van ‘Beschaamd’. ‘Beschaamd’ kan echter ook beschouwd worden als een soort bang zijn om blij te zijn, dus een afgeleide van angst. Sommigen voegen aan dat lijstje nog andere basisemoties toe zoals Afschuw (Walging)  of Verbazing. Voor plan B is de allerbelangrijkste emotie liefde. Ik denk dat alle ander emoties daar van afgeleid zijn.

Blij, Boos, Bang en Bedroefd gaan in essentie allemaal over liefde.

Emotie is energie, en liefde is ook energie. En bij uitbreiding alle daarvan afgeleiden ook. Zelfs angst en haat. Angst is als de liefde zoek is en haat is een subkwaliteit of gradatie van woede. Het is de pathologische vorm van doelgerichte boosheid en de nuance met liefde is soms veel kleiner dan wat je zou denken. Meestal is een emotie niet puur maar een ingewikkelde mengvorm van vanalles. Zo kan bijvoorbeeld ‘haat’ naar je ex-partner misschien een soort mengeling zijn van bedroefdheid om gemiste liefde met angst om lief te hebben gecombineerd met een soort ‘opluchting’ (dat een niveau van blijheid is) omdat het spanningsveld er niet meer is. Bij rouw zit er onder de woede altijd pijn. En ook die pijn is in essentie liefde. Vandaar dat in die boosheid een enorm potentieel aan energie zit. Vaak zit deze opgesloten maar kan die via een liefdevolle benadering wel vrijgemaakt worden.

De zogenaamde fase van het marchanderen is een beetje het kneusje in de rij en heeft al menigeen de wenkbrauwen doen fronsen. Deze fase (dat volgens mij wederom geen fase is) is niet altijd even goed herkenbaar. En vaak gewoon niet eens aanwezig. Waar deze fase dan vandaan komt dat leerden we al in module twee. Volgens EKR probeert men in deze fase te onderhandelen. “Ik zal een beter mens worden als…” Veel rouwenden herkennen deze fase niet in hun rouwproces en denken dan dat er iets mis is met hun manier van rouwen, maar niks is minder waar. In module twee kon je al lezen dat dit komt doordat EKR eigenlijk niet zozeer werkte met rouwenden, maar wel met stervenden.

Ook de zogenaamde vierde fase van de ‘pijn’ is eigenlijk geen fase. Pijn, verdriet, spijt, angst, twijfel, schuld, schaamte, onzekerheid zijn allemaal afgeleiden van dezelfde emotie. En eigenlijk is die basisemotie liefde. De pijn die je doormidden kerft en diep in je ziel snijdt bij het gemis van je dierbare, dat is eigenlijk de leegte die je voelt, de holle ruimte waar vroeger blijdschap en geluk en vreugde, veiligheid, zekerheid, geborgenheid, warmte, aanwezigheid en verbinding zat; kortom; liefde. En ook hier weer is het geen fase maar kan het op elk moment gevoeld worden. Het is natuurlijk zo dat woede in de weg kan zitten om dankbare aanwezigheid toe te laten. Maar sommige ogenschijnlijke tegenstrijdige emotie-nuances van liefde kunnen er wel gelijktijdig zijn. Het is mogelijk om bijvoorbeeld tegenover je vader die je mishandelde tegelijkertijd toch liefde en boosheid te voelen. Of hunker en walging. Of angst en aantrekking. Dat is wat het vaak zo verwarrend maakt. Maar wel perfect normaal. Volgens EKR komen verdriet en depressie opzetten vanaf het moment dat men de strijd heeft opgegeven om de realiteit te ontkennen. Als het scherm wordt neergelaten en men de energie staakt die gestopt werd in het ontkennen, het boos zijn of het marchanderen, dan is er een draagvlak voor de gevoelens van verdriet, spijt, angst en onzekerheid. Volgens EKR is het in deze ‘fase’ dat ook oud verdriet zich kan aandienen. Volgens Plan b heeft oud verdriet (of verlaat verdriet) niet zozeer met een fase te maken maar wel enerzijds met spiegelneuronen en anderzijds met het feit dat traumata liggen opgeslagen in het emotionele gedeelte van het limbische systeem. Nieuw verdriet kan daarom oud verdriet triggeren. Maar ook andermans verdriet kan dat. Of Brainspotting.

Een belangrijk aspect in de theorie van EKR zijn de ‘onafgemaakte zaken’. Unfinished business. Emoties die niet op een natuurlijke manier verwerkt  of geuit zijn kunnen onnatuurlijk worden. Volgens EKR is het kwestie om daarmee contact te maken en ze te verwerken. Opgestapelde niet verwerkte onnatuurlijke emoties worden ‘unfinished business’. In een rouwproces kunnen die vaak naar boven komen. Soms gaat het over eerdere verlieservaringen. Door deze aan te pakken in het rouwproces kan je tot persoonlijke groei komen. Voor zorgverstrekkers en rouwcoaches is het van groot belang om aandacht te hebben voor de eigen unfinished business. Soms worden door de verhalen van de cliënt ook de eigen unfinished business van de rouwtherapeut of zorgverstrekker getriggerd. We kunnen er pas staan als hulpverlener als we onze eigen zaken op orde hebben. Volgens Plan b heeft dat te maken met de spiegelneuronen die je eigen verdriet triggeren en is er niks mis mee dat het verhaal van de cliënt ook appelleert aan je eigen verhaal, zolang je er maar voor zorgt dat je ook voor jezelf heling voorziet op dat vlak. In de hulpverlening wordt dat emotionele hygiëne genoemd. Om in de relatie tussen cliënt en overledene bepaalde ‘unfinished business’ bestaansrecht te verlenen wordt wel eens de techniek van de lege stoel toegepast. Daarbij nodigt de therapeut de patiënt uit om het onafgesloten stuk uit de relatie met zijn dierbare, imaginair plaats te laten nemen op een lege stoel en er aldus mee in gesprek te gaan.

EKR stelt dat op de bodem van verdriet vaak ‘woede’ ligt opgeslagen. En dat onderdrukte woede oorzaak kan zijn van depressie. Op  dat vlak ben ik het met Elisabeth Kubler Ross  dan weer wél eens. Het zijn allemaal emoties van liefde en als je ze onderdrukt gaan ze schade aanrichten. Liefde moet kunnen stromen. De ‘fase’ van het aanvaarden begint met het accepteren van de realiteit. Volgens EKR komt er dan berusting en kan men onthechten en loslaten. EKR drukt er wel op dat loslaten  niet hetzelfde is als vergeten. Ook hier ben ik het met EKR eens, maar bij Plan b gaan we om verwarring te vermijden daarom niet spreken van onthechten of loslaten, maar wel van anders omarmen. EKR zegt dat we het verlies een plaats gaan geven en verder gaan met ons leven. Plan b formuleert dat graag anders en volgt daarin de theorie van Johan Maes en Gerke Vertriest die met hun ‘DNA van rouw’ het verlies gaan ‘integreren’ in het leven. Daarover straks meer. Het verlies krijgt als het ware ook ‘een plaats’, maar niet ergens weg geparkeerd, maar gewoon als geïntegreerd deel van je leven. Verder gaan betekent in dat geval niet ‘achter je laten’, maar wel : ‘mee met je nemen, zonder dat het je verlamt

Er kan veel welles-nietes gedebatteerd worden over de Vijf Fasen theorie van Kubler-Ross. Over het algemeen bestaat er consensus over dat de vijf fasen theorie achterhaald is en dat de fasen niet kloppen. De belangrijkste kritiek op de theorie is dat de fasen niet rechtlijnig zijn. Namelijk niet iedereen doorloopt al deze fasen, en de fasen liggen ook niet vast qua volgorde. Een andere belangrijke kritiek is dat het uitgaan van fasen zou kunnen veronderstellen dat rouw ook ooit ergens klaar moet zijn. Dat het rouwproces ooit gedaan moet zijn. Rouwen is echter nooit gedaan. Ter verdediging van Kübbler-Ross moet ik er wel aan toevoegen dat sommige kritieken op haar werk lijken te komen van mensen die haar werk zelf niet  gelezen hebben. Er wordt namelijk nogal wat kritiek geuit op het loslaten van je dierbare dat in het vijf fasen model gebruikt wordt. Alsof Kübbler-Ross met loslaten ook vergeten zou bedoelen. Maar heel expliciet in haar werk staat dat loslaten niet vergeten betekent. Belangrijk om weten bij dit vijf fasen model is -zoals we in module twee al schreven- dat Elisabeth Kübler-Ross, een Zwitsers-Amerikaanse psychiater was die eigenaardig genoeg vooral bekend werd vanwege haar rouwfasentheorie terwijl haar leven voornamelijk bestond uit haar pionierswerk rond stervensbegeleiding. Zij heeft zeer veel terminale patiënten geïnterviewd op hun sterfbed. De fasen bij het doorlopen van rouw die zij definieerde waren oorspronkelijk dus eigenlijk gebaseerd op de fasen die een stervende doormaakt. Je eigen einde zien naderen is natuurlijk nog wel wat anders dan wat je meemaakt wanneer je een dierbare hebt afgegeven. Er zijn veel gelijkenissen, maar het is niet hetzelfde. Vandaar de fase van het marchanderen. Dit is een zeer herkenbare beleving voor wie zijn eigen einde ziet naken, maar is vaak niet aanwezig in het rouwproces om een dierbare. Het jammere aan het vijf-fasen model vind ik dat het voor een soort frame heeft gezorgd waaraan veel mensen zich gaan refereren als ze een rouwende zien. “Ah, hij is nog in de ontkenningsfase”. Of “Oei, hij zit nog volop in de boosheid” of “Hij heeft het nog niet aanvaard”… enz. Dergelijke beschouwingen en zeker opmerkingen in die zin zijn dingen die een rouwende erg veel onnodig bijkomend verdriet kunnen doen waardoor hij zich nog veel meer onbegrepen en ongezien gaat voelen.

Het hokjesdenken in fasen richt veel schade aan.

Niettegenstaande dat zijn er nog veel aanhangers van deze fasetheorie en bestond er tot voor kort nog een heuse Elisabeth Kübler-Ross Vlaanderen beweging (EKR) van vrijwilligers die zich inzetten om mensen met een verlieservaring te begeleiden. De organisatie bestond al sinds 1988 en had ook een eigen website die je tot voor kort kon terugvinden op de site van Plan b onder de knop Links.  Tot eind 2021 stond hier te lezen dat het overigens zeer de moeite loonde om op die website te gaan kijken. Echter, eind november werd de werking van EKR Vlaanderen plotseling stopgezet. Ofschoon ik zoals hierboven beschreven mijn bedenkingen heb bij het gebruik van de vijf fase theorie deed naar mijn beleving de organisatie veel prachtig werk en stonden er alleszins waardevolle teksten op de website. Een van de kritieken op EKR met betrekking tot de vaste volgorde van de fasen of dat niet iedereen alle fasen doorloopt, is trouwens het intrappen van een open deur. Op de site staat  te lezen dat Kübler-Ross zelf dit niet als een lineair proces zag en dat bij iedereen het rouwproces anders verloopt. Het denken-in-fasen op zichzelf is nochtans lange tijd het dominante kader geweest omtrent rouw en heeft op die manier ook zijn stempel gezet op de klassieke debriefing. Dat is interessant indien je wil weten waarin Klassieke Debriefing verschilt van f2F, maar daar komen we straks op terug in module acht. Meer over EKR kon je vinden in module twee, waar je vernam dat ook haar eigen leven niet over rozen ging. Hoe het fase-denken zo populair is kunnen worden ontdek je op het eind van de huidige module.

Een ander zeer veel gebruikt theoretisch kader om rouw uit te leggen is het Rouwtakenmodel van William Worden. Vlaanderens meest gekende autoriteit en veelgevraagd begenadigd spreker op vlak van rouw is waarschijnlijk Manu Keirse. Emeritus hoogleraar, doctor in de geneeskunde, klinische psycholoog en rouwexpert. In zijn boeken en zijn lezingen vertrekt Keirse van het rouwtakenmodel van Worden. Ook bijvoorbeeld Anemiek Dogan van de Griefacademy vertrekt in haar online cursus ‘Ik lust je rouw’ van deze rouwtaken van Worden.

Dit zijn de 4 rouwtaken volgens William Worden :

  • De realiteit van het verlies onder ogen zien
  • De pijn van het verlies ervaren
  • Aanpassen aan je nieuwe leven zonder de overledene
  • Opnieuw leren houden van het leven
 

Ook over dit rouwmodel valt zeer veel te zeggen maar buiten twijfel staat dat de bijdragen van Manu Keirse van onschatbare waarde zijn. Hoewel de belangrijkste kritiek op William Worden is dat hij ook zou laten uitschijnen alsof de rouwende geen andere keuze heeft dan de verschillende taken achtereenvolgens te doorlopen geeft bijvoorbeeld het boek van Manu Keirse : ‘Helpen bij verlies en verdriet’ een heel wat genuanceerder beeld. Merk op dat William Worden niet over ‘fasen’ maar ‘taken’ spreekt. Echter doordat Keirse het in zijn boeken en op zijn lezingen vaak heeft over de eerste, de tweede, de derde en de vierde taak is toch de associatie met ‘fasen’ nooit ver af. De weerstanden die we ondervinden bij de eerste rouwtaak : De realiteit van het verlies onder ogen zien, beschrijft Manu Keirse als een ‘slechte droom’. Het voelt onwerkelijk. Het verlies dringt niet in zijn volle dimensie door. Het is niet moeilijk hier de parallel te zien met de ontkenningsfase van EKR. Eigenlijk beschrijven EKR en Worden hetzelfde maar benoemen ze het anders. Keirse maakt ook een onderscheid tussen  begrijpen met het hoofd en accepteren met het hart. Keirse schrijft dat wat er rondom je gebeurt niet helemaal doordringt door een soort verdoving met een waardevol doel. Namelijk het tijd gunnen aan je emoties om af te rekenen met wat je verstand je probeert te vertellen. Je hart is er namelijk niet klaar voor. Keirse wijst op het belang van groeten. De realiteit van het verlies onder ogen zien blijkt moeilijker te verlopen als men niet de gelegenheid heeft gekregen of genomen om afscheid te gaan nemen van het dode lichaam. Vaak willen mensen deze confrontatie liever niet :

“ik wil graag het beeld van hem bewaren zoals ik hem kende, niet van hoe hij er nu bij ligt…”.

Het blijkt echter helpend voor je rouwproces om dat wél te doen. Een ander belangrijk facet aan deze eerste rouwtaak is te kunnen begrijpen hoe het overlijden gebeurd is. Niet verklaarde doodsoorzaken of onopgehelderde ongevallen maken het begrijpen van het overlijden moeilijker en belemmeren deze eerste rouwtaak. Keirse wijst erop dat het belangrijk is om juiste informatie te verstrekken aan nabestaanden. Het verdoezelen van de werkelijkheid zorgt altijd voor complicaties. Op zich is de precieze toedracht niet het meest belangrijke. Wel dat je vrede neemt met de verklaring. Iemand weigert bijvoorbeeld te geloven dat haar zoon zelfdoding deed en blijft zweren bij een ongeval. Het belangrijkste is dat ze een verklaring aanneemt en niet blijft ronddolen met in het ongewisse te zijn van wat er gebeurde. In dezelfde optiek is het geen goed idee om kinderen allerlei onzinnige verhaaltjes op te dissen in plaats van hen gewoon te vertellen wat er juist gebeurd is. Vastlopen op de eerste taak kan zich bijvoorbeeld manifesteren in één van de twee uitersten van verliesgerichte of herstelgerichte reacties. Meer daarover lees je bij het model van Stroebe en Schut. Bijvoorbeeld de kamer van de overledene herschapen tot een soort heiligdom of mini-bedevaartsoord of juist omgekeerd alles wat aan de overledene herinnert zo snel mogelijk opruimen en weg doen. Beiden kunnen er op wijzen dat je de realiteit niet onder ogen wil of kan zien. Voor de eerste rouwtaak is het verder van belang dat rouwenden de kans moeten krijgen hun verhaal opnieuw en opnieuw te doen. Zeg nooit : ‘Ja, ik ken het verhaal nu onderhand al wel, stop maar al met vertellen want het doet je telkens zo’n verdriet.’ Juist het omgekeerde is belangrijk. Het is goed dat de rouwende zo vaak als hij nodig vindt het verhaal opnieuw kan vertellen. Dat we dat slecht kunnen verdragen is omdat het ons dicht bij onze eigen pijn brengt en omdat we het niet fijn vinden de rouwende in verdriet te zien. Wat William Worden de tweede rouwtaak noemt : de pijn van het verlies ervaren, lijkt dan weer veel op de ‘derde fase’ van Elisabeth Kubler Ross. Het is een pijn waar we door moeten. En er doorheen gaan is ook het enige wat écht helpt. Soms is dat te moeilijk en zullen we dat uit de weg gaan. Afleiding zoeken, uitstel of verdoving. Dat is allemaal OK, maar helpt niet echt. Uiteindelijk moet je toch doorheen die pijn. Keirse noemt het in zijn boek een emotionele aardbeving,

een spiegel die de kostbaarheid van je relaties weerkaatst.

Pijn die niet gevoeld of weggedrukt wordt, tranen die niet geweend worden, die zullen zich ergens in het lichaam vastzetten en zich op een bepaald moment als een kwaal of een ziekte manifesteren. Veel verslavingen, stressklachten en allerlei lichamelijke aandoeningen bij veel mensen zijn dikwijls te herleiden tot dit verlies dat niet genomen werd. De meest karakteristieke trek van rouwpijn is niet het langdurig treurig of down zijn maar wel opflakkerende hevige pijnscheuten die in golven komen. De intensiteit en frequentie waarmee deze optreden kan afnemen maar zal misschien nooit helemaal weg zijn. Soms kan een kleine trigger genoeg zijn om het verdriet weer op te roepen. Het zien van een vogel, een liedje op de radio, een oud juweel van de overledene terugvinden, een toevallige associatie, iemand met dezelfde naam… Feestdagen worden dikwijls herinnerings of ‘rouw’dagen. Kerstmis, Nieuwjaar, Pasen, geboortedatum of overlijdensdatum, communies of trouwpartijen. Er is veel dat het verdriet opnieuw kan triggeren en de pijn tevoorschijn kan halen. Het is goed om dan niet meteen in de afleiding te gaan maar het verdriet toe te laten en te doorvoelen. Dat kan wat tegenstrijdig lijken. Bekijk het als een vat vol tranen dat wil leeglopen, met onderin een gaatje waaruit het verdriet lekt. Hoe meer je het gat afdicht, hoe langer het vat vol zal blijven. Tranen wenen is zelfs gezond. Het werkt helend, triggert andermans spiegelneuronen waardoor verbinding mogelijk wordt. Snikken werkt ontstressend en de-traumatiserend. Je kan verdriet niet tegenhouden. Toedekken, afleiden of uitstellen zorgt enkel maar voor meer ellende. Dat wil niet zeggen dat het niet eens een keertje teveel kan worden. Daarom heb je in rouw ook veel zelfzorg nodig en is het onontbeerlijk dat je mild bent voor jezelf. Het is echt niet goed om voortdurend alleen maar in verdriet of in pijn te zijn. Een deugddoende massage, verwennende comfortfood, een warm bad of een mooi concert als welkome afleiding is zeker aan te raden. Je moet echt lief zijn voor jezelf. Zolang het geen continue verdoving wordt om de pijn niet te voelen, want dan gaat het omgekeerd werken. Vaak voelen mensen in rouw zich beschaamd of schuldig als ze plezier durven te maken. ‘Gaan dansen als mijn partner nog maar enkele maanden overleden is, dat kan toch niet ?’  Juist wel ! Het kan helpend zijn om op dat moment je je overleden dierbare te visualiseren en je je voor te stellen hoe hij/zij het zou wensen dat jij je nu voelde.

De pijn van mensen in rouw maakt dat ze zich zo miserabel kunnen voelen dat ze soms antidepressiva voorgeschreven krijgen. Maar rouw is geen depressie. Rouwen is heel normaal gedrag van hele normale gezonde en evenwichtige mensen en behoeft geen behandeling of medicatie. De pijn kan zich ook uiten in neerslachtigheid, opstandigheid of agressie. Dat zijn allemaal afgeleide emoties ten gevolge van verlies en verdriet. Die woede die bij de pijntaak hoort doet denken aan de tweede fase van EKR. Het lastige van woede en agressie is dat het juist je meest geliefde naasten zijn die het leeuwendeel daarvan te incasseren krijgen. Hoe naaster iemand bij je staat, hoe meer die nog bovenop zijn eigen verdriet ook jouw pijn zal ervaren. Er bestaat geen oplossing voor en het is niemands fout. Het is gewoon een gevolg van wat er gebeurd is. Ambivalentie is ook een heel normaal gevoel bij deze rouwtaak. Je maakt je kwaad dat het zo druk om je heen is en je roept om wat privacy en om gerust gelaten te worden en vervolgens wordt je boos omdat niemand je komt opzoeken. Of je klaagt dat je het werk niet rond krijgt maar vervolgens accepteer je de aangeboden hulp niet. Dat komt doordat met het verlies ook je identiteit is veranderd. Van partner ben je misschien weduwe geworden of van moeder plots kinderloos. Of je werd wees. Die nieuwe identiteit is wat je juist niet wil hebben want het confronteert je met je verlies. Dat zorgt voor die tegenstrijdigheid en wispelturigheid. Weet dat dit heel normaal is bij deze rouwtaak van de pijn doorvoelen.

Ook schuldgevoel is iets dat hier vaak aan de orde is. Schuldgevoelens zijn heel normaal in een rouwproces. Je schuldig voelen is OK, maar weet dat het nog iets anders is dan ook schuldig zijn. Als je een fout maakte op je werk waardoor een dodelijk ongeval plaatsvond, dan ben je wel verantwoordelijk voor het maken voor die fout. Maar dat betekent nog niet dat jij schuld moet dragen voor het sterven van die ander. Je hebt dat niet zo gewild en het had ook anders kunnen aflopen. Bij schuldgevoelens helpt het als je ze kan uitspreken. Het ontlopen van de tweede rouwtaak kan tot complexe rouw leiden. Helpend gedrag bij een rouwende in pijn is geduld opbrengen voor zijn/haar emoties : de boosheid, de verwardheid, de wispelturigheid, de agressie, het ongeduld…Wees er voor hem/haar en wees bereid en paraat om te luisteren. Probeer ook niet het onderwerp halsstarrig te vermijden. Luisteren is hier het sleutelwoord. Je hoeft geen uitleg of verklaring of vergoelijkingen aan te voeren. Gewoon luisteren. Over wat je beter wel en niet zegt verwijzen we graag naar module twee waarin de clichés over rouw besproken worden.

De derde rouwtaak volgens William Worden is de aanpassing aan het verlies. De wereld is veranderd en zal nooit meer zijn als voorheen. Je agenda is compleet overhoop, er komen taken op je af die je voorheen niet had. Misschien moet je nieuwe vaardigheden leren of zijn bepaalde activiteiten niet langer aan de orde. Je positie is misschien veranderd, misschien ook je status of het niveau van je welstand. Je dagbesteding komt er anders uit te zien. Heel je normen en waardensysteem kan op de helling komen te staan. De rol die je speelde wijzigt. Vooral bij partnerverlies is deze gewijzigde wereld heel frappant en ingrijpend. Maar zeker ook bij ouder of kind-verlies. Soms uit zich dat in hele banale dingen.

‘Mevrouw Schepers woont op nummer twaalf. De buren van de omringende huizen klagen omdat het onkruid in haar tuin een meter hoog staat en het zaad ervan ook in de andere tuinen waait. Niemand durft er haar een opmerking over te maken of een vraag over te stellen. Ze oordelen maar dat mevrouw Schepers niet de energie heeft na het overlijden van haar echtgenoot. Maar dat is het niet. Haar man maaide altijd het gazon, en ze weet gewoon niet  hoe de grasmaaier werkt en welke brandstof er in moet.’

Doordat de omstandigheden veranderen, verander je ook zelf mee. Soms vergt dat een enorme aanpassing.

Merel was een engel. Ze liep altijd piekfijn gekleed. Haar mama koos voor haar altijd de mooiste kleurcombinaties uit en vond het bij elkaar passen van de juiste stijl erg belangrijk. Nooit zou merel de deur uitgaan zonder het gepaste haarlint bij de juiste jurk, of de geschikte sokken bij de bijpassende schoentjes. Merel vond het wel fijn er zo koket uit te zien en kon er lang van genieten als mama uitgebreid haar haren kamde. Nu mama overleden was werd Merel gekleed door de huishoudhulp die daar niet dezelfde tijd en aandacht voor kon nemen. Merels’ outfit werd voortaan bepaald door wat er toevallig die dag bovenin de kast lag. Meerdere dagen na elkaar hetzelfde jurkje kon wel gebeuren en ook de schoentjes werden niet meer zo vaak opgeblonken. Voor uitgebreide haarrituelen was er al helemaal geen tijd meer en het kammen moest snel en efficiënt, was helemaal niet meer leuk en soms zelfs behoorlijk pijnlijk. De omslag maakte dat op latere leeftijd Merel haar uiterlijk helemaal niet meer belangrijk vond. Of juister gezegd : Ze wou er niet te goed uitzien en verwaarloosde zich opzettelijk. Alsof het anders een verraad aan haar overleden mama was. Mama kon er niet meer zijn, dus Merel mocht er ook niet meer koket uitzien.’ 

Veel bij hoe die derde rouwtaak verloopt heeft te maken met de band die je had met de overledene.

Stel de vrouw van de premier. Als de vrouw komt te overlijden zal dat voor de premier ongetwijfeld ingrijpend zijn, en hij zal voortaan weduwnaar premier zijn. Maar als de premier overlijdt, wat wordt zijn vrouw dan? Zij zal dan de weduwe van de premier zijn, maar zal ze nog op alle recepties gevraagd worden? Zal ze nog de notabelen in haar woning ontvangen? Zal haar welstand nog dezelfde zijn? Zal de dienstwagen met chauffeur haar nog ophalen bij de kapper en zal de chauffeur nog haar hondje uitlaten terwijl zij bij de kapper zit? Zullen er nog zoveel mensen in haar leven zijn? Waar zal ze nieuwjaar doorbrengen? Hoe zal het voelen om niet meer aan zijn zijde mee te kunnen op politieke missie naar verre buitenlandse oorden? Kan ze zich de liefdadigheids projecten nog wel blijven veroorloven waarvoor ze altijd de meter was geweest. Waar moet ze gaan wonen nu de ambtswoning voor de nieuwe premier moet geruimd worden? En hoe moet dat zonder het personeel dat de premier van ambtswege had...  ?

Ook je normen- en waardensysteem kunnen op de helling komen te staan na een groot verlies. Dat is een onderdeel van die derde rouwtaak: aanpassen aan de wereld na het verlies. In module drie beschreven we al een aantal voorbeelden van hoe iemands wereld kan instorten en bepaalde overtuigingen overboord kunnen worden gekieperd. In ‘Als ’t kwaad goede mensen treft’ beschrijft de Amerikaans Joodse rabbijn Harold Kushner de storm die hem door elkaar schudt nadat hem wordt meegedeeld dat zijn zoontje aan een ernstige ziekte lijdt en niet lang na zijn twaalfde levensjaar zou sterven. Zoontje Aäron was drie op de dag dat dochter Ariël geboren werd, en op dezelfde dag kreeg de rabbi te horen dat Aäron aan een zeldzame ziekt leed die progeria heette. Aäron zou nooit langer worden dan een meter, nooit haar op zijn hoofd of elders krijgen, en als kind zou hij er als een oud mannetje uitzien. Het was een ‘snelle verouderingsziekte’ en de jongen zou maar met moeite de leeftijd van twaalf halen. Kushner wiens taak als rabbi het was om zelf overal troost te brengen en mensen te gaan opzoeken als ze door groot verlies geveld werden stond plotseling zelf oog in oog met een groot verlies waardoor zijn hele wereldbeeld en godsbeeld danig op de proef werd gesteld. Het is een meeslepend boek en ingrijpend verhaal dat eigenlijk helemaal over deze derde rouwtaak gaat.

Vastlopen in de derde rouwtaak van Worden kan gebeuren door de verandering te willen miskennen. Door geen oplossingen te zoeken voor de hiaten die in je leven zijn ontstaan. In het verhaal van Pauline  in module drie staat decennia na het ongeval van haar man de vervallen Landrover nog onaangeroerd bij het huis zoals die er na het ongeval was neergezet. Ze had de moed niet om het huis te verkopen en alles verkommerde ter plaatse. Vaak leidt het vastlopen in deze derde rouwtaak ertoe dat rouwenden zich terugtrekken uit het openbare leven en een geïsoleerd eenzaam leven gaan lijden. In module twee en drie hadden we het al over Zoë die rouwde over haar pa maar door wie ze ook mishandeld was geworden. Ik kende Zoë nog maar pas in de praatgroep maar verbaasde me een beetje erover dat ze haar pa voortdurend zo ophemelde en er het ideaalbeeld van ophing alsof hij een soort heilige was. Dat wekte mijn argwaan en op een moment buiten de praatgroep, toen ik alleen met Zoë was en ik nader informeerde, kwam het hele verhaal van de mishandeling eruit. Het idealiseren van haar vader was voor Zoë de manier om aan de derde rouwtaak te ontsnappen omdat zij zich niet wenste aan te passen aan de nieuwe realiteit. Zij wilde zichzelf niet erkennen als slachtoffer van misbruik door haar vader. Idealiseren van de overledene is een typische verschijningsvorm daarvan. Bovenstaande is nu heel extreem maar heel vaak zal je bij mensen tegenkomen dat ze bijvoorbeeld een overleden ouder allerlei vermeende fantastische eigenschappen gaan toedichten waarover de betrokkene in werkelijkheid eigenlijk helemaal niet bleek te beschikken. Of zich de kleine kantjes van de overledene niet meer kunnen herinneren.

Harold was een verstokt roker en had de onhebbelijke gewoonte om ook in de wagen te roken, ook als er passagiers bij waren of op restaurant terwijl iedereen nog zat te eten. Verder was Harold best een fijne vent, maar dat roken was iets waar velen zich toch vaak aan geërgerd hadden. Nog geen jaar na zijn overlijden kon zijn oudste dochter zich van dat ‘associaal’ rookgedrag van haar vader volstrekt niets meer herinneren. Alsof het niet haar vader betrof.

Aanpassen aan de nieuwe realiteit betekent van dat geïdealiseerde beeld langsom aan plaats te laten ruimen voor een meer reëel beeld. Zeker bij kindverlies is dit een belangrijk thema.

Nomi en Naomi zijn twee schattige blonde zusjes met een klein leeftijdsverschil. Tijdens  een vakantie eindigt een dag die eigenlijk een plezierig boottochtje had moeten worden in een verschrikkelijk drama. Niet ver buiten de Ierse kust valt Naomi overboord en verdrinkt in het ijskoude water. Tegen de tijd dat haar lichaam wordt opgevist is het te laat en kan geen hulp meer baten. Voor Nomi breekt een verschrikkelijke tijd aan want zij moet verder zonder haar zus. Maar uiteraard ook voor de ouders is het een drama. Vooral de mama van de meisjes gaat er erg ver in Naomi alsmaar te verheerlijken als de engel met alleen maar goede eigenschappen. Naomi wordt verafgood en vertoont alleen maar goede kanten en geen enkel gebrek. De mama heeft het altijd over haar ‘engel’ en haar ‘prinsesje’ en weet iedereen daarmee te vertederen. Ondertussen groeit echter ook de zus Nomi op met het gemis om haar zusje. Maar zij is wel een reëel meisje van vlees en bloed, en dus met haar positieve en negatieve eigenschappen. Zoals iedereen heeft Nomi ook wel haar kleine kantjes. Ze kan onmogelijk concurreren met haar overleden perfecte zusje dat geen fouten maakte. Want zelf maakt ze wél al eens een fout. Haar normale en menselijke bestaan verbleekt naast de perfecte schitterende illusie die haar zusje sinds haar dood is geworden. Nomi’s identiteit lijdt eronder, ze gaat aan haar bestaansrecht twijfelen en sommige mensen weten niet eens haar echte naam. Ze gaat voor hen door het leven als ‘zusje van Naomi’.

Neimeyer geeft acht signalen weer waarop je moet letten bij het vervullen van deze taak en als deze signalen zich voordoen is het gepast om op zoek te gaan naar hulp of ondersteuning. Als je last krijgt van dwanggedrag of verslavingen, als je last hebt van abnormale agressies, als je suïcidaal bent, als je een extreme minachting voor jezelf voelt of een absoluut ongeloof dat het nog goed kan komen. Als je de hoop zodanig kwijt bent dat je niet gelooft dat het nog kan keren. Als je abnormaal sterke schuldgevoelens hebt over alles, ook over dingen die los staan van het overlijden. Als je langdurig neerslachtig of somber bent of als het je niet lukt om simpele dagdagelijkse routinetaken te volbrengen. Al deze signalen hebben betrekking op het niet voor mekaar krijgen van die derde rouwtaak. En er bestaat hulp. Deze signalen zijn normaal in een gewoon rouwproces, maar ze mogen niet permanent worden, want dan is er een probleem. Hulp zoeken is dan geen teken van zwakte maar wel een goed idee.

De vierde en laatste rouwtaak volgens William Worden heeft te maken met herinneren en weer leren genieten. Dat is wat we bij Plan b noemen : leren anders omarmen. Opnieuw omarmen, maar dan anders.

Waar ik heen ga als ik dood ben, dat weet ik niet. Maar ik zal zeker daar zijn waar jij ook bent, telkens je aan me denkt.

Opnieuw leren genieten is makkelijker gezegd dan gedaan. En er zit een paradox aan vast. Enerzijds is het haast onmogelijk om weer ‘plezier’ en ‘genieten’ toe te laten in je leven zo lang je nog helemaal ondergedompeld bent in die pijn. Anderzijds heb je vooral ook tijdens die eerste moeilijke donkere tijd zo nu en dan de absolute noodzaak om even te ontsnappen. Op dat moment is het nog niet echt genieten, maar is het een beetje als een drenkeling die naar lucht hapt. Het zijn de broodnodige momenten van even op adem komen in het slopende gevecht dat het rouwproces is. Enerzijds is het tijdens het rouwen belangrijk om niet te vervallen in een ‘roes’ waarbij je door verdoving of afleiding permanent probeert te ontkomen aan de pijn. Maar anderzijds is het uiteindelijke streven om niet meer permanent in die pijn te vertoeven. Dit is een proces dat wat tijd kan kosten met vele kansen op terugval. Er bestaan heel wat redenen waardoor rouwenden soms niet aan deze taak kunnen toekomen. Eén daarvan kan schuldgevoel zijn. Men is zodanig overtuigd van zijn schuld dat men het zichzelf niet meer kan gunnen of toestaan om nog te genieten. Een andere reden kan zijn dat men denkt geen recht meer te hebben op geluk of genieten vanwege een symbiotische verstrikking met de overledene.

“Wat zou Baps genoten hebben van zo’n cruise op zee. Maar omdat zij het niet meer kan meemaken ga ik mezelf ook niet inschrijven.”

Men is zodanig gefocust op de overleden dierbare dat men  niet aan zichzelf gunt wat ook de overledene niet meer kan meemaken. Een bijzondere categorie in dat ‘niet opnieuw kunnen genieten’ situeert zich op vlak van relaties of verbinden. Een weduwnaar die zelfs lange tijd na het overlijden van zijn echtgenote zich blijft afsluiten voor potentieel nieuwe partners. Vaak komt dat vanwege een combinatie van hierboven genoemde oorzaken. De man kampt bijvoorbeeld nog met een enorm schuldgevoel of ontzegt zichzelf dat recht en vreest zijn overleden dierbare daarmee te bedriegen. Vaak zit het nog dieper en heeft het te maken met de angst om opnieuw gekwetst te worden. Hij heeft al eens eerder de pijn gevoeld een geliefde te moeten afgeven en de vrees om opnieuw diezelfde pijn te zullen ervaren weerhoudt hem ervan om opnieuw de verbinding aan te gaan.

Bijvoorbeeld in de film ‘Message in a Bottle’ waarin Garret Blake treurt om zijn overleden echtgenote Catherine. Garret leert de charismatische vrouw Theresa kennen maar vecht tegen zijn verliefdheid omdat hij niet opnieuw wil gekwetst worden en omdat hij vreest daarmee zijn overleden dierbare Catherine te bedriegen.

Die angst om opnieuw te verbinden kan te maken hebben met hoe je eigen hechting als kind verliep. Voor meer inzicht omtrent dit mechanisme verwijzen we graag naar module drie waarin de hechting uitgebreid wordt uitgelegd. Herinneren en weer leren genieten gaan ook over hoe we het verlies integreren in ons verdere leven. Dat heeft te maken met de plek die de overledene dan in je hart krijgt en in je leven maar ook hoe en welke tastbare herinneringen je wil bewaren. Relikwieën, attributen en memorials zijn hierin een belangrijke. Maar ook de verinnerlijkte aanwezigheid van de overledene.

Of ik al terug aan daten toe was en mijn hart zou kunnen openen voor een ander? Ik wist het niet. Ik stond met een ingezeepte kin voor de spiegel met het scheermes in de hand als op de radio het liedje van Bart Peeters klonk: ‘Wat nog komen zou’. Ik begon me te scheren en neuriede zachtjes mee. Ik dacht liefdevol terug aan de mooie tijd met Loes en ik herinnerde me ook de begindagen daarna toen ik absoluut niet kon verdragen dat die song op de radio kwam. Het nummer had op de afscheidsdienst gespeeld. Verzonken in gedachten merk ik niet dat ik ook de snor mee wegscheer die ik sinds Loes’ overlijden draag. Mijn kinderen hadden daarvan beweerd dat het geen gezicht was en ik die nodig eens moest afscheren wanneer ik terug aan het daten zou gaan. De man uit het spiegelbeeld lacht me vriendelijk toe. Ik vind dat hij er wel frisser uit ziet eigenlijk, met dat nieuwe gelaat zonder die snor.
“…En met hoeveel zijn jullie hier vandaag?” vroeg de ski monitrice, en het antwoord dat ik daarop gaf was : ”Vier. Twee ouders en twee kinderen”. Maar als ze gevraagd had “Hoeveel kinderen heb je?” Dan had ik niet “twee” geantwoord, maar “drie”. Want ik zal Beau altijd blijven meetellen met mijn twee levende kinderen. Ook al weet ik dat ik meestal daarna zoveel moet uitleggen. In het begin was dat knap lastig. Maar tegenwoordig kan ik dat best met de gepaste trots zo benoemen en vind ik het ook altijd weer fijn daar even dankbaar bij stil te staan.
Bedachtzaam keek ik naar de bergtop in de verte. Ik wist dat die op zo’n vierduizend meter hoogte lag. We waren nog maar beneden de tweeduizend meter en moesten eerst nog een rivier over en een dal door. Mijn voeten deden al pijn en ik was moe. Maar de gedachte  aan mijn broer die met zijn veel slechtere conditie ook het hele eind afgelegd had, en zijn as urne in mijn rugzak, met de wens daar boven op de berg ooit begraven te worden…dat stemde me mild en gaf me de vleugels om toch de moeilijke tocht verder te zetten.

Een goede manier om aan jezelf toch het genieten of opnieuw verbinden te gunnen is je te verplaatsen in de positie van de overledene en je in te beelden wat hij/zij ervan zou denken in jouw plaats. Wat zou de overledene  jou toewensen als hij/zij jou nu zou zien. Met jouw twijfel of je jezelf wel het genieten mag gunnen. Meestal is dit helpend om te begrijpen dat het inderdaad OK is om voor jezelf te kiezen, en dat de overledene dat ook zo voor jou gewenst zou hebben.

Slagen in de vierde rouwtaak van Worden is de relatie met je dierbare eren en laten voortbestaan. Je dierbare is er niet meer. Maar je relatie ermee duurt we voort.

Een nieuwer model bekijkt rouw eerder vanuit een overkoepelende (systemische, contextuele) en individuele invalshoek. Het Duale procesmodel van Stroebe en Schut ziet rouwen als een slinger die op en neer gaat tussen herstelgerichte en verliesgerichte beleving. Ik leerde dit model ook te hanteren bij Missing You (*) waar ik praatgroepbegeleider was van de jongvolwassenen te Antwerpen. In dit model wordt rouw gezien als iets met twee kanten. Het ene moment ben je vooral met je verlies en je verdriet bezig en focus je op wat niet meer is, ben je heel erg met de overledene bezig. Het andere moment ben je vooral met je herstel bezig en focus je op je nieuwe leven en de toekomst. Volgens de visie van Stroebe en Schut zijn beide nodig.

(*) Missing You is de vrijwilligersorganisatie die kinderen, jongeren en jongvolwassenen ondersteunt die een dierbare verloren. MY organiseert oa praatgroepen en rouwkampen. Link naar MY kan je op de website van Plan b vinden onder Extra bij bruikbare Links.

Als je alleen met je verlies bezig bent en geen ruimte maakt voor herstel dan kan je vast komen te zitten in complexe rouw. Maar ook omgekeerd, als je je als een bezetene gooit op je nieuwe leven en nooit tijd pakt om stil te staan bij je verdriet, dan kan dat ook tot complexe rouw lijden. Eigenlijk spreekt dit model het vorige niet tegen. Wie alleen maar met herstel bezig is en nooit met verdriet, die neemt eigenlijk de eerste en tweede rouwtaak van William Worden niet waar. Wie alleen maar met zn verdriet bezig is en niet toekomt aan herstel, die komt eigenlijk niet toe aan de derde en vierde rouwtaak. Een illustratie zou kunnen zijn bij het overlijden van een jeugdig kind dat in de extreme verliesgerichte situatie de ouders de kamer onaangeroerd laten. Alles moet blijven zoals het was, het onopgemaakte bed, de knuffel waar die toen lag, de geopende boekentas op de lessenaar. De potloden moeten precies blijven liggen waar ze lagen, er mag niet gepoetst worden en er mag niks verlegd worden of de ouders worden hysterisch. Ze branden voortdurend kaarsjes bij een foto op de schoorsteen en komen niet meer buiten. In het omgekeerde geval bij extreem herstelgericht moet bijvoorbeeld de kamer meteen leeggemaakt en moet alles verdwijnen wat aan het droevige overlijden doet herinneren. Het kinderfietsje wordt snel verkocht en alle kleedjes moeten de deur uit. Men gaat bijvoorbeeld verhuizen, of laat een tatoo zetten, koopt een motor en maakt een wereldreis. Of er wordt heel hard gewerkt en alles moet afleiding zijn om maar niet aan het verlies te denken. Vaak gaan mensen die een kind verloren in deze situatie uit elkaar omdat ook ze ook niet meer de partner kunnen zien zonder aan het kind te denken. Ook alcoholverslaving kan een typische vlucht betekenen naar herstelgericht. Men drinkt om te vergeten, om niet met het verlies te moeten bezig zijn. Wat er nodig is  dat is een gezonde slingerbeweging tussen verlies en herstelgericht. Zoals de metafoor van de slinger zou dan vooral in het begin de slingerbeweging zeer breed zijn en zou men zich  heel erg ofwel aan de verliesgerichte kant ofwel aan de herstelgerichte kant bevinden, maar naarmate de tijd verstrijkt zou de slingerbeweging ook steeds kleiner worden en zouden beide kanten elkaar sneller afwisselen. Tot de slinger uiteindelijk tot stilstand komt. Sommigen interpreteren dat moment alsof de rouw dan gedaan zou zijn, anderen zien het meer als het samenvallen van beide kanten waardoor verlies en  herstel in elkaar integreren. Het duale thema tussen verlies en herstelgericht is iets waarvan in romans en films vaak dankbaar gebruik wordt gemaakt vanwege het spanningsveld tussen beide. Bijvoorbeeld in de film ‘Message in a bottle’ waarover we het daarnet al hadden.

In het begin van de film is duidelijk dat Garret zich aan de verliesgerichte kant van de slinger betreft. Het schildersatelier van zijn betreurde partner ligt er nog exact bij zoals het was toen ze overleed. Garret wordt heel boos wanneer de vrouw Theresa die hij leerde kennen iets verlegt in het schildersatelier. Garret leeft op voet van oorlog met zijn schoonfamilie die aanspraak maakt op de schilderijen van Catherine. De beweging naar de herstelgerichte kant van Garret komt tot uiting in de nieuw ontluikende liefdesrelatie die hij probeert op te bouwen met Theresa. Maar Garret kan zichzelf die liefde niet gunnen  waardoor hij na een clash met Theresa zich volledig op de bouw van het zeiljacht stort waar hij al jaren niks meer aan had gedaan. Zonder te verklappen hoe de film helemaal loopt is typisch herstelgericht dat Garret later de schilderijen weer aan de schoonfamilie schenkt. Het advies van Blakes’ vader Dodge had letterlijk uit een boek van Stroebe en Schut kunnen komen : “Jij kiest, zoon. Het verleden of de toekomst. Kies en blijf bij je keuze…” 

Eigenlijk heeft Dodge hier ongelijk. Gezonder voor Blake’s rouwproces zou zijn dat hij voor beide(n) kiest. Voor de toekomst enerzijds, maar zonder het verleden te miskennen. Door voor Theresa te kiezen zonder het gevoel te hebben daarmee Catherina te verraden of bedriegen die ook een plaats in zijn hart kan behouden. Dat is de integratie van de verliesgerichte met de herstelgerichte kant. Dat zou je ook het slagen in de vierde rouwtaak van Worden kunnen noemen.

Daarnaast wordt het Duale procesmodel ook vaak voorgesteld als een roeibootje waarin je moet roeien met zowel de verliesgerichte als de herstelgerichte riem. Als je maar met één riem roeit, dan blijft je bootje rondjes draaien. Het vroegere logo van Missing You was dat van een geknakte bloem. Het nieuwe logo dat na een geslaagde rebranding door Graviteit het leven zag in in 2019 is een uit papier gevouwen bootje, mede geïnspireerd op dit duale procesmodel dat de zienswijze is die Missing You wil uitdragen. Missing You ontwikkelde ook het laagdrempelige bordspel  Vaarwel om jongeren in klasverband aan te sporen in dialoog te gaan omtrent verlies en verdriet. Ook dit spel is geïnspireerd op het duale procesmodel. Een link naar het bordspel Vaarwel kan je terugvinden op de site van Plan b.

Margaret Stroebe en Henk Schut hebben drie toevoegingen aan het oorspronkelijke model aangebracht. De positieve en negatieve betekenis(re)constructie, de aandacht voor de interpersoonlijke dynamieken en het concept van overload.  Overload gaat over de situaties waarin het bij de rouwende allemaal wel eens teveel kan worden. Anders dan Worden die met het gebruik van de term ‘rouwtaken’ eigenlijk een einde van het rouwproces veronderstelt wanneer de taak ‘vervuld’ is, spreken Stroebe en Schut nooit over een duidelijke einde. Ze zeggen ook niet dat er géén einde is. Ze laten dat eigenlijk in het midden.  Een verdienste van het Duale procesmodel is dat het model enkel beschrijft wat er gebeurt. Welke dynamieken er plaats vinden. Het model schrijft niet voor wat er moet gebeuren zoals het model van Worden dat wél doet. Een nadeel van het duale procesmodel vind ik persoonlijk de wat ongelukkig gekozen termen ‘verlies’ en ‘herstel’. Zo zou het kunnen lijken dat het ene beter is dan het andere. Herstel heeft als term het nadeel om geassocieerd te worden met heling of genezing. Dat houdt een dubbel nadeel in. Enerzijds kan het opnieuw doen veronderstellen dat rouwen een ziekte is waarvan je moet genezen, en anderzijds zou het woordje herstel kunnen veronderstellen dat het iets is waarnaar je moet streven om vooruit te kunnen, terwijl verlies dan juist datgene zou kunnen zijn dat je dient los te laten. Het model beoogt precies het omgekeerde : namelijk dat beide nodig zijn. Alleen zorgen de termen voor verwarring. ‘Loss en restoration’ hadden misschien voor minder verwarring gezorgd indien ze ‘naar het verlies toe’ & ‘van het verlies weg’ of ‘verliesgeoriënteerd & verliesvermijdend’ hadden worden genoemd. Ook in het bordspel ‘Vaarwel’ merken we dat mensen vanwege deze terminologische verwarring soms een welbepaald gedrag in één van beide categorieën gaan onderbrengen en nogal van mening kunnen verschillen in welke categorie het gedrag dan wel precies thuishoort : herstel dan wel verlies. En dat het soms gewoon af hangt van hoe je kijkt. Of  dat bepaalde situaties gewoon ook alle twee tegelijk kunnen zijn. Bijvoorbeeld de motorfiets waarmee je echtgenoot verongelukte laten herstellen en weer verkopen kan zowel het éne als het andere zijn. Door de moed op te brengen van de confrontatie met het wrak aan te gaan en zo opnieuw doorheen alle emoties van het verlies te gaan ben je vast en zeker verlies georiënteerd bezig. Maar door de motorfiets te laten herstellen en opnieuw te koop te zetten ben je toch ook bezig je nieuwe leven in te richten zonder je echtgenoot. Het is hier een combi van verlies en herstel. Een dergelijk gevoel ondervindt iedereen die het huis van een overleden ouder moet gaan leegruimen. Je hebt enerzijds alle herinneringen aan wat er was. Anderzijds is er een duidelijk keerpunt en is het een mijlpaal naar een volgend nieuw hoofdstuk. Vooral de term ‘herstel’ zorgt voor veel verwarring omdat het kan suggereren dat het met ‘herstel’ altijd de goeie richting uitgaat in de zin van ‘herstellen wat stuk was’. Maar het gaat om : ‘weg van het verlies’. In dat opzicht is zich na een groot verlies op de één of andere manier in een roes gaan wentelen door bijvoorbeeld keihard te gaan werken of tot een kloosterorde toe te treden of bijvoorbeeld aan de drank te raken niet echt helpend voor heling. Maar het bevindt zich in de terminologie van Stroebe en Schut wel aan de ‘herstel’ kant. Eigenlijk klopt de slinger niet omdat wég van het verlies er op lijkt dat je naar herstel toe gaat en weg van het herstel lijkt dat je met je verlies bezig bent, maar dat is niet noodzakelijk zo. Als je verlies vermijdt wil het nog niet zeggen dat je met je herstel bezig bent. En als je (nog) niet bezig bent met je nieuwe leven zonder de overledene, wil het nog niet automatisch zeggen dat je je dierbare wel omarmt. Daarom is de pendule een arme metafoor. Persoonlijk denk ik dat er twee slingers zijn. Een verlies-slinger en een veerkracht-slinger. En beide slingeren gelijktijdig en meer of minder hard en niet persé synchroon. Daarom is het beeld van de roeiboot met twee riemen veel bruikbaarder. Als je maar met één riem roeit blijft je bootje rondjes draaien. Roeien met de ene riem verhindert niet dat je ook met de andere roeit. Terwijl in een pendule de slinger niet aan twee kanten tegelijk kan blijven hangen. Verlies en Herstel zijn geen tegengestelden van elkaar maar aanvullingen. De bruikbare metafoor van de roeiriemen is dat er een moment kan zijn waarop je beide riemen kwijt bent. Of het je aan kracht ontbreekt om ermee te roeien. Of de storm waarin je bootje heen en weer gesmeten wordt te zwaar is om zonder hulp  te trotseren. Of je wel wil roeien maar niet weet waarheen omdat er nergens land aan de horizon is…

Gerke Vertriest en Johan Maes schreven honderd jaar na het Rouw en Melancholie van Freud hun DNA van Rouw. Zij stellen hun integratieve model schematisch voor als een driedimensionaal model van twee in elkaar vervlochten helixen zoals bij een DNA streng. De drie dimensies van hoe we een verlies integreren in onze realiteit zijn daarbij :

  • dimensie van de hechtingsrelatie: (her)definiëren van de verbinding (de pijn van de afwezigheid/scheiding)
  • dimensie van het verlies: (her)definiëren van het verlies (de pijn van het verlies/ontreddering)
  • dimensie van het verder leven mét het gemis: (her)definiëren van het leven (de pijn van de ontwrichting/wanhoop)
 

Eigenlijk wordt in dit model de theorie een beetje ingewikkelder voorgesteld dan hoe het in werkelijkheid is. Het model wordt bevattelijker ook wel eens het driesporenmodel genoemd. Daar wordt het ‘spoor’ als metafoor gebruikt, als de voetafdrukken van een strandwandeling. Op zijn website legt Johan Maes uit hoe deze metafoor niet toevallig tot stand is gekomen. “De voetafdruk in het zand is een teken dat iemand daar heeft gelopen. De weemoed die we voelen als we de golfkopjes zien, de zeebries voelen en de einder in de verte vermoeden, vertelt ons iets over de indruk die deze ervaring op ons heeft. En nu wij hier wandelen, laten we zelf een spoor na.” 

Vier redenen inspireerden Vertriest en Maes om ook de metafoor van het DNA te gebruiken. Het DNA als basis van onze oorsprong, de interactie tussen DNA en milieu, het bestaan van het DNA uit bouwstenen die werken zoals het alfabet en tenslotte de helix- vorm van het DNA.

Plan b richt zich bij zijn aanpak vooral op dit integratieve model zonder daarbij de waarde en de inzichten uit de andere modellen uit het oog te verliezen.

Mijn opleiding aan de integratieve academie te Berchem hanteert deze visie, maar ook de andere rouwmodellen werden er onderwezen en besproken.  In de praktische aanpak bij de diverse trajecten van Plan b zitten deze integratieve inzichten verweven. Belangrijkste bij de term integratieve rouw en hoe je het makkelijk kan onthouden is dat dood een integraal onderdeel uitmaakt van het leven, en dat ook rouwen integraal onderdeel uitmaakt van het bestaan. We moeten het niet een plekje geven of verwerken. Het is gewoon een stuk van onszelf geworden. Een onderdeel van wie we zijn.

  • Verlies & je identiteit zijn onlosmakelijk verbonden
  • Rouw kent geen eindpunt, maar is een levenslang dynamisch traject
  • Het gaat erom om het verlies te integreren in je leven zodat het bijdraagt aan je eigen persoonlijke ontwikkeling
  • Rouw verloopt nooit gelijk en is voor ieder anders, zoals ook eenieders DNA uniek is. (vandaar het DNA van rouw)
 

De kritiek die sommigen op het model hebben is het uitgaan van groei. Alsof we steeds moeten groeien en vooruitgaan. Maar ook op die kritiek kan je natuurlijk kritiek hebben. Johan Maes noemt hechting en rouw als de twee zijden van dezelfde munt: onze identiteit. Je bent wat je hebt verloren en je wordt met wie je bent verbonden.  Johan Maes verloor zelf toen hij elf was zijn broer Lieven aan Rubella.

Op de website van Plan b vind je een link naar de site van Johan Maes, evenals een link naar zijn blogs.

Robert Neimeyer, een Amerikaans rouwdeskundige, ziet rouwen vooral als een proces van betekenis geven aan een leven zonder dat de overledene er nog fysiek is. Betekenis geven aan een eigen – nieuwe – identiteit aan de andere kant. Door het verliezen van een geliefde, verandert er immers ook iets bij de persoon zelf.

Deze nieuwere theorieën zien rouwen vooral als een proces waarbij de nabestaande voortdurend beïnvloed wordt door zijn omgeving en zijn eigen omgeving beïnvloedt. Rouwen kan zo als een veranderingsproces, een groeiproces gezien worden, eerder dan als een herstelproces. Deze nieuwe inzichten leren ons dat rouw niet alleen te maken heeft met negatieve gevoelens. Er zijn ook positieve gevoelens mogelijk, waardoor niet iedereen een lang en pijnlijk proces doormaakt. En dat ook dat normaal kan en mag zijn. Niemeyer is prof aan de universiteit van Memphis, schreef dertig boeken, ondermeer over rouwtherapie en verdriet en is redacteur van het tijdschrift Death Studies. Naast rouwtherapeut, schrijver en lesgever schrijft Niemeyer zelf ook gedichten.

Riet Fiddelaers-Jaspers gaf aan de vier  rouwtaken van Wiliam Worden de volgende vier benamingen : Erkennen, herkennen, verkennen en verbinden. Riet Fiddelaers Jaspers is trainer in haar eigen expertisecentrum Omgaan met verlies en schreef verschillende boeken over afscheid. Bijvoorbeeld het boekje : ‘de meest gestelde vragen over kinderen en de dood.’ De links naar haar twee sites (Omgaan met Verlies en In de Wolken) staan allebei op de site van Plan b onder Extra bij Bruikbare Links. Ook Riet Fiddelaers Jaspers baseert zich op het rouwtakenmodel van William Worden, maar aan de vier rouwtaken voegt zij een vijfde rouwtaak toe : rouwtaak nul. Met rouwtaak nul : ‘opvoeden in leven en dood’ bedoelt ze dat we kinderen in feite van jongs af aan moeten leren leven met verlies. Kinderen en pubers kunnen voorbereid worden op het omgaan met verlies, al van voor dat zo’n verlies zich voordoet. De beste omgeving om dat te doen is gewoon thuis, in hun vertrouwde omgeving. Plan b onderschrijft deze denkwijze helemaal. In module twee van dit Rouwatelier vind je heel wat praktische voorbeelden van hoe Plan b dat ziet.

Bij psychiater Erich Lindemann (1944) lag de focus op het innerlijke emotionele proces en het loslaten van de relatie als eindpunt van het rouwproces. Lindemann lag eigenlijk aan de basis van de rouwcounseling omdat hij oordeelde dat ook niet-professionele vrijwilligers konden deelnemen aan de begeleiding van mensen in rouw. Hij staat bekend vanwege zijn onderzoek naar de traumatische effecten van de dodelijkste nachtclub brand uit de geschiedenis van de Verenigde Staten: de Coconut Grove Nightclub. Zeker een belangrijke verdienste van Lindemann was zijn bewijs dat rouw niet alleen psychologische effecten op iemand had maar ook fysieke impact. Niet akkoord zijn we met Lindemann daar waar hij loslaten van de relatie als eindpunt van het rouwproces ziet. Bij Plan b gaan we nooit (verplicht) loslaten.

Anderson beschreef in 1949 het chronische rouwsyndroom, wat iets anders is dan onderdrukte rouw. Hij werd daarin bijgetreden door Parkes in 2002. In zijn boek ‘Helpen bij Verlies en Verdriet’ geeft Manu Keirse verschillende voorbeelden van chronische rouw of levend verlies. Bijvoorbeeld leven met een beperking of een familielid hebben met een beperking is een vorm van levend verlies. In dat opzicht is dit fenomeen iets dat eerder buiten het werkgebied van Plan b valt waar wij ons vooral focussen op rouw na verlies van een dierbare en niet zozeer op alle andere vormen van verlies die er ook bestaan.

John Bowlby beschreef in 1962 rouw als een vorm van scheidingsangst. Bowlby was ook de grondlegger van de hechtingstheorie die we bespraken in module drie van rouwatelier en die ook in module acht bij het f2F proces en belangrijke factor is. Bowlby leerde ons het belang van de moeder-kind band. Hij  ontdekte dat de relatie tussen het kind en zijn moeder tijdens de eerste vijf levensjaren het meest cruciaal was voor socialisatie. Verstoring van deze primaire relatie zou leiden tot een hogere kans op jeugddelinquentie, emotionele problemen en asociaal gedrag. Jong ouderverlies zou zo een belangrijke verklaring kunnen betekenen voor verkeerd begrepen gedrag van zogenaamd moeilijke jongeren.

Titia Liese is bekend voor haar zelfwerkboeken met betrekking tot Verlaat Verdriet, de verlate of ‘uitgestelde’ rouw, een fenomeen dat zich voordoet bij kinderen die op jeugdige leeftijd iemand verliezen en geen kans om te rouwen krijgen. Pas in de latere volwassenheid, wordt een uitgesteld rouwproces doorgemaakt. Titia Liese beschrijft de effecten die het vroeg ouderverlies heeft op het leven van mensen. Zij reikt ook hulpmiddelen aan om praktisch mee aan de slag te gaan en je uitgestelde rouwproces aan te vatten.

Op de site van Plan b staat bij Extra, Bruikbare Links een link naar de site van Verlaat Verdriet van Titia Liese. Je kan er terecht voor info, hulp en zelfhulp. Boeken en activiteiten. Er is een verhalenarchief en er zijn workshops , video’s en delen van ervaringen met lotgenoten. Omdat Verlaat verdriet een relatief ongekend fenomeen is en op veel meer mensen invloed heeft dan algemeen gedacht wordt, heeft Plan b er een aparte module aan geweid : module 6.

Bij de takenmodellen lijkt het model van de Mönnink (2013) veel op dat van William Worden. Herman Mönnink is traumapsycholoog en rouwtherapeut en de grondlegger van de Verlieskunde en Multimethodisch Sociaalwerk in Nederland. Voor de rouwende onderscheidt  hij drie rouwtaken: de aanvaardingstaak, de afscheidstaak en de opbouwtaak. Voor de hulpverlener in verliesbegeleiding onderscheidt hij zes taken :

– Signaalgevoeligheid: de diagnostische taak

– Creatieve zoekhouding: de multimethodische taak

– Herkenning van de psychologische aardbeving: de zingevingstaak

– Oog en aandacht voor omgeving: de sociaal-netwerktaak

– Oog en aandacht voor eigen kwetsbaarheid: de zelfzorgtaak

– Normaliseren van uitingsvormen: de normaliseringstaak.

In het vierlagen gespreksmodel van Polspoel worden de rouwtaken van Worden vertaald naar vier verschillende componenten in een rouwproces: de cognitieve component, de emotionele component, de gedragscomponent en de spirituele component. Polspoel vereenvoudigt de rouwtaken van Worden naar de trefwoorden: feiten, emoties, gedrag en betekenis. Taak 1 gaat over feiten, taak 2 gaat over emoties, taak 3 gaat over gedrag en taak 4 gaat over de zin of betekenis. Polspoels model is eigenlijk een begrijpelijke en praktisch toepasbare uitwerking van het model van Worden via gesprekssituaties.

In 2015 bedacht Marjon Verboom de rouwkubus waarbij de zes kanten van de kubus staan voor de zes componenten van rouw :  persoon, gebeurtenis, gevoel, gedrag, gemis en ondersteuning. Mensen met een verstandelijke beperking drukken zich anders uit en het is voor de hulpverlener niet altijd duidelijk wat ze bedoelen of wat er in hen omgaat. Marjon Verboom bedacht de rouwkubus in 2015 en ontwikkelde het idee verder met partnerorganisatie Sherpa. De verdienste van de rouwkubus is dat je bestaansrecht verleent aan alle aspecten die er mogen zijn. De zes kanten van de kubus bieden aan de cliënt aanknopingspunten om wat er speelt bespreekbaar te maken. De zes kanten van de rouwkubus vermelden elk een verschillende component met bijhorende korte vragen. :

Persoon (Wie ben ik?)

Gebeurtenis (Wat is er gebeurd?)

Gevoel (Wat voel ik?)

Gedrag (Wat doe ik?)

Gemis (Wat mis ik?)

Ondersteuning (Wat heb ik nodig?)

Verboom baseerde zich op meerdere rouwmodellen en verwerkte in haar kubus onder andere de rouwtaken van Worden en het vierlagen gespreksmodel van Polspoel. Verboom stond voor een uitdaging welk rouwmodel ze best kon aanwenden voor haar rouwkubus. De fasemodellen legden het proces teveel vast. De componentenmodellen vertoonden te weinig samenhang. De takenmodellen gaven wel een duidelijke structuur en bieden aan de andere kant ruimte voor de verschillende manieren van rouw en de verschillende volgordes van de taken. Vandaar dat ze zich baseerde op Worden en Polspoel. In module drie van rouwatelier: ‘Sterker na verlies en verdriet‘ tonen we de vier groepen van factoren die invloed hebben op het rouwproces. Je relatie tot de overledene, de omstandigheden van het overlijden, je eigen hechting en je sociale netwerk. Eigenlijk zijn de componenten van Verboom daarin perfect terug te vinden. Persoon (relatie, wie ben ik, hoe ben ik geworden wie ik ben = hechting, hoe stond ik tegenover de overledene), Gebeurtenis (omstandigheden), Gevoel, Gedrag, Gemis (hebben alle drie met de hechting te maken) en ondersteuning (sociale netwerk). De kleurige kubus is een ideaal instrument waarvoor het ontworpen is, namelijk het werken in de gehandicaptensector. Je kan ‘m gebruiken op verschillende manieren. Je kan ‘m werpen als een dobbelsteen of één voor één elke zijde bespreken. Ik kan me voorstellen dat de kubus ook heel geschikt is om op een speelse manier rouw bij kinderen bespreekbaar te maken. In de gehandicaptensector is het niet enkel voor de patiënt een meerwaarde, maar ook de begeleiders kunnen er veel aan hebben omdat op die manier dingen aan de oppervlakte komen die anders verborgen blijven. De kubus wordt ook ingezet op teamvergaderingen. De kubus heeft insteekvakjes waarin foto’s of pictogrammen geschoven kunnen worden. Bij gebruik van de kubus voor andere mensen (niet-mentaal gehandicapten) is het zaak om goed de verbanden te blijven zien tussen alle verschillende zijden van de kubus en de overlappen. Het nadeel van de voorstelling door een kubus kan namelijk zijn dat het daardoor erop gaat lijken alsof alle aspecten afzonderlijke vlakken zijn die elkaar niet overlappen of raken en waarbij sommige vlakken tegenover elkaar komen te liggen. In een holistische visie op rouw heeft elk aspect ook te maken met alle andere en beïnvloeden ze elkaar. Op de site van Plan b vind je een link naar de rouwkubus, onder Extra bij bruikbare links.

Het standaard rouwmodel van Hagman (2002) wordt vandaag nog steeds onderwezen aan toekomstige hulpverleners en door deskundigen gedeeld met het grote publiek.

  1. Er is een identificeerbaar, normaal psychologisch rouwproces met standaardkarakteristieken cf. fases of taken
  2. Rouwen is een privé, intrapsychisch proces van verliesverwerking.
  3. Rouwen heeft een conservatieve en restaurerende functie: herstel van evenwicht.
  4. Rouwen ontstaat als affect automatisch in het individu; ontkenning en onderdrukking van die gevoelens leidt tot pathologie.
  5. Rouwen is een intens droevig gebeuren (met pijnlijke gevoelens als verdriet, boosheid, schuld, etc.) met focus op confrontatie aangaan met de pijn.
  6. De centrale opdracht van rouwen is : losmaken of loslaten van (de hechting aan) de overledene.
  7. De economie van de psychische energie staat centraal in het psychoanalytisch model; de betekenissen die het verlies oproept zijn secundair.
  8. Het normale rouwproces leidt steeds tot een eindpunt, een oplossing, een taak- of fasegewijze progressie naar het herstel, iets waar je overheen komt.

(overzicht komt uit ‘een nieuwe visie op rouw’ van Johan Maes.)

Silver en Wortman reageerden daarop door in 2002 een aantal diepgewortelde culturele opvattingen te ontmaskeren als mythes. Deze mythes veroorzaken vaak meer kwaad dan goed bij bedroefde nabestaanden van een overledene omdat de rouwenden gaan denken dat ze niet normaal rouwen of zoiets. Silver en Wortman benoemen hierbij vier rouwmythes :

  1. Dat na een overlijden de nabestaande door een periode van intense emotionele pijn zou gaan
  2. Dat iedereen doorheen de pijn zou moeten gaan om het verlies te ‘verwerken’ en dat wie dat niet doet gevaar loopt op een afwijking
  3. Dat iedere rouwende zou moeten loslaten of de verbinding verbreken
  4. Dat elke rouwende naar een ‘eindpunt van acceptatie’ dient te gaan en dat er een tijdsduur plakt op de periode van rouw.
 

Spijts de ontnuchteringen die Silver en Wortman weten te brengen in de opvattingen omtrent rouw blijken hogergenoemde mythes harndekkig voort te blijven bestaan. Het zijn vooral de mythes nummer drie en vier waar Plan b veel aandacht aan besteedt omdat die het proces voor de rouwende onnodig lastiger maakt. Over de zogenaamde mythes nummer één en twéé moeten we iets gerelativeerder zijn, omdat dat namelijk verschilt van situatie tot situatie. Plan b is wel de mening toegedaan dat een ingrijpend verlies een grote impact op iemand kan hebben en dat het niet aangaan of uitstellen of onderdrukken van je verdriet wel degelijk schade kan aanrichten aan je persoonlijk welbevinden en/of je gezondheid, zonder dat daarom meteen als een afwijking te etiketteren. Het komt erop neer dat als de pijn en het verdriet en de tranen er zijn, of je voelt deze opkomen : dat je ze dan niet mag onderdrukken. Maar je moet ze ook niet gaan forceren. Dat is een beetje het gevaar van bijvoorbeeld praatgroepen. Het klopt niet dat het uiten van je negatieve emoties gezond is en noodzakelijk. Bijvoorbeeld op een rouwkamp een kind die een papa verloor aanzetten tot huilen als daar eigenlijk niet meteen de behoefte of de aanleiding toe is  en om doelbewust  in die negatieve emotie te gaan: dat richt vaak meer schade aan dan goed. Dat kan leiden tot het cultiveren van negativiteit en werkt ook niet helend. Daarom zijn op dergelijke kampen de creatieve en spelaktiviteiten ook zo belangrijk. Niks moet. Het is een paradox. Tegengehouden tranen richten zeker schade aan. Maar forceren ervan ook. Wenen en snikken bij verdriet zijn zoals het trillen na een traumatische ervaring normale en gezonde reacties van het lichaam. En dat lucht op. Maar het is niet noodzakelijk of ongezond als dat niet aanwezig is.  Er zijn mensen die geen last hebben van die negatieve emoties en toch in rouw zijn. Ze zijn perfect OK, ook al vindt de omgeving dat wat raar. Het is niet omdat je hen nooit ziet wenen en omdat ze er niet neerslachtig of depressief uit zien dat ze niet met hun rouwproces zouden bezig zijn. 

Module twee van dit rouwatelier is volledig gewijd aan mythes rond rouw. Behalve deze vier van Silver en Wortman komen er nog tientallen anderen aan bod.

Professor Van den Bout noemt hogergenoemde mythes rouwsluiers omdat zij een klaar zicht vertroebelen op wat rouw eigenlijk is. Volgens van den Bout (1996) is het bij normale rouw eerder zo dat de band met de overleden erg sterkt blijft bestaan, dan wel dat ze doorgesneden zou worden.

Doka & Martin beschrijven in hun ‘grieving beyond gender’ dat er verschillende patronen kunnen zijn waarop mensen rouwen. Ze maken een onderscheid tussen de meer intuïtieve rouw en de meer instrumentele rouw. Vaak (maar niet altijd) terug te brengen tot de manier waarop vrouwen dan wel mannen rouwen. Van mannen wordt wel eens beweerd dat ze niet rouwen. Ze tonen geen openlijke emoties en het lijkt wel alsof ze gewoon verder doen met hun werk. Dat ze heel gemakkelijk het leven terug oppakken. Van vrouwen lijkt het dan alsof ze alsmaar met hun verdriet bezig zijn en er maar niet overheen komen. Ze wenen ook vaker en hebben het er vaak over met hun omgeving. Hoewel de indruk kan ontstaan dat mannen daardoor veel makkelijker over hun verdriet heenstappen is juist het omgekeerde vaak het geval. Dat komt door de rouwstijl. Mannen hebben vaak een meer instrumentele aanpak, aangestuurd vanuit de ratio. De aanpak is meer cognitief. Zij willen het probleem ‘fixen’. Ze zijn aangeleerd om hun emoties niet  te tonen, hun kwetsbaarheid niet te uiten en ze zijn vaak ook minder communicatief dan vrouwen. Een instrumentele rouwstijl gaat vaak gekenmerkt met de idee dat men wel zelfredzaam is en geen hulp van buitenaf aanvaardt. Doordat vrouwen makkelijker communiceren, makkelijker hun emoties toelaten en makkelijker hulp aanvaarden, rouwen ze vaak efficiënter dan mannen. Mensen die samen een gemeenschappelijk verlies betreuren maar daarbij elk een verschillende rouwstijl hanteren kunnen dan wel eens in conflict komen met elkaar indien ze elkaars rouwstijl niet zien of begrijpen. De vrouw denkt dat de man niet rouwt. Dat doet hij wel, maar dan op zijn manier. Ze wordt er gek van dat hij er niet over wil praten, maar hij kan zich niet zo goed uiten en vindt dat immers alles al eens gezegd is. Hij denkt niemand nodig te hebben, benadert het verlies voornamelijk rationeel en onderdrukt zijn emoties. Hij wil vooral beredderen en sterk zijn. Hij wil ook zijn partner niet lastig vallen met zijn part. Maar zij wil vooral gezien en gehoord worden, wil haar verhaal telkens opnieuw doen en heeft nood aan een brother in arms. Haar intuïtieve aanpak is meer affectief. Plan b erkent dat deze beide rouwpatronen bestaan en de mengvormen ertussen. Het intensieve groepstraject van Plan b, speciaal voor mannen en genaamd ‘Rouwe Bolsters’ wil een antwoord zijn op de manier waarop in het huidige rouwlandschap hulpverlening vooral gestoeld is op de intuïtieve manier van rouwen.

Verschillend rouwen kàn, maar hoeft niet perse een moeilijke dynamiek te brengen binnen een partnerrelatie. Uit de therapeutische praktijk blijkt soms het tegenovergestelde.  Dat het verschil tussen partners juist een waardevolle aanvulling kan zijn of de manier om elkaar af te wisselen in momenten in verlies- of herstelgericht rouwen. Respect en begrip voor elkaars verschillende manier van rouwen is hier cruciaal. Meer over het rouwmodel van Doka&Martin en het genderaspect bij rouwen komt uitgebreid aan bod in module tien van dit rouwatelier: Mannen rouwen anders dan vrouwen.

Olivienne Gauvin, assistent in de Psychologie en Consulent Nabestaandenzorg bij uitvaartspecialist DELA,  onderzocht  in het kader van haar thesis het rouwproces in België bij 600 Belgen (de helft mannen en de andere helft vrouwen) om de verschillen in kaart te brengen. Het intuïtieve en instrumentele model vormde de basis voor het kwantitatieve online onderzoek. Aan de hand van haar resultaten meent ze dat er vandaag 4 rouwstijlen in België aan te tonen zijn, en dat er bij 3 van de 4 belangrijke verschillen tussen mannen en vrouwen zijn. Als rouwstijlen onderscheidt ze daarbij 1) het cocoon rouwen, 2) het therapeutische rouwen, 3) de emotionele ontreddering en 4) het actiegerichte rouwen. Binnen het cocoon rouwen richt men zich vooral op de eigen sociale kring en op het verleden. Nabestaanden hebben veel behoefte om met vrienden en familie gedachten en gevoelens uit te wisselen. Ze blijven vasthouden aan het verleden door bijvoorbeeld troost te halen uit tastbare herinneringen  en praten veel over de overledene met familie en vrienden. Het verlies wordt daarbij als zeer emotioneel ervaren. Volgens Gauvin   komt deze rouwstijl meer bij vrouwen (31%) voor dan bij mannen (24%). Bij therapeutisch rouwen, verwerkt men het verdriet buiten de eigen sociale kring om verder te gaan met het leven. Nabestaanden zoeken bijvoorbeeld professionele hulp (zoals een rouwgroep of een rouwdeskundige) en/of delen herinneringen online (rouwplatforms, facebook, blogs…) om troost te vinden. Ze richten zich op een breder publiek voor de uitwisseling van de rouwervaring en voor het versneld plaatsen van het verlies in de nieuwe realiteit. Dat 35% van de mannen dit vandaag doen versus 22% bij vrouwen wijkt af van de literatuur waar ‘geholpen’ rouwverwerking via bijvoorbeeld zelfhulpgroepen meer aan vrouwen toegeschreven wordt. Uit Gauvins onderzoek zou verder blijken dat vrouwen (24%) meer emotioneel ontredderd zijn dan mannen (16%) na het overlijden van een dierbare. Bij emotionele ontreddering blijven rouwenden in de emotie hangen. Hun leven staat als het ware even stil. Het verlies kan niet geplaatst worden in de nieuwe realiteit. De emotionele ontreddering domineert en kan zorgen voor grote fysieke last, gevoelens van angst, uitputting, desoriëntatie en verwardheid. Actiegericht rouwen correspondeert het meeste met de klassieke ‘instrumentele’ en de meer mannelijke rouwstijl. Men probeert de eigen gevoelens en de omgeving onder controle te houden. Nabestaanden zijn mentaal en fysiek actief bezig via doelgerichte activiteiten (het regelen van de uitvaart, opruimen van de spullen…) om zo het leven verder te zetten. Deze groep gaat ook zelf op zoek naar informatie over de oorzaak van het overlijden. Waar dit in andere onderzoeken hoofdzakelijk als een mannelijke manier van rouwen toegeschreven stond, is er volgens Gauvin geen significant verschil meer tussen vrouwen (23%) en mannen (26%).(bron: Peculiar.prezly.com)

Robert Hansson publiceerde samen met Stroebe en Schut (die van het duale procesmodel)  het Handbook of Bereavement research waarin die oude veronderstellingen over het  rouwproces grondig in vraag worden gesteld. Zij gaan rouw bekijken vanuit verschillende wetenschappelijke benaderingen en disciplines en ontsluieren met hun werk de rouwmythes. Hun belangrijkste conclusies luidden :

  • Rouw mag niet worden gereduceerd tot het noodzakelijk ervaren van pijnlijke emoties
  • De hypothese van de rouwarbeid moet worden gerelativeerd
  • Nabestaanden hoeven niet los te laten, zij verbinden
  • Elke rouw is uniek in intensiteit, duur, betekenis en uiting
  • Rouw is een relationeel, sociaal en interactief proces
  • Rouw biedt ook mogelijkheid tot groei
  • Rouw is een levenslang proces van zoeken naar betekenisvol leven zonder de overledene
 

Bonanno deed onderzoek naar de veerkracht van weduwen na het overlijden van hun echtgenoten.

Janoff-Bulman (1992) beschrijft hoe traumatisch verlies iemand kan beschadigen in zijn basisassumpties rond veiligheid, zekerheid, vertrouwen, bescherming, rechtvaardigheid.

Ook Zisook en Schuchter deden onderzoek naar het blijven bestaan van een band met een overleden partner.

Shapiro benoemde het als volgt: “Rouw is de creatie van een liefhebbende, groeiende relatie met de overledene die de nieuwe psychische of spirituele dimensies van de relatie erkent.”

Furman deed onderzoek naar rouw bij jonge kinderen. Onder andere dankzij Furman weten we nu beter hoe om te gaan met kinderen in rouw. Hoe we hen kunnen ondersteunen bij hun rouwbeleving door emoties niet te onderdrukken, hen niet af te schermen van het gebeuren, wenen en rouwen toe te staan en vooral te beseffen dat zij vaak met een groot schuldgevoel zitten.

Philippe Ariès schreef het boek ‘The hour of our death’ waarin hij de klassieke geschiedenis beschrijft van de Westerse houding tegenover de dood sinds de jongste duizend jaar. Een groot deel van het (Engelstalige) boek is gewoon op internet online te lezen. Ariès beschrijft het proces hoe de dood sinds de Middeleeuwen stilaan taboe is geworden. Ariès hekelt ook de manier waarop we kinderen van de dood weghouden.

“Vroeger vertelde men aan de kinderen dat het kleine zusje gebracht werd door de ooievaar, maar ze stonden mee aan het sterfbed van hun grootvader. Nu weten kinderen zeer jong hoe baby’s ontstaan en ter wereld komen; maar als grootvader sterft worden ze op afstand gehouden en men vertelt ze dat hij in een mooie tuin slaapt tussen de bloemen” (Philippe Ariès 1975)

Ook heel wat hedendaagse rouwdeskundigen hoor je hele wijze en rake dingen vertellen over rouw. Bijvoorbeeld Daan Westerink, die op 14 jarige leeftijd haar moeder verloor. Op de website van Plan b kan je onder Extra bij Bruikbare Links een link vinden naar de hartverwarmende blogs van Daan Westerink.

Pschychotherapeut en psychiater Uus Knops verloor haar broer en schreef daarover het boek ‘Casper, een rouwboek’. Uus Knops wijst er bij alle rouwmodellen op dat we een onderscheid kunnen maken tussen wat er ‘universeel’ aan is en wat er ‘particulier’ aan is. In een You Tube filmpje van Reveil Talks legt ze dat uit aan de hand van een vergelijking tussen soep van een hobbykok en van een top chef. En wat de universele vereisten zijn voor een goeie soep maar hoe ook elke soep particuliere aspecten heeft. Op een recente lezing te Gent op het symposium ter gelegenheid van het twintig jarige bestaan van Missing You legde ze uit dat een rouwproces voor haar gaat over het Erkennen en Verkennen. En over Acceptatie en Activatie. Waarin dan telkens ook een particulier en een universeel aspect zitten. Op de site van Plan b vind je onder Extra bij Bruikbare Links de link naar haar webshop waar ‘Casper, een rouwboek’ te koop is naast ook troostkaarten en haar nieuwste boek ‘op afstand nabij’. Uus Knops bedacht ook de naam ‘onumenten’ bij de cirkelvormige gedenkplaatsen waar mensen elkaar kunnen ontmoeten om individueel of gemeenschappelijk verlies te gedenken. In samenwerking met Veronique Sneyaert bracht ze een troostjuweel op de markt, naar analogie van de vroegere zwarte rouwband. Linken naar Onumenten en het troostjuweel vind je op de site van Plan b.

An Hooghe beschrijft het rouwproces als een model van bedreigde verbindingen : (1) de verbinding met zichzelf, (2) de verbinding met de overledene, (3) de verbinding met de dichte omgeving, (4) de verbinding met de ruimere omgeving en (5) de verbinding met het bestaan. Deze verschillende verbindingen vragen een andere focus in therapie en bepalen daarmee ook de vorm (individuele therapie, relatietherapie, gezinstherapie of groepstherapie/lotgenotengroepen) en technieken die meer gericht zijn op bepaalde verbindingen. Tegelijk zijn de verschillende verbindingen ook heel erg verweven met elkaar en kan de tijdelijke focus in therapie verschuiven van de ene naar de andere verbinding.

Phyllis Kosminsky en John Jordan wijzen met hun ‘Attachement informed Grief Therapy’ op het belang van de hechting bij het doormaken van een rouwproces. Het belang van hechting bespraken we in modules drie (factoren die je rouwproces beïnvloeden) en acht (f2F proces).

Is het nodig om apart ook Manu Keirse nog eens te vermelden ? Als een van de invloedrijkste iconen in rouwland komt hij in de modules van Plan b overvloedig aan bod. Keirse heeft zeer veel betekend voor zowel België als Nederland en heeft rouwen terug op de kaart gezet. Als theoretisch model baseert hij zich op het takenmodel van Wiliam Worden. Keirse voegt niet expliciet de ‘nulde’  taak toe zoals Riet Fidelaers-Jaspers dat wél doet, maar dat wil niet zeggen dat Keirse het belang daarvan zou ontkennen. In zijn boeken pleit Keirse voor een rouwopvoeding op school en meer aandacht voor het vak bij de opleiding van gezondheidswerkers en artsen. Dat is hetzelfde als wat Riet Fidelaers-Jaspers beoogt met haar rouwtaak nul : ‘opvoeden in leven en dood’.

Ook andere grote hedendaagse denkers zoals psychiater en filosoof Dirk de Wachter en professor klinische psychologie Matthias De Smet roepen trouwens op voor het opnieuw plaats geven van de dood in ons leven.

Het gaat er in alle bovenstaande modellen en theorieën niet om wie nu het absolute gelijk heeft en wat er (zogenaamd wetenschappelijk) dan wel het meest juiste of het meest foute is. Wat telt is hetgeen voor jou werkt. Rouw is voor iedereen anders, en bepaalde modellen kunnen wel een houvast bieden wanneer je het eventjes allemaal niet meer zo goed weet. Ze kunnen ook de hulpverlener helpen bij zijn ondersteuning. Maar geen enkele rouwende heeft er baat bij dat jij hem gaat vertellen wat hij nu wel of niet juist dient te doen of te voelen en doorheen welke fase of proces hij nu heen moet.

Het is duidelijk dat een hot item in het denken omtrent rouw juist dat debat is omtrent het wél of niet gebruik maken van ‘fasen’. De reden waarom het gebruik van fasen zo populair is wijst Riet Fidelaers-Jaspers toe aan de grote behoefte van de rouwenden om te willen weten waar ze aan toe zijn. Na een groot verlies zijn rouwenden een houvast kwijt en verlangen ze heel erg naar een nieuwe structuur. “Hoe lang gaat mijn rouw nog duren? Hoeveel meer pijn en verdriet ga ik nog moeten torsen. Hoe ga ik dit volhouden? Gaat het nog terug ooit normaal worden…”  De belofte van fasen geeft aan de rouwende een soort valse schijnzekerheid. Maar rouw gaat zijn eigen weg en houdt zich niet aan deze fasen, dus ze doen meer kwaad dan goed. Rouwenden zijn er ook niet mee geholpen als ze in een bepaald hokje geduwd worden of een opmerking over zich heen krijgen : dat ze te weinig of juist teveel hun emoties laten zien, dat ze niet loslaten etc. kortom: dat ze het niet goed doen. ‘Anderzijds’, zegt Riet Fidelaers-Jaspers, ‘zijn de rouwmodellen waarin de fasen worden losgelaten voor de rouwende soms een doolhof die geen houvast biedt. De rouwende weet de weg niet en vindt de uitgang niet.‘ Voor veel nabestaanden is dat zeer herkenbaar. Ze lopen rondjes en vinden de uitgang niet. Rouwen voorstellen als een model waarin een aantal ‘taken’ zitten zoals in het model van Worden, en waarin rouwen terecht wordt voorgesteld als hard werken, is dan weer zeer herkenbaar voor rouwenden. Zij voelen zich inderdaad vaak doodmoe. Anderzijds lijkt het voorstellen van de beleving van je verdriet als een ‘rouwarbeid’ zoals ook Manu Keirse dat doet als een bijna niet te nemen hindernis voor mensen die al uitgeteld en moe zijn. Dat is een onoverzienlijke  opgave en een zoveelste dwingende opdracht die er in onze super veeleisende maatschappij nog eens bovenop komt voor mensen die het al zo lastig hebben.

Plan b wil zich daarom niet vastpinnen, noch op de fase-modellen, noch op de taken modellen maar wil wel de waardevolle essentie eruit integreren in de aanpak waarbij we jou uitnodigen om je zelf en je verdriet te laten zien. Om helemaal jezelf te zijn. Met wat er is en wat er niet is. Plan b gaat bestaansrecht verlenen aan wat er aanwezig is en met liefde en aandacht luisteren naar jouw verhaal dat gehoord wil worden. Zonder iets van je te verwachten. Zonder er fasen of taken aan te koppelen. Plan b wil ook het perspectief tonen van hoe mooi het kan worden, de hoop bestendigen en het vertrouwen aan te wakkeren van het geloof in je pure zelf. De mooie persoon die jij bent. Door je te laten voelen hoe je geworden bent tot wie je bent en wat je misschien tekort kwam. Door je te laten ervaren hoe waardevol jij bent als uniek persoon en hoe jouw rouw daarmee verband houdt. En door subtiel en beetje bij beetje jou terug volop in je kracht te brengen zodat je weer kan schitteren als jezelf. En hoe je daarbij je betreurde dierbare anders kan leren omarmen.

De realiteit is dat rouwmodellen en theorieën wel goed kunnen klinken en passende schema’s kunnen betekenen voor wie er theoretisch mee bezig is, maar als je zopas met verlies geconfronteerd wordt, dan staat de wereld op zn kop. Dat is zo onvoorspelbaar en verscheiden dat er geen enkele universele aanpak zaligmakend is. Ook heb je op dat moment weinig boodschap aan zo’n model.

Geen enkele theorie brengt je geliefde terug.
Het allerbelangrijkste is dat je gewoon jezelf mag zijn en je gezien en gehoord wordt.

VERLAAT VERDRIET

 

De namen van de in deze module gebruikte voorbeelden zijn fictief.

Een bijzondere vorm van rouw die we in deze zesde module willen bespreken is ‘uitgestelde’ rouw, of verlaat verdriet zoals het ook wel eens genoemd wordt. Uitgestelde rouw of verlaat verdriet gaat over de rouw van volwassenen die toen ze kind waren een ouder hebben verloren. In module twee ontmaskerden we al het cliché van “ze-zijn-nog-te-klein-om-het-te-snappen” en in module drie zagen we het voorbeeld van Tinneke en wat op jonge leeftijd het verlies van haar mama met haar gedaan heeft en de gevolgen die ze daarvan ondervond in haar verdere leven.

Titia Liese was acht jaar toen ze in 1957 haar mama verloor. Door dit vroege verlies veranderde haar levensloop drastisch, ook al ging het leven onverminderd voort. Ze volgde onder meer een opleiding tot lerares beeldende vorming en werkte jaren als leerkracht. In 1995 gaf ze in Nederland de eerste workshop die gericht was op verlaat verdriet: Taal en Teken. Titia Liese schreef ondertussen meer boeken over het thema waaronder ook een werkboek Verlaat verdriet. Op de site van Plan b bij Links vind je de link naar haar site VerlaatVerdriet.nu. Heb jij op jonge leeftijd een (of beide) ouder(s) verloren? Dan kan je op de website verlaat verdriet twee zelftests doen waarmee je kan onderzoeken of jij ook een verlaat verdrieter bent. Dat hoeft niet per se zo te zijn. Had je een goede hechting met de overblijvende ouder en werd je goed ondersteund, heb je je rouw als kind goed kunnen beleven, dan is uitgestelde rouw misschien helemaal niet op jou van toepassing. Titia Liese beschrijft op de achterflap van haar “(Ver)Werkboek Verlaat verdriet” een aantal kenmerkende belemmerende patronen die vaak herkenbaar zijn voor mensen die jong ouderverlies meemaakten:

  • Een fundamenteel gebrek aan zelfvertrouwen
  • Nooit voluit kunnen genieten
  • Je altijd buitengesloten voelen
  • Altijd alles onder controle willen houden
  • Angst voelen om niet ouder te worden dan je moeder/vader werd
  • Weinig incasseringsvermogen
  • Gekweld worden door chronische lichamelijke pijnen
  • Je bewust zijn van je eigen sterfelijkheid zowel als de sterfelijkheid van je naasten
  • Je vaak extreem vermoeid voelen

Bovenstaande patronen beheersen vaak het leven van een Verlaat-Verdrieter, zelfs wanneer die dat zelf niet linkt aan het jeugdige verlies. En misschien zelfs vooral dan. Niet zelden werd uit een soort van zelfbescherming reeds op zeer jonge leeftijd het verdriet naar de achtergrond verdrongen als een pijn die niet gevoeld wil worden. De overleden ouder wordt bijna letterlijk vergeten en het verlies wordt afgedaan als iets waarvoor je toen nog te klein was en waarmee je in je leven eigenlijk niet echt bezig bent geweest. Vaak denken verlaat-verdrieters wel eens, -voordat ze toe zijn aan hun proces van uitgestelde rouw- dat het verlies hen niet echt geraakt heeft en eigenlijk geen deel uitmaakt van het leven. Maar onderliggend blijken er allerlei klachten te zijn waar geen verklaring voor is. En op een dag wordt dan toch het verdriet (verlaat) aangeraakt en komt het in zijn volle hevigheid naar boven. Het alsnog aangaan van je uitgestelde rouwproces brengt je terug in contact met je overleden ouder en helpt je om je te bevrijden van de belemmerende patronen die je hebt ontwikkeld.

Ook Mieke Ankersmid schreef drie boeken over het thema en richt samen met Ilma Trip ‘Leven met Verlies’ retraites op Terschelling in, en verlaat verdriet-workshops te Huissen. Links naar de websites van beide grote madammen kan je vinden op de site van Plan b onder Links. Ankersmid wijst erop dat we kunnen ervaren dat verliezen uit het verleden niet in het heden spelen maar bij vroeger horen en dat we dat bewust kunnen beleven. ‘Wanneer de energie van verdrongen emoties weer gaat stromen, komt deze beschikbaar voor groei en ontwikkeling.’ Doel is om geen slachtoffer te blijven van wat je is overkomen, maar te zorgen dat je door de pijn heen weer in contact komt met je innerlijke kracht waardoor je het huidige leven open en met vertrouwen tegemoet kunt treden.’ Zelf verloor Mieke Ankersmid haar mama toen ze twaalf was. Ze werkt veel met mindfulness en schreef er ook een boek over. Ankersmid en Titia Liese hebben samen ook workshops georganiseerd voor dochters die als kind hun moeder verloren.

In Ankersmids boek ‘Verlaat verdriet’ worden de hoofdstukken waarin de problematiek beschreven wordt afgewisseld met stukken over wat er jaren later nog aan te doen is. De eerste twee hoofdstukken gaan over het effect van ouderverlies op het leven van een kind. Het spreekt voor zich dat hier uitvoerig wordt ingegaan op de hechtingsproblematiek en wat de gevolgen kunnen zijn van een beschadigde hechting. We hadden het hier al over in eerdere modules, maar nergens zo duidelijk als bij verlaat verdriet zie je wat een verstoorde hechting kan aanrichten bij het kind en in zijn latere volwassen leven. Het vroege verlies van een ouder kan een disbalans in een gezond hechtingspatroon veroorzaken en leiden tot de angst om opnieuw te binden. Het vertrouwen dat de ander beschikbaar is en zal blijven is beschadigd. Ook op latere rouwprocessen heeft dat zijn invloed, zoals we al zagen in module drie.

In het eerste hoofdstuk van Ankersmids boek wordt het verschil belicht naargelang de leeftijd waarop het verlies plaatsvond, alsook de kwaliteit van de relatie tussen het kind en de overleden ouder. Ook doodsoorzaak en karaktereigenschappen van zowel achtergebleven kind als overleden ouder(s) spelen uiteraard een rol. Hoofdstuk twee legt uit dat uiteraard ook de kwaliteit van de omgeving waarin het gekwetste kind achterblijft van grote invloed is. Veel hangt af van hoe de achterblijvende ouder reageert op het verlies. Wordt die depressief, gaat die de slachtofferrol op zich nemen en bijvoorbeeld een drankprobleem ontwikkelen, in isolement geraken en ‘meegaan in de dood’?  In zo’n geval kan de overgebleven ouder er niet zijn voor het kind en verliest het kind de facto beide ouders. De overgebleven ouder kan ook net doen alsof er niets ingrijpends gebeurd is en zo snel mogelijk weer ‘gewoon’ verder gaan met het leven. Dat is herstelgericht vluchten  zoals we al besproken in module vijf bij het duale procesmodel van Stroebe en Schut.

“Ik mocht op vakantie gaan op de boerderij bij een vriendinnetje. Ik was ongeveer een week weg. Ook daar werd er niet over gesproken alsof men mij van het verdriet wilde weghouden en ik gewoon fijn op vakantie was. Kwam het toch ter sprake dan begon men snel over iets anders. Stelde ik een vraag over mijn mama dan was het alsof ik tegen een muur praatte. Of dat ik een soort andere taal sprak waardoor hetgeen ik vroeg bij de ander binnenkwam als een heel andere vraag. Ik kreeg dan ook nooit het antwoord op mijn vraag. Alsof ik ze eenvoudigweg niet gesteld had. Men probeerde mij te behoeden voor de rauwe werkelijkheid van het échte antwoord. Maar als ik er achteraf over nadenk dan waren het misschien mijn vragen die voor hen te confronterend waren. Ik herinner me nog alsof het gisteren was dat ik toen ik daar die week was een keer vroeg: “Kan ik naar mama toe?” dat Kaatje mij toen antwoordde: “Kom, ga je even fijn mee in de moestuin een grote pompoen uitzoeken?” Ik dacht toen écht dat we een pompoen naar mama zouden brengen. Of dat zoals in het sprookje van Assepoester waar de goede fee de pompoen in een koets veranderde, er misschien ook een fee zou zijn die mama kon terugbrengen of zoiets. Ik realiseerde me pas jaren later dat de vragen die ik stelde altijd gewoon straal genegeerd werden. Alsof ik nooit naar mama gevraagd had en écht zo graag naar die verdomde moestuin toe wilde. Ik herinner me nog de uitgeholde Halloween-pompoenen met de theelichtjes erin. Als kind ben ik er jaren lang doodsbang van gebleven. Het was alsof de pompoenen me uitlachten, mijn mama van me hadden afgenomen en op de loer lagen om mij ook te grazen te nemen. De griezel van Halloween was jarenlang een échte griezel voor mij. In mijn latere tienerjaren snapte ik dat dit niet meer normaal was en ben ik met mijn angstpsychose naar een brainspotter gegaan. Daar pas kwam ik erachter dat het met het jeugdige verlies van mijn mama te maken had. Men had mij weggehouden van de realiteit. In mijn verbeelding als kind hadden de pompoenen onbewust een belangrijke rol gekregen. Sinds ik mijn uitgesteld rouwproces ben aangegaan, is dat allemaal veranderd. Als ik nu de dansende kaarslichtjes in een Halloween-pompoen zie, dan voelt het alsof mijn mama bij me is en naar me lacht. Ik heb tegenwoordig zelfs pompoensoep terug leren lekker vinden.”

Niet gezien zijn in je verdriet betekent niet perse dat niemand jou ooit naar je gevoelens gevraagd heeft of dat er niemand in je omgeving om je bekommerd was. Het kan best wel zo zijn dat mensen wel interesse hedden voor jou en jouw verdriet, maar dat je zelf de boot afhield. Je meed zelf de belangstelling, je wilde immers niet anders zijn dan de andere kinderen. Wellicht voelde je je niet erg op je gemak wanneer jou vragen werden gesteld waarnaar je eigenlijk liever niet wilde luisteren. Misschien sloot je je liefst wel helemaal af waardoor het voor anderen kon gaan lijken dat het eigenlijk wel prima met je ging.

“Na een week op de boerderij was ik weer bij papa. We woonden in het oude stadscentrum van Gent in zo’n prachtig middeleeuws pand met een trapgeveltje. Papa had er ook zijn zaak. Hij werkte harder dan ooit tevoren. Het leven ging gewoon door alsof er nooit iets gebeurd was. Frie werd toen onze fulltime huishoudster die alle taken had overgenomen die mama vroeger deed. En zoals mama voorheen gedaan had hielp Frie papa mee in de winkel. Niet zo lang daarna zijn ze getrouwd. Van mij werd verwacht dat ik Frie gewoon als mijn mama zou zien alsof het nooit anders geweest was. Over mijn echte mama werd niet meer gesproken. Ik denk dat ik ze toen ook stilaan echt begon te vergeten.”

De overgebleven ouder kan voor het kind ook ‘verdwijnen’. In de prachtige  Franse komedie Le Fabuleux Destin d’Amélie Poulain (2001) van Jean-Pierre Jeunet vertolkt Audrey Tautou de de hoofdrol van de mooie drieëntwintigjarige Amélie. Zij verloor haar mama toen ze nog een kind was. In de film, die heerlijk romantisch maar ook tragikomisch is, vond het overlijden plaats doordat iemand van de Notre Dame in Parijs afsprong en bovenop de moeder van Amélie terecht kwam. Sedertdien is haar papa geheel afwezig en ziet hij Amélie eigenlijk niet meer echt staan. Hij stelt automatische vragen, maar luistert nooit écht naar het antwoord. Amélies vader sluit zich af van de buitenwereld en bouwt een mausoleum voor zijn vrouw. De vader is arts maar raakt Amélie nooit aan. Behalve wanneer hij haar medisch onderzoekt. Dan stijgt telkens Amélies hartslag vanwege het enthousiasme voor de aanraking, waardoor haar vader denkt dat ze een hartafwijking heeft.

Aanwezigheid van de ouder is van extreem belang, maar ook aanraken en knuffelen is zeker bij kleine kinderen, onontbeerlijk voor een veilige hechting. In vele gevallen kan de overgebleven ouder dit na het verlies niet meer opbrengen waardoor het gekwetste kind eigenlijk een groot tekort oploopt in een basisbehoefte die even belangrijk is als ademen of eten en drinken.

Nog een groter probleem wordt het wanneer van het kind verwacht wordt dat het de functie of een deel van de functie overneemt van de overleden echtgenoot.

“Ik was pas elf, maar plotseling de oudste vrouw in huis. Ik zorgde voor mijn kleinere broertje zoals mijn mama dat altijd had gedaan. Ik naaide de knopen aan papa’s jas. Ik ging geheel in mijn eentje op zaterdag naar de markt met in de charette (boodschappenwagentje) de dikke portemonnee van mama met soms wel duizenden franken erin. Achteraf bekeken echte waanzin om een kind met een dergelijke verantwoordelijkheid over het straat te laten lopen. Ik deed de boodschappen voor de hele week en was min of meer verantwoordelijk voor het huishoudbudget. Papa wilde ook graag dat ik zijn rookmaatje was. Ik leerde van hem sigaretten roken toen ik maar elf was. Daar was ik heimelijk wel trots op en het gaf me een heldenstatus bij mijn vriendinnen. Papa was als hobby portretfotograaf en ik vond het wel leuk voor ‘m te poseren met de naaldhakken en de lingerie van mama. Ik had op een keer de foto’s meegenomen om bij mijn vriendin mee op te scheppen. Ik hoorde pas later dat het uiteindelijk aan de moeder van die vriendin lag dat er nadien een sociaal assistente bij ons aan huis kwam en ik nooit meer bij papa mocht slapen.”

Els van Steijn gebruikt in haar boek ‘De Fontein’ deze metafoor voor het familiesysteem. Wanneer je taken of delen van taken toegemeten krijgt die niet bij jouw echte plek in het familiesysteem horen, dan zorgt dat voor een verstoring van de dynamiek. Zoals zij dat noemt: ‘je staat dan niet op je juiste plek in de fontein’. Dat hoeft daarbij niet meteen over seksueel misbruik te gaan of iets dergelijks. Elke vorm waarbij je de rol toebedeeld krijgt die eigenlijk niet bij jou als kind hoort kan disbalans brengen. Niet alleen in je eigen ontwikkeling, maar het zorgt voor een verstoring van het hele familiesysteem. In Johan Maes’ recente rouwroman ‘Het Lazaruseffect’ is hoofdrolspeelster Jolien zelf nog klein wanneer ze haar veel jongere zusje Merel aan de hand mee naar school moet nemen. Op een onbewaakt ogenblik weet Merel zich toch los te rukken en komt ongelukkiglijk onder een vrachtwagen terecht. Ze is op slag dood. Haar leven lang achtervolgt Jolien het schuldgevoel voor de dood van haar kleine zusje. Maar het was niet Joliens’ schuld. Het kan nooit de taak zijn van een klein kind om verantwoordelijkheid te moeten dragen voor een ander, nog jonger kind. Dat is uitsluitend de taak van de ouders. Bij ouderverlies wordt soms door de overblijvende ouder een dergelijke verantwoordelijkheid afgewenteld op de schouders van een kind, en dat is nefast.

Gelukkig kan de overgebleven ouder na verlies ook op een geheel andere manier reageren. Door de zorg voor de kinderen goed op te pakken, de herinnering aan de overleden ouder levendig te houden, ruimte te maken voor elkaars verdriet.

“Nadat mama was verdronken, is papa halftijds gaan werken. Hij heeft toen het jacht te koop gezet en ook de ranch verkocht. Ik heb lange tijd gedacht dat het was omdat hij op de boot en op de ranch niet meer kon komen omdat die hem teveel aan mama deden denken, dat hij de boot had weggedaan omdat die mama van ons had weggenomen. Ik dacht dat hij voltijds werken niet meer aankon. Toen we kleiner gingen wonen en hij ook de Bentley wegdeed en nog maar één paard wilde houden in de plaats van alle acht, dacht ik aanvankelijk dat hij in financiële nood zat. Maar nadien heb ik begrepen dat hij dat enkel maar had gedaan omdat hij door dat verlies was gaan beseffen wat belangrijk voor hem was in het leven en dat meer wilde gaan koesteren. Door minder te werken had hij meer tijd om met ons door te brengen. Daar zal ik hem eeuwig dankbaar voor blijven.”

Behalve opgelegde verantwoordelijkheid verwerven kinderen bij jong ouderverlies soms ook zelf een soort ongezond verantwoordelijkheidsgevoel dat voortkomt uit de angst om de andere ouder te verliezen. Ze doen alles om het de overblijvende ouder naar de zin te maken en laten hun eigen verdriet niet zien om het voor de overgebleven ouder niet nog erger te maken dan het al is. Ze willen niet dat ook deze ouder uit het leven zou verdwijnen. Dergelijke kinderen zetten vaak hun eigen verdriet opzij om er te zijn voor de overgebleven ouder. Ze lopen op de tippen van hun tenen om de andere ouder bijkomende pijn te besparen.

 

“Terwijl pa bij klanten was ben ik in zijn bureau gegaan. Ik wist waar hij zijn dagboek bewaarde. Ik had toen volgende passage gevonden die hij de avond tevoren geschreven moet hebben. ‘…Lieve Elly, schat van me, wat mis ik je vreselijk. Vandaag heb ik Leentje mee in de visserssloep genomen. Ik besef dat ik wat afwezig was. Het was zij die me erop moest wijzen dat er aan de dobber gerukt werd en me vroeg waarom ik de vis niet ophaalde. Ik zag het niet eens terwijl ik er op stond te kijken. Zo was ik met mijn gedachten bij jou. Leentje heeft er gelukkig weinig last van zo te zien. Ze is het zonnetje zelf en altijd erg lief. Ik denk dat kinderen flexibel zijn en gemakkelijk vergeten. Ze is er al overheen, waarschijnlijk, of misschien beseft ze niet goed wat er gebeurd is. Ik begin zelf ook maar niet over jou. Ik wil ze niet terug haar mama doen missen…’ 
Mijn aanpak werkt dus. Pa gelooft vast dat ik niet om mama treur. Ik denk dat ik dat maar blijf doen op die manier. Huilen doe ik wel als hij er niet is. Ik denk dat ik maar eens wat vaker in dat dagboek van ‘m kom neuzen. Het brengt me altijd eventjes bij mama terug.”

Vaders met kinderen, die hun echtgenote verliezen, hertrouwen soms redelijk snel. Heel vaak wordt in deze beslissing niet naar de beleving van de kinderen gevraagd. Je kan van een kind niet zomaar verlangen dat het zijn/haar stiefmoeder-plusmoeder(*) als nieuwe mama aanvaardt.

(*) Het meer vriendelijke woord ‘plusouder’ werd in 2008  door de vzw Stiefouder in het leven geroepen ter vervanging van het vroegere wat strengere woord ‘Stiefouder’. Dat was een begrijpelijk initiatief van de stiefouders zelf die daarmee de kwalijke reputatie van de oude benaming wilden aanvechten. Behalve in de getuigenissen zelf proberen we in deze tekst consequent het woord plusouder te blijven hanteren met alle respect naar de rol van de plusouder als zodanig, maar wel in het volle besef dat zij niet de biologische ouder zijn en systemisch gezien ook nooit die plek kunnen innemen. Hoe goed een plusouder die taak ook tracht waar te nemen, -en soms misschien zelfs beter dan dat de echte ouder dat zou gekund hebben-, zij kunnen die niet volwaardig vervangen. De biologische ouder moet het bestaansrecht behouden, ook na overlijden.

De nieuwe partner van hun vader neemt een rol op die voorheen aan hun eigen moeder toebehoorde. Dat er gespannen verhoudingen ontstaan tussen kinderen en plusouders is meestal niks persoonlijks. Het gaat om de plaats die ze innemen en de rol die ze vervullen. De nieuwe plusmoeder staat op de plaats waar je moeder had moeten staan. Dat neem je niet zomaar in dank aan. Het kind moet de ruimte krijgen om te wennen aan deze nieuwe situatie en moet erkenning krijgen voor het gemis. Soms kan het logistiek een goede oplossing lijken. De taken die de weggevallen ouder deed kunnen terug worden opgenomen en er kan weer door twee verzorgende ‘ouders’ liefdevol naar het kind gekeken worden. Het is vooral van belang dat er dan ook plaats is voor de emoties van het kind en dat het verdriet, de emoties en de boosheid om het gemis er mogen zijn. Onderdrukte gevoelens zullen tot opstandigheid leiden en het nog moeilijker maken om de nieuwe partner van de vader te accepteren. Dat vertroebelt ook de relatie met de vader die op zijn beurt troost zal zoeken bij zijn nieuwe partner en nog meer van zijn kind verwijderd zal worden. Het is van het allergrootste belang dat het kind in zijn gevoelens gehoord, gezien en erkend wordt in zo’n situatie. De kwalijke reputatie van plusouders in allerlei sprookjes (daar stiefouder geheten) vindt vaak zijn oorsprong in deze onverbiddelijke werkelijkheid. De nieuwe partner van papa mag dan een bekoorlijke, beminnende en zorgzame lieve vrouw zijn, voor het kind staat ze op de plek waar mama had moeten staan en gaat ze met de liefde lopen die voor mama had voorbehouden moeten blijven.  Veel hangt hier af van de leeftijd van het kind. Kleine kinderen zullen vaak makkelijker de overgang aanvaarden dan pubers. Dat heeft met de eigen ontwikkelende identiteit te maken en de rol die de overleden ouder innam.

Bij het overlijden van de vader gaat het vaak heel anders. Overgebleven moeders blijken meestal niet zo snel te hertrouwen. Kennelijk vertrouwen zij hun kroost niet zo gemakkelijk toe aan een nieuwe pluspapa. Misschien komt dat doordat moeders vaak met de zorg van het huishouden en de kinderen bezig zijn en ze de vaderfiguur in de praktische bereddering van het gezin minder erg ontberen. Alleenstaande vaders blijken na partnerverlies nog al eens makkelijker ontredderd te zijn dan alleenstaande moeders. Wanneer de alleenstaande moeder angstig van aard is of een financieel onzekere situatie heeft, dan kan ook dat wel eens gedebiteerd worden op de rekening van de kinderen. De gezinsoudste wordt bijvoorbeeld tot een soort heldhaftige beschermridder gepromoveerd of moet mee gaan werken om het gezin te kunnen onderhouden. Een slecht scenario is het indien de angstige weduwe uit onveiligheidsgevoel met de eerste beste stoere bink aanpapt die haar ontwrichte gezin moet komen beschermen. Niet alleen wordt in die rol vaak het verkeerde soort mannen aangetrokken die zelf uit een Verlaat verdrietsituatie komen, maar bovendien worden dergelijke would-be helden zelden geaccepteerd door de kinderen. De angst van de moeder wordt in zo’n situaties heel vaak overgedragen op de kinderen terwijl de komst van de nieuwe plusvader door de kinderen niet ervaren wordt als meer veiligheid. Dikwijls is het andersom en ontwikkelen kinderen, vooral meisjes, juist omwille daarvan in hun latere partnerleven een angst voor ‘sterke’ of ‘dominante’ mannen. Erger is het nog indien in een ongelukkig huwelijk de  weduwe klappen kreeg van haar overleden man. De kans is niet gering dat de vervangende partner opnieuw een agressieve man zal zijn.

Bijzondere situaties zijn die waarbij voor het overlijden de ouders reeds gescheiden waren. Als het kind bijvoorbeeld bij de overleden ouder woonde dan is de kans heel groot dat het bij de andere ouder terecht komt. Dit is misschien de ouder die inmiddels al een andere partner heeft. Het kind komt in een volledig nieuwe omgeving terecht en moet tegelijk met de overleden ouder ook de rest van zijn/haar veilige vertrouwde omgeving afgeven. Dat doet wat met een kind.

“Mijn vader was brandweerman. Mijn ouders waren gescheiden toen ik maar vier was en ik woonde al negen jaar alleen met hem. We woonden in een houten steigerhuis aan het meer, dat we ‘the lakehouse’ noemden. We hadden het er erg naar onze zin. Toen mijn vader bij een reddingsoperatie zelf het leven liet in een felle woningbrand, kwam ik voorgoed bij mama en haar toenmalige vriend terecht. Ik kon er geheel niet aarden. Alles was er anders. Vaak ging ik nog terug naar het leegstaande steigerhuisje aan het meer en glipte ik langs het kelderluik naar binnen. Dan kon ik uren op mijn oud leegstaand kamertje over het meer turen, met mijn kin op de vensterbank. Dan was het alsof mijn papa nog bij me was. Ik ben nog dikwijls naar ‘the lakehouse’ terug gegaan, zelfs nog na die ene keer dat ik er door de politie was opgepakt. Op een dag zag ik dat het te koop stond en knapte er iets in me. Toen heb ik een blik benzine naar boven gesleept en  over de binnentrap leeg gegoten. Daarna heb ik een lucifer aangestoken. Ik wist die dag niet wat me bezielde maar ik denk niet dat het mijn plan was om zelf de brand te overleven. Zoveel jaren later kan ik begrijpen dat ik destijds enorm veel geluk moet hebben gehad en kan ik dankbaar zijn dat ik gered werd. Ik herinner me nog als de dag van gisteren de vriendelijke maar angstige ogen van Guido, de brandweerman die me gered had. Zijn angst was niet voor de rook of voor het vuur, maar omdat hij bang was me niet te kunnen redden. Guido was de beste vriend en collega van mijn vader. Jaren later vertelde hij me dat toen ze de oproep voor ‘the lakehouse’ hadden binnengekregen hij onmiddellijk instinctief wist dat ik er binnen zou zijn. Zijn grootste angst was dat hij te laat zou komen. Hij vertelde me ook over mijn vader en dat hij een goede brandweerman en een echte held was. De dag van zijn overlijden had mijn vader een volledig gezin van beide ouders en drie kleine kindjes gered. Tegenwoordig is op de plaats waar vroeger ‘ the Lakehouse’ was een pasta-pizza restaurant gevestigd. Spaghetti Laghetto. Ik ga er af en toe wel eens, niet zo vaak. Ik zet me dan steevast op diezelfde plek waar vroeger ongeveer mijn kamertje moet geweest zijn. Vanop die plek kan ik de pizza-oven goed zien. En als dan het ovendeurtje open gaat, kijk ik in de vlammen en zoek ik er mijn vader.”

Het derde hoofdstuk in het boek van Ankersmid handelt over het belang van het onder ogen zien van het eigen verliesverhaal en het getuigen erover. Als grootste probleem wordt door verlaat verdrieters meestal het stilzwijgen benoemd. Dat er niet meer gesproken werd over de overleden ouder en men niet terecht kon om zijn verdriet te delen of zijn emoties te uiten. Alsof de overleden ouder ophoudt te bestaan en zijn/haar leven geen betekenis heeft gehad. Anders dan volwassenen die met hun verhaal nog wel eens bij elkaar terecht kunnen, is het voor kinderen die een ouder verloren vaak heel moeilijk om ergens met hun beleving of hun verhaal terecht te kunnen. Volwassenen blijken erg onhandig te zijn kinderen daarin te betrekken. Soms doen ze dat ook opzettelijk niet met de beste bedoelingen, om de kinderen niet onnodig nog met extra leed te belasten. Zo kunnen kinderen vaak hun versie van het verhaal niet kwijt. Kinderen die in zo’n situatie een dagboek bijhouden hebben al een enorme streep voor en leiden later in hun volwassen leven vaak ook een minder complexe verlate rouw dan volwassenen die dat als kind niet deden.

Verlaat verdrieters benadrukken veelal hoe ze geleden hebben onder de stilte. Zoals we ook in eerdere modules al vernamen omtrent alle rouwenden, maar vooral bij mensen met verlaat verdriet, is het kenmerkend hoe helpend het kan zijn om hun verhaal te kunnen vertellen en de opgeroepen gevoelens te kunnen delen. Ook knuffels of huisdieren kunnen voor een kind met ouderverlies een geweldig geduldig luisterend oor zijn dat verschil maakt. Tegenover anderen echter, en ook tegenover vriendjes en vriendinnetjes, durft een kind er vaak niet over beginnen uit schrik om de ander ermee te belasten of om triest of zielig gevonden te worden.

“Toen kwam de dag dat ik mijn pony ‘Stripe’ zou moeten wegdoen. Waar ik zou gaan wonen was er de plek niet voor en ook het geld hadden we nodig. Ik was er het hart van in en heb dagenlang gehuild. Niet alleen omdat Stripe het cadeau was dat ik op m’n communie van mijn vader had gekregen. En ook niet omdat ik het ponyrijden miste, want ik reed er al lang niet meer zo vaak op. Maar Stripe was mijn trouwe luistermaatje tegen wie ik lange verhalen over mijn betreurde papa kon vertellen. Het was alsof Stripe me begreep en mee in de rouw was. Twee keer wist ze te ontsnappen bij de nieuwe eigenaars. De eerste keer vonden we haar terug bij haar oude stal waar we vroeger gewoond hadden. De tweede keer stond ze te grazen langs de kant van de weg op de plek waar papa om het leven was gekomen. Hij was met de fiets toen hij werd aangereden door een dronken bestuurder. Het nieuwe baasje van Stripe had me gezegd dat ik haar altijd mocht komen bezoeken maar mama vond dat maar een dwaas idee. Ze oordeelde dat ik die mensen daar maar niet mee moest lastig vallen.”

Praatgroepen met lotgenoten zijn een prima middel om deze niet gehoorde verhalen bestaansrecht te verlenen. Het is belangrijk om de tijd te nemen om je verhaal te vertellen aan een publiek dat luistert. En zelf heb je ook een belangrijke functie in zo’n praatgroep wanneer iemand anders vertelt en jij zelf het luisterend oor bent. Veel zal dan herkenbaar worden. Het kan versterkend zijn om elkaars erkenning te krijgen in zo’n lotgenotenpraatgroep. Geen enkele psycholoog ter wereld zal zo goed aanvoelen waar jij doorheen bent gegaan als de zielsverwant die hetzelfde meemaakte. Soms, in het begin van een verlaat verdrietproces, wanneer je nog maar pas met je uitgestelde rouw aan de slag bent gegaan, kan het zijn dat de verhalen van de anderen je wat te veel worden en dat je het verdriet van de anderen niet nog eens bovenop jouw eigen verdriet erbij kan nemen. Ook werkt zo’n lotgenotenpraatgroep alleen goed als er ook echt aandacht is voor elkaars verhaal. Eigenlijk zou het beter een lotgenoten luistergroep heten. Het kan namelijk zijn dat mensen in zo’n groep, getriggerd door het verhaal van de ander, over hun eigen verdriet beginnen en daardoor het verhaal van de ander niet gehoord wordt. Dat is heel menselijk maar niet bevorderlijk voor het proces. Het is van groot belang dat iemand rustig zijn verhaal helemaal kan doen en dat iedereen tot het einde luistert. En dat daarna iemand anders zijn verhaal kan doen en weer iedereen luistert. Maar omdat het herkenbare verhalen zijn is de valkuil dat men al gauw iemand gaat onderbreken: “Ah, ja, dat was bij mij ook zo…” en men dan al snel met het eigen verhaal verder gaat zonder dat de ander gehoord wordt. Het is aan de praatgroepbegeleider om dat zo te omkaderen dat zowel de herkenbaarheid aanwezig blijft, maar dat toch iedereen volledig gehoord wordt.

Interessant, maar niet altijd gemakkelijk, zijn de verhalen van broers en zussen die als verlaat verdrieters gezamenlijk een ouder verloren. Heel vaak kunnen ze niet met hun verhaal bij elkaar terecht, dikwijls omdat ze elk een totaal andere beleving van de situatie hadden. Soms is men zo in de ban van zijn eigen beleving en zijn eigen kant van het verhaal dat men dat van de broer of zus zelfs niet als juist of waar accepteert. Dat komt doordat de heftigheid van de emotie het gezichtsveld vernauwt tot een geamputeerde versie van de werkelijkheid. Dat kan wel al eens tot conflicten leiden. Het kan interessant zijn om dan toch ruimte te geven aan elkaars verhaal en te ontdekken dat ieders rouw anders is en men een totaal verschillende ervaring kan hebben van dezelfde gebeurtenis. Ook heel vaak trouwens vinden verlaat verdrietbroers en -zussen mekaar juist in hun gezamenlijk verdriet en heeft het samen doormaken van dezelfde pijn hen dichter bij elkaar gebracht en voor een hele hechte broeder-zusterband gezorgd. Bij tweelingen vaak nog meer dan bij elke andere vorm van zuster of broederschap. Samen delen van gemeenschappelijke verdrietverhalen kan soms pijnlijk zijn maar anderzijds erg helend werken. Een mens onthoudt selectief. Dikwijls is de één vergeten wat de ander nog heel goed weet en andersom. Door het delen van verhalen kunnen elkaars  blinde vlekken opgevuld worden. Samen in fotoboeken kijken kan daarbij als echt medicijn werken. Gezamenlijk verdriet en vreugde delen is erg helend voor het rouwproces. Zeker bij uitgestelde rouw.

Met het delen van een oud verliesverhaal binnen een familie kunnen gevoelige dingen naar boven komen. Soms kan men daardoor erkenning krijgen voor een persoonlijke problematiek of inzicht bekomen in de precaire situatie van iemand anders, die je voorheen nooit had gezien. Onopgehelderde zaken kunnen aan het licht komen maar ook toegedekte potjes kunnen weer opengemaakt worden. Het is niet altijd mooi wat daaruit tevoorschijn komt. Meestal werkt het wel helend wanneer er bestaansrecht verleend kan worden aan wat er werkelijk geweest is. Het weggestoken blijven van familiegeheimen of moeilijke thema’s richt meer schade aan dan wanneer ze boven water komen. Het is dan zaak van omzichtig om te springen met gevoelige thema’s en oordeel los te koppelen van feiten. Alleen zo kan er onbevooroordeeld bestaansrecht verleend worden aan wat zich had voorgedaan.

“De bijeenkomsten met mijn beide oudere broers waren aanvankelijk een schok voor me. Ik vond de gesprekken niet prettig en wilde er liever van wegblijven. Ik begreep ook niet goed waarom  die psychologe erbij moest zijn. Ik bleek een heel ander beeld van mijn vader te hebben dan zij. Jarenlang hadden we niet met elkaar gepraat en al die tijd had mijn vader voor mij op een voetstuk gestaan als een halve heilige. Dat beeld werd door de jongens helemaal onderuit gehaald. In het begin was ik er best wel boos over en kon ik het allemaal niet geloven. Was ik dan als enige dochter zo blind geweest? Ik verweet mijn broers dat ze jaloers op me waren dat ik zelf zo’n fijne band had met papa, en zij niet,  en dat zij hem daarom in een slecht daglicht stelden. Eigenlijk dacht ik in het begin dat daarom die psychologe erbij was vooral voor hén en niet zozeer voor mij. Maar gaandeweg begreep ik dat ze ook van ‘m hielden en dat ze dat deden ondanks wie hij was en wat hij gedaan had. Ik wilde helemaal niets weten over mijn vaders’ begerige handjes en zogenaamde overspelige affaires en deed de beweringen van een buitenechtelijk kind af als pure kolder. Zelfs nadat ik kennis gemaakt had met zijn biologische buitenechtelijke dochter bleef ik nog lange tijd de feiten hardnekkig ontkennen. Tot het langzaam tot me doordrong dat ik met zijn overlijden geen kennis had willen nemen van de werkelijkheid en ik dus ook bleef ontkennen wie hij werkelijk was. En dat ik ook ontkende en verdrongen had wat ik zélf had meegemaakt. Ik leefde in een irreële bubbel van comfortabele illusie. Toen dat langzaam tot me doordrong ben ik in het begin heel boos op hem geweest. En ook die woede moest bestaansrecht krijgen. En toen ontdekte ik dat mijn broers misschien nog meer en intenser en daadwerkelijker hielden van ons vader dan dat ik zelf had gedaan in mijn naïeve imaginaire virtuele vaderliefde. Neen, mijn vader bleek geen held en geen engel. Hij was een lafaard en een smeerlap. Maar hij was wel mijn vader. Nu pas kon ik ongelimiteerd boos zijn op wat hij ons en onze moeder had aangedaan. En vooral om wat hij mij persoonlijk had aangedaan. Mijn broers waren heel voorkomend en diplomatisch geweest. Ze hadden geen gemakkelijk verhaal te vertellen. Maar ze hadden wel gelijk. En ja, ik ben heel erg boos en verdrietig geweest. Die boosheid was nodig. Maar er is ook liefde. Een liefde die er minder idyllisch uit ziet dan aanvankelijk, en ze is misschien kleiner, maar wel puurder. Ik kan onze pa nu zien voor wie hij écht was. En ondanks alles toch nog van hem houden. Het is bitterzoet. En meer bitter dan het zoete van vroeger. Maar het is wel echter dan weleer. En als ik er nu aan terugdenk dan kan ik over de walging heen toch ook soms warmte voelen in mijn hart. Aan de ‘buitenechtelijke halfzus’ heb ik inmiddels  een innige vriendschapsband overgehouden. We delen eenzelfde lot. Ook aan haar heeft hij gezeten. Mijn rouwproces is complex en kan nu pas echt fatsoenlijk beginnen. Ik zal nooit meer dezelfde zijn.”

Niet alle kinderen die op jonge leeftijd een ouder verliezen staat een complexe rouw te wachten, ondervinden later grote problemen of worden verlaat verdrieters. Als er in de kindertijd veel aandacht en liefde is geweest voor het verdriet, als er een veilige hechting was, als men zijn emoties goed heeft kunnen delen, als er een sterk relationeel netwerk bestond, als de band met de overleden ouder goed was geweest en  de overgebleven ouder in de moeilijke periode sterk aanwezig en liefdevol ondersteunend is gebleven, als men gezien is in zijn verdriet, dan zijn de voorwaarden vervuld voor een normaal en ongecompliceerd rouwproces waar een kind zonder teveel kleerscheuren doorheen kan komen, en zelfs sterker uit kan komen dan zijn leeftijdsgenoten. Heel vaak echter zijn sommige of meerdere van die omstandigheden niet aanwezig en ontstaat dus de kans op verlaat verdriet in de volwassenheid. Sommige mensen komen echter nooit tot verlaat verdriet of uitgestelde rouw. Zij hebben zichzelf gepantserd, hebben een muurtje om zich heen gebouwd en zijn zich er vaak niet eens van bewust dat er nog iets speelt dat met hun jeugdig ouderverlies te maken heeft. Zij kunnen dat benoemen als een fait divers alsof het hen niet raakt. Zoals een detail in een cv. Een betekenisloze bijkomstigheid, weggeschreven als kleine voetnoot in een gesloten dagboek. Losgekoppeld van elke emotie. Vaak gaat het om verbitterde of verzuurde mensen en vaak ook om mensen met allerlei lichamelijke klachten waarvan de oorzaak niet helder gekend is. Maar het kan ook gaan om schijnbaar supersterke mensen met een krachtige uitstraling van fysieke volharding en sterk leiderschap. Soms zeer dominante persoonlijkheden met haast psychopathische trekjes. Hiermee wordt niet beweerd wordt dat alle psychopaten leiden aan jong ouderverlies, en nog veel minder dat alle niet-verlaat verdrieters met jong ouderverlies psychopaten zouden zijn. Maar soms hebben bepaalde beschermingsmechanismen tot een soort overlevingsmodus geleid die nodig was om het leven aan te kunnen. Het zich aanmeten van een pantser en het niet toelaten van emoties waren daarin van essentieel belang. Soms worden dergelijke mensen gekenmerkt door een bijna absoluut  onvermogen tot empathie en lijken zij over geen greintje emotionele intelligentie te beschikken. Kwetsbaarheid wordt afgedaan als zwakte of flauwekul en men is niet geneigd zijn hart te openen. Noch voor verdriet en pijn. Noch voor verbinding, liefde, warmte,  schoonheid of kunst. Men is koud in het hart en gaat ‘geluk’ verwarren met genot en de leegte aan échte zingeving vervangen door uiterlijke doelen. Bijvoorbeeld CEO worden van een miljardenbedrijf. Dure sportwagens, een exorbitante levensstijl en een promiscue seksleven komen in de plaats van echte verbinding of diepe vriendschappen. Of juist andersom zijn fysieke kracht, sportieve uitdagingen, uithoudingsvermogen en extreme lichamelijke pijn of ontberingen de substituten voor het toelaten van de emotionele pijn. Sommigen flirten met ware doodsverachting uitdagend met het lot en schijnen absoluut geen schrik te hebben om te sterven alsof ze zichzelf onsterfelijk wanen. Bij anderen is het precies andersom en zij worden geteisterd door allerlei fobieën en staan doodsangsten uit voor allerhande kwaaltjes die helemaal niet levensbedreigend zijn. Dat kan allemaal voorkomen. Soms in combinaties. Tarten van het lot met ware doodsverachting of angstig zijn om te sterven lijken aan elkaar tegenovergesteld maar kunnen erg dicht bij elkaar liggen en dezelfde onderliggende oorzaak kennen.  En vaak zonder dat er ooit uitgestelde rouw aan te pas komt.

Een bekend Amerikaans psychiater die zijn carrière opgaf en naar Indië trok om er de rest van zijn leven in kloosters te mediteren vroeg men in een interview ook eens wat hem die stap had doen zetten. De monnik, die al talloze leerlingen had opgeleid en die bekend stond voor zijn levenswijsheid werd voor het eerst geconfronteerd met een vraag waarop hij niet meteen het antwoord kon geven. Hij weende lange tijd en antwoordde pas na twintig minuten dat hij het niet wist maar dat het misschien kwam doordat hij een wees was.

Veel hangt ervan af of er in de kindertijd ruimte heeft mogen zijn voor het verdriet. Soms was die er gewoon niet. En dat heeft zo zijn redenen. Eén van die oorzaken kan zijn dat het kind verantwoordelijkheden en taken moest opnemen die eigenlijk niet bij zijn leeftijd passen.

“Ik zat bij mijn moeder achterop de fiets toen de aanval begon. Voorop de fiets zat de rieten mand met daarin de biggen die we smokkelden. We hadden geen licht om niet ontdekt te worden door de vliegtuigen maar de maan scheen genoeg om te zien waar het zandpad was langs het maïsveld. Het fietsen ging moeizaam in het mulle zand. Ik herinner me nog dat mijn mama haar stuur met één hand losliet, met het hand aan haar oor kwam en me zei: “Luister, hoor je het? Ze zijn er.” Ik hoorde het. De sirène van het luchtalarm. De granaat sloeg in. Vlakbij. Een lichtflits en een knal. We kwamen met de fiets in de sloot terecht. Hoe het precies is gegaan weet ik niet meer. Ik herinner me wel nog de krijsende biggen. En dat ik bij mama geen verwondingen zag en geen bloed. Ze zag er eigenlijk heel vredig uit in het maanlicht. Ik hoorde later dat ik eigenhandig de fiets uit de sloot moet hebben gesleept om als klein kind alleen de weg te vervolgen. Ik weet niet of ik meteen begrepen had dat mama  was overleden. Misschien drong dat pas later tot me door of werd me dat nadien verteld. Ik weet alleen dat ze niet meer bewoog. Ik heb vaak gedroomd dat ze nog vroeg om de biggen naar bestemming te brengen, maar misschien is het zo helemaal niet gegaan. Mama was te zwaar voor mij om haar uit de sloot te kunnen slepen, ik kon niet anders dan haar achter te laten. Ik heb als klein manneke de halve nacht de fiets met daarop de biggen door het mulle zand gesjouwd om ze op bestemming te brengen. Kwam het doordat ik zelf niet kon fietsen met die grote zware fiets? Of was het omdat de fiets defect was geraakt? Dat weet ik niet meer. Maar ik deed de hele weg te voet met de fiets aan de hand want de biggen moesten afgeleverd worden. Ik heb altijd geloofd dat mama gedood werd door de granaatinslag. Maar een paar jaar geleden, op de memorabele bruiloft van een nicht, hoorde ik toevallig een dronken nonkel vertellen dat in de oorlog zijn schoonzus verdronken was in een sloot toen ze biggen smokkelde. Aanleiding voor zijn verhaal was het speenvarkentje dat op het buffet stond. Het werd me toen zwart voor de ogen en ik weet niet precies wat er daarna gebeurd is. Maar toen ik weer bijkwam, bleek ik mij in de ambulance te bevinden.”

Als een kind verantwoordelijkheden van de overleden ouder overneemt die eigenlijk niet bij het  kind passen dan spreken we van systemische disbalans. De natuurlijke orde is verstoord omdat het kind niet kind kan zijn en taken gaat vervullen die niet bij zijn leeftijd horen, en die niet passen bij zijn plek in het familiesysteem. Dat maakt dat er ook geen ruimte is voor rouw. Door het wegvallen van de ouder ontstaat er een pijnlijke gapende leegte. En die leegte wordt ingevuld door het overnemen van de taken van de overleden ouder, juist om die pijn niet te moeten voelen. Daardoor is er geen rouw. Geen tijd en ruimte voor het verdriet. Maar het verdriet is er wel en laat zich niet wegdrukken. Het zal zich ofwel manifesteren in totale afsluiting, verharding, verkilling of eventueel een kenmerkende karakterstructuur. Of allerlei psychosomatische klachten kunnen gaan opduiken. Totdat al-dan-niet op een latere leeftijd het verdriet aangeraakt zal worden en in zijn volle hevigheid als verlaat verdriet komt los te barsten, eventueel plaatsmakend voor uitgestelde rouw.

Een andere mogelijke oorzaak waarbij er geen ruimte is voor de rouw van het kind bij jong ouderverlies is indien het overlijden een ingrijpende verandering met zich meebrengt van bijvoorbeeld de omgeving en/of de leefsituatie van het kind.

 

“Het hectische ritme van het leven bij mijn grootouders was helemaal anders dan wat ik thuis gewend was. De dagen waren lang en het was er ongelooflijk druk. De kampeerboerderij vergde heel veel werk. Moemoe zorgde voor de beesten en was ook van ’s ochtends vroeg in de weer voor het ontbijt van de gasten tot dikwijls ’s avonds laat nog beddengoed wassen en kamers opmaken voor de volgende dag. Vava ging naar de vroegmarkt en deed het restaurant. Vaak zat hij tot laat in de nacht bij de campinggasten op het terras en soms was hij daarna nog met de boekhouding bezig. Het ongeval met mijn ouders gebeurde op het eind van de lente, dus vlak voor het hoogseizoen. Ik kan me niet herinneren dat ik ooit met moemoe of vava rustig een gesprek kon hebben. Misschien dachten ze wel dat het OK was op die manier, dat ik zo geen tijd had om aan mijn ouders te denken. Als ik me verdrietig voelde dan vond ik meer troost bij de dieren van de boerderij dan bij moemoe of vava zelf. Vooral als  er kleine geitjes geboren waren, of als de kippen kuikentjes hadden, dat vond ik wel fijn. Ik heb ooit een hele week een kuikentje op mijn kamer gehouden. Het beestje heeft het niet gehaald. Ik weet eigenlijk niet of moemoe en vava daarvan  zelfs wisten.”

Problemen van onderdrukte rouw kunnen ontstaan wanneer de herinnering aan de overleden ouder(s) niet levendig gehouden wordt. In module één van rouwatelier leerden we al dat de spiegelneuronen ervoor zorgen dat verdriet van anderen ons eigen verdriet kan triggeren. Onder meer dat fenomeen kan ervoor zorgen dat de nieuwe voogden van het kind het verdriet uit de weg gaan. Een veel gemaakte fout, vooral vroeger, is de misvatting dat het niet ter sprake brengen van de overledene het kind veel leed zou besparen. Tegenwoordig zijn de inzichten wel zo dat het doodzwijgen van een ouder de situatie alleen maar erger maakt voor het kind en tot verlaat verdriet kan leiden. Dela heeft dat goed begrepen en een gratis app ontwikkeld: ‘mijn herinnering aan jou’ waarmee kinderen vanaf zes jaar in een mobiele applicatie zelfstandig een virtuele ‘herinneringsboom’ kunnen planten. Ze kunnen via de app herinneringen aan hun dierbare overledene maken, opslaan en raadplegen. Zoals foto’s, muziek, tekeningen enzovoorts. Behalve het levendig houden van de herinnering aan de overleden ouder helpt het ook de kinderen voorbereiden op de uitvaart en al wat erbij komt kijken.

De problemen ontstaan vooral wanneer er geen aandacht of begrip is van de omgeving. Als er geen ruimte is voor de gevoelens van gemis en pijn en als deze gevoelens onderdrukt moeten worden. Soms door de omgeving van het kind, maar heel vaak ook door het kind zelf. Het is dan zaak om daar aandacht voor te hebben en de ruimte en gelegenheid te scheppen voor die gevoelens. Anderzijds is het ook niet bevorderlijk om deze emoties te gaan forceren of opwekken. Een kind rouwt helemaal anders dan een volwassene. Soms kunnen we in de overtuiging zijn dat een kind niet rouwt, nauwelijks beseft dat iemand overleden is, en na een  acuut verdrietje alweer terug met zijn spel bezig is. Daar is een verklaring voor. Volwassenen rouwen eerder latent. Ze zijn langduriger met hun verlies en gemis bezig dan kinderen. Kinderen rouwen eerder in stukjes. In golven die dan weer opkomen en dan weer gaan. In een soort opstootjes die zich in verschillende levensfasen weer kunnen herhalen. Kinderen kunnen ook sneller dan volwassenen schakelen tussen verschillende stemmingen. Zij staan daardoor minder lang stil bij een bepaalde emotie. Een kind kan ook zijn rouw beleven in zijn spel. Het lijkt voor de buitenstaander dat het kind niet rouwt, maar in zijn spel is het er wel mee bezig. Rouwpedagoog Richard Hattink ontwierp ‘Rouw Lego’. Een specifiek legospel waarmee situaties rond de uitvaart kunnen nagebouwd worden om kinderen spelenderwijs met het verlies te leren omgaan. Maar ook om het bespreekbaar te maken. In de praktijk zie je vaak dat kinderen worden ‘weggedrukt’ naar de achtergrond als een ouder komt te overlijden. Ze snappen niet wat er gebeurt en zitten vaak met veel vragen. Crematie bijvoorbeeld.  Bij een oven denken zij aan de oven in de keuken waar je appeltaart in bakt. Ze kunnen zich helemaal niet voorstellen hoe dat eruit ziet. Daarom laat Hattink met zijn rouwlego kinderen graag de oven zien waarin opa, oma, vader of moeder straks gecremeerd wordt. Het verduidelijkt zoveel als ze het gezien hebben. Met rouwlego werden diverse rouwpakketten ontwikkeld: een aula, een oven, een kerk, een kerkhof, een urnenmuur, een witte en een zwarte rouwwagen, een rouwkoets en een uitvaartkist met dragers. Een link naar rouwlego vind je op de site van Plan b onder links.

In vele gevallen gaat het erom dat de omgeving het verdriet van het kind niet ziet of niet erkent, of dat ze het kind van het verdriet wil weghouden. Soms is het ook andersom. Dan is het het kind zelf dat zijn verdriet opzij zet om geen last te zijn voor anderen.

 

“Ik gooide de witte roos vanaf het bruggetje in het water in en keek hoe ze langzaam wegdreef. Het kon me niet schelen dat de parkwachter me gezien had. Hij kwam bij me staan en ik verwachtte dat ik een standje zou krijgen, maar hij bleef heel vriendelijk en vroeg voor wie die bloem was. Ik antwoordde hem een beetje brutaler dan hoe ik het bedoeld had, maar  naar alle eerlijkheid, dat ik ze in de rozentuin geknipt had en mee naar huis had genomen voor mama. Dat ik gedacht had haar ermee te kunnen troosten voor papa. Maar dat toen ik thuis kwam mama gewoon opgewekt stond te strijken terwijl ze televisie keek. En dat ik dan maar de roos achter mijn rug verstopt had en ze niet  heb afgegeven maar terug naar het park was gekomen. Ik wou mama niet opnieuw verdrietig maken door ze aan papa te doen denken. De parkwachter knikte begrijpend. ‘Je papa zal wel blij zijn met die mooie roos. En hoe gaat het met jou? Vertel je me graag wat over hem ?...’ vroeg hij, ‘…dan luister ik naar je.’ Hij was niet eens boos dat ik een roos uit zijn park had gestolen.” 

In  de Vlaamse film ‘All of us’ van William Wallyn gaat Cathy, mooi vertolkt door Maaike Neuville, dood aan borstkanker. Wanneer ze in de kliniek wordt opgenomen volgt er een scène aan de keukentafel waarbij haar man en zus Cathy’s kritieke terminale toestand bespreken. Om Cathy’s zoontje, de kleine Gilan, die erbij zit het leed te besparen, voeren ze hun gesprek in het Frans in de veronderstelling dat het kind het niet zou begrijpen. Omdat ze beiden het Frans niet goed machtig zijn verloopt de gebrekkige conversatie in een soort ‘blanke-man-in-pot’-Frans met heel veel haar erop en doorspekt met West-Vlaamse woorden voor dewelke ze de Franse niet kennen. Dat zorgt wel voor een tragikomisch effect want het onderwerp is enerzijds heel zwaar terwijl het taalgebruik er een klucht van maakt. Maar het meest schrijnende is opnieuw het kind dat buiten het hele gebeuren gehouden wordt, afgeschermd van het nakende overlijden van zijn eigen mama. Het is geen goed idee om kinderen daarvan weg te houden en die belangrijke boodschap gaat mijns inziens bij de film een beetje verloren in de ‘humor’ van het moment. In het verhaal blijkt nadien wel dat de kleine Gilan drommels goed weet wat er aan de hand is en hij neemt het besluit om, behalve ‘Astroboy’ die hij vraagt om in zijn radioprogramma betere voorspellingen te maken voor de weegschalen, ook ‘Shitman’ onder de arm te nemen. Shitman is de wat bijzondere verschijning in de film die metafoor staat voor het lot. Een sjofele man met een grote plastiek zak waaruit hij stront haalt die hij schijnbaar doelloos in het rond gooit. Je weet nooit wanneer hij zal toeslaan en waarom en wie hij zal raken. De naam is goed gekozen omdat “Shit, man” vaak letterlijk de eerste automatische ‘troost’-woorden zijn die een nabestaande te horen krijgt bij het delen van zijn verlies aan anderen.

Zeker in vroegere tijden werden bij verliessituaties kinderen letterlijk over het hoofd gezien. Ofwel ging men ervan uit dat ze niet rouwden, ofwel wilde men hen behoeden voor de pijn en werden ze doelbewust weggehouden van de realiteit. Als er niet over het gemis gesproken werd, dan was het er niet. Kinderen werden weggehouden van de donkere kanten van het leven. Overlijden en dood, verlies en verdriet, dat was niet iets dat je kinderen moest oplepelen. Kinderen die net een ouder hebben verloren zijn super kwetsbaar. Er komen bij het verlies naast het verdriet nog heel veel andere emoties kijken zoals schuld, schaamte, boosheid, angst. Soms jaloezie. Soms zelfs opluchting. Om al deze emoties te kunnen tonen is er een veilige bedding nodig. Vaak is deze er na zo’n overlijden niet. Vlak na het overlijden stellen zich een hoop logistieke problemen die aangepakt moeten worden. In de hectische dagen omtrent de uitvaart, -en ook omdat bijvoorbeeld de overlevende ouder zelf nog overmand is door verdriet,- is die veilige bedding er vaak niet voor het verdriet van het kind. Als ook na die eerste dagen van het overlijden er geen veilige bedding komt voor dat verdriet van het kind en de emoties van zijn rouw, dan zal het kind die gaan opkroppen en gaan de emoties een eigen leven leiden. Zonder erkenning.

Het is voor elke leeftijd anders, en heeft ook te maken met taalontwikkeling. Een kind beschikt niet in elke leeftijdsfase over de nodige taalvaardigheden om zijn gevoelens onder woorden te brengen. Daarnaast komt nog de biologische factor dat het verdriet zich afspeelt in het limbische systeem waar de emoties huizen, terwijl de taal zich bevindt in de Neocortex. Twee verschillende delen in onze hersenen, zoals we in module één zagen. Het is voor een kind niet evident om zomaar de juiste woorden te kunnen geven aan zijn gevoelens. Soms kan het helpend zijn om samen met het kind bijvoorbeeld te schilderen of te knutselen, of muziek te maken, en zo mogelijkheden aan te reiken om zijn emoties in expressie om te zetten. De intentie daarvan hoeft daarom nog niet per se uitgelegd te worden. Anders is de kans weer heel groot dat het kind niet vanuit zijn eigen gevoel, maar vanuit zijn hoofd iets geforceerd zal gaan construeren waarvan het kind misschien verondersteld dat het van hem verwacht wordt. Dat werkt niet.

‘Zich sterk houden’ is iets besmettelijks. Omdat mensen bij elkaar geen emoties vaststellen gaan ze ook zichzelf sterk houden. Niet alleen maakt men het daarmee voor zichzelf moeilijker, men stuurt ook de verkeerde signalen uit aan de omgeving die nog minder geneigd zal zijn open te staan voor het tonen van je kwetsbaarheid. Kinderen die bij anderen enkel maar een ‘sterke houding’ vaststellen en geen andere emoties zien, maar bij zichzelf wel die emoties voelen, gaan soms denken dat er iets mis is met hen. Ze worden bang om die emoties ter sprake te brengen en raken hierdoor geïsoleerd.

Door die emotionele isolatie en doordat de overledene niet ter sprake gebracht wordt, heeft deze de neiging om snel te verdwijnen uit het leven van de achtergeblevene. Het gemis lost op in de drukte van het gewoel van alle dag, verdrongen door duizend andere prikkels. Zeker als er niet meer over gepraat wordt, als er geen anekdotes meer worden opgehaald of goeie herinneringen worden gedeeld, dan verwordt de overledene stilaan tot een schim en verdampt zijn aanwezigheid in vervaging. Flarden worden weggewist uit het geheugen en beelden geraken op de achtergrond. Als deze beelden niet af en toe opgerakeld worden, dan verdwijnen ze voorgoed. Hoe meer tijd er overheen gaat en hoe minder herinneringen worden gekoesterd, hoe moeilijker het later wordt omdergelijke herinneringen weer boven water te krijgen, en hoe pijnlijker het ook wordt om ze nadien terug aan de oppervlakte te krijgen. Door er niet over te spreken zal het ook steeds moeilijker worden om er nog wél over te spreken.

In module drie legden we al uit dat het geen goed idee was om kinderen tijdens de dagen van de uitvaart uit hun vertrouwde omgeving te halen. Toen ging het niet specifiek om jong ouderverlies, maar om elk overlijden waarmee kinderen geconfronteerd worden. Het is wel slim om gerichte praktische hulp bij het huishouden te voorzien, maar binnen de vertrouwde omgeving van het (rest-)gezin. Het kind weghalen uit zijn vertrouwde omgeving is iets dat vaak gebeurt bij ouderverlies omdat zo’n gebeurtenis het gezin totaal overhoop haalt. Vaak is er de luxe niet om over formules na te denken waarbij het kind toch bij de overgebleven ouder kan blijven terwijl er hulp komt in het gezin. Nochtans is juist bij ouderverlies dit nog veel belangrijker dan bij alle andere gevallen van overlijden. Omdat juist dan de hechting zo kwetsbaar is. Voor het kind is het van het allergrootste belang te ervaren dat de overgebleven ouder nog wel beschikbaar blijft en het daarbij veilig is.

De omgekeerde reflex, die tegenwoordig vaker voorkomt, is ook niet OK. Dat is die waarbij het jonge kind naar een psycholoog of een rouwtherapeut gestuurd wordt. Ook daar wordt het kind uit zijn vertrouwde omgeving gehaald en wordt zijn/haar rouwproces eigenlijk onnodig gemedicaliseerd. Maar rouw is geen ziekte. Rouw is niet iets dat een behandeling behoeft. Er moet alleen veel aandacht, liefde en geduld zijn voor het kind. Het moet gezien en gedragen worden in zijn verdriet. Niet ‘behandeld’ door een therapeut. Maar gezien, gehoord, gevoeld en geliefd worden door zijn eigen vertrouwde omgeving, en in de eerste plaats door de overgebleven ouder en samen met broertjes en zusjes.

Onderstaande brief van een verlaat verdrieter nam ik ooit mee naar een praatgroep van Missing You. De brief is authentiek. De naam werd veranderd.

 

“Beste jongverdrieters,

 

mijn naam is Greet. Graag wou ik via deze weg kort even iets met jullie delen.

Ik ken jullie niet, maar ik ben toch trots op wat jullie doen. Ik vind het heel moedig en heel verstandig dat jullie dit oppakken. Wat doet het me deugd te zien dat er zoiets als Missing You bestaat en dat jullie de weg er naartoe gevonden hebben.

Mijn excuses dat ik zo ongevraagd jullie praatgroep kom binnenvallen, maar misschien hebben jullie wat aan mijn verhaal.

Ik ben wat men noemt een ‘verlaat verdrieter’. Een lotgenoot eigenlijk.

Ik verloor mijn mama na een slepende ziekte toen ik zelf zeven was. Ik heb haar eigenlijk nooit gezond gekend en heb het grootste deel van mijn leven dus moederloos doorgebracht.

Dat heeft mij gemaakt tot wie ik nu ben. Toen ik klein was, heb ik niet echt de kans of de aandacht gekregen die nodig was om met dit verlies te leren omgaan. Dat begon eigenlijk al lang voordat mijn mama dood ging. Doordat ze alsmaar ziek was en zorg en aandacht nodig had, verdween ik zelf naar de achtergrond. Ik probeerde mij gedeisd te houden en wilde niet tot last zijn. Ik moest flink zijn. En sterk. En eigenlijk veranderde er nauwelijks wat nadat mijn mama aan die slepende ziekte overleed. Ik had geleerd mezelf weg te cijferen en me flink en sterk te houden. Ik bouwde een muurtje om me heen en sloot me af voor emoties en pijn. Er kwam een pantser omheen mijn hart en ik verhardde letterlijk. De jaren verstreken en ik was niet bezig met mijn verdriet. Ik heb het eigenlijk nooit een kans gegeven. Ik sloot me op in mijn veilige cocon en zette mezelf sterk en stoer in de wereld. Eigenlijk vertrouwde ik niks of niemand en werd ik een perfectionist en een controlefreak. Dat doorkruiste mijn hele leven. Mijn gezondheid, mijn gezin, mijn relatie, mijn kinderen, mijn professionele carrière, kortom alles. Ik was gehard, verhard en verstard. Ik voelde mij overal schuldig over. Ik gunde mezelf niet het geluk dat mijn mama niet had kunnen ervaren. Ik sloot mij af voor liefde en tederheid van anderen. Ik pakte kansen die het leven mij boden niet op omdat ik meende er geen recht op te hebben. Ik twijfelde aan alles en aan mezelf. Zelfs in de dingen waar ik nochtans goed in ben. Ik koos de verkeerde carrière. Ik kreeg niet het leven dat ik graag gewild had.

Tot er vorig jaar wat veranderde. Ik kwam in een therapeutische sessie mijn verdriet tegen en heb met steun van andere deelnemers samen mijn muurtje letterlijk symbolisch afgebroken. Ik begon te zien dat vele van de lichamelijke kwalen die ik vertoonde eigenlijk het gewicht waren van nooit geweende tranen. Ik leerde dat vele geneugten van het leven die ik mezelf ontzegde er voor mij eigenlijk ook zouden kunnen zijn, indien ik zou leren dat het niet mijn schuld was. Het pakje dat ik droeg was niet het mijne. Het was iets dat ik terug moest geven. En dat heb ik gedaan. Ik ben een verlaat verdrieter. Ik ben nu 55. Ik heb een halve eeuw tranen niet geweend. Daar ben ik nu mee bezig. En eindelijk krijg ik adem. Eindelijk komt er licht. Eindelijk is er niet alleen donker, maar ook zon. En eindelijk kan ik ook échte liefde geven en ook toelaten. Ik kan nu zeggen : “Ik hou van jou”. Dat kan ik nog maar sinds een jaar. Mijn kinderen zijn nu ongeveer jullie leeftijd. Ook aan hen heb ik dingen doorgegeven die ik nu gelukkig nog een beetje terug recht kan zetten. Ik heb een halve eeuw te lang gewacht met te doen waarmee ik nu bezig ben.  

Daarom ben ik trots op jullie. Dat jullie nu oppakken wat jullie nu moeten doen. Ik ken jullie niet. Maar ik ken de pijn wel. Ik zie jullie pijn en ik wil die mee helpen oppakken. Het is goed dat jullie dat nu doen. En niet er een halve eeuw mee wachten zoals ik heb gedaan. 

Je kan de pijn, verdriet of verlies niet negeren. En als je dat wél doet, zal die jou langzaam verteren. Zoals mij is gebeurd. Ik ga nu doorheen een zware depressie. Omdat ik nu pas oppak waarmee ik een halve eeuw geleden had moeten starten. Het verdriet zal er altijd zijn. Maar wacht er niet mee om het op te pakken.

Word niet zoals ik, maar doe voort waarmee jullie bezig zijn.

Ik ben zo trots op jullie.”

De oorzaken van isolatie na een ouderverlies kunnen dubbel zijn. Langs de ene kant sluit een gezin dat met een dergelijk verlies geconfronteerd werd zich soms af van de buitenwereld, om niet te laten zien dat het eigenlijk helemaal niet zo goed gaat. Langs de andere kant is het ook de omgeving die vaak super onhandig is met het omgaan met het verdriet en er geen raad mee weet. De rouwende wordt gemeden. Ook kleine kinderen maken dat vaak mee.

 

“Meester Toon sprak me aan op de speelplaats. Hij vroeg me of ik Luka, een kindje uit zijn klas, in de namiddag een uurtje mee in mijn klas wilde nemen. Ik vond het best, want wij hadden dan knutseluurtje en dat zou Luka vast leuk vinden. Pas achteraf hoorde ik waarom. Meester Toon gaf les aan het eerste leerjaar. Dit jaar zouden de kindjes voor het eerst hun nieuwjaarsbrieven eigenhandig zelf schrijven. In de kleuterklasjes waren het nog voorgedrukte versjes die de kinderen dan uit het hoofd leerden dreunen. De tekst was dan voor iedereen hetzelfde, en de kleuterjuffen schreven er dan voor elk kind apart de aanspreking bij naargelang wat voor hen van toepassing was. Bij de ene was het liefste mama en papa, bij de andere moeke en vake of pa en ma of mamie en papie of misschien nog iets anders. Sommige kinderen waren van gescheiden ouders en dan stond er mama en dan de naam van de nieuwe pluspapa. Zulke kinderen hadden meestal twee brieven voor hun ouders. Een voor de mama met pluspapa en één voor de papa met plusmama. Maar in het eerste studiejaar schreven de kinderen de brief zelf. Meester Toon schreef die voor op het bord, en de kinderen schreven hem netjes over. Meester Toon ging dan bij elk kindje even helpen om de juiste  aanspreking er mee op te schrijven. Luka’s beide ouders waren eind oktober omgekomen bij een dramatisch ongeval. De hele school en uiteraard het hele lerarenkorps wisten ervan. Het gebeurde wel eens vaker dat Luka apart was bij de zorgleerkracht of extra ondersteuning kreeg. Maar deze keer was het anders. Tijdens de kerstdrink bekende meester Toon waarmee hij het zo moeilijk had. Hij had er een hele week over gepiekerd welke aanhef er op Luka’s brief moest komen en of Luka überhaupt wel al dan niet nog een nieuwjaarsbrief aan haar overleden ouders zou willen richten. Hij had het er zo lastig mee dat hij de confrontatie niet aan durfde en het een elegantere oplossing vond om Luka dan maar dat uurtje in een andere klas te droppen. Na de kerstvakantie hebben we het voorval besproken in de eerste leerkrachtenraad van het nieuwe jaar. Simpel was het niet. De confrontatie met alle andere kindjes die nog wel papa’s en mama’s hadden zou natuurlijk van Luka heel veel gevergd hebben. Maar het onderwerp gewoon uit de weg gaan en doen alsof het niet bestond was waarschijnlijk nog veel pijnlijker. We besloten dan dat het beste was dat de zorgleerkracht samen met Luka de nieuwjaarsbrief alsnog zou schrijven. Samen met alle kindjes van de klas is Luka dan begin januari naar het kerkhof geweest. De kindjes hadden in mijn klas theelichtjes geknutseld die ze samen met de brief op het graf van Luka’s ouders zijn gaan zetten. Het was pijnlijk confronterend, maar tegelijk toch ontroerend mooi.” 

Onhandigheid om met rouw om te gaan is de oorzaak van veel rouwleed. Zeker bij verlaat verdriet. Gelukkig is er steeds meer aandacht voor het welzijn van het kind en leren ook professionals in het onderwijs daar stilaan mee om te gaan. Maar er is nog veel onkunde en goedbedoeld geklungel. Over het algemeen kan je stellen dat onderwijzend personeel of schooldirecties hier niet voor zijn opgeleid. Net zo min trouwens als vele huisartsen en zelfs politiemensen. Slachtofferhulp doet op vele plaatsen geweldig goed werk maar er bestaat nog een gigantische nood die gelenigd dient te worden.

Kinderen niet betrekken bij de besluitvorming omtrent hun lot heeft al tot menig drama geleid. Het zijn deze grote veranderingen in de leefsituatie van het kind die het verlies nog moeilijker grijpbaar maken. Zeker indien ze niet betrokken worden bij de beslissingen.

“We vonden het niet vreemd dat we onze kleren hadden moeten pakken. Papa werkte immers als kapitein bij de lange omvaart en het sprak voor zich dat we niet met ‘m mee konden op de boot, dus dat we ergens een poos bij familie zouden worden ondergebracht. We hadden in de pizzeria op de pier afgesproken en zouden ergens rond negen uur opgehaald worden. Het was een grote verrassing dat vervolgens niet één maar twéé auto’s ons kwamen ophalen. Ik moest met oom Tuur en tante Jakie mee en mijn zus zou naar tante Ilma gaan. Dat was ons helemaal niet van tevoren verteld. Het werd nog een hele toestand daar in die pizzeria, want de meeste van onze kleren zaten namelijk door elkaar in diezelfde ene grote sporttas, en die moesten nog uit elkaar gehaald worden. Nadat ik mijn mama pas was verloren en ik daar bovenop mijn papa lange tijd niet kon zien, werd ik ook nog eens gescheiden van mijn zus, de enige persoon die ik nog had in mijn leven. Daar ben ik nog steeds boos om.”

Een overgebleven ouder komt er plots alleen voor te staan. Het is niet ongebruikelijk, en ook niet verkeerd dat er in zo’n situatie dan van iets grotere kinderen wel eens extra taken verwacht worden. Daar is op zich niks verkeerd aan en het kan zelfs een goed idee zijn in bepaalde omstandigheden. Samen met de overgebleven ouder aan de afwas of helpen boontjes doppen kan een warme band van verbinding en samenhorigheid scheppen. Soms is het een goede gelegenheid om samen herinneringen op te halen of het verdriet te delen. Of gewoon samen iets te doen zonder dat er veel gedeeld of gezegd moet worden. Zonder dat het per se nodig is om verdriet te delen. Gewoon er samen voor elkaar te zijn door een klusje te delen. Dat is niet verkeerd. Anders wordt het wanneer er een onevenwicht komt in de taken die van een kind verwacht worden. Zeker indien dit al aan de gang was voor het overlijden, bijvoorbeeld bij langdurige ziekte. Of wanneer kinderen taken of verantwoordelijkheden toegemeten krijgen die niet bij hun maturiteitsniveau of leeftijd passen.

“Ik kan me geen enkel verjaardagsfeestje herinneren. Van klasgenootjes wist ik dat ze soms bij elkaar thuis gingen spelen of zelfs dat ze bij elkaar bleven slapen. Het was een heel andere wereld. Bij ons kwam nooit iemand. Van de woensdagnamiddagen en de weekends herinner ik me vooral de eindeloze hospitaalbezoeken. Toen moeder dan eindelijk naar huis kwam, verhuisde de biljarttafel naar de garage en kwam het hospitaalbed in de woonkamer te staan. Ik leerde de temperatuur op te nemen, de baxters te vervangen en wist op de monitor welke parameters ik in de gaten diende te houden en wanneer ik de thuisverpleging of de ambulance moest bellen. Eén enkele keer was er een klasgenootje op bezoek om samen aan een schooltaak te werken en ik verbaasde me erover dat hij zo gemakkelijk onderuit ging bij het zien van het bebloede verband. Zelf was ik nooit iets anders gewoon geweest.”

Een kind moet kind kunnen zijn en het is niet OK wanneer het de rol van de volwassene of verzorger gaat overnemen. Kinderen met ouderverlies hebben vaak de neiging zich over-verantwoordelijk te gaan gedragen en bekommernissen te gaan dragen die niet bij hun rol passen. Vaak is die situatie al ontstaan voor het overlijden, bijvoorbeeld bij langdurige ziekte. Els van Steijn noemt dat in haar boek ‘de Fontein’ als ‘opgestegen zijn in de fontein’. De metafoor van de fontein zijn boven elkaar geplaatste bakken die in elkaar overlopen, waar elk lid van het familiesysteem op zijn plaats moet staan. Het water loopt van de bak boven je in de bak waarin je zelf staat en van daar naar die onder je. Het water staat symbool voor energie, zorg en liefde die je ontvangt. Ieder moet op de juiste plaats staan in de fontein. Je ouders staan boven je en je kinderen staan in de bak onder je. De energie moet stromen van boven naar onder, niet andersom. Je moet zorg krijgen van je ouders, niet andersom. Als je een taak opneemt waarbij je zorgt voor iemand die eigenlijk in de bak boven je behoort te staan, bijvoorbeeld de zorg voor een ouder, dan sta je eigenlijk in de bak boven je ouder(s) en kan het water niet in de juiste richting stromen. Je bent dan zogenaamd ‘opgestegen’ in de fontein. Herstel van balans vereist dan dat je weer moet afdalen in de fontein. Met andere woorden: de taken laten bij diegene waartoe ze behoren. Zorg dragen voor de ouders is niet de taak van het kind. Het kind moet kind kunnen zijn en de ouders moeten zorg dragen voor het kind. Niet andersom. Als dat door een bepaalde situatie omgekeerd wordt, bijvoorbeeld door een overlijden, dan is dat bovenop dat overlijden een bijkomend probleem dat voor een systemische disbalans zorgt. Iets anders is het wanneer je zelf volwassen bent en dan zorg draagt voor bijvoorbeeld hulpbehoevende of noodlijdende hoogbejaarde ouders. Dan zorg je ook voor je ouders, maar dat is in een natuurlijke setting, je bent dan geen kind meer.

Volgens Mieke Ankersmid gelden ook voor kinderen de rouwtaken van William Worden zoals die voor volwassen rouwenden gelden. De 4 rouwtaken zoals we die in module vijf al uitgebreid bespraken zijn:

  • De realiteit van het verlies onder ogen zien. (werkelijk beseffen dat je mama of papa dood is en die niet meer terug komt)
  • De pijn van het verlies ervaren (een weg zoeken om om te gaan met de verschillende emoties die bij het verlies komen kijken)
  • Aanpassen aan je nieuwe leven zonder de overledene (je aanpassen aan het leven zoals het verder gaat, zonder je vader of je moeder en met je nieuwe rol en in je nieuwe omgeving)
  • Opnieuw leren houden van het leven (verder gaan met je leven, met in je hart de herinnering aan je overleden ouder)

Volgens Plan b zijn deze taken voor een kind heel wat lastiger dan voor elke andere rouwende. Vaak word je van de realiteit weggehouden en besef je amper wat er gebeurt. Er worden allerlei beslissingen in jouw plaats genomen en soms wordt de waarheid verdraaid of achter gehouden. Ook met emoties omgaan is moeilijker. Je emoties worden niet gezien of erkend of je gaat ze wegstoppen. Vaak probeert de omgeving je ook tegen de pijn van het verlies te beschermen. Aanpassing aan de nieuwe situatie is ook al bijzonder lastig omdat de gewijzigde realiteit vaak zeer drastisch is. Je komt bijvoorbeeld in een compleet nieuwe en vreemde omgeving terecht, bij andere opvoeders, in een ander gezin, in een ander huis. Niet alleen verlies je je ouder(s) maar ook je vertrouwde omgeving en je vertrouwde situatie. Alles wordt anders. Ook de vierde taak van opnieuw leren houden van het leven met in je hart de herinnering aan je overleden ouder(s) is knap lastig. Soms wordt de herinnering van je weggehouden of doodgezwegen. Bij verlaat verdriet komen deze taken pas aan bod op latere leeftijd in een uitgesteld rouwproces. Men komt met andere woorden niet eens toe aan de eerste taak. Vooral de realiteit van het verlies onder ogen zien wordt moeilijk wanneer je als kind weggehouden wordt van het overlijden. We schreven in module vijf al dat Keirse dit proces van het niet helemaal laten doordringen van wat er rondom je gebeurt uitlegde als een soort verdoving met een waardevol doel. Bij verlaat verdriet duurt dit soms tot ver in de volwassenheid. Je hoofd weet het wel al, maar je hart nog niet. Deze verdoving lijkt nodig omdat de pijn voor een kind soms te moeilijk wordt om te dragen. Het verlies wordt ergens als traumata opgeslagen in het limbische systeem en het proces van rouw valt stil. Totdat het ergens op latere leeftijd weer eens wordt opgerakeld en je uitgesteld rouwproces op gang komt. Een belangrijk aspect aan die eerste rouwtaak is het kunnen begrijpen hoe het overlijden gebeurd is. Precies deze informatie wordt nogal eens van kinderen weggehouden zodat het schier onmogelijk is deze eerste taak aan te vatten. Wanneer oud verdriet aangeraakt wordt dan kan de pijn van het herinnerde gemis en verdriet zich uiten in neerslachtigheid, depressie, opstandigheid of agressie. Omdat kinderlijk opgeslagen traumata verlaat en versterkt naar buiten komen met volwassen energie maar met kinderlijke ongecontroleerdheid, kan een uitgestelde rouw soms super intens zijn. Vooral bij uitgestelde rouw is ambivalentie zeer voorkomend. Dat komt doordat sinds je kinderjaren ook je identiteit is veranderd. Maar de herinneringen van het verlies werpen je terug op je kindstuk. Gevoelens van schuld, schaamte en hulpeloosheid kunnen zeer dominant je proces bepalen. verlaat verdrieters die diep in hun proces duiken kunnen gaan krijsen als hulpeloze kinderen die in de steek gelaten werden. Ze worden door de herinnering terug gekatapulteerd naar hun kindertijd waar ze hulpeloos en bang helemaal alleen ontredderd zijn in een vijandige wereld. Het kan een heftig proces zijn. Niet zelden gaat zo’n proces gepaard met werkelijke regressie naar infantiele situaties en emoties. Volwassen mensen kronkelen op de grond als hulpeloze baby’tjes, wringen zich krampachtig in embryo-achtige lichaamshoudingen, gaan huilen of stampvoeten als kleine kinderen of plassen soms zelfs in hun broek. Er bestaan ook therapeutische technieken om deze situaties op te wekken, om gemakkelijker in het kindstuk te komen.

Let wel, het kunstmatig op een therapeutische manier heropwekken van een traumatische ervaring is niet geheel zonder risico. Het gevaar is niet denkbeeldig dat het herbeleven van een trauma op zichzelf terug tot een traumatische toestand van instabiliteit gaat zorgen en dat is uiteraard niet de bedoeling. Het vergt daarom expertise en zorgvuldige omkadering om dat op een veilige manier aan te pakken. Bij de links op de site van Plan b vind je de sites Studio Relax en Antwerp Breath Center waar de techniek van verbonden ademhaling wordt toegepast. Deze techniek wordt ook wel eens ‘Rebirthing’ genoemd. Ademwerk kan bijdragen aan het terug aanraken van onverwerkte emotionele trauma’s. Rebirthing is in hoofdzaak een (yoga) ademhalingstechniek die tot doel heeft op eenvoudige wijze contact te maken met de eigen levensenergie. In praktische zin is het de verbinding van de inademing met de uitademing in een voortdurend ontspannen ritme. In een reeks van sessies onder professionele begeleiding wordt ernaar gestreefd de ademhaling te bevrijden van blokkades, zodat er een natuurlijke, volledige ademhaling ontstaat. De lichamelijke en geestelijke effecten van een rebirthingproces beogen het voltooien van niet verwerkte ervaringen waarvan verondersteld wordt dat ze onder de bewustzijnsdrempel een eigen leven leiden. Niet zelden wordt bij verlaat verdrieters die deelnemen aan een dergelijke zogenaamde ademcirkel het oude verdriet aangeraakt dat verbonden is met het gekwetste kind ten tijde van het overlijden van de ouder. In de ademhaling herinneren de lichaamscellen (celgeheugen) zich wat het verstand verdrongen heeft. In zo’n sessie is het niet ongewoon dat een volwassen persoon onbedaarlijk begint te wenen als het kleine kind dat hij/zij was op het ogenblik van het ouderverlies. Het is op dat moment niet de bedoeling om het huilen te gaan stoppen of het gekwetste kind te gaan troosten, maar wel om het verdriet er te laten zijn, de tranen toe te laten en de pijn bestaansrecht te verlenen. De begeleider zorgt ervoor dat het toenmalige verdriet van het ontredderde kind dat toen niet gezien werd, nu wel gezien wordt. Het helende effect van de ademcirkel is dat de cliënt door deze verbonden ademhaling zijn eigen innerlijk gekwetste kind kan ontmoeten en omarmen. Destijds was er niemand voor het bedroefde kind. Nu is er wel iemand, dat ben je namelijk zelf. Ook de liefdevolle aandacht en omkadering van de begeleider zorgt ervoor dat je gezien wordt in je verdriet. Op het einde kan er troost zijn, maar het is niet de bedoeling dat het proces zelf onderdrukt wordt.

Volledigheidshalve vermelden we erbij dat de oorspronkelijke benaming van rebirthing teruggrijpt naar sessies die werden gedaan in Redwood hottubs. In water van 37 graden werd de omgeving van de baarmoeder nagebootst met de bedoeling om geboorteherinneringen te stimuleren. In 1975 kwam Leonard Orr tot de ontdekking dat het niet zozeer het baadproces in het warme water zelf was dat het rebirthingproces op gang bracht, maar wel de intense verbonden ademhaling. Voor alle duidelijkheid: bij Studio Relax en Antwerp Breathing Center vinden de sessies niet in de hottub plaats maar op dunne matrasjes waarbij je op de rug ligt en verbonden gaat ademhalen. Verbonden ademhalen wil zeggen dat er geen pauze is tussen de in- en de uitademing. Je adem ondersteunt je om contact te maken met de wijsheid van je lichaam. Je brein is vergeten wat je lijf nog weet. Het verdriet van je innerlijke kind zit opgeslagen in je cellen. Door actief te ademen word je je bewust van eventuele spanningen in je lichaam en wat deze jou te vertellen hebben. Bij verlaat verdrieters gaat het vaak om de schreeuw om gezien te worden. Door de ademhaling stuit je soms op het verschrikkelijke gevoel van eenzaamheid en verlaten te zijn geworden door je ouder(s) op het moment van het ouderverlies. Door de  spanningen, emotionele blokkades in je lichaam en je energetische systeem de ruimte te geven, kan heling plaatsvinden en kan de energie weer beter door je lichaam stromen. Dit kan een boost betekenen in jouw uitgestelde rouw. ‘Rebirthing’ inzetten bij uitgestelde rouw is dus niet zozeer specifiek de terugkeer naar de baarmoeder zoals in de oorspronkelijke techniek, maar is wel de terugkeer naar de kindertijd op  moment van het ouderverlies. De term ‘ademcirkel’ of ‘verbonden ademhaling’ is dan eigenlijk ook een meer passende benaming dan de term rebirthing.

We hebben het al in eerdere modules verteld en we zullen het in dit Rouwatelier nog vaak herhalen: Rouwen is een uniek proces. Geen twee rouwreizen zijn hetzelfde. Er bestaat niet zoiets als een blauwdruk van hoe het telkens en bij iedereen gaat. Er zijn wel herkenbare variabelen te detecteren en sommige principes komen telkens terug. Maar toch is het bij iedereen anders en kan je geen allesomvattende theorie of model uittekenen waarin elk rouwproces naadloos past. Vooral in module vijf van de rouwmodellen hebben we daar uitvoerig aandacht aan besteed. In het integratieve model van Gerke Vertriest en Johan Maes zagen we dat zij rouwen als een driedimensionaal proces zien waarbij zowel de hechtingsrelatie, het verlies, en de dimensie van het verder leven mét het verlies een rol spelen bij hoe we dat verlies integreren in ons leven. Vooral bij verlaat verdriet is dat in extremis  het geval. In de eerste dimensie is er immers bij jong ouderverlies een flinke wonde geslagen in de hechtingsrelatie. Die gaat ook heel erg de herdefiniëring van het verlies bepalen. Zeker wanneer het rouwproces gewoon werd stopgezet of uitgesteld zoals dat in verlaat verdriet gaat. Herdefiniëring van het leven is dan vaak inclusief of ondanks de vergeten of verdrongen factor. Bij miskend, ontkend of niet genomen verdriet na jong ouderverlies kent het proces een geheel ander verloop dan bij elke andere vorm van rouw. Maes en Vertriest betogen dat verlies en je identiteit onlosmakelijk verbonden zijn. Dat is zeker bij verlaat verdrieters het geval waar vaak de hele levensloop bepaald werd door dat schrijnende trauma uit de vroege kindertijd. Volgens dit model kent rouw geen eindpunt maar is het een levenslang dynamisch traject. Bij verlaat verdrieters gaat het nog veel verder dan om het even welk ander rouwproces, want niet alleen kent rouw dan soms geen eindpunt, vaak valt het échte beginpunt ervan pas te situeren in de late volwassenheid wanneer voor het eerst het verdriet écht weer wordt aangeraakt. Zoals we eerder al schreven komt bij vele mensen met jong ouderverlies dit moment echter nooit. Zij worden geen verlaat verdrieters maar blijven als het ware in een soort categorie: ‘Nooit-Verdriet-genomen’, of ‘Nooit gerouwd’. Wat Maes en Vertriest benoemen met : “Het gaat erom het verlies te integreren in je leven zodat het bijdraagt aan je persoonlijke ontwikkeling”, dat is precies waar verlaat verdrieters mee beginnen zodra ze hun uitgestelde rouw aangaan. Ankersmid wijst erop dat het verlies erom vraagt werkelijk verweven te worden in je levensverhaal. Niet als verwonding, maar ook als plek van betekenis. Hoe heeft dit jong ouderverlies impact gehad op jouw levensloop? Wat heeft het verlies van je ouder(s) met je gedaan in je kindontwikkeling? Wat heeft jouw te vroeg gestorven vader of moeder voor je betekend in je leven, wat hebben ze aan je doorgegeven? Hoe heb je dit verlies meegenomen in je eigen verdere leven? Op welke manier zijn je ouders nog aanwezig in je leven? Is er een rouwproces geweest? Door de antwoorden op die vragen van iedereen naast elkaar te leggen komen we erachter dat er inderdaad geen blauwdruk bestaat voor omgaan met verlies en omgaan met rouw. Het is voor iedereen anders. Uniek zoals een DNA. Vandaar dat Maes en Vertriest het over het DNA van rouw hebben. Hoewel Ankersmid dit zeker onderschrijft, blijft ze wel de rouwtaken van William Worden helpend vinden om als structuur van het rouwproces te gebruiken. De rouwtaken van Worden, aangepast aan Verlate rouw zien er dan volgens Ankersmid als volgt uit:

  • Aanvaarden van de realiteit van het leven tot nu toe (grotendeels zonder vader/moeder)
  • Het toelaten en alsnog aandacht geven aan de pijn en de andere emoties die bij deze ingrijpende verlieservaring horen
  • Aandacht geven aan de manier waarop je je hebt aangepast aan een leven zonder jouw dierbare ouder
  • Deze verlieservaring integreren in je levensverhaal, betekenis geven aan dit verlies, meer gaan leven in plaats van overleven

Met de eerste aangepaste rouwtaak bedoelt Ankersmid: de realiteit niet mooier maken dan ze is, en te aanvaarden wat het leven tot nu toe gebracht heeft. Dat houdt dan tegelijkertijd in: niet wegkruipen in de slachtofferrol of geen irreële scenario’s bedenken zoals : “Als mijn ouders niet gestorven waren toen ik nog kind was dan…” Niet focussen op hoe mooi het allemaal had kunnen zijn zonder dat verlies, maar te vertrekken van de werkelijkheid zoals ze was. In de bewoordingen van Ankersmid zou ik dan graag een nuancering aanbrengen. Waar zij zegt : ‘Aanvaarden van de realiteit van het leven zoals het tot nu toe is’ zou ik daarvan maken : ‘REALISEREN van de realiteit van je leven zoals het tot nu toe is en beseffen dat je je dat als kind op dat moment niet ten volle kon realiseren.’ Met andere woorden: beseffen dat je die eerste rouwtaak, ‘de realiteit van het verlies onder ogen zien’, nu pas onder ogen kan zien. ‘Aanvaarden’ vind ik een beladen woord. Dat lijkt erop dat je moet accepteren dat het zo geweest is. Dat hoeft niet. Je mag best boos zijn en blijven op de dingen zoals ze gelopen zijn en je mag best wensen dat het anders was gegaan. Maar je moet wel bestaansrecht verlenen aan de geschiedenis, dat de feiten waren wat ze waren. Er is een kwaliteitsverschil tussen ‘genoegen nemen met je lot’ en ‘kennis ervan nemen dat het was wat het was’. Je was een kind. Er was toen geen ruimte voor jouw verdriet. Men zag jou niet staan. Je hebt niet kunnen rouwen. Je hebt de eerste rouwtaak van de realiteit van het verlies onder ogen te zien mogelijk niet op een normale manier kunnen doen waardoor het verlies je getekend heeft. Als een litteken op je ziel heeft jong ouderverlies je achtervolgd tot in je volwassen leven om nu pas bestaansrecht te krijgen. Nu pas kan je je dat realiseren. Misschien werd de tweede rouwtaak van de pijn van het verlies te ervaren nooit echt erkend als de pijn die daar vandaan kwam. Wellicht heb je veel pijnen geleden en veel kwalen gehad maar werd nooit het verband gelegd met jouw jong ouderverlies. Door nu de oorzaak bloot te leggen en inzicht te krijgen in de herkomst van je niet beleefde rouw kunnen dergelijke klachten ook aangepakt worden en eventueel verdwijnen. Jong ouderverlies is een zeer ingrijpend verlies. De erbij horende emoties hebben niet te gepaste tijde hun rechtmatige plek gekregen. Het uitgesteld toelaten en beleven van die pijn, bijvoorbeeld middels hierboven uitgelegde ademtechnieken, kan een verlate integratie van die tweede rouwtaak bewerkstelligen. Terug kruipen in de huid van het kleine gekwetste kind en gaan doorvoelen wat er toen geweest is. Je gezien en gedragen voelen in je kwetsbaarheid van toen. Vandaag bestaansrecht verlenen aan wat er toen niet kon zijn. Het kan buitengewoon pijnlijk zijn om de weggestopte pijn uit je kindertijd onder ogen te zien. Maar het maakt wel dat de energie terug gaat stromen. Dat er erkenning en opluchting komt. Dat de blokkades opgeheven worden en de rem eraf kan. De energie om het onder te stoppen is niet langer vereist en daardoor komt er nieuwe energie vrij voor mooiere dingen in je leven. Misschien komt er een veelheid van gevoelens naar boven die je nooit gekend hebt; van schaamte, schuld, jaloezie, woede, eenzaamheid, opluchting etc. Daar kan je wat mee. Wat je in je verleden hebt meegemaakt dat kan je niet veranderen. Wel hoe je het draagt. Je oude pijn en emoties aankijken kan zeer bevrijdend werken. Tijdens het ademwerk zal ook letterlijk je adem vrijer gaan stromen en kan je beperkende pantser openen. De angst die er over je pijn heen ligt, is vaak groter dan de pijn zelf. Met andere woorden: je moet eerst over de schrik heen. En als je je verdriet in de ogen kan kijken zal je zien dat het de moeite waard is om dat proces aan te gaan. Niet alleen de emoties die rechtstreeks te maken hebben met het ouderverlies hebben een belangrijke rol. Ook emoties die met secundaire aspecten te maken hebben, kunnen aangekeken worden. Dat kan te maken hebben met bijvoorbeeld belangrijke gebeurtenissen in je leven waarop je ouder niet aanwezig is kunnen zijn, zoals de geboorte van je kinderen, je afstuderen, je huwelijk of andere aangelegenheden. Dat kan ermee te maken hebben dat je kinderen nooit hun opa/oma zullen in hun leven hebben of met de relatie die je met een plusouder, -broer of -zus ontwikkelde.

“Mijn stiefzus(*) kreeg altijd de lekkerste witte boterhammen mee in haar lunchpakket terwijl ik bruin brood moest eten. Ik heb altijd laatdunkend geoordeeld over mijn stiefzus en mijn stiefmama. Ik vond het unfair hoe ze ons ongelijk behandelde. Zo heb ik er veertig jaar over gedacht. Tot ik aan mijn uitgestelde rouw begon en korte tijd geleden mijn stiefzus terug ontmoette. We vertelden over vroeger. Ze wist nog van die boterhammen. Ze zei me dat ik steeds gezond bruin brood meekreeg in mijn brooddoos. Omdat mijn vader het zo wilde. Hij was hertrouwd met mijn stiefmoeder maar had geen invloed op de kinderen die ze al had uit haar vorig huwelijk. Kinderen die hun vader verloren waren. Hun mama besloot zich wel te schikken naar zijn wens om voor zijn kinderen gezond bruin brood mee te geven, maar behield zich het recht om voor haar eigen kinderen bij het witte brood te blijven. ‘Jij hebt je hele jeugd gezond gegeten en ik niet’ zei mijn stiefzus me. Dan pas drong het tot me door dat we eigenlijk lotgenoten waren. Ik was mijn mama verloren, zij haar papa. Onze overgebleven ouders hadden elkaar gevonden. Ik liet mijn stiefmama niet in mijn hart omdat ze op de plaats kwam te staan waar mijn mama had moeten staan. Voor mijn stiefzus was dat ongeveer net zo met mijn vader. Ze wilde stiekem ook wel bruin brood maar eiste het ‘wittebroodrecht’ op omdat ze vanuit haar geboorterecht zijn autoriteit kon betwisten. Hij nam namelijk de plek in waar haar echte vader had moeten staan. Veertig jaar later kwamen we erachter hoe het écht zat. En dat we er toen niet voor elkaar konden zijn omdat ons eigen verdriet te groot was. Maar we zijn lotgenoten en we delen een gelijkaardig verdriet. Nu dat inzicht er was, konden we elkaar innig omhelzen en gezamenlijk wenen om alle gemiste liefde. We hebben toen symbolisch voor elkaar een boterham gesmeerd. Zij een witte voor mij en ik een bruine voor haar.”

 

(*) Zoals reeds eerder vermeld trachten we in de teksten van Rouwatelier systematisch het voorvoegsel ‘plus’ in plaats van ‘stief’ te gebruiken. Echter in de geciteerde cursiefjes behouden we graag de oorspronkelijke bewoordingen van de getuigenissen, precies vanwege de lading die er telkens door de betrokkenen zelf aan verleend wordt.

De derde rouwtaak is een heel bijzondere voor verlaat verdrieters. Waar in een andere rouw de derde rouwtaak betekent: ‘aanpassen aan je nieuwe leven zonder de overledene’ en waarbij Ankersmid het noemt : ‘aandacht geven aan de manier waarop je dat gedaan had’; zou je de zaak ook kunnen omdraaien. Misschien is de opdracht van deze rouwtaak voor de verlaat verdrieter juist om de overleden ouder wél terug een plaats te geven in je leven. Kenmerkend voor uitgestelde rouw is dat er geen rouw is geweest. Voor veel verlaat verdrieters (niet voor allemaal) betekent dat dat de overledene géén plek had in je leven. Geen herinneringen, geen foto’s, geen specifieke gedenkdagen etc. Het aangaan van een uitgesteld rouwproces kan je precies de gelegenheid verlenen je ‘vergeten’ overleden ouder terug op de kaart van je leven te zetten. Je kan dat heel expliciet doen door deze ceremonieel te gaan herdenken. Door een mooie foto op de kast te zetten. Door het doodzwijgen te doorbreken en bijvoorbeeld kerkhofbezoeken te gaan herwaarderen of een brief te schrijven naar je overleden ouder. En eigenlijk vallen hier de derde en de vierde taak samen. Want terug leren houden van het leven betekent hier dan ook om je overleden ouder een plek te geven in je leven van verlaat verdrieter en erkenning en dankbaarheid op te brengen voor wat die ouder voor zijn/haar heengaan toch voor je betekend heeft. En door de liefde te herkennen die je ervoor voelt. Veel keuzes die je in je leven gemaakt had, zijn gebaseerd geweest op jouw kijk op de wereld die bepaald werd door je jong ouderverlies. Bepaalde overlevingsstrategieën konden daar deel van uitmaken. Het onderzoeken van de betekenis van het verlies in je leven kan maken dat je die keuzes gaat herbekijken. Dat je bepaalde in je jeugd genomen scriptbesluiten wil herzien. (We komen hier in Module acht bij het f2F proces uitvoerig op terug)

“Ik kwam erachter dat ik door mijn moeder op zulke jonge leeftijd te verliezen  een paar patronen had ontwikkeld die me niet meer dienstig waren in mijn huidige leven. Ik had een groot gebrek aan zelfvertrouwen en allerlei ongegronde angsten, ik voelde me altijd buitengesloten, ik was een enorme controlefreak geworden en het voelde alsof ik het leven leidde van iemand anders. Aansluitend op een intensief traject waarin ik aan de slag ging met mijn uitgestelde rouw ging ik ook op brainspottherapie om mijn zelfvertrouwen aan te wakkeren en om sommige fobieën aan te pakken. Na enkele sessie al begreep ik dat mijn verlatingsangst verband hield met mijn bindingsangst en onvermogen om gelukkig te kunnen zijn in een relatie en dat de problemen die ik had om mijn hart echt voor iemand te openen voortkwamen uit mijn jong moederverlies. Door de controle beetje bij beetje los te laten en op mijn intuïtie te gaan vertrouwen verdween gek genoeg ook mijn angst voor het donker en mijn slaapproblemen. Mijn slaapproblemen kwamen vanuit een angst om niet meer wakker te worden. Als kleuter was mij verteld dat mama niet meer terugkwam omdat ze voor de rest van haar dagen zou moeten rusten. Slapen had ik onbewust in mijn brein opgeslagen als iets dat niet te vertrouwen was want waarvan je niet terug thuis kwam.”

Door scriptbesluiten te herzien en bepaalde keuzes te heroverwegen kan je evolueren van overleven naar leven.

“Ik was een gierige pin en gunde mezelf nooit wat. We konden een uur buiten op de menukaart van een restaurant staan lezen en daarna toch maar besluiten om niet naar binnen te gaan. Als ik in de supermarkt iets durfde te kopen dat we niet echt hoognodig hadden, maar gewoon bijvoorbeeld omdat het lekker was, dan voelde ik me meteen al schuldig, en smaakte het me zelfs niet eens. Als jong meisje moest ik al heel snel mijn overleden mama vervangen en het huishouden beredderen. Ik beheerde de portemonnee en was verantwoordelijk voor het budget waarbij ik een dusdanige krenterigheid hanteerde dat het niet meer gezond te noemen was. Het werd een hele opgave opnieuw van mezelf te leren houden, mezelf ook de goede dingen te gunnen en het besef erbij te ervaren dat ik mijn overleden mama daar helemaal geen tekort mee deed.”

Betekenis geven aan je leven betekent om opnieuw je oude gemaakte keuzes onder ogen te durven zien en balans op te maken. Het betekent afwegen wat je vroeg ouderverlies voor je heeft teweeg gebracht en een afweging te maken. Een balans op te maken van hoe je verder wil. Je innerlijke kracht vastpakken, je intuïtie volgen en op jezelf vertrouwen, je verantwoordelijkheid opnemen en de koers uitzetten die voor jou de juiste is. Of jezelf blijven kwellen met zelfmedelijden, de slachtofferrol opnemen en niet onder je beperkingen uitkomen. Luisteren naar de signalen van je eigen lichaam is daarbij van doorslaggevend belang. Je hebt het volste recht op een eigen volwaardig en gelukkig leven. Het is niet omdat jouw ouder niet heeft kunnen leven dat jij niet het recht hebt op een gezond en gelukkig leven. Gun jezelf wel wat je ouder niet heeft kunnen hebben. En dat doe je niet alleen voor jezelf. Dat is ook een eerbetoon aan je overleden ouder.

“Vanaf dit jaar besloot ik aan mijn kinderen te vertellen dat ik Moederdag wel belangrijk vind en dat we het vanaf nu elk jaar zouden vieren. Ikzelf heb nooit een moeder gehad en heb nooit enige aandacht aan Moederdag geschonken. Nu wil ik dat ze die dag aan me denken. Ik heb een oude foto van mijn moeder opgeduikeld en in een nieuwe kader gestoken. Ik heb ze een mooie plek gegeven op de keukenkast en af en toe brand ik er een kaarsje bij of zet ik bloemen. Met Moederdag doe ik iets extra. Ik heb vele nooit gevierde Moederdagen in te halen.”

Het herformuleren van niet meer dienende scriptbesluiten is zoiets als het herschrijven van je levensverhaal. Ga daarbij uit van je diepste verlangens en wensen, ga voor een gelukkig en vol leven, neem met niks minder genoegen dan het beste. Heb lief en verkies geliefd te zijn en eis in die liefde de eerste plek op. Doe het niet voor minder. Neem geen vrede met een bijrolletje en blijf niet in de coulissen staan. Spring op het podium, neem je plek in en volg je hart. Stop het pleasen en verontschuldigen maar geef je eigen behoeften aan. Leer ontvangen. Veel mensen hebben het moeilijker met ontvangen dan met geven. Probeer complimenten voluit te laten binnen komen zonder ze meteen terug te geven. Minimaliseer die niet. Probeer écht te ontvangen. Op zoek gaan naar de gevolgen die jong ouderverlies voor je heeft gehad kan een spannende en verrassende tocht zijn. Je weet niet wat je zal tegenkomen. Sommige dingen zal je liever niet willen weten.

Een plotselinge dood door een ongeval of een hartfalen is anders dan een dood die men zag aankomen door een lang ziektebed. Kinderen betrekken in het palliatief proces is niet vanzelfsprekend en was dat vroeger al helemaal niet. De regel was eerder dat kinderen weggehouden werden van het ziektebed en dat een nakende dood al zeker niet besproken werd. Soms werd zelfs na het overlijden het kind nog in het ongewisse gelaten omtrent wat  er zich precies had voorgedaan. Zoals reeds eerder besproken bemoeilijkt dat uiteraard de eerste rouwtaak waarbij de realiteit van het verlies dient door te dringen. Soms werd kinderen een smoes wijsgemaakt of werd hen wat voorgelogen of werd de realiteit pas met vertraging meegedeeld. Soms pas op het moment dat men er echt niet meer omheen kon en vaak zelfs pas op het moment dat het voor het kind al te laat was om nog afscheid te kunnen nemen (van het dode lichaam). Daardoor hebben veel verlaat verdrieters terecht het gevoel dat ze als kind niet echt afscheid hebben kunnen nemen. Wie er wel bij was, heeft soms het gevoel er niet echt bewust bij aanwezig te zijn geweest. Vaak omdat de emoties te groot en te overweldigend waren om te durven toelaten. Terminale ziekten waren altijd al moeilijk bespreekbaar. Nu ook nog, maar vroeger zeker. Er was een tijd dat het woord ‘kanker’ niet genoemd mocht worden. Voor een gezond rouwproces is het voor kinderen van het grootste belang dat ze correct geïnformeerd worden over wat er aan de hand is met hun ouders. Het is de chaos en ontreddering in de uren van het overlijden, die het voor de nabestaanden vaak te lastig maakt ook nog eens rekening te houden met de belangen van de kinderen.

Overlijden door zelfdoding is vandaag nog steeds een groot taboe, maar was dat vroeger nog des te meer. Kinderen werden meestal niet over de ware toedracht ingelicht.

“Het was toevallig dat ik erachter kwam. Toen mijn oom naar Munchen verhuisde bracht hij een hele doos oude boeken die nog aan zijn broer hadden toebehoord. Aan mijn vader dus. Behalve  een verouderd Van Daele woordenboek in twee delen en een bijbel waren er een hele reeks fotoboeken. In één daarvan vond ik de brief. Het was een afscheidsbrief die mijn vader had nagelaten voordat hij uit het leven stapte. Ik was geschokt toen ik die vond, want tot op die dag had ik altijd geloofd dat mijn vader overleden was aan hartfalen zoals men mij als kind verteld had. Ik was ondertussen een volwassen man, maar ik had de ware toedracht nooit gekend. Toen ik naar Munchen reed om mijn oom ermee te confronteren dacht ik nog dat ik een soort opheldering zou gaan brengen in een verkeerd vastgestelde doodsoorzaak. Ik was heel verbaasd en vervolgens heel kwaad te merken dat mijn oom helemaal niet verrast was van mijn zogenaamde ‘onthulling’. Hij had de brief zelf ook gelezen en was geheel op de hoogte van de ware toedracht. Maar hij had zich niet gerealiseerd dat die brief in het fotoboek zat. Ze hadden de waarheid al die tijd voor mij verborgen gehouden. Ik was toen dubbel kwaad. Niet alleen op mijn vader omdat hij zichzelf het leven had ontnomen, maar ook op iedereen die dat voor me verzwegen had. Die dag was het alsof mijn rouwproces opnieuw begon en mijn vader voor een tweede keer overleed.”

Kinderen betrekken bij de uitvaart en het  hele gebeuren rond het sterven is iets waar tegenwoordig gelukkig meer aandacht voor bestaat. Vroeger was het echter meestal gewoon totaal ‘not done’. Kinderen werden weggehouden van de uitvaart. Ofwel dacht men dat kinderen er te klein voor waren en het niet zouden begrijpen. Ofwel oordeelde men dat het voor het mentale welzijn van de kinderen beter was om daar niet mee geconfronteerd te worden. Wij hebben ons zelf daar ook aan bezondigd. Toen mijn schoonvader overleed, hebben we de kinderen ergens ondergebracht. Ze waren nog kleuters. We hebben hun wel uitgelegd dat bompa dood was, en misschien dat we hen gevraagd hebben een tekening te maken of zoiets, dat weet ik niet meer. Maar ze zijn alleszins niet mee op de uitvaart geweest. Bij het overlijden van grootouders is het wel nog iets anders, maar wanneer iemand van je eigen ouders jong komt te overlijden is dat een hele schok. Ook voor de omgeving. Op zo’n moment komt voor iedereen de dood wel plotseling schrikbarend dichtbij en nog altijd is het niet evident om daarmee om te gaan. Zeker vroeger niet. Hoe moet je omgaan met kleine kinderen die plots verweesd worden? Wat zeg je tegen een kind dat zojuist zijn vader/moeder verloor? Kinderen werden vaak letterlijk ’verweesd’ achter gelaten. Gedropt bij een vriend of een buur. Heel vaak trouwens, bij iemand die niet tot de directe vrienden- of familiekring behoorde. Daar schuilt ook een redelijk eenvoudige logistieke reden achter: alle familie en wie wel nauw betrokken was, zat immers zelf op de uitvaart. Dat maakt de tegenstelling des te schrijnender. Want precies op dat moment heeft een kind juist de warme veiligheid nodig van een gekende entourage. En precies dan belanden ze bij iemand die niet van de familie is of tot de meest hechte vriendengroep behoort. Dat is ook de reden waarom aan kleine kindjes niet meteen wordt uitgelegd wat er aan de hand is. Zodat de ‘min of meer vreemde’ oppas het daarmee niet te lastig zou krijgen.

“Het was een onwerkelijke situatie. De warme bakker was in de hoofdstraat van het dorp waar ook de stoet van Sinterklaas voorbij was gekomen. Ik was er samen met mijn zusje naartoe gebracht. Het meisje van de bakker was toen onze oppas. We kregen speculaas en chocoladeventjes, croissants en warme chocomelk. Vandaar konden we naar de stoet kijken. Later kwam op dezelfde plaats de begrafenisgang voorbij. Ik kan niet met zekerheid zeggen of dat op dezelfde dag was. Maar ik herinner me wel nog goed allebei de stoeten. We zaten binnen te eten terwijl we doorheen de etalageruit konden zien  hoe buiten de korbeillaer (lijkwagen) stapvoets en bijna geruisloos in de sneeuw voorbij kwam rollen. Achter de grote grijze auto liep een hele rij mensen met voorop vier mannen in hetzelfde grijze pak en met witte handschoenen. Net als sinterklaas. Daarachter mijn vader en daarna alle familie, vrienden en buren. Ik herinner me nog dat we toen in de deuropening gingen staan, onze oppas naar mijn papa wees en zei: “Kijk, daar is papa, wuif een keer”. Papa wuifde terug. Alsof het nog steeds de sinterklaasstoet was ofzo. Ik weet niet meer precies hoe dat voor me was. Alsof ik niks voelde ofzo. Misschien was het gewoon wel fijn, daar zo binnen bij de bakker. Ik weet ook niet meer of ik me ten volle realiseerde dat mijn mama in een kist in die lijkwagen lag. Ik herinner me nog wel de geur van die chocoladen mannekes en warme vers gebakken pistolets die in grote papieren zakken klaar stonden. Toen de stoet voorbij was, moest het bakkersmeisje ons eventjes alleen laten. Om de pistolets weg te brengen naar de parochiezaal, een beetje verder in dezelfde straat. Voor de koffietafel. En dat we dan moesten beloven dat we ondertussen braaf zouden zijn. ‘Wie begrafenis krijgt lekkers, wie stout is de roe…’ Ik heb als kind nog lange tijd het liedje met de verkeerde woorden gezongen. En ik wist niet wat een ‘roe’ was, maar ik moet waarschijnlijk geloofd hebben dat het iets met begrafenissen en dood gaan te maken had. Ik was als kind heel bang van de heilige Sint en zwarte Piet. Dat heilige en dat zwarte, dat waren onheilspellende dingen die allebei met de dood te maken hadden. Maar ik was niet de enige. Ik weet dat er nog veel kindjes bang van waren. Ik herinner mij weinig van hoe de dag verder is gelopen, maar het moet zijn dat wij op het eind toch mee naar de parochiezaal mochten. Voor nog meer croissants en warme chocomelk. Die croissants en die warme chocomelk. Dat weet ik nog heel goed. En die chocoladen mannekes. Met mama zou dat onmogelijk geweest zijn. Zo uitzinnig snoepen, dat mochten we immers niet. Dat mama er nooit meer zou zijn dat realiseerde ik me misschien toen nog niet. Vreemd dat andere details bij mij blijkbaar meer indruk hadden nagelaten dan het besef dat mijn mama dood was. Zoals nonkel Frans die toen heel zat was (dronken). Dat werd later nog dikwijls verteld op familiefeestjes. Hij had van bovenop het bruggetje in de parkvijver geplast. Het zijn zo die dingen die ik mij herinner. Dat, en ook wel dat schuldgevoel over zoveel croissants en chocomelk. En die sinterklaasstoet en de begrafenisstoet, die heb ik flink door elkaar gehaspeld en ik heb zelfs een tijd geloofd dat het één en dezelfde stoet was. Maar dat kan natuurlijk niet. De auto waarin sinterklaas stond, wuivend naar de mensen vanuit het dakraam van de limo moet ik verward hebben met de lijkwagen waarin mijn mama lag. Niet alleen was ik bang van de Sint, maar als kind dacht ik bij elke lijkwagen dat het de auto van sinterklaas was en keek ik of hij en zwarte piet er misschien in zaten. Dat was nooit het geval, maar de chauffeurs droegen wel diezelfde witte handschoenen. Misschien zijn handlangers. Ik geloofde ook dat ‘Pietje de dood’ en Zwarte Piet dezelfde Piet waren. Soms was hij gewoon de knecht van de Sint en moest hij de staf vasthouden voor de Sint, soms veranderde hij in een geraamte met een doodshoofd en werd de staf een zeis.  Gek welke voorstellingen je je daar als kind van maakt en welke kronkels je allemaal bedenkt totdat het klopt in je hoofd. Bij mijn zusje was het zo mogelijk nog zotter. We hadden bij Sinterklaasavond ons schoentje moeten zetten. Mijn papa vertelde steeds maar weer dat zij daarna die schoenen niet meer durfde te dragen…  ”

Het zijn de goedbedoelde maar onhandige intenties van de volwassen omgeving die levenslang effect kunnen hebben op de ontwikkeling van een kind. Ontelbare volwassenen kennen slaapproblemen vanwege de simpele mededeling: “jouw mama/papa kan nu voor altijd rusten”. Een kind beschikt niet over hetzelfde relativeringsvermogen als een volwassene en zal de dingen veel meer letterlijk nemen. ‘Rusten’ gaat het kind misschien interpreteren als een onbetrouwbaar iets waarvan je niet terugkeert. Zo zijn er duizend voorbeelden te noemen. Zoals we het in module twee en drie al hadden over Jasper aan wie niet uitgelegd was dat zijn opa de hitte van de verbrandingsoven niet meer kon voelen. Dat voorval maakte dat Jasper tot ver in zijn volwassen leven last had van angstdromen waarin hij probeerde te ontsnappen uit een brandend huis. Vaak is het zo dramatisch niet en gaat het over ogenschijnlijk kleine en onschuldige dingetjes die onbedoeld of goed bedoeld aan kinderen verteld worden. Erger is het wanneer kinderen opgezadeld worden met regelrechte onzin en pertinente onwaarheden. Die kunnen zoveel schade aanrichten dat het haast niet meer  bevattelijk is voor de leek. Kinderen zijn enerzijds onderzoekend en helemaal down-to-earth. Tegelijkertijd hanteren zij vaak een soort magisch denken. Protagonisten in hun spel gaan voortdurend dood en worden ook weer terug levend. Kinderen hebben vaak niet het besef van de onomkeerbaarheid van de dood. Een ‘spirituele’ eeuwigheid van het leven, zoals een volwassene dat kan beschouwen, doordat iemand voor altijd blijft voortbestaan in je herinnering, is voor een kind anders. Verder leven nemen zij letterlijk en ze willen dan graag weten waarom diegene er dan fysiek niet meer bij kan zijn. Het is zaak om dan geen verzinseltjes te gaan opdissen omdat je het zelf moeilijk hebt met die realiteit. Het is noodzakelijk om dan de onomkeerbaarheid van het sterven uit te leggen aan het kind. In module twee legden we al uit dat Manu Keirse 4 begrippen noemt waarvan bij een kind dient getoetst te worden of ze die begrepen hebben: de onomkeerbaarheid, de universaliteit, de oorzakelijkheid en de finaliteit van de dood. In hun onvermogen om met het verdriet van het kind om te gaan nemen veel volwassenen hun toevlucht tot het ontwijken daarvan en leggen ze een zware hypotheek op de eerste rouwtaak die het kind zo niet kan waarmaken.

Het hoeft daarbij niet altijd zwaarmoedig en pijnlijk te zijn. Kinderen kunnen ook betrokken worden op niveau van hun eigen leefwereld. Passend bij hun leeftijd. Een tekening maken, de kist beschilderen, bloemstukjes knutselen, een theelichtje voor op de begraafplaats, muziek of een tekst brengen in de afscheidsdienst. Heel wat uitvaartorganisaties beschikken tegenwoordig over een breed scala van aangepaste methodieken om daarmee om te gaan. Biedt uw uitvaartorganisatie dat niet aan, ga dan actief op zoek naar instanties die dat wel doen. Op de site van Plan b vind je tal van links naar organisaties die daar zeker in kunnen bijstaan. Bijvoorbeeld op de site van de Digitale Rouwkoffer vind je per leeftijdscategorie aangepaste didactische middelen, info, boeken en spelletjes. Of ‘In de wolken’, de site van Riet Fidelaers Jaspers waar een schat aan info en filmpjes op staat. Op de site van het Berrefonds (De Grote Koesterkoffer), vind je een bingo van foute uitspraken die je maar beter kan vermijden. En bij bijvoorbeeld Hilde en Kathleen van ‘Dichtbij Afscheid’ of bij ‘De Rietweide’ kan je zeker terecht voor afscheidideeën op maat van kinderen. Je zou ook eens je oor te luisteren kunnen leggen bij de vrijwilligers van Missing You of Saying Goodbye die veel ervaring hebben met de belevingswereld van kinderen in dit thema. Je zou ook de rouwclown Peter Leeman kunnen uitnodigen en vragen om te helpen op maar van het kind de strakke patronen te helpen doorbreken. De mogelijkheden zijn legio. Maar ze worden niet altijd gezien en het belang ervan wordt schromelijk onderschat.

Het is precies in deze context dat rituelen en symbolen aan belang gaan winnen. Dat kan perfect op kindermaat. Symbolen en rituelen zijn bij afscheid van dermate groot belang, niet alleen bij verlaat verdriet, maar bij elk rouwproces, dat we in Rouwatelier daar de volgende module volledig aan zullen wijden.

Met het verliezen van de ouder(s) verliest een kind op dat moment ook (een deel van) de eigen identiteit. Een deel van de werkelijkheid zoals die voor het kind veilig en vertrouwd was, gaat verloren. Soms gaat dat gepaard met een schoksgewijze en veel te vroege katapultering naar volwassenheid. Het kind kan geen kind meer zijn. De onschuld is weg.

“Soms zijn ze overal. Vaders met hun zonen. Jongetjes met hun opa. Dikwijls drie generaties. Ik zie ze thee drinken bij de Marokkaan. Ik zie ze vliegeren op het strand. Ik zie ze in het park bij de vijver, samen de telegeleide zeilboot uitproberen. Ik zie ze gebukt staan onder de motorkap van de auto druk met elkaar discussiërend over technische details. Ik zie de peuter op de schouders van zijn vader, graaiend met zijn handjes in de krullen, of plagerig de bril afpakken. Ik zie hoe de visser aan zijn zoon toont hoe je het aas aan de haak wurmt, de zoon trots pronkend met zijn eerste vangst. Ik zie ze samen een vuurtje voorbereiden. De kleine jongen in de veilige armen van zijn vader. Die mee het kleine jongenshandje vasthoudt waarmee ze samen de lucifer aanstrijken. Daarna samen in de vlammen kijken. Kastanjes poffen. Ik zie de bewondering van de jongen hoe sterk en stoer zijn vader de hete kastanjes weet te trotseren. Onbevreesd voor het vuur. Een held. En daarna in de auto op schoot. Het stuur mogen vasthouden.
Ik heb geen vader. Ik heb geen zoon. Ik sta moederziel alleen op de voetbaltribune. Ik kijk naar vaders en hun zonen. De zonen in het spel. De vaders langs het veld. Zo zou het altijd moeten zijn. Dat wens ik iedereen toe.”

 

Ouderverlies verandert de identiteit van het kind. Voor altijd. Als je beide ouders overlijden, word je plots ‘wees’ in plaats van gewoon ‘kind’. Als je één ouder verloor wordt de andere ouder plots weduwe of weduwnaar. Als je overblijvende ouder hertrouwt, dan word je pluskind van  de nieuwe partner die dan jouw plusmama of pluspapa wordt: de nieuwe benaming die in 2008 voor de talloze nieuw samengestelde gezinnen werd bedacht om de titel ‘stiefouder’ wat vriendelijker te maken. Voor gescheiden en nieuw samengestelde gezinnen wellicht terecht een wat milder woord, maar voor jou die de plaats van je weggevallen ouder ziet ingenomen worden door een vreemde nieuwkomer blijft er misschien een wrange nasmaak aan zitten. Op die plek had je immers liever je eigen ouder zien staan. Je krijgt misschien met pluszusjes of -broertjes te maken en later misschien zelfs met halfzus of -broer. Je maakt geen deel meer uit van een gaaf en onbeschadigd gezin. Je oorspronkelijke gezin is gebroken. Er mist een essentieel persoon. Hoewel er misschien alles aan gedaan wordt om het voor jou aangenaam en gezellig te maken in het nieuw samengestelde nest, of het oude geamputeerde gezin, het zal nooit meer hetzelfde zijn. Niet alleen moet je zelf wennen aan die ingrijpende gewijzigde situatie, je moet ook wennen aan hoe je die ervaring deelt aan anderen, aan hoe je jouw nieuwe identiteit voorstelt aan iedereen. Alles wordt anders. Iemand anders brengt jou naar het voetbal, iemand anders kookt voor je, iemand anders gaat voor jou naar het oudercontact op school, er komt een andere aanspreking op de nieuwjaarsbrief. Je kan met je gevoelens niet meer aankloppen bij de overleden ouder. Althans niet meer op dezelfde manier. Misschien ga je een dagboek schrijven of deed je dat al voor het overlijden, maar komt er nu een geheel ander hoofdpersonage in je verhalen. Je hebt iets heel ingrijpends meegemaakt dat maar weinig kinderen met je delen. De kans is groot dat je je daardoor  anders zal voelen. Dat je ervaart dat je bepaalde gevoelens niet meer kan delen, dat jouw leefwereld helemaal op zijn kop is gezet. Je voelt je daardoor misschien anders en onbegrepen. Misschien ben je plots een stuk kind-zijn kwijt. Ben je je onschuld verloren en voel je je ineens heel volwassen. Elke keer dat je jezelf moet voorstellen vraag je je af of je jouw grote verlies al dan niet zal benoemen. Soms wil je zo graag het hele verhaal doen. Maar ook niet elke keer. Je zou zo graag nog eens gewoon kind willen zijn tussen de kinderen. Je wil niet anders zijn dan de rest. Je wil gewoon hetzelfde zijn. Maar dat kan niet. Je zal nooit meer dezelfde zijn als voorheen. Je zal ook niet meer hetzelfde zijn als de anderen. Misschien is er op school wel een leraar die jou goed begrijpt. Die jouw verdriet en gemis gezien heeft en zich jouw lot aantrekt. Die er voor je wil zijn en veel tijd voor je maakt. Natuurlijk is dat mooi, maar ook dàt maakt jou weer anders dan de andere kinderen.

Door de gewijzigde gezinssamenstelling en misschien eventueel door een verhuis kan het zijn dat je op een bepaald moment naar een andere school zal gaan. Misschien besluit je dan dat je niet meer anders wil zijn dan de anderen en ga je niet meer over je ouderverlies vertellen. Je gaat net doen alsof er niks aan de hand is, je verdriet verstoppen en gewoon vrolijk meedoen met je vriendjes. Je wil immers niet anders zijn dan hen. Soms kan een dubbel gevoel je dan overmannen. Je wil langs de ene kant vrolijk meedoen, maar langs de andere kant voel je ook wel dat je een verdriet onderdrukt dat er toch is. En thuis kom je dan terug in de echte wereld waar de lege plek van je overleden ouder uitvergroot in beeld is. Omdat je andere ouder treurt. Dan heb je het gevoel dat je een gespleten of een dubbel leven leidt. Op school ben je een ander dan thuis. Je durft geen vriendjes mee naar huis te nemen omdat ze zullen ontdekken wie je werkelijk bent. Het op school onderdrukte verdriet komt wanneer je thuis bent extra hard naar boven waardoor je familieleden de volle laag te verduren krijgen. Of je gaat het ook thuis wegduwen. Je rouw wordt onderdrukt. Je bent op weg een verlaat verdrieter te worden. Het contact met je werkelijke gevoelens ben je onderweg ergens stilaan kwijtgeraakt.

Misschien is dat scenario niet voor jou weggelegd. Misschien lukt het je niet om op school een vrolijke façade op te houden om erbij te horen. Je slaagt er niet in om je onbezorgd te voelen of voor te doen en meer en meer besef je dat je er niet meer bij hoort. Dan kan je gaan vereenzamen, je komt in isolement terecht.

“Ik was helemaal alleen op de wereld. Bij mama kon ik absoluut niet met mijn verdriet terecht, zij was zelf helemaal kapot en daardoor niet beschikbaar. Ik voelde me erg eenzaam. Op school waren er misschien wel honderd kinderen op de speelplaats, maar hun uitbundig gejoel klonk voor mij als de sirene van de ambulance die mijn vader had opgehaald. Ik kon het niet opbrengen om met de andere kinderen gewoon mee te spelen. Wellicht zou het me goed gedaan hebben, maar het ging eenvoudigweg niet. In tegenstelling tot de andere kinderen was ik altijd opgelucht wanneer de bel ging. De kinderen vonden dat niet fijn want ze moesten stoppen met hun spel omdat de klas ging beginnen. Maar voor mij kwam er dan rust. Het lawaai stopte in mijn hoofd. Eindelijk in de klas bood de leerstof afleiding. Het was een gelegenheid om niet aan mijn vader te moeten denken. In mijn hoofd maakte de eenzaamheid dan eventjes plaats voor algebra. Zo werd ik een primus in wiskunde.”

Het jong meemaken van ouderverlies vormt een breuklijn in je leven. Er ontstaat een tweedeling in ‘ervoor’ en ‘erna’. De breuklijn vormt een litteken dat de verdere vorm van je levensloop mee bepaalt. Vaak is de wonde te diep en te pijnlijk geweest om door een kind gedragen te kunnen worden en hebben beschermingsmechanismen ervoor gezorgd dat deze verdrongen werd. Ze werd weggeschreven als traumata ergens in het limbische systeem van de hersenen. Soms zijn bepaalde gebeurtenissen daardoor gewoon gewist uit het bewuste geheugen. De herinneringen zijn nog wel ergens onbewust aanwezig. Ze zitten opgeslagen in de celgeheugens van je lijf. Ze zijn vertaald geworden naar allerlei lichamelijke klachten die eigenlijk hun herkomst kennen in het trauma van weleer. Vaak wordt het voor mensen die jong ouderverlies meemaakten moeilijk om herinneringen boven te halen van ‘ervoor’. Maar ook van het overlijden zelf of van de pijnlijke periode erna. Als kind heb je overlevingsmechanismen ontwikkeld om verder te gaan zonder je ouder(s). Deze mechanismen zijn niet altijd bewust maar vaak automatisch. We noemen ze wel ‘scriptbesluiten’ maar het zijn niet altijd doelbewuste keuzes. Vaak zijn het conclusies die je als kind moest trekken omdat je door de omstandigheden niet anders kon. In die zin kan je niet  altijd van een ‘besluit’ of een ‘keuze’ spreken, zoals echter het woord ‘scriptbesluiten’ wel doet vermoeden. Misschien zou het juister te zijn om te spreken van ‘onbewuste autoscripten’ of zoiets. De omstandigheden van het overlijden, maar ook je leeftijd, je maturiteitsniveau, je gezondheid, de steun van je omgeving, hoe voorafgaandelijk je hechting verliep en hoe veilig je je voelde in dat gezin, enzovoorts, zijn factoren die mee gaan bepalen welke strategieën jij voor jezelf zal ontwikkelen om het leven aan te kunnen. Een aantal van deze scriptbesluiten of strategieën zijn herkenbaar voor veel verlaat verdrieters.

Pantsering is zo’n typische. Je bent toen je heel erg kwetsbaar was zo erg geraakt geworden dat je onbewust het besluit hebt genomen je niet opnieuw te laten kwetsen. Je wil niet nog eens de pijn meemaken die je hebt meegemaakt en onbewust ga je een verdedigingslinie om jezelf heen bouwen, een soort muurtje dat jou afschermt van de buitenwereld. Je neemt een pantser aan waar pijn, maar ook emoties en verbinding niet meer doorheen kunnen. Je weert echte verbinding met anderen en je hebt angst voor hechte contacten. Je laat niets of niemand toe. Je bent daardoor ook wantrouwig tegenover anderen. Je kan je hart niet openen en hebt het moeilijk om toenadering te zoeken of toe te laten. Dat heeft ook effect op je relaties want je bent angstig om jezelf te binden. Ook het omgekeerde kan zich voordoen, namelijk dat je vanuit een extreme verlatingsangst niet zonder een ander kan en dat je makkelijk gaat vastklitten in een grote afhankelijkheid. Pantsering kan er niet alleen voor zorgen dat je toenaderingen van buitenaf niet naar binnen wil laten, maar ook omgekeerd dat je niet naar buiten wil of kan treden. Je blijft aan de zijlijn staan en durft niet op het podium springen. Je staat niet graag in het voetlicht. Daardoor doe je minder succeservaringen op en gaat je zelfvertrouwen wankelen. Je gelooft onvoldoende in je eigen kunnen en je voelt je minderwaardig tegenover anderen. Je pantser beschermt je niet alleen tegen kwetsuren maar het is ook een soort camouflageschild waarachter je onzichtbaar probeert te zijn voor de wereld. Door je  te verschansen achter je muurtje ontzeg je jezelf een sociaal leven, of je hebt wel een sociaal leven maar de contacten breken af zodra ze dreigen diepgang te krijgen. Misschien is er wel die ene vriend of die ene vriendin die jouw lot kent en die per uitzondering toegang krijgt binnen jouw muurtje.

Controle. Verwant aan de strategie van pantsering heb je een overlevingsmodus ontwikkeld van Controle. Omdat je wil vermijden dat er opnieuw iets gebeurt dat je niet zag aankomen en omdat je een diepgeworteld wantrouwen hebt ontwikkeld tegenover het lot en tegenover de wereld wil je alles onder controle houden zodat er je niets meer kan overkomen. Soms kan die controledwang zo erg zijn dat je ook slaapproblemen ontwikkeld. Inslapen is namelijk je overgeven aan de slaap. Het is de controle van het wakker zijn loslaten en toestaan dat de nacht en de slaap bezit van je nemen. Controlegedrag vindt zijn herkomst in wantrouwen. Je gaat alles en iedereen in de gaten houden en ontwikkelt een ongezonde argwaan.

“We waren op de bouwbeurs en mijn man schaamde zich soms over de houding die ik aannam tegenover verkopers. Ik walgde van gladde opdringerige praatjesmakers die niet kort en terzake mijn vragen beantwoordden en ik vermoedde altijd wel ergens een addertje onder het gras of een verborgen agenda. Ik was ook erg vooringenomen tegenover de opgetutte mooie hostesjes die zo’n verkoopstand meestal bemanden en ik kon nogal smalend doen over hun totaal gebrek aan kennis. Als ik erover nadacht, kon ik ook wel bedenken dat die meisjes hun job niet echt was om de expertise over te brengen en dat zij daar immers gewoon maar ingehuurd werden om de klanten vriendelijk te bejegenen en een drankje aan te bieden. Op zo’n verkoopstand stelde ik onuitputtelijk gedetailleerde vragen. Sommige standhouders vertelden me dat ze zelden zo’n goed voorbereide klant hadden gehad en vroegen zich af wat ik op hun stand nog kwam zoeken als ik het allemaal al zo goed wist. Pas later begreep ik dat het mijn ziekelijke controledwang was die dergelijke aankoopbeslissingen altijd zo ingewikkeld maakten. Ik vertrouwde nu eenmaal niets of  niemand.”

Overlevingsstrategieën zijn niet altijd onverdeeld negatief en kunnen je ook voordelen opleveren.

“Mijn controlemodus maakte dat ik zeer zorgvuldig kon werken, goed was in wiskunde en een uitstekend observator werd. Ik had het altijd meteen gezien wanneer iets niet in orde was. Een beetje zoals een piloot het direct gezien heeft wanneer één van de honderd instrumenten in zijn cockpit iets anders aanwijst dan wat gebruikelijk is. Voor een piloot kan dat handig zijn, in het dagelijkse leven werkt het soms contraproductief. Mijn man had dan bijvoorbeeld lekker voor me gekookt en de keuken netjes aan kant gemaakt. Hij probeerde het helemaal perfect te doen omdat hij wist dat ik zo’n controlefreak was. Was op de keuken niks aan te merken dan maakte ik de opmerking dat hij het licht had laten branden op de gang.”

Zoals in bepaalde gevallen de strategie van controle je ook dienstbaar kan zijn, geldt dat ook voor de strategie van je pantsering. Om staande te blijven in een harde wereld kan zo’n pantser soms van pas komen. Het maakt dat je minder snel gekwetst zal worden en vormt een bescherming tegen overprikkeling. Echter, het moeilijk hebben om je gevoelens toe te laten kan ook maken dat je geen zwakte van anderen kan verdragen. Je hebt zelf zo sterk moeten zijn.

“Mannen zijn echte watjes. Als mijn man ziek is, dan is hij altijd heel zielig. Een klein griepje en het is net alsof hij zal dood gaan. Dan kan hij echt de sukkelaar uithangen. Hij heeft dan ook altijd zijn mama nodig. Misschien verwacht hij dan dat ik mama ga spelen, maar dat doe ik niet. Hij mag zich wat vermannen. Mijn mama was er ook niet als ik ziek was.”

Onafhankelijkheid. Verwant aan de controlestrategie is onafhankelijkheid, zelfredzaamheid. Bij het verlies van je ouder(s) werd je onvoldoende gezien. Je kreeg niet de steun die je nodig had. Daardoor ontwikkelde je wantrouwen en werd je veel te vroeg zelf verantwoordelijk en volwassen. ‘Ik doe het wel zelf’ of ‘ik kan het zelf’ werden je motto. Ongetwijfeld zal je dat ook veel goeds gebracht hebben, want daardoor leerde je jezelf goed te redden in een complexe wereld. Maar de strategie van ‘ik-doe-het-zelf-wel’ maakte ook dat je weinig vertrouwen had in anderen, dat je in een groep telkens alles naar je toetrok, dat je slecht om kon gaan met gezag en autoriteit, moeilijk intieme relaties in stand kon houden en vaak eindigde in een gevoel van eenzaamheid.

“De vierde dag kregen we ruzie. Ik was met vier maten met de motor op tour in Oost-Duitsland. We hadden onenigheid over het programma en het traject voor de volgende dag. Meestal wisten we wel met elkaar bij te leggen, maar deze keer liep het echt helemaal vast en het eindigde ermee dat de groep opsplitste. En het werd niet twee tegenover drie maar écht ik alleen tegenover de vier anderen. Ze verweten me dat ik altijd alles alleen wilde beslissen, dat ik de weg altijd wilde uitstippelen en de bezienswaardigheden uitzoeken. Ze beweerden dat ik altijd de locaties voor de overnachting koos en zelfs de kamerindeling bepaalde, dat ik de restaurantjes wilde uitkiezen waar we zouden eten en als we zelf kookten dat ik over het menu wilde beslissen. Kortom, ik wilde alles zelf doen, ik was een einzelgänger. Het kwam hard aan dat ze daar met z’n vieren hetzelfde over dachten en dat ik de enige stoorzender bleek. Ik ben op mijn eentje naar huis gereden en ze hebben met z’n vieren de motorvakantie nog tien dagen verder gezet. De hele terugrit heb ik over hun beweringen nagedacht en tegen dat ik thuis was kon ik maar één conclusie bedenken. De jongens hadden eigenlijk gelijk. Ik voelde me verschrikkelijk eenzaam.”

Dominantie, zelfredzaamheid en onafhankelijkheid kunnen best bruikbare positieve eigenschappen zijn, bijvoorbeeld waar leiderschap vereist is. Maar ook voor een leider is eigengereid zijn een valkuil waarmee je geen team kan leiden. Ook een strategie tegenovergesteld aan die van einzelgänger is denkbaar ten gevolge van jong ouderverlies. In de plaats van erg dominant vanuit onafhankelijkheid of zelfredzaamheid de dienst te gaan uitmaken staat de strategie van onzichtbaarheid.

Onzichtbaarheid. Deze strategie vindt zijn herkomst in het willen onnodige last besparen aan de overgebleven ouder. Je voelt goed de kwetsbaarheid en het verdriet van je overgebleven ouder en je wil niet storen. Je wil het niet nog moeilijker maken dan het al is. Je houdt je gedeisd op de achtergrond. Deze strategie komt vaak voor in situaties waarbij ouderverlies werd vooraf gegaan door een langdurig ziekbed. Misschien was je vader/moeder al jaren ziek en was er rust en stilte nodig in huis. Mocht de patiënt zich niet te zeer vermoeien en moest jij je stil en op de achtergrond houden. Misschien leerde je al lang voordat het overlijden plaats vond om je eigen wensen en behoeften opzij te zetten en jezelf onbelangrijk te vinden. Dit kan grote gevolgen hebben voor jouw volwassen ontwikkeling. Misschien werd het  jouw tweede natuur om je eigen mening opzij te zetten. Ging je twijfelen aan je eigenwaarde, je zelfvertrouwen of je bestaansrecht. Misschien kweekte je een gedrag van slaafse onderdanigheid en voelde je je minderwaardig. Zowel de strategie van dominante overcompensatie als de strategie van onzichtbaarheid vinden meestal hun herkomst in dezelfde oorzaak: namelijk het niet gezien worden als kind. Het gaat over je eigenwaarde en je bestaansrecht. Voor beide ontwikkelde persoonlijkheidstypes die uit dezelfde herkomst ontspruiten is uiteindelijk dezelfde aanpak vereist om heling  te verkrijgen: het omarmen van je gekwetste innerlijke kind en er bestaansrecht aan verlenen. Positief neveneffect van een gevolgde onzichtbaarheidsstrategie is dat dergelijke mensen vaak over een grote luisterbereidheid beschikken, scherpe observators zijn, bereidwillig en coöperatief zijn en bescheiden.

“Ik ben niet op de begrafenis van mijn eigen moeder geweest. Niet omdat ik niet mee mocht, maar ze waren me gewoon vergeten. En ze hadden me niet eens gemist. Ik had de jaren van haar ziek zijn zo geleerd om onzichtbaar te zijn dat ik als kind slechts een schim was in huis. Mama leed pijn, was doodziek en had alle verzorging en aandacht nodig. Wij moesten stil zijn. Ik leerde al vroeg om mijn eigen wensen en verlangens opzij te zetten en niet tot last te zijn. Als het een keer wat slechter ging met mama dan dacht ik al gauw dat het mijn schuld was. Dat ik misschien te zeer aanwezig was geweest. Soms vroeg ik mij af of ze het zouden merken indien ik er niet meer zou zijn. Dat bleek met de begrafenis. Pas na hun thuiskomst hadden ze door dat ik er niet eens bij was geweest.” 

Pleasen. Jezelf opzij zetten en jezelf onbelangrijk vinden kan ook aanleiding zijn tot het ontwikkelen van zorggedrag of een pleaser worden. Doordat je zelfvertrouwen een deuk kreeg, ga je erg afhankelijk worden van de goedkeuring, de waardering of het oordeel van anderen. Je kan eigenwaarde ontwikkelen of jezelf terug van nut maken door de zorg voor anderen op je te nemen. Heel vaak is dat letterlijk en komen we veel verlaat verdrieters tegen in zorgberoepen. In heel veel gevallen hebben zij zelf nooit de link gelegd tussen hun jong ouderverlies en hun latere beroepskeuze. In andere gevallen wel, en besluiten ze dat het er een gunstig bijproduct van kan zijn. Op zichzelf is er niks mis mee dat hetgeen dat je drijft, wat jouw innerlijke bron is, of jouw ‘Why’ voortkomt uit je eigen pijnstuk. Als jij jezelf van waarde wil maken omdat je bij jezelf eigenwaarde tekort kwam, dan is dat OK, maar slechts op voorwaarde dat je voor jezelf tegelijk heling voorziet op je eigen kwetsuur. Anders zoek je bevestiging bij anderen, blijf je onzeker en maak je jezelf kwetsbaar en afhankelijk van het oordeel van anderen. Het is goed om dan voor jezelf ook te werken aan je eigenwaarde, je bestaansrecht en een positief zelfbeeld. Op zich is het dan perfect mogelijk om zelf goed in je vel te zitten, een deugdelijk zelfbeeld te hebben en een prima zorgwerker te zijn. Af en toe echter komt het voor dat mensen tijdens hun proces van uitgestelde rouw erachter komen dat ze in het verkeerde beroep beland zijn.

“Hilaire was wat je noemt een lastige patiënt. Hij belde altijd op de meest onmogelijke momenten, bijvoorbeeld wanneer hij net verzorging had gehad en we het druk hadden met andere patiënten. Op een keer toen ik alleen de nacht had, belde hij me weer. Het was opnieuw voor één of ander onbenul. Ik had het gehad en besloot deze keer hem erop aan te spreken. Ik vroeg hem daarmee op te willen houden, vroeg wat hij wel dacht daarmee te bereiken, en of hij misschien gewoon wat aandacht wilde en wat hij misschien tekort kwam in zijn leven. Zijn antwoord verraste me nogal. Hij zei dat hij zich al afvroeg hoe ver hij daarmee nog zou kunnen doorgaan en hoever ik er nog in mee zou lopen. Daarop vroeg hij wat ik dan wel tekort kwam in het leven dat ik me zo onbaatzuchtig eindeloos uitsloofde voor anderen. Hij vroeg wat er gebeurd was in mijn jeugd. Eerst dacht ik dat hij me provoceerde of zoiets maar toen drong het tot me door dat het hem ernst was. Ik heb Hilaire toen in alle eerlijkheid verteld hoe ik beide ouders verloor en als wees opgroeide. Ik barstte in tranen uit en heb minuten lang geweend. Dat was hoogst onprofessioneel. Hilaire had werkelijk met me te doen en voor het eerst merkte ik dat onder de lastige patiënt ook een echt mens zat, met zijn gevoelens en zijn verlangens en zijn eigen gekwetste innerlijke kind. Hij legde me uit hoe mijn geknakte zelfvertrouwen me mezelf opzij had doen zetten waardoor ik voor een opofferende job in de zorg had gekozen. Het was anders dan alle andere keren. Een intiem en boeiend gesprek. We hebben gepraat tot de verpleegsters van de vroege kwamen opdagen. Die middag heb ik ontslag genomen. Ik ben wel Hilaire later nog eens gaan bezoeken. Aan hem heb ik mijn carrièrewending te danken. Van de verzorging vernam ik ondertussen dat hij niet meer de lastige patiënt is van weleer.”

Fantasie. Een ander veelvoorkomend beschermingsmechanisme is dat van de fantasie. Het kind gaat het  script van zijn leven herschrijven in een imaginaire andere wereld. Het ontvluchten van de pijn is een ontsnappingspoging aan de tweede rouwtaak van Wiliam Worden: de pijn van het verlies ervaren. Deze is te zwaar om te dragen en daarom wordt een virtueel parallel universum gecreëerd waarin het kind zich veilig kan terugtrekken, afgeschermd van de brute realiteit. Omdat dit over een zeer efficiënte ontsnappingsroute gaat, kan dit zich ook op latere leeftijd nog manifesteren. Volwassenen die jong ouderverlies meemaakten, gaan zich terugtrekken in een eigen schijnrealiteit die ver af staat van de werkelijkheid. Op pathologisch niveau kan zich dat manifesteren in allerlei psychoses met vergaande hallucinaties. Ypsilon is in Nederland de organisatie die naasten en familie  verenigt van mensen met een psychosegevoeligheid. In België is dat Similes. Links naar beide verenigingen kan je vinden op de site van Plan b onder Links. Maar ook de fantasiestrategie is niet onverdeeld negatief. Mensen met die strategie zijn vaak grote schrijvers, dichters of  filmmakers, beschikken over meer dan gemiddelde creativiteit en hebben ook een groot vermogen tot zelfstandigheid. Als we het over de vlucht in fantasie hebben, dan dienen we ook te vermelden dat bijvoorbeeld het nog zien van je overleden ouder, en er nog gesprekken mee voeren geen abnormaal gedrag is voor mensen in rouw. Je bent niet gek. Je overleden dierbare nog ontmoeten alsof het levensecht voor je is, hem/haar nog horen en zien alsof hij/zij nog leefde is niet vreemd. Dat is heel normaal gedrag van heel normale, gezonde, evenwichtige mensen, en dat is iets dat bij je rouwproces hoort. Dat is helemaal OK, ook als dat je leven lang niet weggaat.

Fatalisme. Veel erger is het wanneer fatalisme zich van je meester maakt. ‘Het maakt allemaal niet meer uit’. Je kan deze moeilijk bij de strategieën of de zogenaamde scriptbesluiten onderbrengen omdat het niet echt een overlevingsmethode is. Het is eerder het verzaken aan het gevecht. Het in de ring gooien van de handdoek. Het verzanden in wanhoop. Dat is een zeer begrijpelijke reactie die je gaat aanwenden om jezelf te sparen. Opgeven of afknappen kan niemand kwalijk genomen worden in die situatie. Het is voor de omgeving echter zaak om alert te zijn voor dergelijke signalen want het gevaar op langdurige depressie is niet denkbeeldig. Fatalisme kan zich zowel manifesteren als gelatenheid en onverschilligheid, maar ook als opstandigheid. Opstandigheid kan een soort aanklacht zijn.

Slachtofferrol. Niet geheel hetzelfde, maar wel gelijkend op fatalisme, is de strategie van de slachtofferrol. Het is de rol die in de dramadriehoek van de transactionele analyse van Eric Berne beschreven wordt van diegene die de zielige houding aanneemt, inspeelt op het medelijden van de ander, geen verantwoordelijkheid neemt en de buitenwereld of het lot blameert voor al wat hem is overkomen. Wie de slachtofferrol aanneemt, schreeuwt om geholpen te worden. De andere twee rollen in de dramadriehoek zijn die van ‘redder’ of ‘aanklager’. De reddersrol is herkenbaar in hogergenoemd voorbeeld van de wees die een zorgberoep had gekozen. De aanklagerrol is herkenbaar bij mensen die opstandig worden. Het gevaar van de slachtofferrol is van in een neerwaartse negatieve spiraal terecht te komen waar geen plaats is voor hoop op herstel en waar doemdenken en uitzichtloosheid je rouwproces ernstig bemoeilijken. Een slachtofferrol kan ook verslavend zijn.

Ontkenning. Een andere gekend overlevingsmechanisme is dat van ontkenning. Ontkenning is iets dat ons doet denken aan de zogenaamde eerste rouwfase die Elisabeth Kubler Ross beschrijft in haar rouwfasen. Zoals we in de vorige module van de rouwmodellen al uitvoerig bespraken is deze strategie niet universeel. Ze komt niet bij iedereen voor, maar het bestaat wel. Het is dan ook niet correct om hier van de eerste fase van rouw te spreken zoals bij de theorie van Kubler Ross wel gedaan wordt. Ontkenning is het wegdrukken van je pijn, het niet willen tonen van je verdriet en het voor de buitenwereld verstoppen van je ware gevoelens. Ontkenning is verwant aan fantasie. Het is eigenlijk een vorm van fantasie waarin de fantasie bestaat uit je oude leven zoals het was zonder het overlijden van je ouder(s). Omgekeerd is fantasie tegelijk ook een manier  van ontkenning.

Pantsering, controle, onafhankelijkheid, zorggedrag, fantasie, fatalisme, slachtofferrol of ontkenning zijn de hierboven beschreven strategieën die nodig waren om jezelf te beschermen tegen een onbetrouwbaar geworden wereld. Niet elk van deze strategieën zal voor iedereen even herkenbaar zijn. Sommigen zullen meerdere van deze mechanismen ontwikkeld hebben, anderen misschien geen enkele ervan. Al deze verschillende overlevingsmechanismen, deze scriptbesluiten,  hebben in meer of mindere mate dienstig kunnen zijn om jou te helpen de impact die het verlies van je ouder(s) op je had te doorstaan. Ze kunnen hun nut hebben bewezen in de crisisperiode toen het nodig was, maar als ze blijven voortduren kunnen ze contraproductief beginnen worden in je latere volwassen leven. Het gevaar is niet denkbeeldig dat de strategieën tot gedragspatronen gaan leiden die jouw leven zodanig gaan inrichten dat je precies die situaties gaat opzoeken waarin ze bruikbaar blijven. Dat legt een enorme hypotheek op de mogelijkheden van jouw ontwikkeling en gaat een beperkend effect uitoefenen. Veelal zijn deze scriptbesluiten niet in overeenstemming met je diepste innerlijke verlangens en vormen zij zelfs een ernstige hinderpaal om je levensdoelen te bereiken. In module acht van het f2F proces gaan we aan de slag met deze scriptbesluiten en leren we hoe het mogelijk is om deze te herformuleren en om je overlevingsstrategieën aan te passen aan de gewijzigde realiteit. Deze strategieën zijn een bescherming geweest maar worden nu hinderlijk en het is tijd om ze los te laten. Dat is best wel spannend want ze vormden een veilige cocon tegen angsten en onderdrukte emoties. Door de strategieën los te laten kom je terug in je onbeschermde naaktheid te staan. Dat kan bedreigend zijn. Bovendien werkt de omgeving niet altijd mee. Jouw strategieën kunnen voor de omgeving een gewoonte hebben gecreëerd of een voordeel hebben opgeleverd waardoor de bereidheid maar klein is om verandering ervan te stimuleren. Hervallen in oude patronen is dan ook niet denkbeeldig. Het kan voor de omgeving ook als bedreigend overkomen wanneer jij plots besluit een beschermingspatroon op te geven. Bijvoorbeeld als je het hebt gehad met ‘pleasen’ en je besluit wat meer voor jezelf te gaan opkomen, dan kan een omgeving die gewend was om door jou pleasegedrag ‘verwend’ te worden daar danig van schrikken. Het is dan zaak om goed bij jezelf te blijven en je niet te laten leiden door wat anderen van je verwachten.

In haar ‘(Ver)werkboek verlaat verdriet’ somt Titia Liese een dertigtal kenmerkende patronen op die een rol kunnen spelen bij het herkennen van verlaat verdriet in je leven, je relaties, je kinderen, je familie, je werk en je gezondheid.

In je leven: fundamenteel gebrek aan zelfvertrouwen, zich niet gehoord en gezien voelen, geen keuzes kunnen maken, een stoer en zelfstandig uiterlijk maar zich binnenin niet zo voelen, de vraag of men de leeftijd van zijn overleden ouder zal halen, je anders voelen, het gevoel hebben gek of abnormaal te zijn, altijd rekening houden met de dood, angst voor de toekomst, geen geloof in eigen kunnen/durven, controledrang

Je relaties: angst voor intimiteit, angst voor afwijzing, angst voor kritiek, verlatings-en bindingsangst, het gevoel alles alleen te moeten doen, nooit voluit kunnen genieten

Je kinderen: jaloersheid naar je kinderen die wel hun vader/moeder nog hebben, angst om zelf moeder/vader te worden, angst om ook jong te sterven, angst voor je kind wanneer het de leeftijd bereikt die je zelf had toen je ouder stierf, niet kunnen praten over de overleden ouder, niet kunnen delen van het gedeelde verleden, geen contact hebben met de overgebleven ouder of broers/zussen, geen of slecht contact met plusouder, geen of weinig contact met familie van overleden ouder

Je werk: geen grenzen kennen, geen besef van eigen kwaliteiten, geen kritiek verdragen, geen complimenten aannemen, geen autoriteit verdragen, altijd willen zorgen voor anderen

Je gezondheid: gevoeligheid voor verslaving, hoofdpijn, chronische pijnen, extreme vermoeidheid, angst om erfelijke belast te zijn met een ziekte (bv. kanker) indien die ziekte de doodsoorzaak was van de overleden ouder.

Hoe jij je strategieën ontwikkeld hebt en hoe ze hebben invloed gehad op wie jij geworden bent en hoe je je leven hebt ingericht gaat ook een effect hebben op jouw relaties en je eigen ouderschap.

Veel daarvan heeft te maken met hechting. Hoe hechting werkt en het belang ervan wordt besproken in module acht in het f2F proces, maar we hadden het er ook al uitgebreid over in module drie waar we de aspecten bespraken die invloed hebben op het rouwproces. Bij verlaat verdriet is dat nog veel meer uitgesproken het geval dan in enig ander rouwproces. Een veilige nest en het kunnen terugvallen op liefhebbende aanwezige ouders is onontbeerlijk voor een gezond hechtingspatroon. Bij jong ouderverlies is dat patroon meestal ernstig gehavend en is er aan die voorwaarde niet voldaan. Een veilige hechting heb je nodig om in je leven te leren omgaan met verliessituaties. We leerden in module drie al hoe dat een belangrijk bepalende factor is in hoe je rouwproces zal verlopen. Jong ouderverlies en dus een beschadigd hechtingspatroon hebben effect op hoe je in je leven om zal gaan met relaties. Verlaat verdrieters hebben ervaren dat liefhebben en verbondenheid, het openen van je hart en de vreugde van samenzijn altijd gepaard gaat met het risico op verlies van dit alles. En dus het risico op de pijn die ermee gepaard gaat. Ze zijn bang om hun hart te openen uit schrik dat het opnieuw gekwetst zal worden. Mensen die nooit dergelijk verlies kenden, leren dat pas op latere leeftijd. ‘Liefde is blind’, zegt men wel eens. Dat klopt: men weet nog niet tot welke pijn het kan leiden want rouw is de achterkant van liefde. Het is de pijn die je voelt wanneer je dierbare er niet meer is. Wie nooit verlies gekend heeft, kan zich dat niet inbeelden. Dat is de blindheid die nodig is om een liefdesrelatie aan te gaan. Verlaat verdrieters zijn niet blind, want ze hebben die pijn al eens in de ogen gekeken. Ze kennen het gevaar en behoeden zich ervoor om opnieuw gekwetst te raken. Daarom is het voor verlaat verdrieters vaak moeilijk om zich te binden in een relatie. Daarnaast zijn er nog een aantal van de hierboven beschreven beschermingsmechanismen die een verlaat verdrieter niet altijd tot de meest interessante partner maken. Wie gepantserd is en zijn gevoelens moeilijk kan delen of zelf geen toegang heeft tot zijn gevoelens zal vanzelfsprekend moeilijk tot een partnerrelatie komen. Maar ook controlegedrag kan tot allerlei argwaan, jaloezieën of onhoudbare relaties leiden. Dominantie en zorggedrag zijn sowieso allebei ongezonde manieren om mee in een partnerrelatie te staan maar ook de strategie van fantasie kan maken dat een echte volwassen relatie wel eens met een sprookje of fictie verward worden. Fatalisme is niet wat je tot een gegeerde partner maakt maar ook de rol van slachtoffer past niet in een gezonde liefdesrelatie. Men zegt wel eens dat mensen elkaar vinden op hun kleerscheuren en heel vaak is dat bij verlaat verdrieters het geval. Zowel bindingsangst als verlatingsangst kennen hun herkomst in het jong ouderverlies en spelen een grote rol in het aangaan van partnerschappen en de partnerkeuze. Maar ook controle, dominantie, overdreven zorggedrag of een slachtofferrol bepalen mee bij wie je terecht komt en hoe je in de relatie staat.

Daarnaast is het gevaar groot dat je in je partner op zoek gaat naar een surrogaatmoeder of -vader. Je partner moet je terug het gevoel van intimiteit van weleer geven, waarvan je brutaal afgesneden werd in je vroege jeugd. De behoefte aan de verzorgende moeder of vader is gebleven en heeft zich onbewust diep in het limbische systeem van jouw brein genesteld als een onbevredigde behoefte en een onvervuld verlangen. De gevoelens zélf heb je als kind toen verdrongen en onderdrukt, maar de hunker bestaat wel nog. De verliefdheid die je voelt opkomen voor de potentiële partner is misschien geen echte verliefdheid maar gewoon de ongelooflijke hunker van je innerlijke gekwetste kind dat zo erg verlangt naar de afwezige ouder. Een partnerrelatie waarin de ene eigenlijk niet de partner maar wel de rol van ouder voor de ander speelt, is de facto een ongezonde relatie en tot mislukken gedoemd of toch minstens tot een onbevredigend liefdesleven.

“Mijn eerste vriendje was een regelrechte ramp. Hij was echt een hulpeloze sukkel en na een tijdje had ik door dat ik niet zijn lief maar zijn mama was. Ik had het eigenlijk daarvoor al door maar pas goed duidelijk werd het de eerste keer dat we seks hadden. OK, hij was een man, en mannen kunnen dat wel hebben, maar bij deze jongen was de obsessie voor mijn borsten niet meer normaal of gezond te noemen. Toen ik er een keer wat van zei, begon hij letterlijk te huilen als een baby’tje dat gezoogd moest worden. Ik vernam dat hij nog maar een baby was toen zijn mama overleed. Ik heb er feestelijk voor bedankt  om die rol voor hem te gaan spelen.”

Hoger beschreven voorbeeld is heel extreem maar in ontelbare relaties bestaan daarvan allerlei mildere varianten.

“Ik was zwanger toen ik trouwde. Op mijn bruiloft had iemand een tekst voorgedragen dat mannen nooit volwassen worden en dat ik als bruid dus meteen met twee  klein mannen zou opgezadeld zitten. Ik heb er toen hartelijk om moeten lachen. Maar na een tijdje huwelijksleven merkte ik langsom meer dat het ook écht zo was. Stef maakt nooit zijn post open, hij kijkt nooit zijn bankrekening na en hij weet niet eens wat hij zelf verdient. We hebben geen gemeenschappelijke rekening, maar ik heb wel een kaart van zijn rekening. Hij weet nooit wanneer de verlofdagen van zijn werk vallen en ik ken zijn uurrooster beter dan hijzelf. Hij kan zichzelf niet naar behoren kleden en als ik zijn pyjama niet in de was doe dan draagt hij een jaar lang dezelfde. Ik moet zelfs vragen of hij zijn tanden gepoetst heeft. Dat vind ik niet normaal.”

 

“OK dat ze dat deed wanneer de kinderen erbij waren. Maar ook als onze kinderen er niet bij waren bleef mijn partner mij ‘paps’ noemen. Ondertussen is onze oudste de deur uit en zitten de twee anderen op kot. Maar ze blijft ‘paps’ zeggen, ook als de kinderen er niet bij zijn. Dan voel ik mezelf zo oud.”

Net zoals op relaties en partnerkeuze kan jong ouderverlies ook een groot effect hebben op ouderschap en kinderwens. Mannen die aanstaande vaders worden, geraken soms in paniek. De verantwoordelijkheid die op hen af komt en de nieuwe rol die hen te wachten staat, kan soms erg overweldigend zijn. Dat is niet het alleenrecht van verlaat verdrieters, maar komt gewoon bij heel veel andere mannen voor. Soms heeft het te maken met het slecht losgekomen zijn van de moeder. Soms heeft het te maken met een vader die afwezig was. Maar bij mannen die wel jong ouderverlies kenden, en zeker bij mannen die jong hun vader verloren, is deze angst voor vaderschap nog prominenter aanwezig. Het gaat daarbij niet om al of geen kinderwens an sich, maar wel om de angst om als vader niet te voldoen. Verlaat verdrieters zien ouderschap als een soort verplichte verbintenis naar hun kinderen toe dat zij zelf in leven dienen te blijven. Soms zijn ze bang dat niet waar te zullen kunnen maken. Jong ouderverlies kan maken dat iemand absoluut geen kinderen wenst, om herhaling van het drama te voorkomen, maar ook het omgekeerde is vaak het geval. Bij mensen die jong een ouder verloren, vooral bij vrouwen waarvan de moeder vroeg overleed, kan de kinderwens juist heel erg groot zijn. Soms zien zij het zelf krijgen van kinderen een beetje als het herstel van wat henzelf is overkomen. In sommige gevallen gaan zij middels het zelf krijgen van kinderen hun overleden ouder ‘eren’. Niet zelden wordt trouwens de naam van de overleden ouder gekozen. Op zich is dat een eervol gebaar, en het is een goeie zaak om de voorouders altijd te gedenken. Maar bij de naamgeving is systemisch gezien het gevaar niet onbestaande dat met het doorgeven van de naam ook het kind belast wordt met een legaat van de overleden ouder. Het is heel belangrijk om erbij stil te staan dat je kind nooit je overleden ouder (of grootouder) kan vervangen en ook heel bewust en doelgericht van die onmogelijke opdracht gevrijwaard moet blijven. Helaas zien we in de praktijk dat dit toch vaak voorkomt.

“Mijn vader stierf toen ik nog erg klein was. Ook hijzelf had zijn vader op jonge leeftijd moeten afgeven. We dragen alle drie niet alleen dezelfde naam (uiteraard) maar ook dezelfde voornaam. Voor een stuk zal dat misschien met het familiebedrijf te maken hebben, dat ook de naam en voornaam van mijn grootvader draagt.  Maar zowel mijn opa als mijn vader hebben eigenlijk nooit lang zelf in de zaak gedraaid aangezien ze allebei jong  overleden. De echte zaakvoerders zijn altijd de aangetrouwde families geweest. Ik heb de rechten op de zaak onlangs doorverkocht. Het deed oma verdriet, maar ik wil graag wat anders doen met mijn leven. Een van de belangrijkste clausules in de verkoopsovereenkomst was voor mij trouwens dat de naam van het bedrijf niet dezelfde mocht blijven. Nochtans had ik een nog veel betere prijs kunnen bekomen indien ik ook de naam mee zou verkocht hebben, want onze familiezaak was een sterk merk. We verwachten binnenkort ons eerste kindje. Mijn oma vroeg of ik die ook Hendrik wilde noemen als het een jongen is. Ik heb gezegd dat ik elke andere naam goed vind, maar niet Hendrik. Ik weet dat mijn oma het verschrikkelijk vindt, maar ons kind moet zijn eigen pad gaan lopen. Niet het onze. Ik wil heel graag mijn vader en mijn opa eren, en ik vind het ook wel OK dat mijn kind, behalve zijn vader, ook zijn grootvader en zijn overgrootvader  zal eren, maar ik geloof dat daar andere manieren voor bestaan. Mijn vrouw denkt trouwens dat het een meisje wordt. Vrouwen voelen zoiets, naar het schijnt.”

Zelf ouder worden (ouder in de betekenis van moeder of vader; niet van leeftijd ) is iets bijzonder. Het is een fantastische beleving en alles wordt anders. Door de liefde voor je kind en door je nieuwe rol worden ook stukken in jezelf aangeraakt die je aan je eigen ouders doen denken. Je nieuwe ouderschap is onlosmakelijk verbonden met je eigen geboorte en met je kind-zijn. Onvermijdelijk zullen oude pijnen aangeraakt worden die met je ouderverlies te maken hebben.

“Ik was de meest trotse papa ter wereld. Ik had nog nooit zoiets moois gezien als mijn eigen zoon. Ik voelde me ook groot en sterk en super verantwoordelijk. Ik wilde mijn zoontje voortdurend overal tegen beschermen. Ik was overmatig bezorgd  en nam massa’s overbodige maatregelen om zijn veiligheid te verzekeren.”

De komst van een baby doet bij de kersverse ouders een beroep op onvoorwaardelijke liefde. Die is nodig om een veilige hechting van het kind te kunnen verzekeren. Ouders die zelf als kind die veilige hechting hebben moeten ontberen, kunnen op twee manieren in de wereld staan. Ofwel zullen zij het onmogelijke doen om hun kind te geven wat ze zelf niet gehad hebben. Ofwel zijn ze niet in staat om die hechting te verzekeren, omdat die van hen ernstig beschadigd was waardoor ze niet de vereiste bekwaamheden daarvoor konden ontwikkelen. Vaak zijn het combinaties en gaat men het onhandig wat te goed proberen doen. Een overdreven extreme bescherming biedt bijvoorbeeld ook geen veiligheid.

“Ik was een beetje jaloers op al die onbezorgde ouders die hun kind zo makkelijk los lieten. In de speeltuin stond ik bij Jochem naast de glijbaan en hield ik ‘m vast terwijl hij naar beneden gleed. Andere ouders bleven gewoon langs de kant op de bank zitten en keken toe hoe hun kleuters zelfstandig speelden. Ik was altijd bang dat hij ergens af zou tuimelen. Eigenlijk heb ik er zo wel een beetje een bang kind van gemaakt. Omdat ik ‘m overmatig beschermde duurde het lang eer Jochem kon lopen. Ik was zo bang dat hij zou vallen dat ik ‘m eigenlijk heel lang ervan heb weerhouden om het zelfstandig te proberen. Jonge ouders zijn meestal heel opgewonden bij de eerste pasjes van hun kind. Ik was vooral blij telkens het voorbij was en als hij weer veilig op zijn matje zat. De allereerste pasjes heb ik zelfs gemist. Eigenlijk heeft hij bij de opvang leren lopen.”

Jong ouderverlies heeft effect op hoe je zelf in de opvoeding staat en het is zinvol om je eigen emotionele ontwikkeling te overschouwen bij de uitdagingen die je zelf als ouder tegenkomt. Als verlaat verdrieter is het dan goed om de bereidheid te hebben hulp te zoeken wanneer dat vereist is. Onzekerheden en plots angstig worden bij opvoedingstaken is helemaal niet ongewoon bij ouders die zelf jong ouderverlies ervaarden. Niet alleen heb je een aantal dingen zelf niet ervaren zoals je kind dat nu wel zal ervaren, maar bovendien kan je niet meer bij je ouder terecht om raad.

“Ik heb met papa ruzie over zakgeld gehad. Bij mijn klasgenoten loopt het allemaal totaal verschillend. Maar zij hebben normale ouders die zelf ook kind zijn geweest en die als ze jong waren gesprekken met hun ouders hebben gevoerd. Soms heb ik het gevoel dat mijn papa niet van de wereld is. Hij had zelf geen vader en weet volstrekt niet hoe hij daarmee om moet gaan. Hij zegt dat ook zelf. Dat hij geen idee heeft hoe hij daarmee om moet gaan en waar hij de lat moet leggen. Nu probeert hij zo’n beetje het systeem te kopiëren van hoe zijn baas het aanpakt met zijn loon. Maar ik ben toch geen werknemer in zijn bedrijf of zoiets. Hij is gewoon mijn vader, en ik wil gewoon graag zakgeld, zoals mijn vrienden dat thuis krijgen. Is dat zo raar?” 

Jezelf kwetsbaar durven opstellen en openheid naar je kind zijn belangrijke bouwstenen voor een goed contact. Je kind heeft het nodig om gezien en gehoord te worden en te weten dat er aandacht is voor zijn behoeften. Het is mogelijk dat jouw eigen beschermingsstrategieën, die je ontwikkelde om te overleven, hierin belemmerend kunnen zijn. Als je als verlaat verdrieter in je kindertijd zelf niet hebt kunnen voelen wat je behoeften waren omdat je die toen onderdrukt hebt, dan kan het zeer moeilijk worden om die nu bij je eigen kinderen te onderkennen. Het is belangrijk je te realiseren dat je kind anders is dan jij. Jij hebt een ouder verloren. Je kind niet. Je kind heeft recht op zijn eigen verlangens en gevoelens, die misschien verschillend zijn van de jouwe. Geef je kind daarin de ruimte.

Hechting gebeurt uiteraard in twee richtingen. Je kind hecht zich aan jou. Jij hecht je aan je kind. Tegelijk is dat verbonden met de angst dat je kind iets zou overkomen. Of dat jou zelf iets zou overkomen waardoor je kind ouderloos zou worden. Het is van alle tijden dat ouders voorzichtiger worden wanneer ze een kind op de wereld hebben gebracht. Plotseling zien ze overal bedreigingen en gevaren die er voorheen ook waren maar waar ze zich niet bewust van waren. Bij ouders die zelf jong ouderverlies kenden is deze angst en bezorgdheid nog veel groter dan bij doorsnee ouders. Ze zijn bang dat de geschiedenis  zich zou herhalen. Het is belangrijk om te beseffen dat deze angsten irrationeel zijn. Maar ze zijn er wel.

“Mijn dochter was naar een feestje van een vriendin die een sweet sixteen te vieren had. Ze was een kwartier later thuis dan het afgesproken uur en belde aan omdat ze haar huissleutel vergeten was. Toen ik de deur ging openmaken was ik helemaal overstuur. Pas na enkele ogenblikken drong de werkelijkheid goed tot me door dat het maar gewoon mijn dochter was die ik binnen liet nadat ze terug kwam van een feestje. Anders niks. Er was geen kat op straat. De blauwe zwaailichten en de politie die de slechte tijding kwamen brengen, de sirenes en de ambulance bleken alleen maar producten van mijn verbeelding te zijn geweest. Als een flashback van wat ikzelf als kind had meegemaakt.” 

Behalve overbescherming is een andere reflex die verlaat verdrieters vaak hebben tegenover hun kinderen om ze juist zeer zelfredzaam en zelfstandig groot te brengen. Zodat ze in staat zijn zichzelf te redden  indien je als ouder voortijdig zou komen te overlijden. Het is een paradox die aan je kan knagen bij het grootbrengen van je kinderen. Langs de ene kant wil je ze graag verwennen en ze alles geven wat je zelf tekort kwam. Langs de andere kant wil je ze wapenen voor het geval dat zou gebeuren. Over het algemeen hebben verlaat verdrieters niet zo’n geweldig vertrouwen in het lot. Omdat ze klappen kregen van het leven heeft de vanzelfsprekendheid op een gelukkig leven ferme deuken gekregen. Door dit wantrouwen groeit de noodzaak om heel controlerend te worden. Het is voor jou als verlaat verdrieter van het grootste belang te beseffen dat je die controle niet op je kinderen mag toepassen. Je kind heeft juist nood aan bewegingsruimte en moet jouw vertrouwen krijgen dat het kan loslaten. Anders zal er nooit die veilige ruimte zijn om in te bewegen. Ook dat is een paradox. Het voelt pas veilig als het gevoel is dat er ook vrijheid is. Als de bescherming te groot is en de controle te strak, dan zal het niet als veilig ervaren worden. Precies die veilige ruimte bieden is extra moeilijk voor verlaat verdrieters waardoor ze juist opnieuw een onveilige hechting gaan creëren. Net zoals een streng surveillance-systeem met allerlei beperkende maatregelen, veiligheidssystemen, alarmen en bewakingscamera’s zogenaamd dienen om onze veiligheid te garanderen. In werkelijkheid voelen we ons daardoor niet veiliger maar voelen we ons gevangen. Er is geen vertrouwen mogelijk.

“Mijn vriendin heeft zo’n appje op haar telefoon waarmee haar ouders haar kunnen volgen. Op haar internetgebruik zit Parent Control, ze controleren haar e-mailgebruik en soms luisteren ze zelfs mee met de telefoon. Ziekelijk vind ik het. Wat erg als je ouders je niet vertrouwen.”

Behalve effect op het ouderschap heeft jong ouderverlies ook effect op het grootouderschap. Of het niet hebben van grootouders voor je kinderen. Voor jou is het een gemis dat je ouders hun kleinkinderen niet kunnen zien opgroeien, en voor je kinderen is het een gemis niet op een grootouder te kunnen terugvallen. Voor verhalen hoe het vroeger was. Ook de praktische hulp die je soms van je ouders had kunnen krijgen, al was het maar eens af en toe voor de opvang, valt weg. Omgang tussen grootouders en kleinkinderen is van bijzondere aard. Grootouders kunnen vaak van hun kleinkinderen genieten omdat ze ze ook kunnen verwennen zonder dat ze nog de eindverantwoordelijkheid over de opvoeding dragen. Vaak zijn ze zelf niet meer aan het werk zodat ze veel tijd hebben voor de kleinkinderen om samen leuke dingen te doen. Dat valt voor jouw kinderen allemaal weg als je zelf geen ouder(s) meer hebt. Mieke Ankersmid noemt dit er een generatielijn die doorbroken is. Er mist een schakel in het doorgeven van verhalen, tradities en gewoonten.

 

“Het was grootouderdag op school. Alle kindjes hadden hun opa of oma bij. Ze moesten voorwerpen meebrengen van vroeger. En wij moesten dan raden waar al die dingen voor gediend hadden. Ik was de enige in de klas die alle voorwerpen kende. Mama had mij die dingen al eens getoond in een museum of op het internet. Maar ik had het veel leuker gevonden indien ik zelf een opa of een oma had kunnen meebrengen naar de klas. Ik heb de brief dat het  grootouderdag was op school niet eens aan mama afgegeven. Misschien zou ze er alleen maar verdrietig van worden.”

Het eigene aan verlaat verdriet is dat het verlaat is. Het is heel goed denkbaar dat de ervaring van jouw jong ouderverlies gedurende een lange periode in je leven helemaal geen thema was. Of althans geen thema leek te zijn. Je leidde een tamelijk onbezorgd leven, was relatief gelukkig en het gemis was helemaal niet op de voorgrond. Je was helemaal niet met je jong ouderverlies bezig en eigenlijk kwam het alleen maar zo eens af en toe ter sprake, bijvoorbeeld wanneer er specifiek naar gevraagd werd. Je kon er heel genuanceerd en nuchter naar kijken en eigenlijk kwamen er ook niet echt emoties aan te pas. Soms kunnen er zo decennia lang over een verlies heen gaan totdat het plots op een bepaald moment in je leven in alle hevigheid onverwacht naar boven komt. Het kan dan zijn dat je plots verrast wordt door hetgeen je overkomt. Je had niet verwacht dat dit nog zo sterk naar boven kon komen en dat je daarvan zo emotioneel zou kunnen worden. Dat was immers al allemaal zo lang geleden, al lang verwerkt en vergeten. Er was zoveel tijd over gegaan dat je toch verwacht had dat het verdriet al lang gesleten zou zijn. Waar komt dat plotse verdriet dan toch zo opeens vandaan?

In module twee van Rouwatelier bespreken we een dertigtal hardnekkige clichés over rouw. Eén daarvan is de dooddoener ‘Tijd heelt alle wonden.’ Niks is minder waar. Tijd alleen heelt juist niks. Het gaat erom wat je met die tijd doet. Wat er in die tijd gebeurt. Hoe je die tijd gebruikt hebt om je verlies te integreren in je leven. Als dat niet gebeurd is, als jouw rouw niet de nodige ruimte heeft gekregen, dan kan het verdriet zich ergens hebben weggestopt, vastgezet in jouw systeem. Weggeschreven als een onbewust traumata, ergens in het limbische systeem van je hersenen. Het voelt niet latent aanwezig. Maar het is er wel.

Plotselinge gebeurtenissen of bijzondere situaties kunnen die pijn zomaar ineens weer triggeren en in zijn volle hevigheid naar boven halen. Je wordt dan overmand door emoties die je niet begrijpt en alles wordt heel verwarrend. Je kan op zo’n moment de neiging gaan voelen om alles weer snel onder te stoppen en veilig toe te dekken. Daar bestaan allerlei vluchtmechanismen voor die we al eerder beschreven. Soms zal dat lukken. Dan zal het duren tot aan zo’n volgende gelegenheid dat opnieuw alles begint te borrelen. Het is ook mogelijk dat de emoties gewoon niet meer terug te dringen zijn en dat de pijn onstopbaar naar buiten treedt. Er bestaan een aantal typische momenten waarop dat kan gebeuren. Enkele daarvan hebben we al beschreven.

Zoals bijvoorbeeld wanneer je zelf vader of moeder wordt. Dan is het heel natuurlijk dat oude emoties terug geraakt kunnen worden. Maar het kan ook dat allerlei mechanismen ervoor gaan zorgen dat dat juist niet gebeurt. Soms heb je bij je eigen ouderschap zo’n sterke overlevingsdrang en verantwoordelijkheidsgevoel, en dikwijls is de vreugde om de geboorte zo groot, dat het oude verlies helemaal niet aan de orde komt. Tenminste niet bewust. Op de achtergrond zal het onbewust wel veel van jouw gedrag en emoties mee sturen maar het overschaduwt niet het geluk van de geboorte. Soms kan het duren tot er kleinkinderen zijn en kan het dan wél ineens naar boven komen. Dat komt omdat je met de kleinkinderen wel een grote emotionele verbondenheid hebt, maar minder een fysieke betrokkenheid. Je draagt ook niet meer de directe verantwoordelijkheid van de opvoeding en je bent ook niet de eerste protagonist in het hechtingsproces. Tijdens je eigen ouderschap hebben je ouderinstincten dat nog naar de achtgrond kunnen drukken. Maar omdat er bij jouw grootouderschap nu drie generaties in het spel zijn kan je wel plots teruggeworpen worden op de schakel die voor jou zelf ontbreekt, namelijk je eigen ouder(s).

Een ander moment waarop verlaat verdriet kan doorbreken zijn bijvoorbeeld crises in partnerrelaties. Als het thema van de moeilijke hechting heel tastbaar voor je wordt en de angst voor verbondenheid ineens naar boven komt. Bij een verbinding ligt immers ook de verlatingsangst op de loer, dat is een emotie die is weggeschreven als traumata op de plek waar ook jouw oude trauma’s liggen en die kunnen die wakker maken.

“We waren al vijftien jaar getrouwd en hadden opgroeiende kinderen toen er barsten in onze relatie kwamen en we ondervonden dat het steeds moeilijker werd. We zijn dan in relatietherapie gegaan om te kijken wat er nog te redden viel. Het was de relatietherapeute die met haar vraag op een bepaald moment een gevoelig punt bij me had aangeraakt waarvan ik niet eens het vermoeden had dat het ermee te maken kon hebben of zelfs nog maar dat het nog aanwezig was. Het ging om een bepaald rollenspel waarin de ene de ouder  moest spelen en de ander het kind. En daarna andersom. De bedoeling was dat we elkaars aanpak dan konden leren zien en waarderen. Toen ik zelf dan de rol van het kind moest spelen voelde ik mij ineens terug dat hulpeloze bange jongetje van vijfendertig jaar geleden: moederziel alleen en verdrietig. Mijn vrouw speelde mama en het drong plots in volle hevigheid tot mij door dat ze niet mijn mama was zoals in het rollenspel, maar wel mijn vrouw. Ik voelde de afwezigheid van mijn mama zo enorm. Ik barstte in huilen uit en schaamde me er diep voor. Ik denk dat het voor het eerst was in vijfendertig jaar dat het jonge verlies van mijn moeder zo op me drukte. Mijn vrouw wist niet wat er gebeurde. Ik begreep het zelf maar nauwelijks. Daarna is mijn uitgestelde rouw begonnen.”

Zelf kinderen krijgen is een trigger die vaak herkend wordt als de start van de beleving van verlaat verdriet. Vooral vrouwen die als kind hun eigen moeder verloren kunnen op het moment van de geboorte of reeds tijdens de zwangerschap de afwezigheid van hun eigen moeder heel erg gaan voelen. Ook typisch zijn mannen die hun vader verloren. Zij kunnen in de angst voor het aanstaand vaderschap plots gaan voelen hoe ze zelf geen vader hadden.

“Diep vanbinnen hoopte ik dat onze eerste een meisje zou zijn. Dan was het toch al minstens niet hetzelfde als bij mij en mijn vader het geval was en dat zou de kans op een herhaling van de geschiedenis alvast kleiner maken. En met een meisje zou mijn vrouw misschien betere connectie hebben zoals met haar eigen moeder. Iets dat ik niet kende met een vader.”

Er zijn bepaalde momenten die meer gevoelig zijn voor het kunnen aanraken van je eerste verlaat verdrietervaring. Eén zo’n moment is het naderen van datum waarop jij dezelfde leeftijd krijgt als die waarop je ouder overleden is. Of de datum waarop jouw kind de leeftijd krijgt die jij had toen jij je ouder(s) verloor. Niet gek is om overvallen te worden door het gevoel dat je niet meer weet hoe het verder moet met de opvoeding van je kind, eens dat de leeftijd bereikt die jij had toen het ouderverlies jou overkwam.

Eens je uitgestelde rouw begonnen is en je verlaat verdrieter geworden bent, zijn er wel data die vaker opnieuw een heropflakkering van diepe gevoelens van verdriet en gemis kunnen oproepen. Bepaalde feestdagen, zoals de verjaardagen van je moeder of vader of de verjaardagen van hun sterfdag. Vaderdagen, moederdagen, of typische feestdagen die samen gevierd werden zoals Kerst of Pasen.

“Vader was gemeentearbeider. Ik herinner me goed het vroege opstaan op koude winterdagen wanneer ijzel voorspeld was. Hij reed met de zoutstrooiwagen en moest dan heel erg vroeg op pad om de wegen ijsvrij te maken. Eén keer ben ik als kleine peuter met ‘m mee op pad geweest. Misschien had hij die dag geen oppas voor me. Ik ben altijd al een goede slaper geweest, maar bij voorspellingen van de eerste nachtvorst wordt ik steevast nog altijd op een onmenselijk vroeg uur in de ochtend wakker.”

Soms zijn het toevalligheden die de wonde weer kunnen openrijten waaronder het onderdrukte verdriet weggestopt zat. Een film, een boek, een getuigenis van iemand die hetzelfde meemaakte. Soms kan het oppoppen van onbegrepen emoties de oorzaak zijn. Extreme angsten, uitzinnige boosheid van een heftigheid die niet in verhouding staat tot de aanleiding. Soms kan ook depressie of burn-out de aanleiding zijn. Een signaal van je lichaam dat je niet naar je gevoel luistert. Bepaalde therapieën kunnen soms de aanleiding zijn. Zeker werkvormen waarbij trauma’s kunnen herbeleefd worden zoals rebirthing, ademen, innerlijke kind werkvormen enz.

Heel verwarrende en paradoxale gevoelens kunnen je bekruipen wanneer je als verlaat verdrieter naar je kinderen kijkt. Misschien wacht je bang de dag af waarop ze de leeftijd bereiken die je zelf had toen het ingrijpende verlies jouw leven op z’n kop kwam zetten. Misschien kijk je daarna angstig toe of het jouw kind wel beter zou vergaan dan het jou vergaan is en hoop je dat jouw kind het wel zal redden. Misschien ook voel je een zekere jaloezie te zien dat jouw kind op deze leeftijd nog wel een vader of een moeder heeft die jij zelf niet had op die leeftijd. Op zijn beurt kun jij je dan weer schuldig gaan voelen over zo’n gedachte. Weet dat dit hele normale gedachten zijn die horen bij jouw proces van uitgestelde rouw. Gevoelens van verdriet, gemis, hunker, angst, jaloezie, onzekerheid en schuld kunnen naar boven komen en zijn absoluut normaal.

“Mijn dochtertje van vier had op school voor moederdag van een wijnglas een mooi theelichtje gemaakt. Ik was er erg door ontroerd en ik was eraan gehecht. Vorige vrijdag heb ik het helaas omgestoten bij het poetsen en is het kapot gevallen. Die vrijdag was toevallig ook de verjaardag van de datum waarop mijn mama overleed toen ik zelf maar vier was. Mijn psycholoog zei me dat het misschien niet toevallig was. Dat het een onbewuste fouthandeling zou kunnen zijn doordat ik heimelijk jaloers ben op mijn dochtertje die op haar vierde haar mama wél nog heeft. Ik ga samen met mijn dochtertje een nieuw theelichtje knutselen en we gaan het bij de foto van haar oma plaatsen. We gaan daarvoor een van de antieke kristallen wijnglazen gebruiken die ik nog via haar geërfd heb.”

Wat de verlaat verdrieter in het bovenstaande voorbeeld doet is een zeer belangrijk thema in de hele problematiek van uitgestelde rouw. Je overleden ouder een plaats geven in je leven. Letterlijk. De hele essentie rond uitgestelde rouw is namelijk dat deze rouw niet heeft plaatsgevonden in je jonge leven. verlaat verdriet betekent juist dat het verdriet en de rouw om het gemis er niet hebben kunnen zijn toen het nodig was. Dat je dierbare geliefde ouders vervolgens ook geen echte plek kregen in je leven. Het is van groot belang om ze die plek nu wel te geven. Het is een goeie zaak om een mooie foto in te lijsten, ergens een herdenkingsplekje te voorzien of een ander voorwerp dat aan de overleden ouder herinnert ergens een fijne plek te geven. Je kan een herinneringsboom planten, ergens op een mooie plek in de natuur een zitbank aan je overleden ouder opdragen, een grafmonument in ere houden, een boot naar hem/haar vernoemen, bier met zijn/haar naam erop laten brouwen,… er zijn legio mogelijkheden. Best is ook een plekje te voorzien waar je dagelijks bij kan zodat je overleden ouder echt een plekje krijgt in je leven. Het is niet verkeerd om op moeilijke momenten steun te vragen. Als er nog onuitgesproken dingen zijn, en die zijn er vast wel, dan is het een goed idee om die uit te spreken. Dat zou kunnen aan de hand van een brief. In module acht gaan we met het f2F proces uitgebreid aan de slag en zullen we leren wat ‘buigen’ betekent. Ook in systemisch opzicht is het erg belangrijk dat de overledenen een plaats hebben. Het is goed als die plek in jouw hart is, maar je kan het ook tastbaar maken door fysiek ergens een soort ereplekje te maken. Voor vele mensen is ‘altaar’ een te groot of beladen woord, maar een herinneringsplek waar de overledene blijvend geëerd en herdacht kan worden is toch belangrijk. Ook voor jouw eigen proces zal dat veel verschil maken.

“Ik merkte dat ik geen enkele foto van mijn vader had. Alsof hij gewoon gewist was uit mijn bestaan. Via een tante heb ik dan toch een mooie portretreplica kunnen laten inlijsten. Maar het heeft nog bijna twee jaar geduurd eer ik zover was dat ik zijn portret ook daadwerkelijk bij me aan de muur wilde hebben. In het begin was dat te moeilijk. Er waren nog teveel verwijten. Er was nog teveel boosheid. Ik merk dat het portret me ook helpt bij de weg die ik zelf af te leggen heb. Wanneer ik nu naar hem kijk dan voel ik vanuit mezelf geen oordeel meer maar liefde. En dan lijkt het alsof hij ook zonder oordeel naar me terugkijkt .”

 

“Ik heb een prachtige zitbank uit ruw eikenhout getimmerd om mijn overleden vader te gedenken. Ze staat op een idyllische plek aan de oever en kijkt uit over het meer. Lange tijd ben ik boos op ‘m geweest. Omdat hij me zo jong in de steek had gelaten. In de rugleuning heb ik de volgende tekst gegraveerd: ‘In het begin was ik een eikel, toen werd ik een boom. Nu ben ik een bank, hier kan je samen met mij rusten.’ De tekst is een metafoor voor wie mijn vader naar mijn beleving voor me was. Hij is de ‘ik’ in het vers. Maar die ‘ik’ kan ook over mij gaan. Misschien zegt het groeiproces van de eik net zoveel over mezelf als over hem.”

 

Titia Liese schrijft dat door te onderzoeken wie je overleden ouder geweest is, je hem/haar een nieuwe plaats in je leven geeft. Zij wijst erop dat het beeld dat je tot dusver van je vader of je moeder had eigenlijk helemaal vereenzelvigd is met wie je zelf was. Je had je ouder(s) maar kort gekend en als kind heb je je daarvan een beeld gevormd. Maar je ouder was niet alleen je vader/moeder. Hij/zij was ook kind van je grootouders, broer/zus van je ooms/tantes, partner van je andere ouder, ouder van je broers/zussen. Hij/zij was ook iemands buur, iemands collega, iemands vriend, iemands geliefde, huisgenoot of vijand. Iemands werknemer of werkgever, iemands baas misschien of iemands collega. Je ouder was lid van de hobbyclub tussen de andere clubleden en teamlid van het team waarin hij/zij sportte. Je ouder was misschien iemands coach, iemands mentor, iemands voorbeeld, iemands arts of leraar, iemands politieke voorbeeld of iemands zielsverwant.  Door te gaan graven in de archieven van het verleden en doelbewust nader op zoek te gaan naar wie je overleden ouder in werkelijkheid was, kan je een meer waarheidsgetrouw en realistischer en vollediger beeld van je overleden ouder krijgen waardoor die een gewoner mens wordt. Dat geeft jou vervolgens de gelegenheid om er op een meer normale manier naar te kijken zonder helemaal in verafgoding of verachting te vervallen. Je ouder kan de plek krijgen die hem/haar toekomt en waarachtig geëerd worden voor wie hij/zij werkelijk was, en niet een of andere iconisering daarvan. Met een gewoon mens is het makkelijker verbinding maken. Interessant daarbij is om op zoek te gaan naar wat daarbij de overeenkomsten tussen jou en je ouder zijn. Welke dingen je gemeen hebt en waarin je van elkaar verschilt. Welke dingen je erfde en welke niet. En met welke daarvan je blij bent en met welke niet. Het zijn precies die dingen waarmee we zelf aan de slag zullen gaan in het f2F proces van module acht.

Rechtstreeks verband houdend met de plek die je ouder toekomt, is ook het erkennen van je eigen herkomst van belang. Het nest waaruit je komt, je ouders, de plek van je geboorte, de omstandigheden van je geboorte en wie er wel en niet voor je waren op het moment van je verlies. Wat er was en wat er niet was. De échte geschiedenis zoals ze toen was, heeft bestaansrecht en mag niet miskend worden. Het is niet bevorderlijk voor je eigen ontplooiing of voor je rouwproces om het anders te gaan voorstellen dan het in werkelijkheid was. Als je het gevoel had dat je ongewenst was dan is het belangrijk om dat gevoel te erkennen, en tegelijk is het dan van het grootste belang om aan je bestaansrecht te werken. Je gevoel van erkenning en eigenwaarde verdient dan alle aandacht. Minderwaardigheidsgevoelens en sterke twijfels over zichzelf, onzekerheid en problemen met identiteit zijn zeer gekende uitdagingen om aan te werken voor verlaat verdrieters. Niet altijd. Wel vaak. Je kan niet wegstappen van de geschiedenis zoals ze was. Je kan wel leren ze anders te omarmen.

Behalve erkenning van je ouder(s) en van jezelf, je naam en je herkomst is het ook van belang om je eigen emoties te omarmen. Het vergt voor verlaat verdrieters vaak nogal wat moeite om de eigen emoties te herkennen en toe te laten. We zijn immers getraind in het onderdrukken van ongewenste emoties. Vaak zitten wij voortdurend in ons hoofd en zijn we afgeleerd hoe het is om je lijf te voelen. Je lichaam en je emoties. Dat zijn twee verwante aspecten van wie jij bent als persoon. Zowel leren herkennen en luisteren naar je emoties als naar je lichaam. Emotioneel lichaamswerk, yoga, mindfulness, meditatie, assertiviteitstrainingen, allerlei expressieve kunstvormen, ademhalingsoefeningen of bijvoorbeeld danstherapie kunnen daar uitstekend bij helpen. In het traject ‘Rouwe Bolsters’ gaan we daar praktisch en uitvoerig mee aan de slag. Het is daarbij niet de bedoeling om emoties te gaan forceren en bijvoorbeeld verdriet opzettelijk te  gaan opwekken. Het is wel zaak om aandacht te hebben voor je lijf en je gevoelens en daar met de nodige mildheid naar te kijken. Te laten komen wat er komt. En geen emoties te onderdrukken zoals je jarenlang wel gedaan hebt.

Als verlaat verdrieter is een hele goede therapie die enorm helend werkt het omarmen van je innerlijke kind. Een bekend boek in dat verband is ‘Wanneer koesteren hoop betekent’, van de bekende Amerikaanse psycholoog John Bradshaw.  Bradshaw beschrijft hoe we bij onze geboorte nog een onbeschreven blad zijn. Dat onbeschreven blad, het kind in jezelf, zoals hij het noemt, wordt tijdens het opgroeien vaak verwond door bijvoorbeeld verlatenheid, ontkenning van afhankelijkheid of een slecht functionerend gezinsverband. Of door jong ouderverlies. Dit leidt tot gevoelens van eenzaamheid, onzekerheid en verdriet. In ons verdere leven blijven wij functioneren volgens de patronen van deze scheefgegroeide ontwikkeling. Dat zijn de overlevingsstrategieën waarover we het eerder al hadden. Dat kan zich uiten in allerlei belemmerende gedragingen zoals destructief gedrag, problematische relaties en verlies van energie. John Bradshaw ontwikkelde een therapie die erop gericht is om in contact te komen met je oorspronkelijke ik. Deze therapie geeft een gevoel van thuiskomen. Door het herstellen van de relatie met het kind in jezelf kun je de wonden helen en de gemiste ontwikkelingen inhalen. Met praktische oefeningen en voorbeelden leer je het kind in jezelf te vinden, te herstellen, vast te houden, te koesteren en te beschermen. Het boek is een werkboek vol praktische oefeningen en een prima handleiding om te leren het innerlijke kind in jezelf te omarmen. Helemaal eens met Bradshaw ben ik het niet daar waar hij de geboorte beschouwt als de start met een onbeschreven wit blad. Daarmee ben ik het niet eens, ik denk dat al lang voor de geboorte het kind vanalles met zich meedraagt, deels door de ervaringen tijdens de zwangerschap, deels door de dingen waarmee vorige generaties belast werden en waarvan ze sommige doorgaven, deels vanwege de aspiraties van de ouders en de omgeving. Met andere woorden: het blad is lang niet onbeschreven, al van bij de geboorte.  De werkvorm van het innerlijke kind is een rijke werkvorm die nog door veel anderen worden aangewend, zoals bijvoorbeeld Susanne Huhn. Ook Els van Steijn heeft het in haar boek ‘De Fontein’ over het innerlijke kind.

Titia Liese onderscheidt in het rouwproces een rode draad die structuur kan geven aan het verloop van een verlaat rouwproces. Zij noemt deze stappen ‘haltes van bewustwording’ en noemt daarbij: zien en gezien worden, herkennen, onderkennen, erkennen, accepteren, herwinnen en handelen. Hoewel de verschillende mechanismen herkenbaar zijn heeft Plan b het altijd een beetje moeilijk met theorieën die het rouwproces in ‘stappen’ of ‘fasen’ willen indelen zoals dat ook het geval is bij het vijffasenmodel van Elisabeth Kübler Ross. Waarom Plan b dat vindt, kan je terugvinden in module vijf van dit Rouwatelier. Daar doen we dat uitgebreid uit de doeken. In bovenstaande rode draad stappen van Titia Liese kan je trouwens min of meer de fasen van Elisabeth Kübler Ross terugvinden. Opmerking bij ‘accepteren’ is wel dat Liese hiermee niet bedoelt ‘accepteren’ in de betekenis van goed vinden wat er gebeurd is, maar wel van: de realiteit erkennen dat wat gebeurd is  ook gebeurd is en niet iets anders. Met andere woorden: de realiteit van het verlies onder ogen zien, zoals ook William Worden in zijn rouwtaken als eerste rouwtaak benoemt. Zoals bij elk stappenmodel is mijn bedenking hierbij dat het gevaar om de hoek komt loeren dat ijverige rouwtherapeuten het model zouden kunnen gaan toepassen als een soort van te volgen geprogrammeerde instructie waarbij je stap na stap moet afwerken. Zo werkt het niet. De rode draad van Titia Liese is bruikbaar, maar alleen wanneer je erkent dat de volgorde ervan niet bepalend is, dat niet bij iedereen alle stappen dienen voor te komen en dat sommigen ook nog andere stappen kennen. Elk rouwproces is immers uniek, en ieders reis is anders. Interessant in het rodedraadmodel van Titia Liese zijn wel de ‘haltes’ Herwinnen en Handelen die in de vele andere fase-modellen niet voorkomen. ‘Herwinnen’ is het terugvinden van je oorspronkelijke krachten, je eigen specifieke kwaliteiten en diepste verlangens. Om die levensvreugde te herwinnen heeft Titia Liese het trouwens ook over het verbinding maken met je innerlijke kind, waarover we het daarnet al hadden. Wat in haar rodedraadmodel dan de laatste ‘halte’ heet is ‘Handelen’. Handelen is het koppelen van je eigen herwonnen kwaliteiten, je aangeboren talenten verbinden met de kwaliteiten die je ontwikkeld hebt ondanks het overlijden van je ouder(s) en dat omzetten naar je nieuwe leven dankzij het feit dat je je ouder(s) hebt verloren. Het is wat Johan Maes zou noemen: ‘Het verlies integreren in je leven, je bent wat je hebt verloren’. Titia Liese’s twee haltes ‘Herwinnen’ en ‘Handelen’ worden in andere rouwmodellen niet vernoemd omdat ze in de toepassing ervan typisch zijn voor verlaat verdriet, maar eigenlijk spreken ze de andere rouwmodellen niet tegen. Het toepassen van stappen of fasen van een rouwproces in een uitgesteld proces zoals bij verlaat verdriet is overigens een beetje dubieus omdat precies uitgestelde rouw daarin bestaat dat ze uitgesteld is. Met andere woorden: ze volgt niet het verloop van andere ‘normale’ rouw. Die trouwens ook niet in fases of hokjes onder te brengen is.

Behalve van een rode draad met zeven haltes spreekt Titia Liese ook over een Tweestromenproces. De eerste stroom is het verlies dat op jeugdige leeftijd geen erkenning heeft gekregen. De tweede stroom is de rouw om het verstoorde leven dat het gevolg is geweest van het vroege ouderverlies.

“In de tuin van het klooster bevindt zich ook een kleine kapel waar ik elke keer binnenga als ik er langs wandel. Dan steek ik twee kaarsjes aan. De ene is voor mijn mama die veel te vroeg overleed. De tweede is voor mezelf omwille van de mama die ik niet gekend heb waardoor mijn leven zo anders is geworden en alles wat ik daardoor gemist heb”. 

Bijzondere vormen van Verlaat Verlies die een aparte vermelding verdienen in deze module zijn het verliezen van je moeder in het kraambed bij je geboorte, of het verliezen van je vader tijdens je moeders zwangerschap van jou. Deze twee impactvolle vormen van jong ouderverlies zijn niet hetzelfde maar wel nauw verwant aan elkaar en ze zijn ook super ingrijpend. Vooral een geboorte waarbij de moeder het niet haalt zorgt bij het kind vaak voor enorme trauma’s waaraan vele latere problemen gerelateerd kunnen zijn. Kinderen die hun moeder verloren in het kraambed worden vaak hun leven lang achtervolgd door een schuldgevoel en kunnen te kampen krijgen met een enorm minderwaardigheidscomplex of wankel zelfvertrouwen, meestal nog versterkt door allerhande gezondheidskwalen. Meestal is dit onbewust. De oorzaak is een grondige verstoring van het eigen bestaansrecht. Onbewust groeit het kind op met het idee dat het geen recht heeft op het leven omdat de moeder het leven liet door het kind het leven te schenken. Omdat de (biologische) moeder er nooit geweest is, heeft ook de hechting niet kunnen plaatsvinden. Er was wel veilige hechting in de baarmoeder. De geboorte werd ervaren als de verscheuring daarvan en geboren worden staat synoniem voor onveiligheid. Niet vreemd voor deze vorm van moederverlies is een onbestemde hunker naar de andere kant, en het gevoel hebben dat je geen recht hebt op dit leven. Vaderverlies tijdens de zwangerschap is min of meer vergelijkbaar maar toch een minder intense vorm daarvan. We zeggen daarmee niet dat het verliezen van je vader tijdens de zwangerschap van je moeder minder erg is dan het verliezen van je moeder in het kraambed. Maar het is anders. Beide vormen zijn verschrikkelijk. Maar wel verschillend. En de impact is anders. Omdat één-ouder geboren kinderen nooit een eigen biologische moeder of vader gehad hebben, kennen zij hun plus-ouder ook veel hechter als hun echte ouder dan kinderen die op een bepaalde leeftijd een ouder verloren. Eénouder geboren kinderen hebben nooit anders geweten. Vaak getuigen volwassenen die dat als kind meemaakten dat ze geen enkele band voelen met hun biologische échte moeder of vader en zijn zij zich ook helemaal niet bewust van enig bestaan van niet-beleefde rouw. De verklaring is uiteraard de veilige hechting die zij ontwikkelden met de plusouder. Soms voelt het wél erkennen van de overleden echte ouder zelfs als een soort ‘verraad’ aan de plusouder waardoor zij hun hele leven zijn opgevoed en gaan ze dat ook angstvallig uit de weg. Omdat hier een weigering is om de realiteit van het verlies te erkennen wordt er nooit een rouwproces in gang gezet. Er volgt dan ook niet echt een verlaat verdrietproces of uitgestelde rouw. Het is eigenlijk een soort afgestelde rouw of ontkende rouw. Nochtans laat een dergelijk verlies toch enorme sporen en littekens na, ook als ze niet gezien worden door de protagonist in het verhaal. Het gevolg is dikwijls een leven vol psychische of lichamelijke klachten, gekoppeld aan de koppige weigering daarin het aandeel van het ouderverlies bij de geboorte te willen erkennen. Verlaat verdrieters met eenzelfde ervaring die wél tot uitgestelde rouw kunnen komen en de overleden ouder kunnen integreren in hun leven gaan zich meestal veel evenwichtiger, vitaler, gezonder en gelukkiger voelen in hun leven.

“ ’Ik heb maar één mama, en dat is ons mama.’ Dat is wat Caja tegen haar vier jaar oudere broertje  Rien schreeuwt wanneer haar broertje ‘doodje’ wil spelen. Rien verloor zijn mama toen hij vier was. De mama overleed in het kraambed bij de geboorte van Caja. Met het spel ‘doodje’ bedoelt Rien een soort rollenspel waarbij zijn ‘mama’ dan dood gaat en hij zelf achter blijft."

Het is Riens’ manier om via spel het verlies mee te betrekken in zijn leven. In het rollenspel speelt Rien zichzelf en moet de ‘mama’ dan de rol van de stervende moeder spelen. Alleen is wie hij hier ‘mama’ noemt niet écht de moeder van de kinderen, maar wél de vrouw die de papa van de kinderen al snel na Caja’s geboorte leerde kennen. De plusmoeder dus. Rien wéét dat, hoewel de echte realiteit op die leeftijd misschien niet altijd tot hem door dringt. Caja wordt elke keer opstandig wanneer Rien dit spelletje wil spelen. Ze is vier jaar jonger dan haar broer en heeft haar echte biologische mama dus nooit gekend, behalve in de baarmoeder. Ze beschouwt het spel van Rien dan ook als een belediging aan wie voor haar de enige echte mama is: haar plusmama. Ze heeft die immers nooit anders gekend dan als een liefdevolle warme moeder die haar net zo goed verzorgde, of misschien zelfs beter, dan wat enige biologische moeder ooit zou gekund hebben. Haar plusmama is voor haar de enige échte mama en daarom haat  Caja hartsgrondig het script van dit spel. Caja voelt totaal geen enkele connectie met haar overleden biologische mama. Rien wel. Rien heeft zijn échte biologische mama wel vier jaar lang als zijn liefdevolle verzorgende échte mama gekend. Er is veilige hechting geweest. Hij erkent het verlies en het gemis wel als iets van zichzelf.

Er zijn mogelijks nog andere onderliggende redenen waarom Caja dit spelletje niet wil spelen. Caja overleefde namelijk het kraambed wel, maar haar moeder niet. Het is niet ondenkbaar dat onbewust Caja de schuld op zich neemt van het overlijden van haar mama. Het mee spelen van ‘doodje’ zou dit gevoel kunnen aanraken, en dat potje wil ze graag ten allen tijde toegedekt houden. Een ander mechanisme dat zou kunnen spelen is dat Caja (onbewust) jaloers zou kunnen zijn op Rien vanwege de eigen biologische mama die haar broer wél ooit had en die Caja zelf nooit heeft kunnen hebben. Maar dat onderkennen zou ook weer het ‘miskennen’ van de plusmama betekenen. Ook voor de plusmoeder is het een verscheurende rol. Zij heeft beide kinderen liefdevol aanvaard als haar eigen kinderen en wil niks liever dan hun échte mama zijn. Zij weet ook hoe moeilijk het is voor kinderen om geen liefhebbende moeder te hebben, dus wil zij maar wat graag die gapende leegte van het gemis om de overleden mama invullen met haar eigen rol van ‘vervang’mama, ‘stief’mama of ‘plus’-mama. Omdat ze van de kinderen houdt alsof het haar eigen biologische kinderen zijn laat ze zelf graag die voorvoegsels ‘vervang ‘ of ‘stief’  of ‘plus’ weg en wil ze zo goed mogelijk een echte mama zijn. Ze doet dat uit liefde, en dat is niet alleen goed te begrijpen, het is ook mooi om te zien. Maar het betekent wél dat bestaansrecht ontnomen wordt aan de realiteit zoals die zich heeft voorgedaan, want hoe goed ze die rol ook speelt: zij is niet de moeder. Het is belangrijk om dat te benoemen zoals het is. Als in het familiesysteem de biologische mama geen plek heeft gekregen dan zal zich dat vroeg of laat manifesteren. In het geval van bovenstaand voorbeeld met tal van lichamelijke klachten bij vooral Caja én bij haar (plus)-mama. Want laat ons niet vergeten: het innemen van de plek van de échte mama verschaft ook de (plus)mama een onbewust schuldgevoel, hoe goed de intenties ook mogen zijn. Dat gaat via een dubbel onbewust mechanisme. Enerzijds rechtstreeks omdat ze de biologische moeder zogenaamd ‘berooft’ van haar bestaansrecht, maar ook onrechtstreeks omdat zij zichzelf verantwoordelijk zal voelen voor de lichamelijke klachten die haar dochtertje hierdoor waarschijnlijk zal ontwikkelen. Zowel voor moeder als voor de dochter zou een familie-opstelling hier waarschijnlijk een gigantisch verschil kunnen maken. Eerst moet het besef van de realiteit er komen en moet dit losgekoppeld worden van emotioneel oordeel. Jouw waarde als (vervang)moeder is niet minder of kleiner dan de echte moeder zou geweest zijn. Ze is anders. En erkennen dat je niet de biologische dochter bent van je (vervang)moeder, maakt jouw geen mindere dochter of haar geen mindere moeder. Maar je biologische moeder heeft ook recht op haar plaats in het systeem. En door dat te belemmeren maak je dat de energie niet kan stromen. Door haar wél te erkennen maak je het voor je (vervang)moeder niet slechter, maar juist beter.

Bovenstaande authentieke voorbeeld lijkt kort-door-de-bocht. En dat is het ook. Je kan geen zwart-wit afgelijnde theorie toepassen op een praktijkvoorbeeld. Daarom staan de beschouwingen ook vol met als dan’s, waarschijnlijks’ en misschien’s. Meestal spelen er immers nog veel meer mechanismen mee dan enkel die. Zo zal bijvoorbeeld ook van wezenlijk belang zijn welke de rol van de vader was in dit systeem. Hoe heeft hij het verlies van zijn vrouw meegemaakt en hoe heeft hij daar al dan niet om gerouwd. Hééft hij als zodanig wel gerouwd of heeft hij in totale ontreddering zo snel als hij kon een andere partner gezocht om de lege plek van zijn verloren geliefde in te nemen? Hoe is zijn eigen kindertijd verlopen ?  Hoe was de band met zijn ouders? Had hij zelf een veilige hechting? En is er voor de kinderen, ook voor de zoon, tijd en ruimte geweest om te rouwen voor de overleden mama? Hoe is de nieuwe plusmama in het verhaal beland? Wat heeft in haar eigen verleden misschien gemaakt dat zij voor deze kersverse weduwnaar met twee kindjes, waarvan één baby’tje, heeft gekozen? Wat in haar moederhart heeft haar ertoe bewogen de zorg voor deze kinderen onvoorwaardelijk op zich te nemen en misschien haar eigen biologische kinderwens daarvoor opzij te zetten of uit te stellen? En hoe werd zij in deze rol aanvaard? Werd zij geheel erkend in haar identiteit als uniek persoon die ze was, of was ze slechts de surrogaatpartner en -moeder die de lege plek van de overleden partner en -moeder moest innemen? En wat was de doodsoorzaak in het kraambed? Was de moeder al belast door haar eigen voorgeschiedenis? Hoe hebben de ouders van het overleden slachtoffer gereageerd en hoe hebben de ouders van de vader gereageerd, en hoe was zijn relatie met hen? Al die factoren hebben natuurlijk een rol in het verhaal. Waardoor het nooit zwart-wit kan zijn.

Het belangrijkste dat we meenemen uit kraamsterftes en tijdens de zwangerschap overleden vaders is dat veel afhangt van de plek die deze overleden ouders krijgen toegewezen in het leven van hun kinderen. Werd er bestaansrecht verleend aan het moeder- of vaderschap van de overleden biologische moeder of vader, of niet? Dat is cruciaal. Verlaat verdrieters (of nooit verdrieters) die er niet toe kwamen dit bestaansrecht te verlenen gaan vaak gebukt onder een gigantisch onbewust schuldgevoel dat zich bijna altijd uit in ernstige lichamelijke klachten. In bijna alle gekende gevallen gaat dit gepaard met een heel laag zelfbeeld en grote twijfels aan het eigen bestaansrecht. In het herstelproces van de uitgestelde rouw kan erkenning verlenen aan de plek die de biologische ouder toekomt de eerste belangrijke grote stap betekenen naar heling.

Onze module van verlaat verdriet staat vol hartverscheurende verhalen en schrijnende situaties. Je zou daaruit kunnen concluderend dat het leven van een verlaat verdrieter gedoemd is om te bestaan uit alleen maar kommer en kwel. Gelukkig is dat niet zo. Verlaat verdrieters zijn survivors. Zij hebben als kind iets zeer ingrijpends meegemaakt dat een enorme impact op hun jeugdige bestaan heeft gehad. Behalve de trauma’s en de negatieve ervaringen kan dat echter ook hebben bijgedragen tot het ontwikkelen van bepaalde positieve kwaliteiten die het kind toen nodig had om de situatie door te komen. Ambitie, relativeringsvermogen, zorgzaamheid, zelfstandigheid, zelfredzaamheid, moed, doorzettingsvermogen, kracht en empathie zijn een aantal van deze typische eigenschappen die we bij veel verlaat verdrieters terugvinden. Ze kennen vaak hun ontstaan in de strijd met het gemis waarin het kind heeft moeten overleven. Verlaat verdrieters slagen er vaak in te kunnen genieten van kleine dingetjes en te waarderen wat ze hebben. Ze weten hoe ze het prettig kunnen maken voor zichzelf. Ze herkennen en waarderen de goeie dingen in het leven en zijn minder onverschillig. Ze beseffen ook beter dan anderen de broosheid en kwetsbaarheid en kunnen het leven beter naar waarde schatten. Ze beschikken meer dan andere mensen over een goed inlevingsvermogen en kunnen dan ook een grote steun voor anderen betekenen bij moeilijke momenten in het leven. Ze zijn zelfstandiger en ze zijn hoopvoller want ze beseffen dat er iets tragisch gebeurd is, maar dat ze het overleefd hebben. Het zijn survivors.

Het zou niet fair zijn dit zonnig pallet van kleurige kwaliteiten voor te stellen als een surplus dat iedereen met jong ouderverlies als een soort van troostprijs zomaar gratis meekrijgt in het leven als eerlijke compensatie voor het gemis. Helaas is dat niet zomaar het geval en gaat de ontwikkeling van deze skills afhangen van de manier waarop de verlaat verdrieter er in is geslaagd om op een bepaald moment zijn/haar proces op te pakken en deze benodigde vaardigheden eigen te maken. Al te vaak zal het anders aflopen. Verlaat verdrieters zijn vaak heel wijze, maar niet zelden zijn ze ook verbitterde mensen, soms beiden. Veel heeft ermee te maken of naast de positieve kanten ook de negatieve kanten van het jonge ouderverlies onderkend werden. Als die negatieve kanten onderdrukt werden, dan komen ook de positieve nooit naar boven. Soms worden kwaliteiten die eigenlijk positief zouden kunnen zijn, toch als negatief ervaren. Dat komt omdat daar nog het oordeel op rust. De eigenschap wordt geassocieerd met de overlevingsmodus die nodig was in die moeilijke periode. Dat zorgt voor een emotionele lading op de desbetreffende eigenschap waardoor die, hoewel in essentie positief, toch als negatief gezien wordt. Eens men erin slaagt dit los te koppelen van oordeel, en de emotionele lading eraf te halen, kunnen er heel mooie dingen ontstaan. Bijvoorbeeld iemand die erg kranig is, moedig en zorgzaam, die zal die eigenschappen misschien honend minachten omdat de eigenschappen herinneren aan wat er nodig was om als kind te overleven. Als zodanig zijn deze eigenschappen ook rechtstreeks aan het verlies gerelateerd. Men weigert daarom de credits ervoor te aanvaarden. Maar wanneer men erin slaagt het bestaansrecht te aanvaarden voor wat zich heeft voorgedaan en op die manier de realiteit onder ogen durft te zien van het verleden en het verlies, dan kan men deze waardevolle eigenschappen ook positief gaan aanwenden. Het is een oefening in herkennen en toelaten van de emoties. Verlaat verdrieters getuigen dat het leren toelaten van hun emoties hen een rijker leven geeft waarin meer ruimte is voor de overleden dierbare ouder. Het weer in beeld brengen van de ouder die je als kind zo gemist hebt, kan nieuwe diepgang en vreugde in je leven brengen. Door dat  te integreren in je leven kan je terug contact gaan voelen met je overleden ouder en daar veel kracht en steun uit puren. Ook het kunnen omarmen van je innerlijke kind kan een bron van liefde en wijsheid betekenen dewelke je veel kan brengen in je verdere leven. Verlaat verdrieters die in nauw contact staan met hun innerlijke kind beschikken zo over iets waar vele niet-verlaat-verdrieters,  zonder dat zij het zelf beseffen, zo ongelooflijk erg naar hunkeren.

In haar (Ver)werkboek ‘Verlaat verdriet’ noemt Titia Liese zeven kwaliteiten op die de verlaat verdrieter zullen helpen in zijn/haar proces: moed, doorzettingsvermogen, liefde, relativeringsvermogen, humor, geduld en vertrouwen. De meeste verlaat verdrieters hebben zowat alle van die zeven wel eigen gemaakt door de ervaring in hun leven. Humor is misschien een beetje het zwakke broertje in de reeks. Humor is van uitzonderlijk groot belang in elk helingsproces maar ik ben er niet van overtuigd dat het iets is dat je zomaar verwerft vanwege jong ouderverlies. En het is iets anders dan de clown uithangen. Humor heb je nodig om een evenwicht te vinden tegenover de zwaarte die een verlaat rouwproces kan hebben. Het kan slim zijn om humor doelbewust te gaan opzoeken indien dat niet één van je sterktes zou zijn. Het kijken van tragikomedies kan daarbij helpen. Omdat tragikomedies juist vaak de luchtigheid hebben om de zwaarte van het leven met humor te doorspekken. De gelotologie (wetenschap van de lach) kon experimenteel aantonen dat lachen helend werkt en de pijn verlicht. Het is zeker niet verkeerd dat als zelftherapie aan te wenden. Of het echter een kwaliteit is die je zomaar meekrijgt bij jong ouderverlies, dat durf ik toch ten zeerste te betwijfelen. Het omgekeerde zien we helaas wel soms, namelijk dat mensen met jong ouderverlies die geen gunstig (uitgesteld) rouwproces kenden, later gekweld kunnen worden door verzuring en verbittering, geen greintje gevoel voor humor kennen en soms zelfs een hartsgrondige innerlijke afkeer voor vrolijkheid bij zichzelf ontwaren. Precies datgene wat ze nu net ontberen om enige kans op beterschap te bekomen.

In deze en voorgaande modules hebben we het af en toe over familieopstellingen gehad. Voor de leek kan dit in het begin overkomen als een soort hocus pocus. Dat is het helemaal niet. Als je nog nooit aan een familie-opstelling deelnam of je hebt er nog niet over gehoord, maar je bent wel iemand met jong ouderverlies, of je werd opgevoed door iemand met jong ouderverlies, of je partner is een verlaat verdrieter, dan raad ik je toch ten stelligste aan om eens wat opzoekwerk errond te verrichten. Het is namelijk zo dat bij vele rouwprocessen, maar vooral bij verlaat verdriet, systemisch werk (het deelnemen aan een familieopstelling; ook wel constellatie genoemd) een enorm verschil kan maken. Men gaat er op zoek naar de verborgen dynamieken in een familie. Er wordt gekeken naar het verleden en naar wat de natuurlijke orde is in een systeem om die te herstellen. Het is zeer wel mogelijk dat je door deelname aan de constellatie weer contact kan maken met jouw oorspronkelijke plek in je gezin van herkomst. Verborgen dynamieken of blokkades komen aan het licht en er wordt helderheid gecreëerd. Ga er niet van schrikken indien deelname een emotionele aardbeving voor je is. Dat is normaal. Het is niet ondenkbaar dat je erachter komt dat je je hele leven al, of toch sinds je ouderverlies, niet op de juiste plek staat. Bijvoorbeeld dat je de rol van je moeder of je vader op je had genomen, of dat je andere verantwoordelijkheden kreeg die niet bij je kind-zijn pasten. Of dat je overleden ouder niet de plek kreeg die hij/zij toekwam. Het kan ook zijn dat je ontdekt dat de last die jij op je schouders meesleurt misschien iets is dat helemaal niet van jou is en dat je misschien onbewust dingen van je overleden ouder hebt meegenomen. De dramatische gebeurtenis van het jonge ouderverlies hebben een verstoring van het energetische systeem teweeg gebracht die je sindsdien met je meedraagt. Deze uitzetten in een opstelling kan echt wezenlijke veranderingen in gang zetten en voor herstel van het systeem zorgen. Een opstelling zal niet je overleden ouder terug levend maken. Maar ze kan wel je overleden ouder soms weer tot bij je brengen, je kan er opnieuw connectie mee maken, onuitgesproken dingen kunnen een plaats krijgen, draaglast kan getransformeerd worden tot energie en de liefde kan terug gaan stromen. Hou er rekening mee dat het effect van zo’n gebeurtenis nog dagenlang kan natrillen. Een sessie bestaat altijd uit een opsteller (facilitator), de cliënt (diegene die opgesteld wordt), en de representanten. Die laatsten zijn deelnemers die uit een publiek gekozen worden door de cliënt. In het begin van de setting wordt ook door jezelf voor jou (gesteld dat jij de cliënt bent) een representant gekozen. Zodat jij als ‘publiek’ naar jouw opstelling kan kijken terwijl een representant jou ‘vertolkt’.  Naargelang de opstelling zijn ontknoping nadert zal de facilitator jou vragen de plek in te nemen van de representant die jou representeert, zodat jij zelf op je eigen plek in het systeem komt te staan. De sessie wordt pas afgesloten als er ‘herstel’ is opgetreden in het systeem. Als het nog te spannend of vreemd voor je is om zelf al meteen cliënt te zijn of je eigen opstelling te laten uitzetten, dan kan het ook al heel helpend en leerrijk zijn om eerst een keer gewoon als ‘publiek’ mee te gaan. Het kan zomaar zijn dat jij als representant wordt uitgekozen om in iemands opstelling mee te draaien, en ook dat zal je al heling brengen. Want representanten worden altijd gekozen omdat er zaken zijn die met hun eigen stuk resoneren.

Tenslotte willen we deze module van verlaat verdriet nog afronden met te wijzen op de kracht en het belang van lotgenotengroepen. Geen enkele therapeut ter wereld zal ooit beter begrijpen waar jij doorheen bent gegaan dan jouw zielsverwanten die iets gelijkaardigs meemaakten. In het circuit van geestelijke gezondheidzorg op zoek gaan naar gepaste hulp kan lastig zijn en vaak kan je bot vangen omdat het verlies van een ouder op jeugdige leeftijd niet altijd erkend wordt als iets waarvan je problemen kan krijgen. Vaak gaat men in totaal andere hoeken op zoek naar de oorzaken van je probleem of probeert men het farmaceutisch aan te pakken. Bijvoorbeeld je ziektebeeld is een gekende aandoening en men gaat kijken naar de klassieke behandelingswijzen ervan, ook indien die meestal niet helpen en de ziekte als zodanig gekend staat als ‘iets waarmee je nu eenmaal moet leren leven’. Pychologische of sociale situaties uit het verleden worden slechts zelden geaccepteerd als de echte oorzaken van een medisch probleem, maar zijn het vaak wel.  Hulp zoeken is voor verlaat verdrieters sowieso al niet vanzelfsprekend omdat zij vanuit hun survivalmodus van ‘ik doe het zelf wel’ vaak geen hulp aanvaarden. Bovendien is ‘rouwen’ geen ziekte die een behandeling vereist en daar is onze gezondheidszorg niet voldoende op afgestemd. In een praatgroep van verlaat verdrieters maak je verbinding met zielsverwanten en herken je mekaar in elkaars verhalen. Niet alleen is de groep belangrijk voor jou, jij bent ook belangrijk voor de groep. In een lotgenotengroep leren we van elkaar en verlenen we bestaansrecht aan wat er gebeurd is. Maar vooral worden we er gezien. In een veilige omgeving is het helemaal OK om je kwetsbaar op te stellen, het grote verdriet van het kleine gekwetste innerlijke kind er voluit te laten zien en gezien te worden. Je wordt er gedragen door de groep. Door je verhaal te doen en erkenning te krijgen voor hetgeen waarvoor vroeger geen erkenning geweest is, kunnen oude kwetsuren geheeld worden. Je kan er veel sterker uitkomen dan je al bent. Misschien kom je ook achter de oorsprong van bepaalde kwalen en verzachten of verdwijnen ze volledig doordat er nu bestaansrecht komt voor wat voorheen niet gezien werd. Tranen die niet geweend konden worden, mogen nu vrijelijk stromen. En anders dan toen, sta je deze keer niet alleen. De ondersteunende kracht van de groep zorgt voor heling op jouw stuk, en jij zorgt ook mee voor de groep. Plan b organiseert ook lotgenotengroepen onder de naam ‘Innige deelnemers’. Check op de site onder aanbod voor meer info. Contact maken met lotgenoten kan ook via de besloten facebookgroep ‘Nice Tribe’ van Plan b.

Helpend voor het aangaan van jouw uitgestelde rouw is datgene waarvan je als kind vaak verstoken was:  namelijk het toestaan van je emoties. Verstandelijk snappen van wat er allemaal gaande is, is meestal niet het probleem, want als verlaat verdrieter is dat cognitieve stuk van je meestal erg goed ontwikkeld. Het gaat erom de gevoelens toe te laten, ze er ook te laten zijn. Daarnaast is het van belang om betekenis te kunnen geven aan wat  er gebeurd is in je leven. Mieke Ankersmid noemt dat ‘hart en ziel’. Hart zijn de gevoelens en ziel is de betekenis. Wat we hierboven al beschreven is het omarmen van je innerlijke kind, aandacht voor je lijf en je emoties en aandacht voor je systeem van herkomst. Je overleden ouder een zichtbaar prominente plek geven in je huidige leven.

 
Nabeschouwing bij deze module

Niet voor niets heeft deze module veel aandacht gekregen in Rouwatelier. Jong ouderverlies is iets dat een enorme impact kan hebben op iemands leven. Verlaat verdriet en uitgestelde rouwprocessen behoren (na zelfdoding) dan ook vaak tot de meest intense rouwprocessen die er te onderscheiden zijn. Maar we noemden het al vaker en blijven het herhalen: je kan niet veralgemenen. Elke rouwreis is anders en iedereen beleeft zijn rouw anders. Het is niet uitgesloten dat je bij het vergelijken van je eigen rouwprocessen tot de vaststelling komt dat het overlijden van je oma méér met je deed dan de mama die je verloor in het kraambed bij je geboorte. Dat is OK, en dat mag er zijn. Maar wees je ervan bewust dat het goed mogelijk is dat bij elk verdriet dat je voelt ergens in je het limbische systeem van je hersenen ook telkens dat oude verdrongen pijnstuk wordt aangeraakt, misschien zonder dat jij  er  zelf bewust van bent. En dat daardoor het grote verdriet om je oma, misschien tegelijkertijd ook het onbewuste verdriet om je eigen mama is. Zeker indien je mooi afscheid hebt kunnen nemen van je oma, je een goede band met haar had, en zij een herinneringsplek heeft gekregen in je leven. Als jou dan misschien het gevoel bekruipt dat het verlies en gemis van jouw oma toch al een plekje heeft gekregen in je leven maar het verdriet dat je erover voelt je telkens meer overweldigt dan wat je zou verwachten, en niet meer in overeenstemming is met hoe je dacht dit al ‘een plaats te hebben gegeven’, dan lijkt het toch aangewezen om ook dat jong ouderverlies een keer te onderzoeken. Mogelijk is dat de échte  bron van je grote verdriet. Of van je lichamelijke klachten.

Behalve erg impactvol is jong ouderverlies tegelijk één van de meest onzichtbare vormen van rouw. Heel vaak is het rouw die niet gezien werd of wordt. Niet door de omgeving, maar ook niet door de rouwende zelf. Misschien is er nog één rouwvorm die mogelijk nog minder zichtbaar en daardoor miskend is, en dat is die van verlies van ongeboren leven. Daarover gaan we het hebben in module negen.

Ben jij zelf geen verlaat verdrieter, maar volg je dit Rouwatelier omdat je professioneel rouwzorger bent of wil worden, nabestaandenconsulent of palliatief verpleger, of omdat je vrijwillig praatgroepbegeleider bent of op een andere manier met mensen in rouw werkt, dan hoop ik dat deze module je een aantal belangrijke inzichten heeft bijgebracht over het fenomeen verlaat verdriet. Misschien dat je daardoor bepaalde van jouw cliënten nu beter kan begrijpen en daardoor beter kan ondersteunen.

Maakte jij zelf op jonge leeftijd ouderverlies mee dan zal deze module zeker heel herkenbaar voor je zijn. Ben jij zelf reeds verlaat verdrieter en was je uitgesteld rouwproces al begonnen, dan hoop ik dat je in deze module de inzichten hebt gevonden om je proces te ondersteunen. Herken je jezelf wel in de mechanismen, de eigenschappen en de profielen van wie jong ouderverlies meemaakte, maar is jouw eigen uitgestelde rouw (nog) niet begonnen, dan hoop ik dat je hier de nodige handvatten vond om je proces aan te vatten. Dat kan heel erg heftig zijn. Aarzel dan niet om Plan b om ondersteuning te vragen. Ga niks forceren.

Ben jij wel iemand met jong ouderverlies, maar denk je dat verlaat verdriet of uitgestelde rouw niet op jou van toepassing is, en ben je verder gewoon gezond en gelukkig, leid je een evenwichtig leven, en heeft jouw overleden ouder ergens nog een plekje in je leven,  dan heb je wellicht het geluk geahd van een liefdevolle ondersteuning te hebben gekend in je kindertijd, en dat er toen voldoende aandacht, ruimte en tijd voor je verlies en je verdriet is geweest. Dan hoeft jouw jong ouderverlies niet problematisch voor je te zijn en hoef je het ook niet opnieuw op te rakelen.

Voel je wel dat er ergens iets zit, maar kan je er niet de vinger op leggen omdat het allemaal zo lang geleden is en je geen herinneringen hebt uit die periode, dan kan een opstelling soelaas brengen. Of je kan bij Plan b terecht voor brainspotting.

Zoals we eerder al schreven kan ook het uitvoeren van een ritueel misschien verschil bij je maken. Als je niet goed weet hoe daaraan te beginnen, dan kan je zeker hiervoor bij Plan b terecht. Wat er dan wel zo belangrijk en krachtig is aan het gebruik van rituelen, dat vertel ik je graag in de volgende module.

Module 7 : Rituelen en ceremonies

In voorgaande modules werd al verschillende keren op het belang en de kracht van ceremonies en rituelen gewezen. Belangrijk genoeg om er een aparte module aan te wijden.

Het is niet de bedoeling om in Rouwatelier uitgebreid de rouwrituelen uit de verschillende culturen te gaan toelichten zoals een documentair programma dat zou doen. Af en toe zal er wel eens een zijsprong gemaakt worden naar een andere cultuur of naar de rouwgebruiken uit ons eigen verleden, maar om deze systematisch in kaart te brengen is eerder de taak van de geschiedkundige of de antropoloog  en minder die van de rouwcoach.

Onze benadering van rituelen en ceremonies in deze module zal in de eerste plaats focussen op het therapeutische en helende effect ervan op het rouwproces enerzijds en het maatschappelijke belang er van anderzijds. Om je op weg te helpen in het aanbod van wat allemaal voorhanden is zullen we  op het eind van deze module meer dan honderdvijftig verschillende bestaande rituelen onder het licht houden, maar weet dat dit slechts een beperkte greep vertegenwoordigt uit het pallet van opduikende nieuwe mogelijkheden dat tegenwoordig legio is.

Professor Margaret Holloway, hoofdonderzoekster in ‘Remember Me, the changing face of memorialisation’, van  de universiteit van Hull, concludeert uit haar onderzoek van 2017 dat er geen schokkende verschuivingen doorheen de tijd hebben plaatsgevonden in de manier waarop we onze doden gedenken. Wel dat de vele gezichten van vormen en gebruiken de sociale trends en culturele context reflecteren. Holloway claimt met haar onderzoeksteam echter dat -meer dan algemeen wordt aangenomen- doorheen de tijd en de verschillende culturen de overeenkomsten groter zijn dan de verschillen. Op 17 november ‘21 was  professor Holloway gastspreker op de Universiteit voor Humanistiek te Utrecht op het symposium: ‘Nieuwe rituelen in een veranderde samenleving.’ Holloway   doet onderzoek rond de thema’s dood, sterven en palliatieve zorg, en rouw. Daarnaast is zij gespecialiseerd in hedendaags spiritualiteit en nieuwe rituelen. Tevens is zij betrokken bij het trainen van uitvaartonderneming en humanistische celebranten.

Religiewetenschapper en leiderschapscoach Mae Belteyn onderscheidt seizoensrituelen, transformatierituelen en kleine dagelijkse rituelen. Seizoensrituelen zijn dewelke bijvoorbeeld worden uitgevoerd op feestdagen als Kerst en Pasen. Sommige ervan hebben met dood en levenscyclus of herdenking van overledenen te maken en zijn aldus onrechtstreeks verbonden met rouw. Transformatierituelen zijn handelingen die horen bij life events als trouwen, moeder worden of de menopauze ingaan. En bij afscheid nemen. Rouwrituelen zijn typische transformatierituelen. En dan zijn er nog kleine, dagelijkse rituelen. Die kunnen ook gebruikt worden in je rouwproces. Zo zijn er bijvoorbeeld heel wat topsporters die bij elke belangrijke prestatie een kleinood van een overleden dierbare bij zich dragen. Dat helpt hen te focussen op het doel en de verbinding te voelen met diegene waaraan ze hun sportieve carrière hebben opgedragen.

Wat een handeling tot een ritueel maakt, is eigenlijk de intentie die eraan gegeven wordt, de transformatie die erdoor plaats vindt en de integratie ervan in je leven. De symbolische waarde ervan is groter dan de handeling zelf en is van nul en generlei waarde als er geen intentie mee verbonden is, en er geen transformatie of integratie plaatsgrijpt.

Rituelen geven vorm aan verdriet. Manu Keirse schrijft daarover:
‘De evidente gebruiken van vroeger gaven een leidraad voor het gedrag. Ze gaven voor de familie vorm aan het leed. Iedereen wist wat er van hem werd verwacht. Ook al werden deze gebruiken soms als een keurslijf beleefd, ze vergemakkelijkten vaak het zetten van de eerste stap. Door het wegvallen van veel van deze rouwgebruiken moet ieder weer zelf zoeken naar wat voor de nabestaanden kan worden gedaan. Het heeft ook consequenties voor de verwerking van het verlies.’

Misschien kan het geen kwaad om een beetje klaarheid in de terminologie te scheppen want de woorden ritueel, ceremonie, traditie enz. worden nogal eens door elkaar gehanteerd. Bij Plan b bedoelen we met een ritueel elke handeling die zoals in de paragraaf hierboven beschreven intentioneel is, een symbolische waarde heeft, het doel heeft transformatie te bewerkstelligen en geïntegreerd te worden in je leven. Rituelen scheppen orde in je leven en geven structuur aan je bestaan. Een ritueel kan ook iets heel kleins zijn, zoals bij het aansteken van een kaarsje een beterschapswens voor iemand uitspreken. Het kan ook iets groters zijn, zoals bijvoorbeeld deelnemen aan een vuurloop of de jaarlijkse nieuwjaar duik. Een ritueel kan iets persoonlijk zijn of iets in groep. Het kan iets éénmalig zijn of iets terugkerend. Als het in groep gebeurt en terugkerend van aard is, dan is het een traditie. Maar tradities en rituelen zijn niet hetzelfde. Niet elke traditie is ritueel. Sommige tradities zijn bijvoorbeeld aan bepaalde volkeren of culturen, etnieën, regio’s of families gebonden. Tradities hebben met gewoonten of gebruiken te maken. In sommige families bestond bijvoorbeeld vroeger de traditie of gewoonte, dat één van de familieleden priester werd of tot een kloosterorde toetrad. Dat is geen ritueel. Terwijl de eigenlijke toetreding tot zo’n orde soms wel gepaard kan gaan met een ritueel. Een ritueel kan iets dagdagelijks en informeel zijn. Bijvoorbeeld elke dag ’s ochtends bij het openen van de venster de lucht diep inademen en een innerlijke dankzegging doen voor weer een nieuwe dag. Of je onder de douche verbeelden dat het water dat uit de douchekop stroomt je nieuwe energie brengt en de oude, niet meer benodigde energie, als afvalstoffen van je af laat stromen en wegspoelt in de afvoer. Het ritueel markeert een overgangsmoment. Rituelen die in groep worden uitgevoerd, die wat formeler of officiëler van aard zijn en een plechtig of feestelijk aspect kennen noemen we al snel ceremonies. In vele woordenboeken is de lijn  tussen een ritueel en een ceremonie nogal dun. Soms wordt er in de definitie van een ritueel of een ceremonie uitgegaan van een serie handelingen waarin geen wijzigingen kunnen worden aangebracht betreffende de volgorde of uitvoering. Eigenlijk heeft men het  dan over een ceremonieel protocol. Ceremonieel heeft vaak met de uiterlijke verschijningsvorm of etiquette te maken. Bijvoorbeeld het dragen van de rechters toga of de burgemeesterssjaal. Of een staatshoofd die bij een officieel staatsbezoek aangepaste ceremoniële kledij draagt. Bij ons is de hantering van het begrip ritueel veel breder dan dat. Bijvoorbeeld aan tafel bij de eerste hap die je in je mond steekt je ogen sluiten, je lepel neerleggen en je voor honderd procent focussen op het smakenpallet in je mond en daarbij dankbaar zijn voor wat je proeft, kan een ritueel zijn. Je kan het bezwaarlijk een ceremonie noemen, bijvoorbeeld omdat er geen publiek bij aanwezig is. Ceremonies kunnen soms ook éénmalig kleinschalig en onofficieel zijn. Bijvoorbeeld na een crematie in beperkte kring een as verstrooiing anex boomplanting in de tuin van de familie. Naarmate ceremonies officiëler, meer gestandaardiseerd of meer procedureel zijn zal mogelijk het protocolaspect meer doorwegen dan het rituele aspect. Bijvoorbeeld bij het lintjesdoorknippen van een inhuldigingsceremonie. Het rituele aspect van deze ceremonie is nagenoeg verdwenen. Nochtans wordt lintknippen ook soms bij afscheidsrituelen gebruikt. Linten worden dan aan het ene uiteinde in de begrafeniskoffer of de asurne  bevestigd, en het andere einde wordt vastgehouden door de nabestaanden, die elk een lintje doorknippen. Dat staat voor het fysiek verbreken van de levensband. Een deel van het lint blijft bij de kist of urne, een ander deel neem je mee zodat je symbolisch of spiritueel toch voor altijd verbonden blijft. In deze ceremonie is het rituele aspect belangrijker dan het protocollaire. Soms wordt het woord ritueel ook fout gebruikt wanneer mensen bedoelen: een routine of patroon. Iemand die vertelt : “Ik heb ’s morgens een vast ochtendritueel: eerst zet ik koffie en laat ik de kat binnen, dan lees ik de krant bij mijn ontbijt en vervolgens moet ik eerst naar het toilet en neem ik daarna een douche en poets ik mijn tanden.” Dat is geen ritueel, maar een routine of een patroon. Sommige rituelen kunnen natuurlijk wel routine worden. Zoals bijvoorbeeld een kruisteken slaan voordat je begint te eten. Wanneer een ritueel routine wordt, of een automatisme, dan verliest het ook aan intentie. De symboliek zal vervagen en er zal geen echte transformatie plaatsvinden, laat staan integratie. Dus rituelen vereisen altijd ook intentionele aandacht. Betrokkenheid. Anders vervlakken ze en verworden ze tot holle gewoonten. Zo’n kruisteken is een goed voorbeeld. Als bijvoorbeeld in een groot gezin voor de maaltijd met  z’n allen gezamenlijk een kruisteken wordt gemaakt en de helft van de tafelgasten is er met zijn aandacht niet bij, dan is het iets formeels geworden. Maar als iedereen er met zijn volle aandacht bij aanwezig is en er wordt ook een intentie uitgesproken dan wordt dit gedeelde ritueel een ceremonie.

Rituelen hebben vaak een sterkere kracht dan woorden. Met symbolen en rituelen kan je uitdrukking geven aan iets waar taal niet bij kan. Dat komt doordat ze korter bij de emoties liggen. In eerdere modules beschreven we al dat we over verschillende delen in ons brein beschikken en dat woorden eerder in onze neocortex huizen, terwijl emoties zich in het lymbische systeem bevinden. Roland Rogiers, psycholoog en gedragstherapeut UZ Gent benoemt dat als volgt:

 ‘Praten helpt, maar toch hebben woorden en taal niet dezelfde werking als symbolen en rituelen. Beelden leiden directer naar onze emoties dan woorden. Beelden activeren die zone in ons brein waar onze emoties in het geheugen liggen opgeslagen. Als er in dat deel iets in beweging komt, krijgt de pijnlijke gebeurtenis een andere plaats in onze levensgeschiedenis en kan er een nieuw perspectief voor de toekomst ontstaan.’…/… ‘Aan vrouwen die een borstamputatie moeten ondergaan, vraag ik soms om afscheidsbrieven aan hun borst te schrijven. Dat helpt het emotionele verwerkingsproces op gang te komen. Of ik vraag patiënten om hun kanker in een beeld te visualiseren. Dat kan een vertrekpunt voor een ritueel zijn. Door met symbolen en rituelen te werken, creëer je tijd en ruimte voor emoties. De emoties mogen er zijn en ze worden au sérieux genomen. Verwerking en rouw horen bij het leven en vragen tijd. Door symbolen en rituelen met anderen te delen, deel je ook je emoties en beleef je een deel van de verwerking samen. Dat biedt steun en creëert verbondenheid. Rituelen bieden ook de kans om de twee zijden van de medaille te ervaren: behalve pijn en verdriet, bieden ze ook ruimte voor dankbaarheid of hoop en leiden ze vaak tot een nieuw soort kracht om verder te gaan.’

In ’Open einde’, het Praktijkgericht Wetenschappelijk Onderzoeksproject, dat een samenwerking was tussen KASK Gent en ‘Beyond the Spoken’ (plus nog enkele anderen), stellen Barbara Raes en Joris van Poucke dat in het overgangsritueel bij de dood de crisis rond het ritualiseren en zingeving zich vandaag het scherpst toont.

 “Bij de confrontatie met de dood is de menselijke nood aan een bewuste en gedeelde omgang met het overgangsmoment zeer manifest aanwezig. Er is met name een grote behoefte aan persoonlijke, ‘family-centered’ begrafenisrituelen, waarin het unieke leven van de betrokkene en de unieke combinatie van waarden, normen en spiritualiteit worden ingezet.”

Het onderzoek ‘Open einde’ focust op het overgangsritueel bij het afscheid van het leven.

“Vanaf de tweede helft van de 19e eeuw markeren een aantal belangrijke factoren onze veranderende omgang met de dood en de traditie van het begraven. De status van het sterven evolueert van een deel van het leven naar een steeds grotere breuk met het leven. De dood verdwijnt ook steeds meer uit de openbaarheid. Door een betere kennis van besmettingsgevaar en door de medicalisering, sterven mensen vaker in het ziekenhuis dan thuis. Het afleggen en het kisten van de lijken wordt volledig overgelaten aan het mortuariumpersoneel. De ontkerkelijking en het ruimtegebrek in de steden zorgen er tevens voor dat nieuwe begraafplaatsen buiten het gezichtsveld ontwikkeld worden. Ook het begraafritueel zelf is versoberd en het transcendente idee van ‘hemel’ en ‘hel’ komt op losse schroeven te staan. Met de secularisering vindt de afschrikwekkende dood niet langer een troostverlenend antwoord bij God. In de handen van begrafenisondernemers wordt het afscheidsritueel gevormd door criteria van professionalisering en commercialisering. Rouwrituelen moeten snel plaatsvinden en ook het rouwen zelf wordt gemedicaliseerd.”

Rituelen en ceremonies zijn doorheen de tijd vaak verbonden geweest met religie. Dat heeft voor- en nadelen. De voordelen zijn ongetwijfeld dat ze daardoor wijdverbreid werden, onderhouden en onderricht werden en deel uitmaakten van het dagelijkse leven. De nadelen ervan zijn dat door de institutionalisering van de religie in allerhande ordes en kerken de rituelen vaak tot uitgeholde en haast betekenisloze riten verwerden die eerder de cultus vertegenwoordigden dan de betekenis waarop ze geënt waren. Dwangmatig afdreunen en praktiseren van de riten werd belangrijker dan de essentie die ze representeerden zodat ze niet zelden afgleden tot nietszeggende repetitieve holle frasen waarbij geen mens nog stil stond bij wat ze zouden kunnen betekenen.

“De voetwassing op Witte Donderdag had een grote indruk op me nagelaten. Ik herinner me nog dat ik tijdens de misviering aan mijn vader fluisterde dat ik het wel leuk zou vinden dat hij eens een keer zijn voeten zou laten wassen in de kerk. Hij antwoordde dat dit enkel voorbehouden was aan een select groepje van mensen die riante villa’s hadden in ‘Koningshof’ en met een jaguar op de oprit. Ik dacht aanvankelijk dat hij een grapje maakte. Dat het hem ernst was kon ik nog enigszins plaatsen, maar niet dat hij daar zomaar vrede mee nam.”

Bovenstaande is een typisch voorbeeld van de talloze rituelen die aan betekenis hebben ingeboet door de institutionalisering van de religie. In oorsprong gaat de voetwassing over nederigheid en onderdanigheid. Over dienstbaarheid en onvoorwaardelijke naastenliefde. In het evangelie (Johannes 13) waste Jezus voor het paasmaal de voeten van zijn leerlingen. Het staat symbool voor deemoed, en dienen van de ander zonder inachtneming van rang of orde. De boodschap luidt: ‘Ik ben niet belangrijker dan jij’. In de Bijbel en talrijke andere oude geschriften is vaak sprake van het wassen van de voeten van een toegekomen reiziger waarmee gestalte wordt gegeven aan deze dienstbaarheid en ook aan gastvrijheid. In bovenstaand voorbeeld schiet het afgestompte ritueel helemaal zijn doel voorbij. Niet alleen worden de voeten niet echt gewassen maar worden ze slechts oppervlakkig afgesponst en snel weer drooggedept met een handdoek, het zijn immers geen vuile voeten. Wellicht is er geen enkele dag in het jaar dat de notabele protagonisten van dit ritueel hun voeten ’s ochtends nog grondiger schrobben dan  deze dag waarop ze later hun schoenen moeten uitdoen in de kerk. Stel je voor dat de pastoor vuile of stinkende voeten zou aantreffen. Wat een schande zou dat betekenen. Ik kan me niet voorstellen dat één van de uitverkoren deelnemers die ochtend in de badkamer het besluit neemt : ‘Ik hoef mijn voeten nu niet te wassen, want ze worden toch zo meteen gewassen door meneer pastoor.’ Maar vooral de elitaire samenstelling van het notoire clubje spreekt boekdelen. Als de bedoeling van het ritueel is om de nederigheid te prediken, waarom werden dan bijvoorbeeld uit de kerkgangers niet gewoon zeven vrijwilligers vooraan geroepen die vervolgens écht hun voeten konden laten wassen? Voetenwassing kan echt een mooie rituele gebeurtenis zijn die zeer heftige emoties kan opwekken. In tal van therapeutische sessies wordt deze trouwens met succes toegepast. Naast de loutere fysieke sensatie dat het gewoon fijn is om aan je voeten aangeraakt te worden geeft het een enorm gevoel van erkenning en bevestiging van je bestaansrecht wanneer een ander je voeten wast. Het is ook een belangrijk signaal van doorbreking van de hiërarchie. Niet alleen hadden ze in het kerkje van bovenstaand voorbeeld niet begrepen waar het werkelijk om ging, bovendien werkte het ritueel op die manier ook nog eens omgekeerd. Getuige daarvan de opmerking die de vader maakt over de villa’s en de jaguars. Het ritueel bereikte hiermee het omgekeerde van het beoogde doel waarvoor het oorspronkelijk was in het leven geroepen.

Bij het afnemen van de macht en de invloed van de kerk op het alledaagse leven nam een nieuwe ideologie stilaan de macht over en kwam de maatschappij meer in de ban van de zogenaamde wetenschap, dan wel van de religie. Onverdeeld positief was dit niet. Het was een pluspunt dat de modale mens bevrijd kon worden van de onderdrukkende rol die menig meneer pastoor predikte, maar tegelijk werd ook elk spiritueel denken verketterd door de nieuwe onderdrukker: die van het bio-reductionistische mechanistische wereldbeeld uit de verlichting. Al wat in het beperkte denkframe van de rationele logica niet tot deeltjes herleid kon worden en al wat niet in laboratoria kon aangetoond worden, al wat niet geaxiomatiseerd of in zogenaamde natuurwetten vastgelegd en bewezen kon worden werd per definitie ontzield tot onbestaand of onwaar. Ondertussen is deze tak van de wetenschap door zichzelf achterhaald verklaard. Experimenten met de deeltjesversneller in Geneve leveren resultaten op die niet langer passen in wat -naast de relativiteitstheorie-, dat andere paradepaardje is waarop onze moderne fysica steunt, namelijk: ‘het standaardmodel’. De kwantumveldentheorie en de Leptonuniversaliteit zélf liggen ondertussen onder vuur. Er gaat geen dag voorbij of ook in de medische wetenschappen worden opzienbarende ontdekkingen gedaan die veel van wat we voordien dachten opnieuw in vraag stellen. De moderne wetenschap gaat door een ernstige crisis.  Maar veel kwaad is inmiddels geschied en spiritualiteit is als kind met het badwater mee weggesmeten en grotendeels verdrongen naar de yogastudio’s en de naar wierook ruikende vitrines van new-age winkeltjes. Daarmee verdwenen helaas ook veel ceremonies en rituelen. In module één legden we al uit dat het een van de oorzaken is waardoor we niet leerden rouwen.

Rituelen en ceremonies zijn perfect inzetbaar zonder spirituele dimensie maar hoeven daar geenszins aan tegenstrijdig te zijn. Iedereen kan rituelen inzetten zoals voor hem/haar goed of juist voelt en een spirituele inslag daarbij betekent naar mijn gevoel geen hindernis maar juist een meerwaarde.

We schreven in de eerste module al dat rituelen een ongelooflijk belangrijke rol spelen bij zingeving. En dat zingeving de basis is voor geluk. Het verlies van je dierbare gaat verder dan enkel jouw persoonlijke situatie en verdriet. Je verandert er zelf door maar door je verlies en je verdriet wijzigen ook jouw contacten met je vrienden en familie. En doordat de persoon er niet meer is wijzigen de onderlinge verstandhoudingen, de rollen en de posities. Ook maatschappelijk verandert er iets. Het wegvallen van een lid van de gemeenschap heeft een impact op de gemeenschap zelf. Het zijn juist rituelen die helpen deze verandering bevattelijk te maken. Dat is wat we hierboven bedoelen met het transformatieaspect van het ritueel. Rituelen belichamen verandering. Zij maken de gewijzigde verhoudingen zichtbaar en verlenen er bestaansrecht aan. Door deel te nemen aan het ritueel onderga je zelf voor een stuk die transformatie, neem je er kennis van en aanvaard je de realiteit ervan. Dat is nog iets anders dan er vrede mee nemen. Een afscheidsritueel markeert een overgangspunt. Diegene die vroeger was, die is (er) nu niet meer. De dierbare is niet langer fysiek bij ons. Hij is er (misschien) nog wel, maar het is anders. Hij is verhuisd van de fysieke wereld naar een plaats in het hart en de herinnering van diegenen die hem liefhadden. Soms is hij daar nog niet aangekomen. Het ritueel helpt om dat gestalte te geven.

Daarom is zo’n ritueel of ceremonie ook bij uitstek een sociaal gebeuren. Het ritueel verleent een publieke erkenning aan een veranderde situatie. We komen bij elkaar en mogen ons verdriet tonen. We maken zichtbaar aan de wereld welke plek de dierbare voor ons innam en we danken hem dat hij op ons pad was. Eigenlijk manifesteren we daarmee ook een soort kwetsbaarheid. Onze privégevoelens worden eventjes openbaar. We bevestigen tegenover de gemeenschap onze erkentelijkheid dat we de overledene in ons leven mochten hebben en we tonen ons verdriet dat hij nu uit ons leven is. In dat verdriet willen wij gezien worden, en dat is wat het ritueel tot een zeer waardevol therapeutisch en helend proces maakt. In het ritueel worden we gezien in ons verdriet, en we zien ook het verdriet van de anderen. Dat kan ons sterken tot verbinding om samen een lot te dragen. Het ritueel verleent bestaansrecht aan het verdriet van de nabestaanden. In eerdere modules leerden we al dat het vaak de meest prominente noodkreet van de rouwende is: “Zie mij staan met mijn verdriet”. Het is precies het ritueel dat daarvoor de ruimte creëert. Manu Keirse schrijft daarover :

 
“ In de hedendaagse samenleving moet men zijn rouwgevoelens meer en meer voor zich houden, of datgene waarover men praat mooier voorstellen dan het is. Men mag niet eerlijk kijken naar de relatie met de overledene, dat wil zeggen: naar zowel de liefdevolle als de kwetsende aspecten ervan. Rouw mag niet te veel tijd kosten. Als het kan, moet men na een paar dagen weer aan het werk. Men moet afzien van de gemeenschappelijkheid in de rouw. Men mag met geklaag en gesprekken over de overledene geen te hoge eisen stellen aan de medemensen. Men heeft zijn les grondig geleerd en probeert vaak alles te vermijden waaraan te zien zou zijn hoe men er echt aan toe is. Rouwkleding wordt niet meer gezien als een teken van bescherming, maar als een stigma dat mensen tot buitenstaanders maakt, die men liever uit de weg gaat om niet over dood of sterven te moeten praten. Dapperheid is één van de centrale begrippen van de ideologie geworden. Emoties en gevoelens mogen slechts beperkt tot uitdrukking worden gebracht. Men mag huilen bij een begrafenis, maar wie dapper is en geen tranen vergiet, wordt bewonderd.”

We maken er bij Plan b geen geheim van dat we het heel erg belangrijk vinden om kinderen ook te betrekken bij afscheid. Rituelen zijn de manier bij uitstek om kinderen te betrekken bij een afscheid en hen tools aan te reiken voor het uitdrukken van hun verdriet. Op een natuurlijke wijze kunnen zij rituelen gebruiken om het verlies te verweven in hun spel. Dat is hun manier van rouwen. Misschien dat voor kinderen de rouwrituelen zo mogelijk nog belangrijker zijn dan voor volwassenen. Er bestaan duizend manieren om kinderen te betrekken bij een afscheidsceremonie of in een ritueel. Achteraan deze module van Rouwatelier komen meer dan honderdvijftig voorbeelden van rituelen. Bij vele daarvan kun je kinderen echt een prominente rol laten spelen. Het strekt tot aanbeveling dat zeker te doen. Op de website ‘Doodgewoonindeklas.nl’ vind je een animatiefilmpje waarin kinderen op toegankelijke wijze wordt verteld over doodgaan en over rituelen. Met infobladen, werkbladen en zelfs een quiz leren kinderen vanalles over rituelen.

In module één benoemden we reeds dat rituelen niet enkel psychologisch belangrijk zijn voor de heling van het individu, maar ook een groot maatschappelijk belang hebben. Niet enkel wordt het individuele verdriet en de rouw van de nabestaande zichtbaar, maar ook de dood, het rouwen en verdriet in het algemeen krijgen terug bestaansrecht in de maatschappij. Juist door (onder andere) het verdwijnen van rituelen en ceremonies hebben wij het vandaag zo moeilijk om te rouwen. Omdat de dood haast niet meer bespreekbaar is. In de rituelen ervaren we dat de dood niet alleen maar een kwelling is, maar ook te maken kan hebben met liefde en geluk. Lieven Annemans schrijft in zijn boek “Geluk vinden zonder het te zoeken” dat geluk ook te maken heeft met rust kunnen brengen in je geest. Mensen die over het leven kunnen reflecteren zijn gelukkiger. Dat is precies wat we ook doen bij rituelen en bij rouw. Als we tijd kunnen nemen om te reflecteren over ons leven of over het leven met diegene die we moeten afstaan, en we slagen erin om rust te vinden in onze geest, dan ervaren we vaak dat er ook dingen waren waar we dankbaar voor kunnen zijn. Waarin we liefde voelen. De dood zelf mag dan meestal als betekenisloos en zinloos ervaren worden, dat is niet het geval voor het leven dat eraan vooraf ging. Als we in dat leven zingeving en betekenis kunnen vinden, dan zullen we ervaren dat de pijn van het verlies eigenlijk de herinnering is aan wat ons vreugde schonk, en dus liefde is waarvoor we een intense dankbaarheid kunnen voelen.

Rituelen doen ons reflecteren en geven de gelegenheid om even te verpozen bij filosofisch belangrijke levensthema’s. Als we de natuurlijke evidentie van de eindigheid zouden omarmen dan zouden we niet meer in gevecht met het leven zijn, maar in harmonie.

Blogster Jamie Anderson zegt over rouw: ‘Rouw is eigenlijk gewoon liefde die nergens naartoe kan.’ Rituelen zijn een verschijningsvorm voor die liefde, ze helpen je weer even contact te leggen met de overledene, om even te zeggen: ’we vergeten je niet’.

Rouwrituelen verlenen opnieuw bestaansrecht aan het sterven zelf. In zijn euforie van maakbaarheid koestert de mens een alsmaar groter wordende illusie  van onsterfelijkheid. Rouwrituelen voegen de dood terug toe aan het leven zelf. Zoals het altijd geweest is. Voordat een bepaald dogmatisch denken ‘doodgaan’ had afgeschaft. We schreven in module één reeds:

‘De maakbaarheid van het leven en de gecultiveerde leukigheid spiegelen ons een waanbeeld voor van een bitterloze utopie bestaande uit enkel zoetigheid. Een plek waar het altijd licht en nooit donker is. Altijd warm en nooit koud. Waar geen pijn bestaat. Waar enkel harmonie is en geen confrontatie. En dus geen verdriet. In zo’n wereld is geen plaats voor verlies. Er is geen plaats voor de dood. En dus geen plaats voor rouw. Dat is wat er gebeurde met onze ‘ideale’ wereld. Een fake realiteit waar de dood onttrokken werd uit het oog. Niet alleen werd de dood fysiek verbannen naar de mortuaria en de  klinische achterkamers van woonzorgcentra en hospitalen. De dood werd ook letterlijk onbespreekbaar gemaakt.’

Wat rituelen doen, is dat opnieuw bespreekbaar maken.

Soms kunnen rituelen in de loop van de tijd ook compleet van hun oorspronkelijke betekenis ontdaan worden en zelfs iets geheel anders gaan betekenen tot haast het omgekeerde ervan. De meest gekende daarvan is misschien wel het brengen van de Nazigroet. In 1920 gerecupereerd door de Italiaanse en later Duitse fascisten en voortaan voor eeuwig geassocieerd met het schrikbewind van het Duitse nazisme was dit ritueel, dat de nazigroet werd, in oorsprong eigenlijk van geheel andere onschuldige en zelfs nobele aard. In het boekje ‘Sieg Heil, van mytische groet tot verderfelijke ideologie’ verhaalt Derde Rijkspecialist Gie van den Berghe hoe dit ritueel eigenlijk zijn oorsprong vond in het achttiende eeuwse Frankijk. De Franse schilder Jacques Louis David maakte in 1784 het schilderij ‘De eed van Horatii’ in opdracht van het hof van Lodewijk XVI die daarmee de bedoeling had om via de kunsten de publieke moraal te bevorderen. Het doek beeldt de drie broeders Horatius af die heroïsch besluiten hun leven te offeren voor het vaderland.  Van den Berghe toont aan de hand van voorbereidende studies en schetsen mooi aan hoe de groet slechts geboren wordt als een compositorische trouvaille. Hoe deze later gedoemd werd tot het symbool van het kwaad bij uitstek, is verder geschiedenis. De échte herkomst van het armgebaar was zowel simpel als spitsvondig. De schilder bracht een houding in beeld waarbij de drie broers met hetzelfde gebaar van de gestrekte arm zowel een eed konden zweren als tegelijkertijd de door hun vader aan hen overhandigde zwaarden konden aannemen. De schilder werd later vertrouweling van Robespierre en propagandist van de Franse revolutie en ontsnapte enkele jaren later ternauwernood aan de guillotine. Daarna werd hij hofschilder van Napoleon. Veelzeggend over wat er met rituelen kan gebeuren is dat op een schilderij uit 1810 hetzelfde gebaar terug te vinden is waar Napoleons leger diezelfde groet brengt aan de Franse generaal. De mythe van de ‘romeinse groet’ was ondertussen eveneens geboren alhoewel die  volgens geschiedkundigen in het oude Rome wellicht nooit echt gebruikt werd. Vervolgens vond deze zijn weg via allerlei Amerikaanse toneelstukken en films zoals Quo Vadis en Ben Hur. Gezien hun eigen geschiedenis dweepten de Amerikanen nogal met de Romeinse cultuur en zo was het Francis Bellamy, een voormalig predikant, die identiek deze groet introduceerde als officiële groet voor de Amerikaanse vlag. In de jaren dertig zorgde deze Belamy Salute voor opschudding wegens de gelijkenis met de fascistische groet, maar pas veel later, – in 1942- werd deze in de US officieel vervangen door het ‘hand op het hart’-gebaar. In het jaar 1920 had Mussolini de groet in Italië gelanceerd en in 1924 nam Hitler hem eveneens over, in Duitsland. In datzelfde jaar brachten verscheidene nationale delegaties een gelijkaardige groet op de Olympische Spelen in Parijs. De fascisten en nazi’s deelden met de aanhangers van de Olympische idee hun adoratie voor de klassieke oudheid en de lichaamscultuur in het bijzonder. Zowel Mussolini als Hitler putten rijkelijk uit de oudheid om hun regime te legitimeren en hun ideologie uit te dragen. Wat oorspronkelijk dus als een mooi ritueel was in het leven geroepen groeide vanwege de loop van de geschiedenis vervolgens uit tot een gehaat symbool en  uiteindelijk tot een internationaal bij-wet-verboden gebaar waar tot op vandaag nog geldboetes en gevangenisstraffen op staan en dat menig brenger ervan al zijn baan en reputatie heeft gekost. Dit ritueel doet heel vaak de emoties hoog oplaaien en recent nog, in augustus 2020 werd een bronzen standbeeld van zijn sokkel gehaald bij het Olympisch stadium in Amsterdam. Beeldhouwster Gerharda Rueb bracht met dit beeld bijna honderd jaar geleden, – in 1928- hulde aan baron Frits van Tuyll van Serooskerken, die de Olympische Spelen naar Amsterdam had gehaald. Het  vernielde kunstwerk verbeeldde echter de Olympische groet en niet de zo gehate maar helaas gelijkaardig uitziende nazi-groet. Het is begrijpelijkerwijs ondertussen vanwege de loop der geschiedenis onmogelijk geworden deze aanvankelijk heroïsche en sportief bedoelde groet niet te associëren met de kwalijke reputatie van het fascisme en het nazisme.

Bovenstaande voorbeeld lijkt extreem. Maar ik haal het aan om te doen nadenken over het feit dat rituelen naargelang de manier waarop je ernaar kijkt, een geheel andere betekenis kunnen krijgen. Rituelen kunnen zeer krachtig zijn, en het is niet voor niks dat ze met graagte gerecupereerd worden door politieke en religieuze potentaten allerhande. Een ander voorbeeld is bijvoorbeeld de dans van de Maori’s : de Haka. We kennen deze helemaal niet als afscheidsritueel, hetwelke deze nochtans origineel wél was. Bij ons werd de Haka bekend als ceremoniele dans bij de opening van rugby wedstrijden. Meer daarover, straks op het einde van deze module bij de voorbeelden van rituelen.

Om de kracht en de waarde van rituelen ten volle te ervaren en benutten kan het raadzaam zijn om deze los te koppelen van folklore. Rituelen die ontdaan worden van hun inhoud en aan populariteit winnen kunnen uitgroeien tot volksvermaak of folklore. De heemkundige of folkloristische beleving van rituelen kan op zichzelf wel waardevol zijn, maar het is niet het eerste waar onze interesse in dit rouwatelier naar uit gaat. Wanneer wij over rituelen spreken, dan bedoelen we – naast het grote soicale en maatschappelijke belang ervan- vooral ook het transformationele rouw-aspect ervan, en wat het in het proces van de rouwende betekent, zowel individueel als sociaal, zowel spiritueel als therapeutisch.

“We staarden in de praatgroep met z’n allen naar de affiche die voor ons uitgerold op de tafel ter bespreking lag. Wat het bij ons opriep. De affiche kondigde de komende Halloweenmarkt aan. Een kleurrijke affiche met de obligate uitgeholde pompoen lichtjes, de zogenaamde ‘Jack o’lanterns’, alsook de benodigde griezels en geraamten. De praatgroepbegeleider wilde graag weten wat het met ons deed. Dat bleek nogal verschillend te zijn. Ans vertelde dat ze op één november naar een exclusieve dansnamiddag was geweest. ‘Dia de los muertos’. Ze had het ervaren als een heel mooi maar intens ritueel. Ze had er bloemen en een foto van haar overleden zus mee naartoe genomen en het was haar manier om op een intieme manier haar rouw te beleven en verbinding te zoeken met zielsverwanten die ook daar waren om hun dierbaren te gedenken. Ze hadden een hele namiddag in een afgelegen kerkje gedanst op blote voeten en daarna samen gegeten. Sommigen in de groep vonden dat maar vreemd en iemand noemde het zelfs een soort blasfemie om daarvoor een kerk te gebruiken. Luc vond de Halloween affiche eerder kwetsend. Hij was in de praatgroep nadat zijn vader een half jaar daarvoor middels euthanasie een eind had gemaakt aan zijn ondraaglijk lijden. ‘Het is commerce, ze maken er een feestje van.’ Zei hij, “ Alsof het zo lollig is dat iemand dood gaat. Ik snap er helemaal niks van.’ “

In een leergang zoals Rouwatelier, waar de klemtoon op rouw en verlies ligt, kan men bij het thema rituelen moeilijk voorbij aan Dia de los muertos, de christelijke feestdag Allerheiligen en het uit Amerika overgewaaide  Halloween. Drie verwante fenomenen waarvan één een kerkelijke hoogdag werd en de  twee andere tot commerciële folklore uitgroeiden maar die alle drie oorspronkelijk begonnen waren als ritueel ter herdenking van onze dierbare overledenen. Het is niet onze intentie in dit Rouwatelier om de hele ontstaansgeschiedenis en de diverse verschijningsvormen van deze gebruiken uit de doeken te doen, dat is minder relevant met betrekking tot rouwen. Als je gaat googelen zullen overigens naargelang op welke site je terecht komt er nogal wat variante verklaringen van herkomst gegeven worden, die dan kennelijk ook nog zeer regio-gebonden blijken. Nogal wat verklaringen gaan ervan uit dat Halloween een verbastering is van ‘All Hallows Eve’ (Avond van alle Heiligen), wat sommige verklaarders ertoe doet besluiten dat Halloween ontstond uit Allerheiligen. Er zijn aanwijzingen dat het wellicht eerder andersom ging. Die naam dateert van het 16de eeuwse Schotland, maar de Keltische herkomst ervan gaat veel verder terug en moeten we zoeken in het twintig eeuwen oude Keltische feest Samhain, wat in de Keltische kalender oudejaarsdag is (31 oktober). Verklaringen variëren van oogstfeesten tot beschermingsriten tegen demonen, en mengvormen tussen beide, maar in de meeste theorieën is er toch ook sprake van het eren van de overleden zielen. Het feest van Samhain mengde zich in de 9e eeuw na de komst van zendelingen in Ierland en Groot-Brittannië met het christelijke Allerheiligen. Allerheiligen was in 609 ingevoerd door paus Bonifatius IV om alle christelijke heiligen te eren. Het feest werd eerst op 13 mei gevierd, maar deze datum werd in 835 door paus Gregorius IV veranderd naar 1 november. De stilaan populair wordende ‘Dia de los muertos’ dichten wij vooral een Mexicaanse oorsprong toe maar is ook veel ouder en vind zijn herkomst ook bij de traditionele gebruiken van de Azteken, de Maya en de Purépecha. Ook hier moet het ontstaan gezocht worden in het vereren van overledenen en voorouders. Het kan helpend zijn om bij het gadeslaan van feestvierders allerhande met betrekking tot deze tradities de waarneming los te koppelen van het oordeel, en goed het verschil te zien tussen traditie, folklore, commerce en herkomst. Het zal ondertussen duidelijk zijn dat wanneer we in Rouwatelier spreken over rituelen, dat we dan verder en dieper kijken dan enkel maar het uiterlijk vertoon van een carnavaleske maskerade. Voor de Amerikaanse toerist die in een lawaaierige cantina in Guadelajara teveel Tequila heeft gehad en een gids betaalde om hem naar een zogenaamde authentieke barrio met vuurwerk te brengen, zal  ‘dia de los muertos’ wellicht een heel verschillende betekenis hebben dan voor de tachtig jaar oude Mexicaanse ‘campesina’ die haar overleden ‘esposo’ op die dag gedenkt.

Belangrijkste aan een ritueel is wat het met je doet. Hoe je er zelf in staat. Niet hoe het eruit ziet of wat de traditie of het officiële ceremonieprotocol is.

De waarde van rituelen bij rouw zou je kunnen afwegen aan de hand van de rouwtaken van William Worden die we besproken hebben in module vijf. Waar rouwrituelen zeker tot kunnen bijdragen is alvast de eerste taak: ‘De realiteit van het verlies onder ogen zien’. Tal van ceremoniële gebruiken die onderdeel uitmaken van een klassieke (Vlaamse) uitvaart dragen daar toe bij. Bijvoorbeeld de traditie het dode lichaam van de overledene te gaan ‘groeten’. Niet alleen betoon je daarmee eer aan de overledene en geef je daarmee blijk van medeleven aan de familie, ook voor jezelf als nabestaande maak je het gemakkelijker de realiteit van het verlies onder ogen te zien. Bestaansrecht verlenen aan de realiteit zoals die zich werkelijk heeft voorgedaan en tot je laten doordringen dat je dierbare er fysiek niet meer is gaat beter indien je daadwerkelijk fysiek bent gaan afscheid nemen en met eigen ogen hebt kunnen vaststellen dat je dierbare overleden is. Meestal is de aanblik van het dode lichaam een zeer emotioneel gebeuren dat een enorme impact op je achterlaat. Het is een blik die je vaak nog zal weerzien telkens je aan de overledene denkt. De herinnering aan dat beeld helpt je je te realiseren dat de overledene daadwerkelijk dood is. Iets dat moeilijker wordt wanneer je dat groeten niet hebt gedaan, want dan blijf je je dierbare vooral herinneren zoals hij was toen hij nog leefde. Op zich is dat mooi natuurlijk, maar het kan maken dat je het moeilijker krijgt met die eerste rouwtaak. Ook tal van andere rouwrituelen zijn verbonden met deze eerste rouwtaak. Zeker de uitvaartdienst waarop alle nabestaanden samenkomen om hun dierbare te gedenken en elkaar te steunen. Traditioneel staan bij het binnenkomen van de ceremonie de familieleden van de overledene op een rij en worden door alle bezoekers aan de dienst afzonderlijk begroet. Een familielid van de overledene krijgt op zo’n moment evenveel begroetingen als dat er bezoekers aan de dienst zijn. Dat zijn evenveel bevestigingen dat de overledene inderdaad overleden is, en helpt dus mee aan die eerste rouwtaak. Tegelijk zijn het evenveel steunbetuigingen, tekenen van medeleven en blijken van erkenning vanuit de gemeenschap voor de verdiensten van de overledene. In module drie bespraken we welke aspecten invloed hebben op je rouwproces, en één van die aspecten is je sociale netwerk. Bij de nabestaandenbegroeting bij aanvang van een dienst blijkt hoe groot of stevig of hecht je sociale netwerk is. Rouwenden kunnen zeer grote steun ondervinden bij het vaststellen dat je op de uitvaart van hun dierbare aanwezig bent. Ook het afgeven van een steunbetuiging of een wens op een kaartje, een blijk van medeleven, een troostend woord, kan een wereld van verschil maken voor de nabestaande. Het is een tastbare herinnering, een blijvend bewijs dat de overledene iets betekend heeft en kan op latere tijdstippen opnieuw voor troost zorgen. Voor de do’s en don’ts op zo’n kaartje verwijzen we graag naar module twee waarin de clichés besproken worden. In kerkelijke uitvaartdiensten bestaat de gewoonte dat alle aanwezigen tijdens de afscheidsdienst ook in twee rijen naar voor treden en één voor één een persoonlijke groet brengen aan de urne of de kist waarin de overledene opgebaard ligt. Al dan niet met een open kist. Variërend van het besprenkelen met de weiwaterkwast, een kruisje maken met een palmtak, een roos op de kist leggen tot het symbolisch zoenen van een foto van de nabestaande of een lichte buiging maken; het zijn even zovele rituele of ceremoniële handelingen die het eerbetoon benadrukken maar ook de realiteit tot je laten doordringen dat de dierbare overleden is. In België is zeer gebruikelijk dat na deze begroeting iedereen een herinneringskaartje meekrijgt, het zogenaamde ‘bidprentje’ of ‘doodsbeeleke’, meestal voorzien van een foto van de overledene, zijn familiesamenstelling en een kort gebed of stukje poëzie. Opnieuw is het kaartje een soort officialisering en tastbare herinnering aan de realiteit dat de overledene niet meer is. De groet die in de kerkelijke gebedsdienst gedaan wordt, vindt vaak zijn herhaling nog eens op de begraafplaats tijdens de teraardelating. Alvorens de kist wordt neergelaten worden nabestaanden gevraagd een laatste groet aan de overledene te brengen. De rouwtaak van ‘de realiteit  van het verlies ervaren’ is geen kwestie van een momentum of een kortstondig ogenblik. Het is geen ‘Aha-erlebnis’. Het is eerder iets van een geleidelijk proces dat komt in golven. En niet volgens welomlijnde fasen zoals we in eerdere modules al zagen. Op het moment van de uitvaart is het verlies nog heel pril en voor de meest hechte nabestaanden is vaak dit proces nog in volle gang of zelfs niet eens begonnen. Misschien heeft men zich het verlies nog niet echt kunnen realiseren vanwege alle logistieke bekommernissen van de uitvaart zelf. Als straks de uitvaart achter de rug is en de rust en de kalmte zijn weergekeerd, dan zal de realiteit van het verlies en de daartoe ontstane leegte vaak pas de stille ruimte innemen en zal men misschien pas tot het volle besef ervan komen. Hogergenoemde rituele onderdelen van de uitvaartplechtigheid helpen daarbij. Bijvoorbeeld nog zo’n ritueel is het sturen van bedankboodschappen naar de aanwezigen die op de uitvaart waren. Het is een handeling die de rouwer weer de gelegenheid geeft herinneringen op  te halen. Elke rouwbetuiging die hij te lezen krijgt en moet beantwoorden  zal weer andere herinneringen triggeren. Enerzijds roept dat nostalgie en misschien mooie herinneringen op naar de tijd dat de dierbare nog leefde, anderzijds zijn het evenveel confrontaties alweer met het feit dat hij/zij nu niet meer is. Hier komt ook die andere rouwtaak van William Worden in beeld: ‘de pijn van het verlies ervaren.’  Een aantal van eerder beschreven rituelen helpen daar zeker bij. De gebedsdienst,-of andersoortige niet-kerkelijke dienst, biedt de gelegenheid om je verdriet te laten stromen. Door het samenzijn van vele mensen waarvan sommigen erg geëmotioneerd zullen zijn, zullen spiegelneuronen ervoor zorgen dat elkaars verdriet getriggerd wordt en zullen tranen meer vrijelijk kunnen stromen. Het ritueel dient er juist voor dat je openlijk je verdriet mag beleven en tonen. Je verdriet krijgt openlijke en maatschappelijke erkenning. Bijvoorbeeld het doornemen van de rouwbetuigingen kan pijnlijk zijn. Maar juist deze pijn bestaat uit de herinnering aan wat je vreugde schonk, en is dus in essentie liefde. Het is door de pijn van het verlies te ervaren dat je weet wat je gehad hebt en dat stilaan dankbaarheid kan komen voor wat er geweest is. En dat is geen kwestie van fasen of afgelijnde episodes. Maar het zijn dingen die moeten gebeuren. De realiteit van het verlies onder ogen zien en de pijn van het verlies ervaren.

De derde rouwtaak van William Worden is het aanpassen aan je nieuwe leven zonder de overledene. Ook hier hebben de rouwrituelen een transformerende functie. Ze markeren de overgang van de verandering. Door het heengaan van je dierbare ben jij veranderd en rituelen symboliseren deze verandering. Ook de gemeenschap waarvan de overledene deel uitmaakte verandert, en ook dat manifesteert zich in de rituelen. Manu Keirse schrijft dat rituelen ‘aanduiden dat je een gekende situatie achterlaat, dat je de overgang maakt naar een nieuwe manier van leven en dat je je settelt in een nieuwe situatie.’ Hij schrijft drie dimensies toe aan rouwen: een persoonlijke, een sociale en een maatschappelijke. Het overlijden betreft jouw persoonlijke emoties (en psychologische conditie nvdr), veranderingen in de sociale contacten met je vrienden en familie, en het beroert ook de samenleving. Een concreet voorbeeld van de sociale dimensie is bijvoorbeeld de familie van een echtgeno(o)t(e). Wanneer je partner komt te overlijden, wijzigt niet zelden ook de relatie die je hebt met je schoonfamilie. Immers, je partner was (in de meeste gevallen) je enige link met je schoonfamilie. Niet zelden komt na een overlijden een dergelijke relatie er helemaal anders uit te zien. Vaak hebben mensen na het overlijden van hun partner nog slechts zeer zelden of helemaal geen enkel contact meer met hun schoonfamilie. Of dat zo is of niet hangt van vele factoren af. Rituelen zijn van oudsher bedoeld de gelegenheid te bieden iedereen zijn plek te verlenen in het ‘systeem’ van de familie. De koffietafel is daarvan een goed voorbeeld, maar omgekeerd kan tijdens zo’n ritueel ook pijnlijk aan het licht komen dat daarmee een nieuw tijdperk wordt ingeleid. Soms kan met het afscheid van de partner ook bijna letterlijk het afscheid van de hele familie van de partner ingeleid worden. Niet met weinigen zijn de weduwen of weduwenaars die hun schoonfamilie het laatst hebben gezien op begrafenis van hun partner. Met betrekking tot de derde rouwtaak zal hier meteen duidelijk worden voor de overblijvende partner hoe zijn leven zonder zijn partner en zijn schoonfamilie er zal komen uit te zien. Maar ook bij hechte familiebanden en goed bevriende families met schoonfamilies zal een ritueel zoals een koffietafel al zeer vele confrontaties opleveren van hoe het leven er zal komen uit te zien zonder de overledene.

“Gek hoe de dood van mijn man me dichter bij mijn schoonzus bracht. Eigenlijk zagen we mekaar haast nooit en kenden we mekaar nauwelijks. Het was toevallig op het kerkhof na een bezoek aan het graf van mijn man dat we mekaar tegen kwamen. Wij zijn toen samen een koffie gaan drinken, hebben wat gekletst en merkten al snel dat we mekaar veel te vertellen hadden. Het klikte tussen ons. We zijn ondertussen goede vriendinnen en ik zie haar vaker dan dat ze vroeger ooit haar broer zag. We herkennen onszelf ook in elkaars verhalen en delen een soort gemeenschappelijk verdriet. Niet alleen dat hij er niet meer is, maar ook om hetgeen we zo misten toen hij er nog wel was. Ik heb de indruk dat mijn schoonzus me beter begrijpt en me beter kent dan dat mijn man me ooit begrepen of gekend heeft. Ik heb nooit geweten dat zij en ik zo op dezelfde lijn zaten…”

De aanpassing aan je nieuwe leven zonder de overledene gaat over veel meer dan alleen maar leven met de pijn van het verlies en gemis en omgaan met de ontstane leegte. In vele gevallen heeft het overlijden van iemand ook andere verstrekkende gevolgen voor de nabestaande. Denk bijvoorbeeld alleen al aan erfeniskwesties. Bij het overlijden van een verwant kan het lot van een nabestaande heel verschillend zijn naargelang zijn positie als erfgenaam. Afhankelijk van het erfrecht of welk nalatenschap iemand in een wilsbeschikking werd toebedeeld kan de aanpassing aan het nieuwe leven zonder de overledene een verschil van hemel en aarde betekenen. Overdreven uitgedrukt: van welstand tot bedelstaf. Huwelijken werden trouwens daarvoor destijds in het leven geroepen: om erfrecht te regelen. Rituelen rondom het huwelijk en de teksten die ervoor gebruikt worden: ‘in voor- en tegenspoed’, proberen dat wat te verdoezelen. In de realiteit zien we echter vaak dat als één van de torteltjes van het paar komt te overlijden en er bovendien een groot familiefortuin mee gemoeid gaat, dat dan families of erfgenamen vaak strijdend tegenover elkaar komen te staan en er van de belofte in tijden van ‘tegenspoed’ niet veel spaanders heel blijven. Dat is jammer maar helaas ‘des mensen’, en daar kunnen rituelen niet veel aan veranderen.

“Hoe anders dan mijn moeder was mijn vader. Toen mijn ouders op de hoogte gebracht werden van Oliviers dramatische overlijden was hun reactie nogal verschillend. Mama was zeer aangeslagen en betoonde medeleven. Ze wilde vooral weten hoe het met me was en voelde mijn verdriet. Papa’s eerste vraag daarentegen, was of we een huwelijkscontract hadden, nog voordat hij me condoleerde. Zijn bezorgdheid bestond erin of ik al dan niet in Villa Chateau zou kunnen blijven wonen.”

Gelukkig heeft die derde rouwtaak niet altijd met Hollywoodachtige familiedrama’s te maken maar gaat het vaak over de hele gewone dingen van het leven.

“Raoul was mijn trouw badmintonmaatje. We speelden elke week. We waren wel in een club maar gingen eigenlijk nooit naar de trainingen. We huurden gewoon elke week op woensdagavond een veldje en speelden dan samen van zeven tot negen. Jarenlang. Nu Raoul overleden is zien mijn woensdagen er anders uit. Ik ben weer in de club gaan spelen en neem opnieuw deel aan de trainingen. En op elke training is dan het eerste matchke dat ik speel altijd ter ere van hem. Bij het opslaan van het eerste pluimke roep ik dan altijd: ‘Goei matchke, Raoul’. Dat is mijn manier om hem in mijn herinneringen te houden.”

Een typische gebeurtenis waarbij deze derde rouwtaak altijd heel duidelijk naar voor komt is bijvoorbeeld wanneer je laatst overblijvende ouder, die tot aan de dood in het ouderlijke huis is blijven wonen, komt te overlijden. En dat met het overlijden ook het huis moet leeggemaakt worden voor verkoop. Alle spullen moeten uit het huis gehaald worden. Alles moet één voor één vastgepakt worden en ingepakt worden. Van elk stuk moet beslist worden of het bijgehouden of weggedaan wordt. Elk meubel, elk stuk huisraad, elke foto vertegenwoordigt een bepaalde waarde. Soms een geldwaarde, soms een emotionele waarde. Bij het door je handen gaan daarvan wordt je voortdurend geconfronteerd met hoe je je nieuwe leven zal moeten aanpassen zonder de overledene, in dit geval je dierbare ouder. Zeker als je nog broer(s) en/of zus(sen) of andere erfgenamen hebt dan zal het leegmaken van het huis je al meteen confronteren met de veranderde realiteit. Verschillende kinderen kunnen verschillende waarde hechten aan bepaalde spullen. Wat voor de één emotionele waarde heeft laat de ander misschien koud. Wat voor de ene moet behouden blijven wil de andere misschien absoluut weg. En dan hebben we het nog niet over wat er met het huis moet gebeuren. Leegmaken van het huis van een overledene is daarom vaak voor een rouwende een bijzonder zware en emotionele klus, en niet zelden weet die daar niet aan te beginnen en kan die daar goed hulp bij gebruiken. Overigens is niet alleen de derde rouwtaak daarbij aan de orde, maar ook de eerste (realiteit van het verlies onder ogen zien) en de tweede (pijn van het verlies ervaren). Hoe langer je in het huis van de overledene verblijft, hoe meer spullen er door je handen gaan, hoe meer herinneringen je zal hebben en hoe duidelijker de onomkeerbaarheid van de dood zal blijken. Hoe duidelijker het verlies doordringt. Dat is er overigens soms de reden van dat bepaalde rouwenden weigeren zo’n klus te doen en nog liever de sleutel aan een boedelopkoper toevertrouwen. Zodat ze niet nog eens opnieuw met de realiteit van het verlies geconfronteerd worden. Om aan de tweede rouwtaak te ontsnappen : de pijn van het verlies ervaren. Omdat het leegmaken van het huis zo nauw verweven is met deze drie taken maakt het dat juist tot een zeer bruikbaar ritueel in je rouwproces.

Samen met mijn broer en zus zouden we het huis in de Statiestraat leegmaken. Beiden hadden ze erop aangedrongen om onze tijd ervoor te nemen en het niet af te handelen als een fait-divers dat nu eenmaal moest gebeuren. Zelf ben ik eerder praktisch ingesteld, weet ik van aanpakken en ben ik tamelijk daadkrachtig. Ik kan goed knopen doorhakken en bij mij mag het vooruit gaan. Dus ik was wel een beetje bang dat het allemaal wat langer zou gaan duren dan wat nodig was. ‘Dan wat ik nodig vond’, verbeterden mijn broer en zus me, want zij waren wat romantischer en emotioneler ingesteld en vonden dat het niet uitmaakte hoeveel tijd we er voor zouden nodig hebben. Zij wilden er graag hun tijd voor nemen en vonden consensus belangrijk en ook wel dat we dat moesten doen op een manier die onze moeder trots zou hebben gemaakt indien ze nog leefde. Ik moet zeggen dat ze gelijk hadden. De tijdelijke vertraging van mijn levenstempo naar dat van mijn broer en zus heeft me werkelijk deugd gedaan. In het begin was het wennen en  werd ik zenuwachtig van het eindeloze getreuzel maar eens ik erin geslaagd was om mijn ritme te laten zakken en in hun tijdsbeleving te landen werd het wel aangenamer. Het was fijn om samen de herinneringen uit onze jeugd te delen. Het was alsof we elkaar opnieuw leerden kennen. Van sommige verhalen was ik zelfs erg verbaasd. Alsof ik de enige was die ze niet kende. Op een bepaald moment ben ik zelf heel erg emotioneel geworden. Dat was toen we de sneeuwslee uit de garage haalden. Daar zijn voor mij bijzondere herinneringen aan verbonden. Ik wist niet eens dat die slee nog bestond en het was misschien vijftig jaar geleden dat ik ze gezien had. Eigenlijk lachten mijn broer en zus me vierkant uit dat ik dat gammele geval wilde hebben. Ik, die nergens emotionele waarde aan hechtte, wilde wel die slee. Ik ben toch blij dat ik ze heb meegenomen. Ze heeft een plekje gekregen op het dakterras van mijn stadstuintje als rek voor bloempotten. Telkens ik het zie moet ik weer aan toen denken. Dat voelt verrassend goed, eigenlijk. Ik ben blij dat we dat huis samen hebben leeggemaakt en dat mijn broer en zus zo aangedrongen hadden op die trage rituele aanpak ervan. Dat heeft me toch veel gebracht. Tegen alle verwachtingen in.” 

De vierde rouwtaak van William Worden gaat over het opnieuw leren houden van het leven. Ook hier kunnen rituelen zeer krachtig van betekenis zijn. Hier denken we echter niet in eerste instantie aan de klassieke ceremoniën die verbonden zijn met de uitvaart zelf maar denken we eerder in de richting van meer persoonlijke aangepaste latere rituelen die in het verdere verloop van het rouwproces kunnen ingezet worden. Die kunnen te maken hebben met herdenkingsmomenten of beslissende levensfasen. Een mooi voorbeeld komt uit de film ‘message in a bottle’ dewelke ook al in eerdere modules werd aangehaald. Gerrit Blake rouwt om zijn betreurde Catherine die in het begin van de film nog de relatie met zijn nieuwe liefde Theresa in de weg zit. Op het einde van de film neemt Gerrit Blake de vierde rouwtaak op door te herinneren en te besluiten opnieuw van het leven te genieten. Hij schrijft een afscheidsbrief aan Catherine waaruit blijkt dat hij opnieuw heeft leren houden van het leven en kiest voor Theresa. Hij gaat de zee op met de bedoeling ook deze boodschap in een fles te water te laten…Het opnemen van de vierde rouwtaak heeft vaak te maken met het nemen van gewijzigde scriptbesluiten. Mensen geven een plotse wending aan hun leven en laten oude pijnen achter zich. Ze besluiten afstand te doen van wat hen niet meer dienstig is en hebben bijvoorbeeld geleerd hun overleden dierbare op een andere manier te omarmen. Zodat de herinnering niet meer remmend of beperkend werkt maar juist stimulerend. In dezelfde film schenkt Blake ook alle door Catherine gemaakte schilderijen terug aan haar familie, iets waarover sinds haar overlijden tussen hem en zijn schoonfamilie een vete was ontstaan. Ook dit is een rituele handeling die zijn nieuwe levensfase markeert. Schenkingen getuigen in dat verband altijd van een zeer krachtige transformatie. Ze zijn van grote betekenis omdat tegelijk letterlijk en symbolisch afstand gedaan wordt van het oude wat een opening maakt naar het nieuwe. In module zes ‘verlaat verdriet’  brengen we de getuigenis van Hendrik die op een bepaald moment besluit de familiezaak die naar hem en zijn vader genoemd was, niet verder te zetten maar te verkopen en wel op de voorwaarde dat de naam van het bedrijf moest veranderen. Dit is ook een mooi voorbeeld van een rituele handeling waarbij Hendrik zijn leven een nieuwe wending wil geven en komaf wil maken met het familielegaat dat nooit zijn keuze was maar aan hem was opgelegd geworden. Hij brak ook met de familietraditie van zijn zoon dezelfde naam als hemzelf of zijn vader te geven en hij gaat op zoek naar nieuwe manieren om zijn vader en grootvader te eren zonder het dictaat van het familiebedrijf. Een ander verhaal is het volgende.

“De brief gaf me een enigszins onbehaaglijk gevoel. Mijn broer had zijn droefheid uitgedrukt maar deed afstand van zijn aanspraak op vaders’ Spider. Ik had blij moeten zijn, want uiteindelijk was dat precies wat ik altijd gewild had. Maar de overwinning had een hele wrange bijsmaak. Ik kon er niet blij om zijn. Nog voordat vader overleden was hadden mijn broer en ik een vernietigende vete om die auto gehad. We hadden mekaar sindsdien niet meer gesproken. De knalrode Alfa Romeo spider was een prachtige oldtimer in prima conditie en was papa’s grootste trots geweest. Hij wist dat we ‘m allebei graag wilden maar had dus in z’n nalatenschap de wagen aan mij nagelaten. Misschien was het een berekende beslissing geweest. Hij wist dat ik van ons tweeën diegene was die best besefte wat het ding werkelijk waard was en dat ik diegene was die er de beste prijs voor zou bedingen. Terwijl mijn broer vooral nostalgie had naar de auto zélf, ermee wilde rijden en aan oldtimer-rally’s wilde gaan deelnemen. Ofschoon we ons geen van beiden dat écht konden veroorloven. Ik heb lange tijd met de brief in mijn handen gezeten. Ik moest aan vader denken en weende. Toen nam ik een besluit. Ik ben in de oldtimer gestapt en maakte er mijn laatste rit mee. Wanneer ik over de boulevard scheurde, mijn haren wapperend in de wind, voelde ik dat dit was wat ik moest doen. Ik arriveerde in de straat waar mijn broer woonde, parkeerde voor zijn deur en las een laatste keer wat ik op het kaartje had geschreven: ‘Ik heb me bedacht. Hij is voor jou. Maak er verstandig gebruik van en wees voorzichtig. Sorry voor de ruzie die we hadden. Ik hou van je, en van papa. Je broer.’ Ik stopte de kaart samen met de contactsleutel in een omslag en dropte het in mijn broers brievenbus. Op de tram naar huis bedacht ik wat me overkomen was. Het voelde goed zo. Alsof er een enorm pak van me was afgevallen. Ik was een gelukkig man.”

Een ritueel is een betekenisgever.  In het begin van dit hoofdstuk schreven we dat wat een handeling tot een ritueel maakt, de intentie is die eraan gegeven wordt, de transformatie die erdoor plaats vindt en de integratie ervan in je leven. In bovenstaand voorbeeld waarbij de man zijn erfenis van een oldtimer aan zijn broer nalaat zou je kunnen denken dat dit een enorm genereus gebaar is omdat het om een aanzienlijke waarde gaat die wordt weggeschonken. Nochtans is ook hier de symbolische waarde ervan nog groter dan de waarde van de auto zelf. Het bezit van de wagen kon de protagonist in dit voorbeeld minder verblijden dan het gevoel dat hij kreeg nadat hij er afstand van had gedaan. Niet alleen had hij zijn broer blij gemaakt met hem te schenken wat die zo graag wilde, hij had ook naar zijn overleden vader daarmee een statement gemaakt dat zijn liefde voor hem en voor zijn broer groter was dan zijn verlangen naar de wagen. Mogelijk had hun vader het doelbewust zo geregeld in de veronderstelling dat het zo zou lopen. Als de vader zelf van in het begin meteen de oldtimer aan de andere zoon had geschonken, dan was de feitelijke situatie wellicht dezelfde gebleven, maar dan had onze protagonist in het verhaal misschien verongelijkt en verbitterd achter gebleven en had de vete mogelijk nooit opgehouden. Door echter het ritueel van de schenking is er een belangrijke intentie aan verleend en vond er bij de gever ook een enorme transformatie plaats die hij zal integreren in zijn verdere leven. Hij komt tot verzoening met zijn broer en zijn vader, en mogelijk was dàt wel de echte wilsbeschikking van de vader.

Rituelen hoeven niet altijd zo groot te zijn als het weggeven van een auto. De kracht ervan schuilt hem niet in de omvang, maar wel in de intentie, de transformatie en de integratie. In Module acht, het f2F proces geven we een paar voorbeelden van mogelijke rouwrituelen:

een graf gaan bezoeken

een boom planten (check even bij natuurpunt hoe en waar je dat best doet)

een steen met een tekst erop in de rivier gooien

iets waarmee je wil afrekenen op een briefje schrijven en in het vuur gooien

een juweeltje (laten) maken met de as van je dierbare erin

een tatoo zetten

een schenking doen

iets afbreken of juist herstellen

een asverstrooiwandeling

aan een vuurloop of een zweethut deelnemen

een reis maken

een gedicht schrijven

een dagboek bijhouden

een keramiek workshop doen

een vergeten familielid opzoeken

een stamboom uittekenen

een familiekroniek schrijven

vuurwerk afsteken of wenslantaarns oplaten

een gedenkfeest geven

een religieuze eredienst houden

een oude foto laten vergroten en inkaderen

een naam in een boom kerven

een gevechtsport gaan beoefenen

een muziekinstrument leren

een oude liefde gaan opzoeken

opnieuw gaan studeren

een wereldreis maken met de motor

een naam geven aan een overleden embryo na een misval

je eigen naam veranderen…

… Zowat alles is mogelijk. In de trajecten van Plan b gaan we ook gebruik maken van een ritueel. Wat ik met de deelnemers van Traanraken of Rouwe Bolsters standaard doe is het laten voorlezen van de brief die de deelnemers zelf gemaakt hebben als onderdeel van het f2F proces. Maar elk ander ritueel is mogelijk. Zo lang het gaat om de intentie, de transformatie en de integratie. Vele uit bovenstaande lijst zijn persoonlijke rituelen, die we onderscheiden naast de publieke rituelen. Soms zijn er mengvormen. Publieke rituelen zijn de publieke erkenning van belangrijke overgangen van leden van een gemeenschap. Dat begint bij de geboorte al met het delen van suikerbonen (doopsuiker). Deze traditie zou naar een populaire legende een Romeinse oorsprong hebben van een zekere Julius Dragatus die bij toeval een amandelnoot in een pot honing liet vallen. Hij was zo voldaan van het toevallig ontdekte recept dat hij het bij  de geboorte van zijn zoontje uitdeelde en daarmee was de voorganger van de suikerboon geboren. Of het werkelijk zo gegaan is, daar hebben we het raden naar, maar oorspronkelijk zouden de bonen toch staan voor nieuw leven en vruchtbaarheid. In Nederland is een gelijkaardige traditie de beroemde beschuit met muisjes. Beide rituelen dienen vooral om de blijdschap en dankbaarheid van de ouders uit te drukken en het geluk dat ze willen delen met de wereld. Het doopfeest dat later volgt is een rituele opname van de nieuwe spruit in de gemeenschap en daarna volgt een lange reeks van rituelen. Elk daarvan markeert een nieuwe stap in de ontwikkeling van het kind en later de volwassene, en heeft een publieke dimensie. De jaarlijkse geboorteherdenking dmv verjaardagen, proclamaties, diploma-uitreikingen, communie-of lentefeest, verloving en huwelijksfeest. Het is niet toevallig dat die typische herinneringsdata ook data zijn waarop rouwenden het soms moeilijk krijgen. De verjaring van de sterfdag van de overledene, de verjaardag van de overledene, -als het nog een kind was-: de dag dat hij zijn communie zou doen, zou afstuderen. Bij een overleden partner: de huwelijksverjaardag  etc. Verjaardagen op zich zijn eigenlijk zelf al rituelen. Herdenkingen daarvan kunnen ook ritueel gebeuren.

“In de praatgroep stelde iemand voor om op de verjaardagen van onze dierbare overledene elke keer taart of koekjes te bakken of diens lievelingsgerecht te bereiden en dit dan naar de praatgroep mee te brengen. ‘Zo kunnen we onze dierbaren ritueel gedenken op een lekkere manier’, was het idee. Micha vond het idee maar niks. Haar papa pleegde zelfdoding op de verjaardag van haar mama. Haar mama kwam met de fiets bij een verkeersongeval om het leven op de verjaardag van Micha. ‘Ik heb niks met verjaardagen,’ gaf ze te kennen. Micha werkte in de zorg. Als er iemand van het verplegend personeel jarig was en er werd op koek getrakteerd, dan kwam ze nooit mee naar de kantine.”

Naast publieke rituelen zijn er ook de persoonlijke rituelen die jou zelf kunnen helpen om betekenis te verlenen aan een gebeurtenis. Dat kan dan ook zonder publiek of bijvoorbeeld beperkt tot een heel select gezelschap zoals je partner of je beste vriend, je huwelijksgetuige, je ouders of je kinderen. Dat kunnen éénmalige of dagdagelijkse rituelen zijn.

“Toen mijn man nog leefde deelden we elke avond voor het slapen gaan een Duvelke. Elke een halve, in zo van die kleine Duvelglaasjes. Meestal speelden we dan rummikub of scrabble. Ik schenk nog elke avond ‘ons’ halve Duvelkes uit in twee glazen. Eén voor mij en één voor hem. Rummikub spelen, dat gaat natuurlijk niet meer op mijn eentje. Dat schijnt nog wel te kunnen met de computer enzo, maar dat is niks voor mij. Ik lees dan liever een boekske. En voordat ik ga slapen drink ik ook zijn half Duvelke nog uit. ’t Is toch zonde om het weg te gieten, niet? “

Het is goed om ook stil te staan bij het publieke en sociale belang van rouwrituelen. Manu Keirse geeft in zijn boek ‘Helpen bij verlies en verdriet’ het voorbeeld van iemand die als wens had geuit om in stilte te worden begraven, met enkel zijn echtgenote, zijn ouders en een goede vriend erbij en zonder overlijdensaankondigingen. Zijn wil werd gerespecteerd, maar met pijnlijke gevolgen voor de familie die het verdriet niet konden delen. Ze vroegen zich af of ze misschien iets misdaan hadden. Verdriet dat niet kon worden gedeeld, creëerde een kloof die de toegang tot anderen versperde. Keirse besluit: ”Hoe pijnlijk sommige gebruiken bij een overlijden ook zijn, ze hebben een sociale functie voor de levenden. Het is een eerste stap naar nieuwe verbondenheid en het vergemakkelijkt verdere contacten. Je moet die stap niet alleen zetten, maar je bent een schakel in een gemeenschappelijk gebeuren. Rouwen is een sociaal gebeuren.” Ik denk dat Keirse tot op zekere hoogte gelijk heeft, maar ik denk dat rouwen zeker naast een publieke en sociale dimensie ook een persoonlijke dimensie kan hebben en dat er naast de traditionele rouwgebruiken niks mis is met individuele persoonlijke rituelen. Daarbij ligt de klemtoon dan meer op je eigen persoonlijke proces dan op het sociale aspect.

“Ik was lang niet meer op den Dam geweest. Maar ik zat die dag toevallig op de lijnbus die er passeerde en dan kijk ik altijd naar het huis waar ik tot mijn negentiende gewoond heb. Het huis was verkocht toen ons ma is overleden en er woonde misschien al twintig jaar lang iemand anders. Het raakte me toen ik merkte dat het nu samen met een paar andere huizen gesloopt was. Een hele rij huizen was weg om plaats te ruimen voor een nieuwbouwproject en een graafmachine stond bovenop een berg puin. Thuisgekomen van de busrit ben ik met mijn auto terug naar de plek gegaan, heb me een toegang geforceerd door de afsluithekken van de bouwplaats en wat in het puin gerommeld. Ik heb een Delfts porseleinen tegeltje meegenomen. Een witte tegel met in het blauw een afbeelding van een windmolen. Ik herinner me dat ik het als kind altijd een spuuglelijk ding had gevonden, maar nu vond ik het belangrijk om het mee te nemen. Vroeger hing het op de tegelmuur als spatwand achter de lavabo in de keuken. Ik weet dat er nog andere afbeeldingen waren zoals klompen, eenden met strikjes, een verliefd koppeltje in een roeibootje enzo. Ik heb nog eventjes rondgekeken maar niets daarvan teruggevonden. De tegel heb ik schoongemaakt, het cement eraf gebikt en tegenwoordig gebruik ik het als onderzetter om de warme theepot op te zetten. Zo denk ik aan ons ma wanneer ik thee drink. Er is wel een hoekje af, maar dat was tenslotte bij ons ma ook zo.”

Rituelen kunnen niet alleen krachtig zijn om transformaties te belichamen of publiekelijk tot uitdrukking te brengen. Ze kunnen de transformatie ook mee bewerkstellingen. Vele rituelen dienen als een soort van vraaggebed of symboliseren een wens of diep verlangen. Denk maar aan de Pont d’Avignon of de Trevifontein te Rome. Of bescheidener gelegenheden zoals de wens die je zogenaamd mag doen bij het zien van een vallende ster. Dat zijn occasionele rituele ervaringen waaraan soms wensen worden gekoppeld. Zo kan je dergelijke wensen ook per ritueel intentioneel inzetten. Onderschat niet welke kracht dergelijke rituelen kunnen hebben op je eigen wilskracht tot verandering.

“We stonden met z’n allen in de kring rond het vuur en ieder van ons had iets op een briefje geschreven. Iets wat ons niet meer dienstig was en waar we vanaf wilden. Vervolgens werden  we uitgenodigd om voor te lezen wat er op ons briefje stond om het daarna aan de vlammen toe te vertrouwen. Ik vond toen dat het een beetje occult smaakte en naar Voodooisme neigde. Maar in het jaar dat erop volgde merkte ik toch een opmerkelijke verbetering van mijn fysieke toestand en dat het ritueel wellicht had bijgedragen tot mijn intrinsieke motivatie om ook iets aan mijn levensstijl te veranderen.”

 

“Vast onderdeel van ons saunagebruik is dat we bij elke opgiet er een intentie aan meegeven. Bijvoorbeeld voor een zieke kameraad of familielid of wanneer het in iemands relatie niet zo vlotjes loopt. Ook dankzeggingen maken daar vast onderdeel van uit.”

 

Het sociale aspect van een groepsritueel en de verbindende kracht van de groep maken dat een bepaalde geformuleerde intentie een andere dimensie kan krijgen. Ze wordt ‘intenser’. Zoals het woord ‘intentie’ zelf al zegt. Door je kwetsbaar op te stellen in een groep en je diepste verlangen te delen met anderen die dat op hun beurt zelf ook doen tegenover jou en je bij je intentie willen ondersteunen, niet zelden gepaard met zeer emotionele ervaringen, creëer je bij jezelf een stevige impact die het verlangen zal ondersteunen. Ergens in het motivatiecentrum van je hersenen kan de koppeling gebeuren die zorgt voor een diepere gravering van die intentie en die maakt dat je gedrag dermate aangepast wordt dat je daardoor zelf mee de voorwaarden creëert voor het realiseren van je verlangen. Het groepsgebeuren en de tranceachtige omkadering ervan kunnen zorgen voor een soort hypnotiserend effect. Hoe meer er op dergelijk manier op je pad komt, hoe beter ook rituelen voor je zullen werken en hoe efficiënter je ze kan inzetten. Dat heeft niks met hocus pocus of magie te maken maar alles met hoe onze hersenen werken en met de eigenschappen van het morfogenetische veld (*) en waarschijnlijk ook wel wat met het placebo-effect.

(*) term uit systemisch werk.

“Bij het ritueel van de inipi (zweethut) worden stenen op een vuurstapel gelegd om ze roodgloeiend te stoken. Elke deelnemer kiest vooraf een steen, spreekt een intentie, een dankzegging, een hartewens, een verzoek of een gebed uit over de steen en groet dan symbolisch moeder aarde en vader zon. Het zijn gebruiken die stammen uit de Lakota indianencultuur (Sioux). De ceremoniebegeleider legt vervolgens een plukje tabak op iedere steen waarna de vuurmannen de vuurstapel verder afwerken met stookhout en vervolgens ontsteken. Soms wordt de vuurstapel ook met bloemen versierd om er meer vrouwelijke energie aan te geven. Symbolisch zal de tabaksrook de wensen en intenties mee omhoog nemen naar Wakan Tanka (great spirit). Het roodgloeiend stoken van de stenen duurt zo’n twee uur.   Terwijl de vuurmannen het vuur hoeden, wordt door de deelnemers de hut opgebouwd met dekens die over een iglovormige draagstructuur worden gelegd, bestaande uit wilgentenen. In het midden van de hut is een put in de aarde, daarin komen straks  één voor één de gloeiende stenen. De deelnemers zitten dan in het donker in de hut rond de stenen en telkens zal bij het binnenbrengen van de volgende steen de hut weer een stukje warmer worden. De intenties van de deelnemers komen zo symbolisch samen met de hete stenen de hut mee in. Er worden samen liederen gezongen en er wordt naar elkaar geluisterd. Je kan elkaar niet zien in de hut, het is er pikkedonker. De deelnemers kunnen hun besognes, hun bezorgdheden en hun diepste wensen of angsten delen. Je wordt uitgenodigd om nieuwe energie te ontvangen die je nodig hebt en oude energie die je niet langer dienstig is af te geven en daar te laten. Door de warmte, de intieme sfeer, de opbouw van de ceremonie en de heftige emoties ontstaat er een soort cocon van veiligheid waarin de deelnemers hun kwetsbaarheid durven te tonen. De gedeelde kwetsbaarheid in de hut verleent de groep een enorme draagkracht en dat voel je als deelnemer. Doordat je intenties ook door de ander gehoord worden en er aandacht en medeleven voor bestaat wordt je geboost door innerlijke kracht en zelfvertrouwen die typisch zijn voor een zweethutritueel. Mij heeft dit mooie ritueel in elk geval al veel gebracht.”

Deelnemen aan een zweethutritueel kan erg helend werken in een rouwproces. De inipi-traditie gaat over de cycle of life en eert ook de voorouders en familie. Het is een typisch gebeuren van eerbetoon aan verwanten. Dat is ook wat gezegd wordt bij elke steen die wordt binnen gedragen: ‘Mitakuye Oyasin’ wat zoveel betekent als : ‘aan al mijn verwanten…’ In de zweethut is er ruimte om je verdriet te tonen. Je wordt uitgenodigd om je kwetsbaar op te stellen. De naaktheid helpt daarbij. Je bent tevens goed geaard omdat je barrevoets op de aarde staat. Er is een veilige ruimte om je verdriet vrijelijk te laten stromen en je kan goed de helende en troostende kracht van de groep voelen. Eigenlijk komen alle rouwtaken van William Worden er aan bod. Door je verhaal te delen geef je bestaansrecht aan de realiteit van het verlies, je gaat de pijn van het verlies ervaren. Door over wensen en intenties en zielsverlangens na te denken komt er ook vorm in hoe je je leven gaat inrichten zonder je dierbare. Omdat er vele mooie momenten zijn en de zweethut ook wellness is kan je het leven weer vieren en genieten. Niet alleen betekent de groep veel voor jou, maar jij betekent ook veel voor de groep. Want je zorgt dat ook de andere verhalen gehoord worden en draagt bij tot heling bij de anderen. Wel is het raadzaam om met deelname aan een zweethutceremonie te wachten tot je er klaar voor bent. En het hangt niet alleen van jezelf af maar ook van de samenstelling van de groep. Als er verschillende rouwenden zijn, of mensen met zware verhalen en veel bagage, dan kan het soms zijn dat het voor een rouwende met een pril verlies nog even teveel is. Om bovenop je eigen verdriet al dat verdriet van de anderen er nog bij te nemen. Het werkt een beetje zoals  lotgenotencontact. Dat kan soms ook te overweldigend zijn in het begin.

Een ritueel kan ook iets super eenvoudigs zijn zoals bijvoorbeeld het aansteken van een kaars. In de praatgroepen hadden we de gewoonte om bij aanvang van iedere ronde een theelichtje aan te steken voor onze dierbare en dan je eigen naam te noemen en de naam van diegene waarvoor je het kaarsje brandde. Het is de manier om je verdriet te tonen en tegelijk jezelf voor te stellen. Onderstaande vind je op de site van Plan b bij de cursiefjes in de tab ‘voor jou’ bij de herkenbare verhalen. ‘Ik had haar naam sindsdien niet meer genoemd:’

 

“we deelden in de praatgroep ons verdriet met elkaar en staken ieders een theelichtje aan voor de dierbare die we verloren hadden. Ik vertelde hen over m’n zus. Toen vroeg de begeleider of ik haar naam graag wilde noemen.
Het waren lange minuten van stilte, ik kon geen geluid uitbrengen. Die naam, dat deed nog zoveel pijn. Toen ik eindelijk haar naam zachtjes kon prevelen
kwam er een niet te stoppen stortvloed aan tranen van jaren ingeslikt verdriet. Wat deed het goed dat eens eruit te laten. Sinds haar zelfmoord zeven jaar geleden had ik nog niet geweend, of zelfs haar naam genoemd. De psycholoog waar ik in behandeling was geweest had er nooit naar gevraagd.
Ik denk dat hij niet eens weet hoe ze heet.”

 

Femke Vonk schrijft in een blog van 31 oktober 2018 over hoe ze ritueel handkusjes wierp naar een lantaarnpaal :

Sylvia verloor een goede vriend. Jan was een bewoner bij de zorginstelling waar Sylvia werkte. Hij was altijd bij haar als ze aan het werk was. ‘Jan en ik zijn verknocht aan elkaar geraakt en toen ik ergens anders ging werken ben ik zijn bezoekvrijwilliger geworden. Jan noemde mij Vonkie – naar m’n achternaam – en voelde als een broertje. In 2004 kwam Jan onder een busje en kort daarna is hij overleden. Sindsdien knipperen er regelmatig lantaarnpalen naar me. Volgens een vriendin een bericht van gene zijde, volgens mij gewoon een storing. Maar toch… Het gebeurt me te vaak en dan ook nog op momenten dat ik het lastig heb. Als ik vlak bij de lantaarnpaal ben, raak ik hem even aan; als ik in de auto of op de fiets zit, werp ik een handkusje naar de lantaarnpaal. Ik word er blij van en het geeft me steun. Bij een graf heb ik dat niet. Toen een aantal jaar later mijn oma overleed – zij kende Jan ook – stond kort daarop een bericht in de krant: 'Leiden in de ban van spooklantaarns'.  Jan was duidelijk aan het donderjagen met oma.”

Of over de kaneelstokken voor oma:

“Elk jaar, tijdens Leidens ontzet,  kopen Femke en Fraukje een zachte kaneelstok voor hun oma, al zolang ze zich kunnen herinneren. Wat genoot hun oma daarvan. Een aantal jaar geleden is zij overleden, maar nog elk jaar staan de zussen bij de snoepkraam voor een zachte kaneelstok voor oma. Wie al die kaneelstokken op moet eten? Ach, daar is altijd wel een vrijwilliger voor.”

Als we in het jaar 2022 schrijven over rouw en rituelen, dan kunnen we niet voorbij aan de Covidmaatregelen die sinds twee jaar hun verwoestend effect hebben gehad. Begrafenissen die niet konden doorgaan of werden uitgesteld. Koffietafels die werden afgeschaft. Beperking van het aantal deelnemers op de uitvaart, afstand houden, mondkapjes. Voor het afscheid nemen van je dierbare heeft dat in elk geval een nauwelijks te berekenen schade veroorzaakt waarvan we de gevolgen nog niet ten volle hebben kunnen inschatten. Precies al wat nu net belangrijk is bij het nemen van afscheid werd onmogelijk gemaakt of verboden. Juist wanneer je een dierbare verliest is het nodig dat je gezien wordt in je verdriet. Juist dan heb je de ander nodig. Juist dan is nabijheid van ongelooflijk belang. Juist dan heb je een schouderklopje of een knuffel nodig. Juist dan is het van belang dat je omringd wordt door vele mensen die van je houden, en die dicht bij je zijn. Psychologisch heeft het Coronatijdperk een verschrikkelijke ravage aangericht waardoor heel veel rouwprocessen tot problematische rouw hebben geleid. Dan spreken we er nog niet over dat heel veel mensen in eenzaamheid en isolement zijn overleden, aan hun lot overgelaten. En dan spreken we ook nog niet over de tomeloze angst die alsmaar werd aangezwengeld door de sensatiemedia. Of over de manier waarop er met overledenen en nabestaanden werd omgegaan.

“Mijn moeder was dementerend en vocht tegen kanker. Ze was al een paar keer opgenomen en we wisten dat het terminaal was. Het waren heel moeilijke momenten. We mochten haar niet bezoeken. Overal heerste angst. We hebben geen fatsoenlijk afscheid kunnen nemen. De laatste dag werd ons verteld dat ze ook Corona had. Ik mocht eventjes bij haar en moest zo’n speciaal biochemisch beschermingspak aan. Ik zag eruit als een astronaut of een kernfysicus in een nucleaire centrale. Het maakte haar doodsbang, ze begreep er niks van. Moeder had geen enkel symptoom van Covid maar was wel positief getest. Ze overleed aan kanker. Na haar overlijden werden we gebeld om naar de kliniek te komen. Op de parking in de kelder stonden op een pallet de kleren en laatste bezittingen van overleden patiënten in speciale waterdichte plastic zakken. Op elke zak hing een labeltje met de naam en een groot etiket erop met het bio-hazard pictogram. We moesten onze handen ontsmetten. Ik wilde even snel chekken of haar medaillon in de zak zat. Dat mocht niet. Niet dat het hangertje enige geldwaarde had, maar het had wel een grote emotionele waarde. Het was een erfstuk en één van de kleinkinderen had het graag gehouden. Er werd ons verboden de zak te openen binnen de tweeënzeventig uren en eigenlijk aangeraden om de kleren liefst te vernietigen. Enkele dagen later was de uitvaart. Moeder had voor begraving gekozen maar men had ons ten stelligste crematie aangeraden in verband met Corona. Het was ook goedkoper. Geen zerk, geen grafrechten enz. We hebben dat gedaan. Daar hebben we nu spijt van. Er was geen deftige afscheidsdienst. Iedereen was in angst en paniek. Behalve mijn zus en ik en enkele mensen van de uitvaartzorg was er niemand. Geen dienst. Geen koffietafel. De crematie was technisch. Afstandelijk. Klinisch. Kil en onpersoonlijk. Het was verschrikkelijk. Na de asverstrooing kwam de nabestaandeconsulent naar me toe en sprak me dicreet aan: ‘Ik moet je een wat vervelende vraag stellen. Wil je dat we je moeder registreren als Covid slachtoffer? Dat kan.’ Ik vond het een vreemde vraag en werd er zelfs een beetje boos van. Mijn moeder was overleden aan kanker, en dat antwoordde ik hem ook. ‘Ja, we weten dat je moeder aan kanker overleed. Maar het is procedureel dat we die vraag stellen. We maken als uitvaartbranche extra kosten omwille van de maatregelen en er zijn tussenkomsten voorzien, bijvoorbeeld voor rouwtransporten van Covidslachtoffers tussen verschillende ziekenhuizen enzo. Om in aanmerking te komen moet er wel een registratie van Covidaangifte ingevuld zijn.’ Ik was er helemaal kapot van. s’ Avonds zette ik mijn zus bij haar thuis af. Haar kinderen hadden de televisie aan. Het was juist nieuwsuitzending waarin de dagelijkse Covidslachtoffers werden gepresenteerd. De eeuwige cijferdans van Sciensano. Grafieken door de nieuwsverslaggever voorzien van de nodige commentaar. Ik keek naar de dagopbrengst van Corona-doden en bedacht : ‘Mijn moeder zit in die statistiek, maar ze overleed aan kanker’. Ze kreeg geen deftig afscheid. Gedumpt als was het chemisch afval. Geen afscheid, geen viering, geen vrienden of kennissen, geen rouwbetuigingen. Niks. Niet eens een graf om te gaan bezoeken zoals ze het zelf graag gewild had. Uitgestrooid op een regenachtige grijze donderdag. Zonder publiek alsof het om een anoniem iemand ging. Het medaillon hebben we in de plastic zak niet teruggevonden. Als ze zou begraven zijn had ze het misschien omhangen maar ik denk dat ze dat bij crematies niet doen. Het was zo oneerlijk en onpersoonlijk allemaal. Ik voelde dat ik heel erg een knuffel nodig had. Ik sloot mijn zus in mijn armen en we weenden bittere tranen. Zonder van zijn televisie weg te kijken beet mijn neef ons geagiteerd toe dat dat geen anderhalve meter was en of we wel ons mondkapje wilden ophouden…” 

Bovenstaande getuigenis zal heel herkenbaar zijn voor veel mensen die in Coronatijd hun dierbare moesten afgeven. Te ontberen wat je exact op zo’n moment zo erg nodig hebt. Op de site van Plan b vind je onder de links de website ‘Wijrouwenmee’, een initiatief van de Coronadenktank, mede ondersteund door Manu Keirse, Uus Knops en An Hooghe. Wijrouwenmee werd in het leven geroepen om in tijden van Corona afscheid op afstand toch dichterbij te brengen. Keirse schrijft op de site: “De dood wacht niet tot de maatregelen voorbij zijn. Mensen missen laatste momenten van samenzijn. Deze komen nooit meer terug. De herinnering aan die laatste momenten van het leven blijven nabestaanden een leven lang bij en hebben vaak een bijzondere betekenis.” De baseline van de site luidt: ‘Je verdriet hoeft niet in quarantaine’. De site gaat over verbondenheid, troost bieden en afscheid nemen en biedt ideeën aan om toch verbinding te maken en te vinden. Ik denk dat het initiatief zeer lovenswaardig is en ik denk dat er grote nood aan is. Sterk aan de site vind ik dat ze alternatieven aanreikt om in tijd van beperkingen toch afscheidsvormen en rituelen te vinden. Bezorgde overweging die ik van mijn kant voorzichtig wil plaatsn bij bovengenoemd initiatief is dat tegelijkertijd de site nogal impliciet lijkt uit te gaan van de vanzelfsprekende absoluutheid en pessimistische onomkeerbaarheid van de pandemie. Alsof dat misschien voortaan een blijver zou zijn. Hopelijk heeft de site er op die manier niet toe bijgedragen dat de angst onnodig mee in stand werd gehouden. De toekomst zal uitwijzen of we mogelijk in de tijdsgeest van de angst en de massavorming toch niet allerlei ingewikkelde overdreven voorzorgen hebben genomen die achteraf bekeken misschien een beetje zinloos  zullen blijken te zijn geweest. Wie zal het zeggen.

Een belangrijk aspect van rouw tijdens de Covidcrisis was niet alleen de respectloze manier waarop vele overledenen behandeld werden maar ook hoe zij schaamteloos aangewend werden door de media in hun angstcampagne. België was op een bepaald moment koploper in de rapportage van Covid doden en het is geen geheim dat in het begin gewoon elk overlijden in een WZC geteld werd als een Coronaslachtoffer onafgezien de werkelijke doodsoorzaak. In de officiële Sciensano rapporten waarin de maandelijkse overlijdens per doodsoorzaak werden weergegeven kon trouwens een kind vaststellen dat Hart- en vaatziekten en kankers de meeste maanden van het jaar voor ongeveer gelijkblijvende aantallen maandelijkse overlijdens verantwoordelijk waren, behalve in de maanden met vele Coronadoden. Die maanden waren er ineens onverklaarbaar veel minder hart- en vaatziekte- of kankerdoden. Een vreemde kronkel in de statistieken die echter nooit enige uitleg behoefde in de journaals. Niet alleen heeft dat gezorgd voor het onnodig opblazen van de werkelijke ernst van de situatie, maar ook heeft dat de rouwenden onmeedogenloos in de kou gezet. Door paniek en massahysterie werden talloze overledenen geteld als Covidslachtoffer en werden de nabestaande rouwenden foute en ongecontroleerde informatie verschaft. Niet alleen had dat invloed op hoe de uitvaarten verliepen maar ook werd de individuele rouw van de nabestaanden gemengd met de collectieve rouw van de natie. Volgens William Worden en ook Manu Keirse, is een voorwaarde om de eerste rouwtaak van de realiteit van het verlies onder ogen te zien, dat je correcte informatie krijgt over de oorzaak van overlijden. En dan gaat het er niet per se over dat die informatie voor honderd procent klopt met de feiten, maar wel dat ze een sluitend verhaal vormt voor de rouwende waarmee hij vrede kan nemen. In module twee bespraken we het voorbeeld van iemand die weigerde te geloven dat haar zoon overleden was aan zelfdoding. Ze bleef zweren bij een ongeval. Het belangrijkste was dat ze een verklaring aannam en niet bleef ronddolen met in het ongewisse te zijn van wat er gebeurd was. Rouwenden die een dierbare moesten afgeven die ze gedurende lange tijd verpleegd hebben omwille van een terminale aandoening hebben ook rouw en verdriet omwille van de ziekte zelf gehad. Het afvoeren en prompt registreren van zo’n overlijden als een coronadode is onrecht aandoen aan het leed van de familie en hen niet erkennen in waar ze doorheen zijn gegaan. Het is het ontkennen van het bestaansrecht aan wat zich heeft voorgedaan en veegt de spons over het hele (lijdens en afscheids-) proces dat aan het overlijden is vooraf gegaan. Voor vele nabestaanden was dat een verschrikkelijke kaakslag. Daar bovenop kwam nog dat talloze nabestaanden daardoor werden opgezadeld met een verschrikkelijk en onnodig schuldgevoel. Misschien hadden zij wel hun dierbare ‘besmet’ en misschien waren zij dus zogenaamd wel voor diens dood verantwoordelijk. Het is wellicht niet in cijfers uit te drukken welke de gigantische psychisch nefaste gevolgen zijn geweest van dit collectieve drama maar het staat vast dat we daarvan nog generaties lang de factuur zullen betalen. In de tunnelvisie van het officiële Corona-discours was er nauwelijks ruimte voor enige relativiteit of afwijkende werkelijkheid en werd veel werkelijk overlijdensleed niet opgemerkt, niet erkend of onterecht als Coronaleed gestigmatiseerd.

Tegelijkertijd werd door de polarisatie  van de discussie  veel écht Coronaleed dan weer ontkend door de tegenstanders van het beleid want uiteraard zijn er ook écht mensen ten gevolge van het Sars cov 2 virus overleden. (Zonder een uitspraak te doen of dat er dan méér of minder waren dan tijdens andere griep-epidemieën, want daarover bestaat onder experten tot op de dag van vandaag nog altijd geen consensus- en die zal er wellicht ook nooit komen.) Ook voor hen en hun nabestaanden is dit een bijzondere periode geweest. De grote angst en onzekerheid in de dagen voorafgaand aan het overlijden, aangewakkerd door de dagelijkse cultivering van angst, sensatiemedia, de hysterie onder de bevolking en de algemene sfeer die er heerste in de hospitalen en de WZC hebben daar geen goed aan gedaan. Het is nooit fijn om een dierbare te moeten afgeven, maar zeker niet in deze omstandigheden. Mogelijkheden tot bezoek of afscheid werden drastisch beperkt of zelfs helemaal uitgesloten. Talloze bejaarden zijn eenzaam en geïsoleerd overleden. Bij een Covid-overlijden moest sereniteit soms wijken voor bureaucratische, -soms absurde- procedures, angsthysterie en sensationele verslaggeving. Meermaals waren er klachten van nabestaanden die moesten vaststellen dat er op de journaals ongevraagd beelden getoond werden van hun overleden dierbaren, niet zelden voorzien van commentaar die al helemaal niet klopte met de feiten. Niet alleen werd je dierbare daarmee gemaakt tot een publiek voorwerp van sensatie en werd zijn heengaan herleid tot een getal in de statistieken, ook ontbrak het vaak aan elke journalistieke deontologische code of beroepsethiek. Zonder enig gevoel voor sereniteit of ingetogenheid of respect voor overledenen of nabestaanden graaiden gretige journalisten naar de vette nieuwswaarde. Met alle gevolgen vandien. We moeten daar meteen bij vertellen dat het zeker niet overal zo geweest is. In vele WZC heeft het overwerkte en uitgeputte zorgpersoneel altijd het beste van zichzelf blijven geven en hebben zij stervenden bijgestaan in hun moeilijkste momenten. Ze moesten in penibele omstandigheden werken en vaak deden ze het onmogelijke om toch nog een groet of een afscheid te realiseren, soms tegen de richtlijnen in.

Een ander aspect dat we reeds noemden is wel de collectieve rouw van de natie en van de wereld die er heerste omtrent Corona. Voor de nabestaanden van werkelijke Covidslachtoffers kan deze collectieve rouw in bepaalde gevallen als een soort extra troost of ondersteuning gewerkt hebben. Zoals dat soms het geval kan zijn bij nabestaanden van oorlogsslachtoffers of van slachtoffers na een ramp. Er is een verbinding met het collectieve. Omdat je niet de enige bent ontstaat er verbinding met anderen die hetzelfde lot delen. Het is een beetje wat er gebeurt in lotgenotengroepen. Je kent elkaar niet maar je bent door hetzelfde lot gebonden. Dat schept een zielsverwantschap. De zogenaamde Onamenten zijn rituele ontmoetingsplaatsen die omwille daarvan werden opgericht. Straks meer daarover.

‘Never waste a good crisis’ wist Winston Churchill te vertellen, want ook aan deze crisis zijn naast de ellende tegelijk ook dingen te danken. Het is waar dat uitvaarten en rituelen een enorme opdoffer hebben gekregen, maar tegelijkertijd hebben er zich door die crisis ook ontwikkelingen voorgedaan die hebben bijgedragen tot nieuwe rituelen en nieuwe vormen van omgaan met rouw.

In ‘Corona, met de ‘d’ van dood‘ schrijft Martin J.M. Hoondert over wat hij ‘Rituele flexibiliteit’ noemt. “De voorgaande noties gingen vooral over wat in de omgang met de dood en de doden in tijden van corona ontbreekt of niet kan: er is een gebrek aan tijd, aan plaats en aan lichamelijk contact. Een ander deel in mijn dossier laat juist zien wat er wel kan en gaat in op het groeiend aantal alternatieve rituelen of rituele elementen. Enerzijds hebben mensen moeite met de opgelegde beperkingen en het doorbreken van vaste patronen en tradities, anderzijds komen er nieuwe mogelijkheden op, nieuwe vrijheden die gewaardeerd en zelfs gekoesterd worden”

Yvonne Brink schreef in juli 2020 op het webplatform NieuwWij ‘Rituelen in Coronatijd’ dat toen corona met alle kracht kwam opzetten,  religieuze leiders wereldwijd aanpassingen toestonden aan de voorgeschreven handelingen en rituelen rondom sterven. “De Islamitische stervensrituelen zijn diep verankerd en gemeenschapsgericht, maar volgens islamitisch geestelijk leiders is één principe sterker: het leven en de gezondheid van mensen gaan voor. Nu de rituele wassing van het lichaam mogelijk besmettingsgevaar oplevert, is dit gebruik aangepast. Zo kan ze op symbolische wijze worden gedaan of nagelaten. Sefardische rabbi’s stonden toe dat families tijdens Pesach het seiderfeest online vieren, in Roemenië werd begraven op de sabbat toegestaan, en de zevendaagse rouwperiode waarbij vrienden en familie langskomen voor rouwbeklag, de sjiva, gebeurt bij veel (moderne) joden nu via videobeldiensten als Zoom.”

Een eerste vaststelling is dat door de lockdowns vele nabestaanden besloten om het logistieke en het ceremoniële aspect van de uitvaart van elkaar los te koppelen. Vaak werd de begrafenis of crematie bij wijze van spreken tot het technisch aspect beperkt en werd de ceremoniële afscheidsdienst verplaatst naar een later moment. Dat maakte dat er dan meer tijd was om zich inhoudelijk op een mooie dienst voor te bereiden, dat er meer zorg kon worden besteed aan de vorm van het afscheid, de keuze van teksten en muziek, de wensen van de overledene en de nabestaanden enzovoort. Niet alleen omdat er meer tijd was, maar ook omdat het niet meer samen viel met de hectische eerste dagen waarin je nog verdoofd bent vanwege het prille verlies en je volop in beslag genomen wordt door allerhande praktische regelingen die getroffen dienen te worden. Uitvaartondernemers getuigen dat de diensten die gehouden werden in intieme kring vaak ook intenser en mooier waren. Wat zeker een grote vernieuwing is geworden op uitvaarten zijn de video streamings waarmee uitvaarten online gevolgd kunnen worden vanop afstand. Neen, het is niet hetzelfde als fysiek aanwezig zijn. Maar het heeft ook een positieve kant. Nu kunnen ook mensen bereikt worden die anders niet aanwezig hadden kunnen zijn. Bijvoorbeeld omdat ze bedlegerig zijn of omdat ze zich aan de andere kant van de wereld bevinden. Mits oordeelkundige inzet van dit medium zou dat ook in een post-pandemie tijdperk  voor een extra dimensie kunnen zorgen die er vroeger niet was. Tenminste als de ‘virtuele’ uitvaart niet volledig de echte zou gaan vervangen. In ‘Het wordt nooit meer zoals het was’ beschrijft Martijn Hoondert van ‘Tot Zover’ de (blijvende) impact van de coronamaatregelen op de uitvaart. Hij verhaalt hoe ‘de traditie van het collectief gevierde afscheid wordt doorbroken’ en schrijft hoe de keerzijde van dit afwezig ritueel de ‘rituele creativiteit’ is. Doordat de mogelijkheden om afscheid te nemen beperkt zijn, zoeken mensen naar nieuwe expressiemogelijkheden. Ook op Tot Zover staat de lezen welke de coronalessen zijn die ze uit de pandemie meenemen. Dat was het leidende onderwerp van de webinar door BGNU en Funeraire Academie op 13 oktober 2021. Nabestaanden en uitvaartverzorgers gaven tips hoe livestreaming bij uitvaarten professioneler kan. Maar er kan nog veel meer. Onderzoeker Martin Hoondert ziet potentie in hybride uitvaarten. Het scherm is daarbij de nieuwe rituele ruimte. Verslag ervan kan je vinden bij de Links op de site van Plan b. Er is een link opgenomen naar Tot Zover, educatief museum en funeraire academie. Ik merk bij mezelf dat ik enigszins huiverachtig sta tegenover deze ontwikkelingen, maar wellicht zijn ze niet onverdeeld negatief. Er zullen onmiskenbaar ook voordelen aan verbonden zijn. Al vrees ik er wel een beetje voor dat het rituele aspect en het belang van de fysieke ontmoeting nog verder op de achtergrond dreigen te raken. Het echte tastbare contact met het fysieke aspect van sterven lijkt zo nog veel verder te verdwijnen dan dat het al was.

Het Coronatijdperk heeft wel het besef meegebracht dat er veel behoefte is aan solidariteit, aan verlangen naar samenzijn en verbinding en aan rituelen. We zijn zo vertrouwd met de vanzelfsprekendheid van bepaalde dingen dat we het belang ervan pas inzien wanneer we het moeten missen. Dat is zeker in Coronatijd zo met betrekking tot nabijheid en fysiek contact. Onderschat ook de psychologische impact niet van angst en van het verstoken blijven van de gelaatsuitdrukkingen van je naasten, weggestopt achter de mondmaskers. We zijn sociale wezens en geprogrammeerd om met elkaar te verbinden, we hebben een gesofistikeerd communicatiesysteem van gelaatsuitdrukkingen waarop onze spiegelneuronen reageren. Dat heeft allemaal erg veel schade geleden. In plaats van onze natuurlijke instincten tot verbinden te volgen, werd ons in Coronatijd aangeleerd onszelf en de ander als risico’s of gevaar voor elkaar te beschouwen. Dat is precies andersom dan hoe het zou moeten. We hebben nood aan de beweging naar elkaar toe; niet van elkaar weg. Mensen deinzen achteruit als je wat te dicht komt. Dat is verschrikkelijk en erg onnatuurlijk gedrag voor een sociale primaat als een mens. Dit is een onrustwekkende ontwikkeling en het gevolg van twee jaar lang onophoudelijke horen van hetzelfde hypnotyserende mantra: ‘afstand houden’. Precies het omgekeerde moeten we doen. Ook voor onze gezondheid.

Een ander gevolg van Coronatijd op rouwen en rituelen bespraken we reeds in de eerste module waarin we het hadden over waarom rouwen zo moeilijk is. Rituelen geven de dood,  rouwen en verdriet hun bestaansrecht in de maatschappij. We schreven in module één al :

 “ Dat is wat er gebeurd is met onze ‘ideale’ wereld. Een fake realiteit waar de dood onttrokken werd uit het oog. Niet alleen werd de dood fysiek verbannen naar de mortuaria en de  klinische achterkamers van woonzorgcentra en hospitalen. De dood werd ook letterlijk onbespreekbaar gemaakt. Er bestond nog een tijd dat sterven ‘gewoon’ was. Op je leven zat een bepaalde houdbaarheidsdatum en op een zeker moment was die overschreden. Natuurlijk was het erg, en natuurlijk was er verdriet, maar het hoorde erbij. Sterven was eigen aan het leven. Het lijkt nu bijna alsof sterven niet meer is toegestaan. In zijn euforie van maakbaarheid koestert de mens een alsmaar groter wordende illusie  van onsterfelijkheid. Het is een gevecht tegen de natuur. In het gevecht om het alsmaar toevoegen van dagen aan het leven denkt de mens het te moeten opnemen tegen de natuur, alsof die natuur zijn vijand is. Maar dat is het niet. Het is juist andersom. Als we de natuurlijke evidentie van de eindigheid zouden omarmen dan zouden we niet meer in gevecht zijn, maar in harmonie. Dan zouden we aanvaarden dat onze dagen geteld zijn en zouden we er alles aan doen om meer leven toe te voegen aan onze dagen, in plaats van meer dagen aan ons leven.” 

Eigenlijk is de Coronacrisis hier tekenend. Al sinds mensenheugenis zijn er virussen en elk jaar sterven daaraan mensen. Maar nooit eerder in de geschiedenis werd dat zo uitvergroot als nu. Natuurlijk is doodgaan erg, en natuurlijk is er dan verdriet. Maar sinds Corona betekent ‘doodgaan’ niet meer iets natuurlijks dat iedereen overkomt. Je levenseinde is niet meer evident. Je werd geveld door een virus en het lijkt wel alsof zonder dat virus aan doodgaan ook te ontsnappen zou zijn. Als gekke bezetenen zijn we een gevecht met een virus aangegaan, met de natuur eigenlijk, in de absurde waan dat we zo’n gevecht ooit zouden kunnen winnen. We waanden onszelf onsterfelijk. Met allerlei maatregelen en vaccins zouden we de dood gaan tegenhouden. Alsof dat mogelijk was. De dood zélf werd door de immer aangezwengelde angstporno terug als een groot zwart dreigend monster boven onze hoofden gehangen zodat miljoenen mensen weer in angst en depressie verkeren. Doodgaan is des mensen en van alle tijden. En ja, het is erg. Het zal je oma maar wezen. Maar ook zonder Corona sterven er mensen en ook voor Corona stierven er mensen. En zelfs niet eens zo gek verschillend veel minder. Maar de Corona hetze heeft de dood terug zijn oude monsterlijke imago verschaft van een onnatuurlijk iets waartegen je het met ideologische wapens dient op te nemen. Vroeger was die ideologie de religie en tegenwoordig is dat de wetenschap. Dat die wapens eindig zijn, vaak overbodig zijn, niet werken of op zijn minst betwistbaar of twijfelachtig zijn is niet langer bespreekbaar. Dood gaan wordt niet langer als optie geaccepteerd. Dat zal een enorme impact hebben op heel veel rouwprocessen. De eerste rouwtaak komt namelijk in het gedrang. ‘De realiteit van het verlies onder ogen zien’. Mensen gaan het overlijden van hun dierbare niet meer toedichten aan een natuurlijke oorzaak, een ziekte, of gewoon iemands tijd die gekomen was. De oorzaak was nu een kwaadaardig en dodelijk virus, volksvijand nummer één. Nabestaanden krijgen het moeilijker om vrede te nemen met het verlies van hun dierbare. Het was niet meer gewoon het normale natuurlijke levenseinde van een dierbare, het werd een gesneuvelde in de oorlog van het kwaadaardige virus tegen de mensheid, als ware het een gevallen soldaat, onmeedogenloos en onrechtvaardig vernietigd door de nietsontziende vijand. Nabestaanden blijven vertwijfeld achter met de vraag: ‘Waarom? Waarom ik? Waarom nu juist mijn moeder?’ Alsof die moeder zonder bestaan van het virus het eeuwige leven zou hebben. In de dagelijkse cijfers en statistieken werden we vervreemd van de nuchtere vaststelling dat er altijd mensen zijn gestorven. En vaak veel meer dan nu. Maar dagelijks werden die cijfers breed over het scherm uitgesmeerd alsof het iets nieuws was. En alsof doodgaan ook zou ophouden te bestaan eens het virus overwonnen zou zijn. Een pandemie, een nationale ramp of een oorlog waarin vele slachtoffers vallen maakt het voor nabestaanden moeilijk om het verlies te accepteren. Dat heeft vooral betrekking op het zinloze ervan.

“Op kamer 204 lag Josette. Ze werd 84 en is woensdag vredig in haar slaap overleden. Ze testte negatief en is gewoon op natuurlijke wijze gegaan. Onverwacht en eerder dan we voorspeld hadden. De familie is geweest en het was een ontroerend mooi afscheid. Ingetogen warme mensen die dankbaar waren voor het mooie leven dat Josette gehad heeft. Het personeel heeft deugddoende dankboodschappen gekregen van de nabestaanden. In de kamer ernaast, kamer 206, overleed een dag later Mit. Ze was tien jaar ouder dan Josette. Ze testte wel positief en is officieel overleden aan Corona. De familie was er kapot van. Ze waren om ter bangst en durfden nauwelijks normaal afscheid te komen nemen. De nachtverpleegster werd afgesnauwd en verweten dat we niet genoeg gedaan hadden. Alsof zonder Corona Mit het eeuwige leven zou hebben gehad. Er was vooral boosheid en misnoegdheid. En angst. Die verschrikkelijke angst. Zo zie je hoe verschillend mensen kunnen zijn...”

Het is duidelijk dat Corona heel zwaar zijn stempel heeft gedrukt op hoe we omgaan met rouwen en dood. Op de site van ‘Wijrouwenmee’ die door het burgerinitiatief ‘De coronadenktank’ in het leven werd geroepen, vind je tal van ideeën hoe je verbinding kan maken, troost kan bieden en afscheid kan nemen in tijden waarop er maar een beperkt aantal mensen op een afscheidsviering mogen zijn. Het biedt perspectieven. Ondertussen denk ik dat we kritisch moeten blijven, onze ogen niet in onze zak moeten steken en voortdurend de gang van zaken in vraag moeten blijven stellen zonder zomaar alles als voldongen feiten te blijven accepteren. De dag dat ik dit schrijf is 20 januari 2022. Lichtpuntje aan het eind van deze tunnel van de waanzin was vandaag misschien Groot Brittannië dat eindelijk aankondigt de meeste maatregelen los te zullen laten. ‘We zullen met het virus moeten leren leven’, zo luidde het. Laat ons hopen dat we snel terug op een normale manier afscheid kunnen nemen en rituelen kunnen houden.

In de module over rituelen kan een beschouwing in systemisch opzicht (familieopstellingen) zeker niet ontbreken. Niet alleen maken rituelen deel uit van vele familieopstellingen, ook rituelen buiten de familieopstelling hebben hun belang in systemisch opzicht. In het familiesysteem is de kerngedachte dat iedereen zijn plek heeft in het systeem. Dat is een belangrijk uitgangspunt en dat is iets dat in vele rituelen gestalte kan krijgen. Bijvoorbeeld de talrijke onderdelen van een uitvaartceremonie die het overleden lid van de gemeenschap en van de familie zijn plek geeft in het systeem. Zowel in de familie als in de gemeenschap. Daarom is het zo belangrijk dat bijvoorbeeld op het rouwkaartje alle namen genoemd worden. Soms worden de namen van de gescheiden partners of hun biologische kinderen niet mee opgenomen. Systemisch is dat niet correct, iedereen heeft recht op de plek die hem toekomt in het systeem. Rituelen kunnen daar heel goed vorm aan geven. Ook binnen de uitvoering van de familieopstellingen zelf worden er vaak rituelen gebruikt. Bijvoorbeeld ‘buigen’. In module acht van rouwatelier wordt in het f2F proces uitgebreid de functie van het buigen toegelicht. Buigen gaat over het verlenen van bestaansrecht aan de realiteit. Het erkennen dat wat geweest is, geweest is. Het gaat ook over het erkennen van je plaats in het systeem en het erkennen van de plaats van de ander. Bijvoorbeeld buigen voor je vader betekent dat je erkent dat hij je vader is en jij zijn zoon of dochter en dat je erkent dat er gebeurd is wat er gebeurd is. Zonder oordeel of goedkeuring of afkeuring geef je bestaansrecht aan wat er was. Het is vergelijkbaar met ‘vergeven’ maar het heeft niet die kerkelijke associatie waarbij een hiërarchie verondersteld wordt tussen diegene die de vergeving verleent en diegene die vergeving geschonken wordt. Buigen is zoveel als stoppen met ontkennen, en wat er gebeurde ontdoen van het eeuwige schuldvervolg dat er aan kleeft, zodat de gevormde blokkades kunnen gaan helen. Het is het loskoppelen van realiteit en oordeel.

Een ander veel gehanteerd ritueel tijdens familieopstellingen is het teruggeven van de last die je gedragen hebt voor een ander. Jij lijdt bijvoorbeeld aan een kwaal die niet van jou is maar die je van je overleden oma hebt overgenomen omdat je je lot verbonden hebt met het hare. Omdat je ermee verstrikt bent. In een opstelling kan een dergelijke verstrikking aan het licht komen en kan ritueel de ‘last’ teruggegeven worden aan de oorspronkelijke eigenaar ervan. Het zonder oordeel benoemen van de zaken die gebeurd zijn en bevestigen van familiebanden is ook een typisch ritueel dat deel uitmaakt van de familieopstelling. “Jij bent mijn vader en ik ben jouw zoon. Ik zie je. En ik zie je pijn en ik zie je verdriet.” Of: “Je hebt me pijn gedaan. Je was er niet. Ik heb je gemist. Ik heb me zo alleen gevoeld.” In een familieopstelling wordt altijd gezocht naar waar de mogelijke verstrikkingen zitten en wordt er toegewerkt naar een positieve oplossing. Men benoemt dat : ‘de liefde dan terug kan stromen’.  In het begin en aan het einde van de opstelling worden de deelnemende representanten ook ritueel in hun rol gezet, respectievelijk uit hun rol ontslagen. “Diane, jij representeerde de moeder. Dankjewel om mijn moeder te representeren, ik ontsla je hierbij uit jouw rol als mijn moeder, je bent nu gewoon terug Diane.”  Veel opstellers combineren dat met het gebruik om de deelnemende representant dan ook een rondje rond zijn eigen as te laten draaien in tegenwijzerszin en om de energie van de opstelling van zich ‘af te schudden’. Ook dit zijn rituele handelingen die zoals de autosuggestie bij hypnose ertoe kunnen bijdragen dat goed onderscheid kan bewaard blijven tussen je eigen identiteit en eigen emoties tegenover de identiteit die je aannam en emoties welke je beleefde als deelnemend representant. ‘Schuld en schaamte’ zijn fenomenen die vaak ontmaskerd kunnen worden in een familieopstelling. En bij andere rituelen buiten de familieopstellingen zijn die waarin schuld en schaamte worden afgelegd ook altijd in systemisch opzicht zeer belangrijk.

In module één bespraken we dat in het recente verleden het naar de achtergrond verdwijnen van rituelen een van de oorzaken was waarom we het zo moeilijk hadden om te rouwen. Prof. dr. Geert Smid, psychiater en bijzonder hoogleraar verbonden aan ARQ Nationaal Psychotrauma Centrum en de Universiteit voor Humanistiek gaat nog een stap verder en toont aan dat de onmogelijkheid om passende rouwrituelen uit te voeren vaak kenmerkend is voor traumatisch verlies van dierbaren. Het uitblijven van aangewezen rituelen kan rouw en symptomen van PTSS beïnvloeden. Hij geeft het voorbeeld van culturele incongruentie: bijvoorbeeld bij vluchtelingen die traumatisch verlies meemaakten en in gastland van aankomst geen rituelen kunnen vinden die aansluiten bij de cultuur van hun land van herkomst. Smid geeft aan dat dit kan bijdragen aan toename van psychische klachten na traumatisch verlies. Rituelen vormen volgens Smid onderdeel van culturele toe-eigening: “Mogelijk verklaart dat waarom bij rituelen de tolerantie soms ophoudt. Voor sommigen kan dat bijdragen aan ongemak bij de omgang met rituelen”. Smid beschrijft hoe bij de behandeling van traumatische rouw cultureel passende rituelen in psychotherapie kunnen worden geïntegreerd en bijdragen aan de effectiviteit ervan. Ik ben het met Smid eens, maar persoonlijk denk ik dat krimping van tolerantie bij rituelen meer te maken heeft met het vernauwd perspectief dat bij massavorming hoort, zoals Mattias De Smet het beschrijft.

In ‘Afscheidsrituelen’ beschrijft Onno van der Hart, hoogleraar psychopathologie van chronische traumatisering, Universiteit Utrecht, en psycholoog-psychotherapeut bij het Sinai Centrum, Amstelveen, hoe in therapie gebruik gemaakt kan worden van afscheidsrituelen om pijnlijke ervaringen uit het verleden achter zich te laten. De cliënt beschrijft de ervaringen uitvoerig op papier, of kiest voorwerpen die ze symboliseren. Van de symbolen en beschrijvingen wordt ritueel afscheid genomen, bijvoorbeeld door ze te verbranden, te begraven of in het water te werpen. Het boek beschrijft niet alleen op beeldende wijze de genezende werking van dergelijke rituelen, maar geeft er tegelijk ook de psychologische verklaringen voor.

Ondertussen kunnen we gelukkig vaststellen dat er stilaan een tegenbeweging op gang lijkt te komen. Er ontstaan allerlei nieuwe initiatieven en het ziet ernaar uit dat rituelen stilaan weer aan een opmars bezig zijn. Zoals we in module één ook al schreven zal je opmerken dat sommige van deze ‘nieuwe’ rituelen of ceremonies niet altijd op evenveel enthousiasme of begrip kunnen rekenen van grote delen van de maatschappij. Dat zijn vaak de krachten die zich hebben vastgebeten in mythe van de ‘fun-maatschappij’ en die de schaduwzijde liever niet zichtbaar hebben. Sommige rituelen veroordeelt men als ‘onnodig’ of ‘triviaal’ of ‘ongepast’ of zelfs ‘belachelijk’. Maar wat er gebeurt is dat men zich er eigenlijk ongemakkelijk bij voelt dat rouwen en afscheid nemen weer op de agenda komen. Niet zelden komt deze kritiek trouwens van mensen die zelf met een groot onverwerkt verdriet kampen.

Tegelijk moeten we zoals Johan Maes het benoemt, toch ook waakzaam blijven voor de ‘estetisering van rouw‘. De ‘verfraaiing‘ ervan. Naast de mooie kant van de relatie, van wat men gaat missen en wat men gaat koesteren blijft er immers ook wat onaf is, de rauwheid, de verstrikking ipv de verbinding, toxische relaties, trauma’s, irrationele angsten. Beide kanten zijn reëel. We zijn niet gebaat bij het over-romantiseren van dood en rouw.

Voor jonge kinderen is het vaak lastig om te begrijpen wat ‘dood zijn’ nou eigenlijk betekent en om woorden te geven aan hun verdriet. Rituelen kunnen op een speelse manier helpen om uitdrukking te geven aan hun gevoelens, zodat ze op een goede manier afscheid kunnen nemen. Een paar voorbeelden hiervan: de kist versieren, meehelpen met het dragen van de kist,  herinneringskaartjes uitdelen aan de aanwezigen, een kaarsje voor de overledene aansteken, een tekening of een zelfgemaakt cadeautje bij of in de kist leggen…

Hieronder willen we een aantal opmerkelijke recente nieuwkomers van rituelen onder de aandacht brengen. Niet alle maar wel vele van de genoemde sites kan je terugvinden op de website van Plan b onder de tab ‘Links’. Het zijn meer dan honderdvijftig voorbeelden geworden.

ROUWRITUELEN: een greep uit het aanbod.

Iedere tweede zondag van december is het Wereldlichtjesdag. Wereldwijd steken mensen om 19u00 lokale tijd een kaarsje aan ter gedachtenis aan een overleden kind. Op die manier gaat er – letterlijk – een golf van warmte en licht door de wereld. Ook in België doen heel wat steden en gemeenten mee met Wereldlichtjesdag en worden er verschillende activiteiten georganiseerd. Samen wordt stil gestaan bij alle kinderen, die op welke leeftijd en om welke reden dan ook, zijn overleden.

Een bijzondere categorie bij overleden kindjes vormen de zogenaamde ‘sterrenkindjes’. Kindjes die voor, tijdens, of kort na de geboorte overlijden. Lange tijd werden dergelijke verlieservaringen onvoldoende erkend. Tegenwoordig is er wel veel aandacht voor het verdriet van sterrenouders en zijn er daaromtrent heel wat rituelen ontstaan. ‘Boven de wolken’ is een initiatief dat in 2016 opgestart werd door  twee fotografes: Sharon, die mama was van sterrenkindje Nina en vroedvrouw Anneleen. Ze stichtten samen Bovendewolken  dat ondertussen een vrijwilligersteam van 170 fotografen en 30 administratieve medewerkers herbergt.  Zij bieden gratis professionele fotosessies aan voor sterrenouders bij het verlies van hun baby. Behalve de belangrijke tastbare herinnering aan je kindje door middel van de foto’s is ook de handeling van de reportage zelf een uiterst krachtig ritueel dat bijdraagt aan het rouwproces.

De gemeente Zwijndrecht heeft geïnvesteerd in een sterretjestuin voor doodgeboren kindjes. Een investering die vele gemeenten of steden tegenwoordig maken. Deze sterretjestuin is aangelegd op de begraafplaats van hun deelgemeente Burcht. Hiermee wil de gemeente voorzien in een plek waar rouwende sterrenouders tot rust kunnen komen en zo hun kindje kunnen gedenken.

Op de website van ‘destilteomarmd’, die informeert begeleidt en inspireert bij verlies en verdriet van een baby, overleden voor, tijdens of vlak na overlijden, kan je in de webshop een sweater kopen met de tekst :’Mommy to the brightest star in the sky #proudtothemoonandback‘. Met het dragen van die sweater durft een moeder ritueel haar verdriet te tonen. Gezien worden in je verdriet is een belangrijk aspect van het rouwproces.

‘Little quilts of love’ zijn gequilte of geknoopte babydekentjes in een eenvoudig patroon of een lief babystofje. De achterkant is een zachte flanel of fleece zodat het soepel blijft en een gevoel van warme geborgenheid geeft. Het quiltje, gratis en anoniem gegeven, is bedoeld als teken van medeleven in die zeer droevige periode bij het verlies van een sterrenkindje. Het gebruik komt uit Australië en heeft via Nederland nu ook België bereikt.

In het UZ te Gent krijgen ouders van een overleden baby symbolisch  een vlinder mee naar huis.

Lichtpunt-mutsjes zijn kleine poppetjes die met hun vrolijke kleuren bedoeld zijn als troostpopje. Hoeveel troost biedt een knuffeltje niet aan een kind? Hoe mooi is het niet om ook aan volwassenen die verdriet hebben of rouwen een houvastje te kunnen bieden? Deze popjes liggen goed in de hand en beschikken over de perfecte vorm om vast te nemen; je kan erin knijpen, ernaar kijken,… Bovendien zijn ze klein genoeg om mee te nemen in je handtas of broekzak. Lichtpuntmutsjes is een initiatief van Charlotte, die deze aan de man brengt via o.m. Lost&Co.

Het Koesterbootje is een kistje voor een kindje dat tijdens de zwangerschap of net na de geboorte gestorven is. Door het gebruik van natuurlijke materialen kan het dienen voor begraving en crematie. Ook wanneer je kiest voor thuisopbaring kan het bootje van waarde zijn. De troostende symboliek verwijst voor de initiatiefnemers van ‘Vaarwel’ naar loslaten, afscheid nemen, een goede reis wensen. Het is een meer rituele manier dan een klassieke begrafeniskist om afscheid te nemen van een baby.

Precious Goodbyes uit Tienen creëerde enkele unieke kinderverhalen om het afscheid van een kindje zo persoonlijk mogelijk te maken. Bij elk afscheid horen een kist of urne met volledige bedrukking, een herinneringsdoos, een rouwbrief, herinneringsarmband en herinneringsboek, telkens in het gekozen thema. In het prachtig vormgegeven herinneringsboek kan iedereen die van het kind afscheid wil nemen zijn boodschap kwijt. Met de template van de rouwbrief maak je zelf je rouwbericht en geef je het een passende warme persoonlijke tint die past bij de leefwereld van je kindje. Verschillende thema’s zijn mogelijk zoals het dierenbos, eenhoornmagie, cars, giraf,…

Op de site van Fara (zwangerschapsverlies) staat het inspirerende verhaal van stafmedewerker Kathleen Alen hoe ze, -omdat ze wegens Corona niet konden samenkomen met de groep mensen die rouw om een abortus verwerkten- ,een suggestie lanceerde om iets te doen met een veer: “Een veertje is een symbool dat vaak terugkomt in verhalen van mensen die ik ontmoet bij Fara. Associaties als vederzacht, kwetsbaarheid, zo licht als een pluimpje, tussen iets en niets, veerkracht, … horen daarbij. Van daaruit leek het me mooi om daarmee iets te doen… en deed ik aan hen een vrijblijvende suggestie: ‘Zoek jezelf een veer en neem die mee naar een troostende plek.  Je kan ook muziek meenemen. Doe er iets – voor jou – passends mee ter plekke, dit kan iets heel kleins zijn: neem ze gewoon mee en weer naar huis om te bewaren, of laat ze met zorg achter, geef ze mee aan de wind met een gefluisterde wens, … ‘ Hoe fijn was het om foto’s te mogen ontvangen, veren in alle maten en vormen, op diverse plekken, geïnspireerd door de kracht van het verbindende: van dit wel zelf, maar niet alleen te doen omdat je weet en voelt dat de anderen er ook zijn.”

‘Dag liefje’ is een opschrijf/werk/voorleesboekje uitgegeven door Anja Dalhuisen van Vlinderkusje, gemaakt voor sterrenouders. Het boekje bestaat uit twee delen: een voorleesdeel en een teken- en schrijfopdrachtendeel. Het is een rituele en tegelijk therapeutische manier om met je verdriet om te gaan. Om hardop of stil in je hoofd voor te lezen aan je kind wanneer je hem of haar zo vreselijk mist. Om je liefde te uiten, je tranen de vrije loop te laten en te zorgen voor je verdriet. Om je eventjes dichtbij je allerliefste kind te voelen…Het boekje bestaat ook in de versie: ‘Jij bent mijn superster’, in dit geval bedoeld voor kinderen die iemand moeten missen.

Verlies van ongeboren of pasgeboren leven is één van de meest miskende vormen van verdriet en is zo ingrijpend dat we in Rouwatelier daar een aparte module aan weiden: module negen.

De baseline onder het logo van Lost&Co op hun website luidt: ‘geef verlies een gouden randje’. “Kintsugi is Japans voor gouden herstelling of verbinding”. Gebroken servies wordt er niet weggegooid maar gelijmd met goud. De barsten, breuken en onvolkomenheden worden benadrukt in plaats van weggestopt. Een stuk servies wordt op die manier een uniek en waardevol iets.” Bij Missing You gebruikten we dit ritueel om kinderen over hun verlies te laten praten. Eerst sloegen ze een bloempot stuk en vervolgens mochten ze die weer in elkaar lijmen. De gelijmde breuklijnen symboliseren hun herstel en verlies. De kinderen zijn met dit ritueel goed in staat om zelf te vertellen hoe ze na de breuk nooit meer dezelfde zijn, de barsten maken deel uit van wie ze zijn geworden na hun verlies.

Een ander veel gebruikt ritueel tijdens de rouwkampen van Missing You is het laten wegdrijven van papier gevouwen troostbootjes in een beek, al dan niet voorzien van een waxinelichtje. Joris Hessels en Dominique van Malder bezochten in 2017 het rouwkamp en maakten daarvan een prachtige (televisie)reportage voor radio Gaga. In de reportage wordt onder meer dit rouwritueel ontroerend in beeld gebracht.

Bij gedenktekens ‘Den Hollandsche’ kan je een grafsteen of gedenksteen zelf ontwerpen.

Met Memories Mozaiek uit De Bilt kan je samen met Michelle Boogaert steentje per steentje je verlies verweven tijdens het zelf maken een grafsteen of herdenkingssteen in mozaiek. Vraag vooraf wel de lokale regels die op die gelden op de begraafplaats van de desbetreffende gemeente, want niet alles is zomaar overal toegestaan.

Corine Deddens uit Winschoten maakt onder meer grafmonumenten in glas. In een workshop kan je samen met haar een gepersonaliseerde urn of grafmonument maken. De workshop zelf biedt troost en is een waardevolle bijdrage aan het rouwproces.

Elk jaar verdwijnen er grafzerken op begraafplaatsen omdat ze aan het einde van hun concessie zijn. Vaak worden die graven dan geruimd. In Leuven  hebben ze de foto’s die erop hingen bijgehouden en een hele passende plek gegeven op een troostmuur Die staat aan een ereplek naast een mooie prairiebeplanting op de stadsbegraafplaats te Leuven. Het gaat goed op in de natuur en voorbijgangers kunnen op die manier nog eens knikken naar een persoon die gemist wordt, maar nog steeds deel uitmaakt van een gemeenschap.

De komst van internet heeft uiteraard ook het landschap van rouwrituelen grondig beïnvloed. Denk maar aan de talrijke herinneringssites. ‘Ikdraagjemee’ is daar een voorbeeld van. Ikdraagjemee is een initiatief van Werkgroep Verder (voor nabestaanden van zelfdoding) en is een online plek waar herinneringspagina’s gemaakt kunnen worden ter nagedachtenis van een dierbare die overleed ten gevolge van zelfdoding. Foto’s, teksten, muziek kunnen geplaatst en geraadpleegd worden door nabestaanden. Doordat familie en vrienden herinneringen kunnen ontdekken en toevoegen kan zo’n online herinneringsplek een hele steun voor de rouwende betekenen. De herinneringsboom in de app ‘mijnherinneringaanjou’ van Dela is iets gelijkaardigs, maar dan speciaal ontwikkeld voor kinderen.

Niet enkel nieuwe technologieën, maar zeker ook de Coronacrisis heeft voor nieuwe rouwgebruiken en rituelen gezorgd. Gotscha uit Molenschot verzorgt de online live streaming van je uitvaart en of eventueel presentatie buiten op groot scherm.

Freddy Abendanon en Lizzy Dewilde van Uitvaartvideo, maken naast live streaming ook een herinneringsvideo van je uitvaart. Zij maken ook videoportretten. Ook Hadders Media biedt gelijkaardige diensten aan.

Prodiz Memoria is een online programma waarmee je zélf, zonder zorgen of technische kennis, een persoonlijk eerbetoon kunt maken voor een uitvaartdienst. Alle foto’s, video’s en muziekstukken verzamel je eenvoudig in de mediabibliotheek. Dit kan via de computer, maar ook gewoon met je mobiele telefoon. Door zelf de regie te nemen ben je stap voor stap bezig met het verwerkingsproces. Een intens ritueel waarbij je zelf bepaalt welke bijzondere momenten je deelt, welke muziek je toevoegt etc.

Lutografie is een samenvoeging van het Spaanse woord Luto ,wat rouw betekent, en grafie, wat vastleggen betekent. Je geeft schrijvend en tekenend vorm aan je verdriet, geeft herinneringen een plek, en krijgt zo weer rust in je hoofd en in je lijf. Het ritueel van lutografie werkt zoals een therapietraject, en kan online gevolgd worden adhv schrijf-, muziek-, teken-, bewegings- en zoekopdrachten. Met meditaties, artikelen en lees-en kijktips ter ondersteuning. Luthografie is een online traject van ‘Het Nieuwe Rouwen’

Liz Corthals uit Dendermonde biedt met Lizismore ook workshops aan waarop de focus ligt op voelen en dit gevoel te uiten en te delen. Dit kan zowel in een workshop drama als een workshop gedichten schrijven. De workshops zijn bestemd voor groot én klein. Met weinig woorden veel zeggen. En nog veel meer voelen. Liz helpt je graag om je gevoel om te zetten naar de juiste woorden. Naar iets unieks. Zodat al jouw bijzondere momenten nóg onvergetelijker worden.

Liz is ook de bedenker van Troostsoep. Bij slecht nieuws of groot verlies schieten woorden vaak tekort. Laat mensen weten dat je aan hen denkt en hou hen overeind met een flinke portie ‘Troostsoep’.  Een hartverwarmend gebaar. Het pakket omvat een (lege) glazen 1L fles, een kaartje met troostend gedicht en een recept vol liefde. In haar webshop worden nog heel wat meer troostartikelen aangeboden zoals bijvoorbeeld het #houtmevastje, vervaardigd uit multiplex populier waarin een tekst is gegraveerd. Je hebt hier de keuze uit verschillende gedichten. Op de achterkant van het houtje kan een persoonlijk boodschap worden gelaserd. Ook troostkaartjes, troostkopjes, wensflessen, kaarsjes, boeken, posters, gedichten op maat of’ Totebags’. Of wat te denken van een heerlijke knuffelsweater met opschrift: ‘Omwarm Mij’.

Het ‘nieuwe rouwen’ biedt ook een online Rouwkalender app aan, een app vol dagelijkse quotes die je inspireren om het rouwproces van allerlei punten te bekijken en te onderzoeken.
Soms geven de quotes je een glimlach waar andere quotes je tot denken zullen aanzetten.
Aangevuld met boekentips en bruikbare URL’s is deze app een simpele maar doeltreffende steun in de rug tijdens elk rouwproces. De kalender bestaat ook in een papieren scheurkalender-versie waarbij het elke dag afscheuren van een nieuw blaadje ook een dagelijks mini-rouwritueeltje vormt.

Bij Houtmetpassie.nl kan je terecht voor een fraaie herinneringsboom. Geen echte, maar wel een prachtige boom, bestaande uit twee in elkaar te schuiven robuuste houten panelen. De takken dienen als kapstokjes om herinneringen aan op te hangen, in de vorm van hartjes, sterretjes, vlinders, eikenbladjes of tekstwolkjes. Ook bij Wifitrees van Anouschka Brom kan je voor 2D of 4D bomen terecht, maar zij noemt ze wensbomen. Haar missie is om  een Troostbos te kunnen realiseren in Nederland. Een plek in het midden van de natuur waar je heen kan gaan als je behoefte hebt aan troost en warmte. Of dat nu is vanwege eenzaamheid, pijn of verdriet. Herinneringsbomen of wensbomen zijn op diverse webshops ook online verkrijgbaar in vele variaties.

Aster uitvaartzorg uit Gelderland organiseert bijzondere uitvaartrituelen waarbij met de nabestaanden een afscheidsmaaltijd rond de kist wordt gehouden.

In hun boek: ‘Het drama in de moederschoot’ geven Alfred en Bettina Austermann de verklaring weer van een zekere Marianne die op volwassen leeftijd met volgend ritueel afscheid neemt van een tweelingsbroer die zij lang geleden verloor toen ze nog embryo was in de baarmoeder (*): “Op aanraden van de Austermanns heb ik voor mezelf een klein begrafenisritueel uitgevoerd. Ik heb een pop, die ik al vanaf mijn vroegste jeugd heb, in mijn lievelingssjaal gewikkeld en ergens in het bos begraven. Het was een afscheid met heel veel tranen. Nadat ik Manni aan de aarde had toevertrouwd, is er heel veel veranderd in mijn liefdesleven.”  (*) Het fenomeen van de vanishing twins of womb twin survivors hebben we in sommige vorige modules besproken. Hou bij het uitvoeren van een dergelijk ritueel wel een beetje rekening met de duurzaamheid en ga  niet allerhande kunststoffen of ander moeilijk door de natuur afbreekbare producten begraven. Kies voor natuurlijk afbreekbare materialen die de bodem niet verontreinigen.

Eerder in deze module beschreven we reeds de rituelen die tijdens familieopstellingen worden gebruikt zoals: het buigen, het teruggeven en het gebruik van helende zinnen.

Daan Van Kampenhout schreef na een uitgebreide brievencorrespondentie met Bert Hellinger (de grondlegger van de familieopstelingen) het boek: ‘Beelden van de Ziel’. Van Kampenhout combineerde de inzichten uit het systemisch werk met zijn kennis van het Sjamanisme en was de grondlegger van Systemic Ritual®, dat hij ook als handelsmerk beschermde. Systemische rituelen verschillen van familieopstellingen en van sjamanisme. In systemische rituelen kan men de invloed van familieopstellingen herkennen in het gebruik van de representatiemethode en het gebruik van helende zinnen. De sjamanistische wortels van de methode openbaren zich in het geluid van de trommel, de voortdurende gebeden en het gebruik van grondplannen en vaste structuren die de bewegingen van het ritueel begeleiden. De ervaring leert dat systemische rituelen een krachtige methode kunnen zijn voor groepen waarin mensen en/of hun voorouders een collectief trauma of moeilijke geschiedenis delen zoals oorlog, slavernij, vervolging, natuurrampen, gedwongen migratie en/of anderen.

Linda Wormhoudt van Soulritual noemt zichzelf ‘een rouwvrouw’ en biedt sjamanistische rituelen aan als passende zorg voor de stervende, de gestorvene en de nabestaanden. Wormhoudt is ook schrijfster van verschillende boeken over sjamanisme en geeft opleidingen tot rouwvrouw/zielenman.

Bij een Sjamanistische ritueel maakt de trommel of ‘drum’ meestal een belangrijk onderdeel uit van de ceremonie. Bij Ahawa te Maarkedal kan je een workshop volgen waarbij je op rituele wijze je eigen sjamanendrum kan maken.

Soundhealing is een methode om de trilling van de mens in positieve zin te beïnvloeden. Geert Kumpen van Sound&Silence te Geetbets (bij Herk-de-stad) geeft concerten die worden gevuld met klanken van: boventoonzang, spiritliederen, icaro’s, kristalklanken, tibetaanse klankschalen, didgeridoo, handpan, natuurklanken, persoonlijke aandacht,  en zuiverende colognes (geur). De ceremonie houdt het midden tussen een ritueel en een therapie. Ook bij beeldend en woordend kunstenaar en spiritueel schrijver/therapeut Willem Glaudemans uit Utrecht kan je terecht voor rouwbegeleiding met klankschaalrituelen.

Joke is systemisch equicoach, energetisch therapeut en sjamanic healer. Samen met haar paarden en de natuur begeleid en ondersteunt ze volwassenen en kinderen in hun groei en ontwikkeling en helpt hen zo het beste uit zichzelf te halen. Met Latfinga biedt ze rouwrituelen aan waarbij gecoacht wordt met behulp van paarden. Latfinga is een sjamanistisch bewustzijns- en healingscentrum te Leffinge. Met ‘Iduna’ worden, -ook door middel van paarden, en deze keer niet door Joke, maar door Kirsten-, hebronmomenten voor kinderen, jongeren en jongvolwassenen aangeboden.

Behalve het coachen door middel van paarden kan je bij Latfinga ook terecht voor Verlies- en rouwbegeleidingsrituelen door middel van het maken van zielenjuwelen. In de workshop maak je van natuurlijke materialen een innerlijke balans- en krachtkettingen, die volledig op jouw energie en noden afgestemd worden. Draag de ketting en breng jouw lichaam, geest en ziel opnieuw in balans.

Vuurlopen worden onder andere aangeboden door Kasteel De Schans te Opoeteren. Tijdens een vuurloopceremonie staat de kracht van het vuur centraal en daar onlosmakelijk mee verbonden de thema’s angst, grenzen, veiligheid, moed, wijsheid en verlangen. Ons Hart bevat veel wijsheid over wat we echt graag willen. Het hoofd stelt ons o.a. in staat om na te denken en voorzichtig te zijn. Soms is dat verstandig, soms is dat weerstand en beperkt het ons om onze dromen te realiseren. Tijdens een vuurloopceremonie vraagt het vuur om bewust stil te staan bij je verlangen en wat je echt graag wilt. En of je bereid bent daarvoor door het vuur te gaan? Met de wijsheid, kracht en moed die ieder van ons in zich heeft kan dan de juiste keuze in de wereld gezet worden. Ton de Pagter van Maris neemt je graag mee in dit mooie ritueel.

Ook aan het zweethutritueel, waarover we het al eerder in deze module uitgebreid hadden, kan je deelnemen op kasteel De Schans en is de begeleider Ton de Pagter van Maris. Ton leerde ik persoonlijk kennen eind 2018 toen hij Mannenwerk assisteerde. Zelf was ik meerdere keren vuurman bij de zweethutten van Geert De Groof op Kasteel De Schans.

Bij Ouders Overleden Kind (Nederland) organiseren ze workshops om ‘troostvogels’ te knutselen met natuurlijke materialen, zoals bijvoorbeeld herfstbladeren of kastanjes. Wilma is beeldend kunstenaar en lotgenoot (moeder van Robbin). In de tijd van rauwe rouw wandelde ze veel en ontdekte hoe ze met natuurlijke materialen vogeltjes kon maken. Dit wandelen-sprokkelen-creëren werkte zo troostvol, dat ze haar creaties ‘Troostvogeltjes’ ging noemen. In de praatgroepen van Missing You wordt ook altijd een knutselmoment ingelast. Het creatieve aspect werkt therapeutisch en helend, het geeft de kans om op een niet-verbale manier toch verbindend met je verlies bezig te zijn. Het scheppende ervan is helend. Knutselen of creatieve activiteiten is een werkvorm die bij zeer veel rouwtherapieën gebruikt wordt.

Nieuwe herinneringen is de website van Erlinde Peeters waarop ze verhaalt hoe ze de foto’s van haar overleden ouders mee op reis nam en via collages hen een plaats gaf in hun afterlife. Op de site kan je een luxedoos met allerlei hulpmiddelen aanschaffen door middel waarvan je op een creatieve manier met nieuwe herinneringen helende souvenirs kan knutselen.

Annoesjka den Haan organiseert met ArtMind keramiek workshops in haar droomatelier tussen de Langelaarse plassen te Langelaar, Nederland.  Of hoe kunstzinnig werken (ART) je gedachten (MIND) positief kunnen beïnvloeden en je hierdoor veel inzicht krijgt over jezelf en je leven! Dit woord heeft het allemaal in zich, creativiteit, scheppen, reflecteren, inzicht, groei, genieten en veranderen. Als fashion design manager voor een destijds populair merk Lapagayo reisde ze veel over de hele wereld, en werkte later nog voor verschillende mooie merken zoals O’Neill, Kiekeboe, Eager Beaver en Blue Rebel en voor opdrachtgevers als Peek & Cloppenburg en Euretco. Ze volgde ook een 4 jarige opleiding tot “kunstzinnig dynamisch coach” bij de Kleine Tiki in Breda.

Ook Daphne Hagendoorn uit Nieuwkuijk maakt met Blooming Ashes interieursieraden zoals borden en tegels waarin crematieas verwerkt wordt.

Laeti en Gerbrand Roos maken bij LG Roos Art Products te Rotterdam mini-urnes uit epoxi. Dit zijn kleine kunstwerkjes waarbij de as van de overledene in de epoxy wordt verwerkt. Elk exemplaar is uniek en wordt volgens de wens van de klant op maat gemaakt. Wil je graag op rituele wijze zelf de urne maken? Dat kan in een workshop bij hen of op locatie.

Hilde Evenepoel uit Berlaar maakt in eigen atelier Eterna kunstige urnen. Ze worden niet gedraaid maar met de hand opgebouwd en zijn dus stuk voor stuk uniek. Ook mini-koesterurnen maken deel uit van de collectie, net zoals biologisch afbreekbare asurnen voor natuur begraafplaatsen.

‘Vooraltijdinonshart’ is de webshop van Wicher van Ernst waar uitvaartorganisaties (of particulieren die overleg hebben gehad me een uitvaartorganisatie) terecht kunnen voor alle soorten urnen en sieraden waarin as van de overledene kan worden verwerkt. Onder andere prachtige handgeblazen glazen urnen waarin bijvoorbeeld een roos of een vogeltje verwerkt zit. In de roos is dan bijvoorbeeld de as mee ingeblazen in de steel. Voorzien van een ledlamp wordt de urne een uniek decorstuk. Ze maken ook heel originele urnen zoals bijvoorbeeld van de benzinetank van een Harley Davidsonmotor. Of wat te denken van glazen as-druppels. Een deel van het gamma wordt hand vervaardigd door mensen met een beperking wiens project dan ook gesteund word door Wicher.

Cremationink.com laat de crematie-as van je dierbare in tatouage-ink verwerken om een zogenaamde memorial tattoo of herdenkingstatouage te zetten. Het is een letterlijke manier om je voor altijd verbonden te voelen met je geliefde. Bijvoorbeeld Inksane (meerdere vestigingen) zet dergelijke tatoes. Het laten zetten zélf kan een rituele beleving op zich zijn. We nemen deze vorm van rituele gedenking graag mee in het totaaloverzicht, maar willen er met Plan b tegelijk ook aan herinneren dat je rouwproces veranderlijk is terwijl een tattoo toch een zeer ingrijpend en blijvend karakter heeft. In het begin van je rouwproces ben je bovendien ook erg emotioneel en heb je soms ideeën en gevoelens die later nog kunnen veranderen. Dat is niet altijd het beste moment om beslissingen over je eigen lichaam te nemen die onomkeerbaar zijn. Denk er dus goed over na en vergewis je zeker goed op voorhand van de veiligheid van de gebruikte materialen. Hou ook Johan Maes’ opmerking in het achterhoofd ivm de estetisering en verfraaiing van de rouwcultuur.

And Vinyly uit Scarborough, UK, perst de crematieas van jouw overleden dierbare in een vinylplaat met zijn of haar lievelingsmuziek. Een dergelijke plaat kost al snel tussen de 1000 en 3000 Britse ponden, maar je krijgt er wel iets unieks en onvervangbaars voor.

Valentine Kempynck uit Kapellen wil met ‘moedervlek’ een kindje dat niet geboren werd, letterlijk een warme plek geven door middel van het tatoueren van een ‘moedervlek.’ Dat kan zowel bij mannen als bij vrouwen. De moedervlek kan in tegenstelling tot een klassieke tatoeage ook anoniem en diskreet meegedragen worden.

Ook schilderijen met asverwerking behoren tot de mogelijkheden. Een schilderij waarop de kunstenaar jouw mooiste herinneringen die je aan je overleden dierbare koestert afbeeldt. Op verschillende plekken in het schilderij wordt as verwerkt, waardoor er bijzonder reliëf ontstaat. Een uniek ritueel, waarmee de liefdevolle beelden blijven bestaan.

Foktjen Koning uit Amersfoort maakt aan de hand van de achtergebleven sierraden van de overledene een samengestelde mooie unieke handgemaakte herdenkingsjuwelen. Uus Knops en Veronique Steyaert ontwikkelden ook samen een troostjuweel dat rouw tastbaar en bespreekbaar maakt.

Bij Soulgem uit Antwerpen kan je de as van je geliefde laten groeien tot een heuse diamant. Uit een gedeelte van de as wordt koolstof gezuiverd die samen met een aantal toevoegingen onder een druk van 55.000 atm op een temperatuur van 1600 tot 1800 C° wordt gebracht. Vergelijkbaar met het proces van de vorming van natuurlijke diamant zal deze gedurende een periode van zeven tot veertien dagen na het persen uitgroeien tot een volwaardige diamant met een hardheid van ’10’ op de schaal van MOHS. Door de aanwezigheid van het element ‘Boron’ in de diamant krijgt ze een blauwige kleur. Vervolgens kan je de ruwe diamant naar de gewenste vorm laten slijpen, zoals bijvoorbeeld een Radiant, een Briljant of een Hart.

Ook CarboLabGem uit Bulgarije maakt kunstmatig diamanten dmv de as van je dierbare. Wat bijzonder is aan dit bedrijf is dat ze de as ook tot biografiet kan verwerken en er een heus potlood mee kan maken. Het potlood wordt artisanaal vervaardigd uit red ceddar hout, kan voorzien worden van een opschrift, en wordt geleverd in een stijlvol doosje.

Teskt-Ring.nl maakt persoonlijke handgemaakte gedenksieraden, bijvoorbeeld een ring of hangertje met as erin verwerkt, of een ring, hangertje of armband met vingerafdruk. Ook sieraden waarin  een druppeltje moedermelk wordt verwerkt behoren tot de collectie. Dit meestal gewoon om de laatste moedermelk te gedenken, maar kan ook een rituele herdenking aan een sterrenkindje zijn. Daarnaast kan je er  terecht voor voet of handafdrukjes op een sieraad, of bijvoorbeeld het geboortekaartje laten afdrukken op een ring of hangertje. Ook Memorie sieraden maakt as-juwelen

Stiltebeeld uit Gorinchem (Nl)maakt unieke lichaamsafgietsels als troost en herinnering. Kinderknuistjes van giethars, een bronzen volwassen handafdruk, een babyvoetje als hangertje in goud, lichaamsafdrukken, portretten of een dodenmasker. Monique Derks van Stiltebeeld maakt unieke en tastbare herinneringen van dierbaren.

Jorik Hepworth ontwikkelde in 2013 de briefkaars. Dat is een kaars die gerold wordt van beschrijfbare vellen was waardoor een ritueel gecreëerd wordt dat de kracht van schrijven combineert met het branden van kaarsen. 

Merle Bergers maakt traanjuwelen van traanstenen. Klanten krijgen een glazen buisje mee waarin miniscuul kleine porcelijnen bolletjes zitten. Als ze een traan in het buisje opvangen dringt die de poreuze steen binnen en Merle maakt er nadien een glanzende parelachtige steen van die kan verwerkt worden in een sieraad. De Traanjuwelen en de hierboven gemelde briefkaars zijn te bekijken in het museum TotZover te Amsterdam.

Qraphy is gespecialiseerd in het koppelen van foto’s, video’s en geluidsfragmenten aan fysieke producten d.m.v. een QR-Code. ‘Herinnering aan jou’ maakt gebruik van deze technologie en is speciaal gericht op herdenken. Scan de QR-Code op een hanger, rouwkaart of grafsteen, en zie direct de video’s en foto van de overledene op een herdenkingspagina.

De Tolad is een bijzondere asverspreiding-wandelstok die bij elke stap een stempeltje as achterlaat. Het is een rituele manier om na crematie de as te verstrooien, bijvoorbeeld op het favoriete wandelparcours van de overledene. Je gaat met de nabestaanden op wandel en ieder kan om de beurten de staf gebruiken, als het ware een mobiele urne. Op het eind van de wandeling is de staf leeg en de as verspreid. Onderdeel van de Tolad is de Halo, een soort mini-urne waarin een deeltje van de as als herinnering automatisch bewaard blijft. Deze is tevens een waxinelichtje. Er kunnen meerdere (max. zes) Halo’s in de Tolad verwerkt worden, naargelang er gegadigden zijn die een dergelijke herinnering wensen.

Mieke Beijer-Tollenaar is directeur van Samaya, een centrum voor meerdaagse trainingen op het gebied van persoonlijke ontwikkeling, bewustzijn en spiritualiteit te Werkhoven, Utrecht. Ze schreef het boek: ‘Wat doen we met zijn kleren?’ De auteur verloor in de zomer van 2007 haar man. Haar dochter droomde dat ze de kleding van haar overleden vader in stukjes had geknipt en daarvan een lappendeken had gemaakt voor haar moeder. In dit boek beschrijft Mieke haar ervaringen vanaf de droom van haar dochter. Ze zocht de kleding van haar man uit en knipte alles in stukjes. Ze naaide daarvan een lappendeken: een troostkleed dat haar koestert in tijden van verdriet en gemis. Bij een aantal lapjes vertelt de auteur de verhalen die ermee verbonden zijn. Troostkleding is op meerdere plaatsen te koop en kan je laten maken van kledingstukken die de overledene naliet. Zélf troostkleding vervaardigen is een therapeutisch en helend ritueel bij uitstek dat je veel kan brengen en de overgang van het oude naar het nieuwe belichaamt.

Vele mensen vinden ook troost in het bewaren van een kledingstuk van een overleden dierbare, dat ze dan af en toe zelf dragen. Soms wordt een troostkleed gemaakt met bijvoorbeeld zakken erin. ‘Ikmisje’ van de Evangelische Omroep (ndl) noemt zo’n troostkleed een smartlap. Op hun website geven zij het voorbeeld van een kind dat nog altijd afscheidsbrieven schrijft naar haar overleden papa en die dan in de opgenaaide zak van de smartlap stopt.

Ooit nagedacht over wat je zult dragen als je dood bent? Vroeger was het in Nederland gebruikelijk om je doodshemd zélf te maken en te bewaren in je linnenkast, voor je weet maar nooit. Hoewel deze traditie is vergaan, herrijst het doodskleed in de 21e eeuw als duurzamer alternatief voor de kist. In de workshop ‘Design your own Shroud’ nodigt progressief begrafenisondernemer Susanne Duijvestein van Mediamatic je uit om in deze oude traditie te duiken, actief na te denken over de natuurlijke cyclus van leven en dood, en aan de slag te gaan met het ontwerpen van je eigen doodskleed.

Bloemen horen vanzelfsprekend bij afscheid. Maar het zelf maken van een afscheidsboeket is ook een prachtig en helend rouwritueel. Gerda Degenhart van ‘rouwbloemboeket.nl’ geeft vakkundige begeleiding bij het zelf samenstellen van je rouwboeket. Zij levert ook bijzondere rouwarrangementen en kistbedekkingen. Maar je kan ook zelf op  zoek gaan. Op de ‘startpagina bloemschikken’ vind je tientallen workshops bloemschikken waar je aan de slag kan. Niet persé allemaal gekoppeld met afscheidsrituelen, maar er is wel veel mogelijk. Op Mooiwatbloemendoen.nl vind je per type bloem de symbolische betekenis ervan.

Bij Afscheid.nl geeft vijf tips om rouwbloemen na de dienst een nieuw leven te geven. Van het kleuren van textiel met de bloemblaadjes, tot het maken van droogboeketjes of het vereeuwigen van de bloemen in een object, een schilderij of foto of ze gewoon na afloop mee naar huis te nemen in de plaats van ze op een crematorium te laten verwelken. Sofie Boonman geeft daarbij ook tips voor allerlei online tutorials maar ook goeie bloemisten waar je terecht kan voor ideeën. Het recycleren van geschonken bloemen kan zeker een grote rituele waarde hebben omdat ze symbool staat voor de cyclus van leven en dood en omdat droogboeketten een vereeuwiging zijn.

Remember Me komt met ‘Troostbox’, een box die gevuld is met mooie en lieve artikelen die je kado kunt doen aan iemand in rouw. Het is een nieuw ritueel dat in de plaats komt van een weinig zeggende condoleancekaart waarop je niet goed weet wat je nu moet zeggen aan iemand die net een dierbare verloren is. Je wilt een stukje liefde, zorg of ontspanning bieden, maar je weet niet hoe. De Troostbox is dan een heel mooi troostgeschenk. Troostboxen zijn allen gevuld met toepasselijke producten die een kleine glimlach op het gezicht toveren, een hart onder de riem steken of even voor ontspanning zorgen. Daarnaast zit er een boekje in met handige tips, mooie quotes en gedichten over rouw en verlies. Je kan natuurlijk ook zelf een troostbox samenstellen.

Ook Wabimento uit Berchem biedt koesterdozen aan. ‘Afscheid in schoonheid’ is hun baseline, en het gamma bestaat dan ook alleen maar uit stijlvolle kwaliteit, dat puur en persoonlijk is. Schoonheid die eert en verzacht. Naast de koesterdozen biedt Wabimento nog tal van andere troostartikelen aan die allemaal dezelfde klasse en duurzaamheid uitstralen. Zoals de keramieken knuffelsteen die de herinnering aan de dierbare tastbaar aanwezig houdt of als urne teder over de assen waakt. 

Niet meteen waaraan je zou denken als je aan een ritueel denkt, maar het is belangrijk om bij groot verdriet ook goed voor jezelf te zorgen. Een fijn idee kan dan zijn om een keer een rouwmassage te boeken. In Nederland biedt het landelijk netwerk ‘Rouwen met compassie’ een netwerk van specialisten aan die massage verstrekken, speciaal voor rouwenden. Rouw is altijd voelbaar in je lijf. De pijn in je hart, de adem die niet meer stroomt, je spieren die zich steeds vastzetten. Rouwen is niet fases doorlopen en er dan klaar mee zijn. Er is geen eindtijd voor rouw. Iedereen ervaart rouw of verlies op zijn of haar eigen wijze. Rouwen is dynamisch, met het ene been in het verlies en het andere in het leven.  Het verlies integreren in jouw leven, dan ontstaat een nieuw evenwicht. En dat vraagt tijd en aandacht. Een rouwmassageritueel is lichaamsgerichte begeleiding. In het lichaam is alles te voelen, door aanraking wordt je je bewust, van jezelf, en van wat jij nodig hebt. Samen wordt er stilgestaan om te voelen met aandacht, met ondersteunende vragen en met kundige handen die luisterend aanwezig zijn. Plan b verstrekt zelf geen massages, maar had hiervoor vroeger een samenwerking met Karen Poisson van ‘geraakt worden’. Karen is inmiddels met pensioen, maar ik kan je wel een goeie vervanger aanbevelen.

Bij het afscheid nemen van een dierbaar persoon hebben mensen het vaak moeilijk om hun gevoelens te uiten. Ze zijn soms te diep in zichzelf gekeerd en voelen zich ontredderd, verlaten en vervreemd. Toch zoeken ze ergens wel een klankbord, een stille steun. Op dat moment kan de rouwclown de pijn verzachten en verlichting bieden, als belichaming van droefheid en medeleven, een tastbare aanwezigheid die helend werkt. De rouwclown, Peter Leeman, is een rustig en bezadigd figuur, bedeesd en zeker niet uitdagend. Hij onderkent en begrijpt de problemen van het leven. Zwijgzaam kijkt hij de nabestaanden respectvol aan en geeft hij kleine signalen van begrip en medeleven aan familie en kennissen van de overledene. De rouwclown maakt geen grappen maar helpt strakke patronen die het rouwen in de weg staan te doorbreken.

Debby Marijnissen uit Wijchen bedacht met ‘In Herinnering’ een oplossing voor wat soms gewoon een logistiek probleem is. Een rustig plekje waar je ongehinderd en discreet kan afscheid nemen, bijvoorbeeld van een overleden collega. Toen een dierbare collega overleed, bleek het niet mogelijk te zijn in persoonlijke sfeer afscheid van deze collega te nemen. In de centrale hal van de organisatie waar ze werkt, was een tafel neergezet met daarop een foto van de overleden collega, een kunstbloem, een kaars en een condoleanceboek. Collega`s liepen achter haar druk heen en weer zodat ze het moeilijk vond om in alle rust een persoonlijk bericht achter te laten. Ze bedacht ‘In Herinnering’, een soort afsluitbare cabine  die je als bedrijf kan huren of kopen; een intieme, rustige plek waar je even stil kunt staan bij het verlies van een dierbare, collega, medebewoner of andere bekende. Op deze plek kun je in alle rust en privacy de tijd nemen om afscheid te nemen, in herinnering te zijn en is het mogelijk om een bericht achter te laten. Op de binnen- en buitenwanden van de cabine is een verlicht bos te zien. Een gordijn sluit de ruimte  aan een zijde af. In de ‘cabine’ is een schrijftafel met daarop een digitale fotolijst. Hierop worden foto’s vertoond van de overledene. Op de achtergrond klinkt passende muziek. In deze ruimte kun je in alle privacy een bericht schrijven en  achterlaten in een brievenbus of even alleen zijn in herinnering .

De rouwkubus houdt het midden tussen een ritueel en een didactisch/therapeutisch hulpmiddel. Mensen met een verstandelijke beperking kunnen niet altijd verwoorden wat zij voelen. Daarom uit rouw zich bij cliënten weleens in afwijkend gedrag. Ze zijn dan agressief of juist heel erg in zichzelf gekeerd. Begeleiders kunnen denken dat dit probleemgedrag hoort bij de verstandelijke beperking. De koppeling met rouw wordt niet altijd gelegd. Bijvoorbeeld omdat het verlies al van wat langer geleden is. Of omdat de begeleider nieuw is op de groep. Marjan Verboom ontwikkelde de rouwkubus als hulpmiddel bij rouwbegeleiding in de gehandicaptenzorg. In module vijf werd deze verder besproken. Het moment waarop in de ochtend de bewoners bij elkaar gaan zitten en de kubus rondgaat in de groep is een ritueel geworden dat bijdraagt aan het rouwproces van zowel bewoners als begeleiders.

Onumenten zijn plaatsen waar we verbinding kunnen voelen, samenhorigheid en troost. Ze nodigen uit tot het organiseren van momenten, evenementen, rituelen, die stil of luid, klein of groots, samen of alleen kunnen worden beleefd. De naam ‘Onument’, zonder ‘M’  is bewust gekozen door Uus Knops: lichter, luchtiger en minder massief dan monumenten, met de symbolische en cruciale beginletter O. Het is een open en uitnodigend woord. Ook alle Onumenten willen uitnodigend en daarom ook vrij toegankelijk zijn voor het brede publiek. Onumenten is een initiatief van Moving Closer, Kunstwerkt en Elke Van Hoof. Negen gemeenten verspreid over het land beschikken binnenkort over zo’n Onument: een onderbroken cirkel, waar mensen kunnen op zitten om samen te bezinnen of er bloemen kunnen leggen. De “O” van Onument staat voor de cirkel en vormt een teken van verbondenheid. Op het moment dat we dit schrijven (januari ’22) is dat van Kortrijk er al.

De gemeente Schoten plaatste in 2021 enkele troostbanken. Het zijn plekken om even stil te staan bij het leven en te mijmeren over verlies of tegenslag, of om fijne herinneringen op te halen. Aan elke bank vind je een passende dichtregel die werd ingezonden door Schotenaren. Plan b heeft deelgenomen door ook enkele versregels in te sturen, maar die werden niet weerhouden.

In Nederland biedt Staatsbosbeheer de mogelijkheid om een herinneringsbankje te plaatsen op een dierbare plek als herinnering aan een dierbaar persoon. Staatsbosbeheer heeft een eigen meubellijn Natuur Comfort, gemaakt van Hollands hout uit eigen bossen. Het meubilair van Natuur Comfort is robuust en eenvoudig, met mooie details. Op de bankjes met rugleuning is een vaste plek voor een herinneringsplaatje met ruimte voor een tekst.

Emotiebalonnen worden bij kinderen gebruikt, niet alleen om te leren omgaan met hun verschillende emoties, maar ook als ritueel. De ballonnen zijn voorbedrukt verkrijgbaar met de emoties ‘bang, blij, boos en verdrietig’, maar je kan ze natuurlijk zelf ook maken.

Bij ons is het gebruik van geur bij rouwrituelen minder bekend. Maar er bestaan culturen waar dit heel normaal is. Zo wordt bij een Hindoestaanse uitvaart het lichaam van de overledene met kruiden en geurwater besprenkeld. Geur wordt in andere culturen vaak als offer gebruikt. Maar daarnaast heeft het ook een sterke link met herinneringen. Bij het ruiken van een bepaalde geur, komt de herinnering aan iets of iemand als vanzelf weer tot leven. Dat heeft te maken met een link in de betrokken hersengebieden. Bij een afscheidsdienst kun je dit gebruiken door de linten uit een lintenritueel te parfumeren, bijvoorbeeld met de favoriete geur van de overledene. Of door geparfumeerde afscheidskaarten te maken. Met ‘Scent to heaven’ zorgt uitvaartzorg Hoogvliet voor schalen met geurstrooisel om over de kist of op de laatste rustplaats van de overledene te strooien. Ook geurpolsbandjes of geparfumeerde herinneringsdoosjes maken deel uit van het gama.  De Schaapskooi uit Baarn voorziet in een speciaal geurritueel met fluisterklokjes. ‘Fluisterklokjes’ is een gezamenlijk vormgegeven herinneringsritueel met natuurlijke geuren waarin nabestaanden op bijzondere wijze afscheid kunnen nemen van een dierbare. In het ritueel fluisterklokjes worden kleine handgemaakte koperen klokjes met verschillende natuurlijke geuren gebruikt. De klokjes – met geurvaantjes- kunnen door de deelnemers aan een symbolische ‘fluisterboom’ gehangen worden, of door je bezoek in een gezamenlijke wandeling naar een eindpunt worden gedragen. Het geurvaantje kan worden beschreven met een wens. De klokjes kunnen als herinnering mee naar huis worden genomen. Rituelen zorgen voor een gevoel van verbondenheid en werken troostend. Door te kiezen voor een ritueel waarin geur een rol speelt, kan het moment beklijven als een nieuwe, gezamenlijke herinnering, ter nagedachtenis aan een dierbare.

Liesbeth en Caressa zijn de knuffelmakers. Van een portretfoto van je dierbare maken zij een tastbare herinnering in de vorm van een knuffelpop. Toegankelijke manier voor het omgaan met rouw bij kinderen. Mo-moments in Rotterdam doet iets soortgelijks en maakt ook de koestertas.

Geen enkele sterrenouder zou na een verblijf op materniteit of neonatologie met lege handen naar huis mogen gaan. Dankzij de koesterkoffers van het Berrefonds kan je voor deze ouders echt het verschil maken. Je schenkt hen mooie herinneringen. Iets om vast te houden, te knuffelen, te strelen, te ruiken en te bekijken. En je geeft hen de kans om het bestaan van hun kindje ook aan de buitenwereld te tonen. Een koesterkoffer kan ruimte scheppen voor een gesprek. Soms kan het ook de aanlooptijd naar de geboorte zinvol invullen en ouders helpen om hen voor te bereiden op het afscheid nemen. Een koesterkoffer is gevuld met ideeën en materialen om de geboorte en het bestaan van een sterrenkindje vast te leggen. Elk koffertje heeft standaard dezelfde, zorgvuldig uitgewerkte inhoud zoals dubbele knuffeltjes, Koesterlied Briefkaars, Vergeet-me-nietjes zaadjes, Glazen buisje om kleine dingen in te bewaren, Koesterbandjes, Windmolentje, Fotokader voor instant foto, Sterrenalbum, Bellenblaas, Knuffel voor broer/zus, Houten kader voor gipsafdruk, en 40 gr artclay (kneedbare gips) voor een afdruk van handjes of voetjes, mini canvas om inktafdruk van voetjes of handjes op vast te leggen, Brochure Voorleesboekje broer/zus, Kleine kaartjes om extra inktafdruk van voetjes of handjes op vast te leggen en een Linnen zakje.

Troostkussens uit Winterswijk maakt een herinneringskussen met standaardteksten om je dierbare te herdenken, maar ook persoonlijke ontwerpen of foto’s van je dierbare zijn mogelijk.

Een mooi ritueel om kleinkinderen te helpen in hun rouwproces omtrent oma of opa is het aanleggen van een verkleedkoffer met kleren en oude spulletjes van de overleden oma of opa. Kinderen vinden het leuk om zich te verkleden, en als kleuter in de reuzelaarzen van opa gaan staan, met zijn veel te grote vissersjas aan, zijn hoed op, en zijn pijp in de mond, voelt het kleinkind zich weer voor even verbonden met zijn opa. Gooi dus oude kleren niet allemaal weg. Hoeden, handtassen, schoenen, poederdoosjes of lippenstift, jassen, rokken en broeken kunnen versleten of waardeloos of oubollig lijken in de ogen van een volwassene. Voor de kleinkinderen zijn het attributen van onschatbare waarde die hen helpen spelenderwijs met het verlies om te gaan. Misschien is het woord ‘ritueel’ hier nogal groot omdat het over het natuurlijk spel van de kinderen gaat. Voor volwassenen kan het soms als ongepast of zelfs beledigend overkomen, maar het is niet verkeerd om gewoon op een uitvaart bijvoorbeeld tijdens de koffietafel zo’n verkleedkoffer te voorzien. Kinderen vinden dat helemaal niet beledigend en  stilzitten op zo’n saaie begrafenis is anders voor hen ook een hele opgave. Ook voor de ouders die zien dat hun kinderen spelen met de attributen van hun ouders kan dit ritueel toch een betekenis van overgang krijgen. Uitbreiding van dit ritueel kan zijn dat de kinderen na afloop van de uitvaart de spullen waarmee ze zich verkleed hebben mee naar huis mogen nemen zodat ze een blijvende herinnering aan hun opa bewaren. Maar de verkleedkist kan natuurlijk ook bij oma blijven voor wanneer de kleinkinderen op bezoek komen…

Als herinnering aan een dierbare overledene wordt tegenwoordig ook soms een bloemenweide ingezaaid. Mengelingen van wilde veldbloemen kan je in de tuinzaak vinden, maar vaak worden bloemzaadjes ook verkocht via allerlei rouw-websites, zoals bijvoorbeeld Vlinderkusje. Of de vergeet-me-niet- zaadjes ten voordele van het Berrefonds.

Je kan ter nagedachtenis ook een boom planten. Vaak gecombineerd met de asbestemming na crematie. Een boom is veranderlijk en zie je evolueren. Het is een goede plek om te bezoeken en het schept verbondenheid met de natuur. De boom staat symbolisch voor groei en verandering en het kan helend werken om die af en toe te bezoeken en eventueel te onderhouden indien nodig. Hou wel rekening met de juiste biodiversiteit en ga niet zonder kennis van zaken zomaar biotoop-vreemde soorten ergens neerpoten. Het is een goed idee om iemand van natuurpunt of een andere expert onder de arm te nemen. Gespecialiseerde ritueelbegeleiders zoals Hemelbos helpen je graag bij de keuze. Verspreid over België hebben ze vele plantlocaties in natuurgebieden, landgoederen, parken en begraafplaatsen. Dit kan zijn bij een natuurorganisatie, een van de landschappen, gemeentes of particuliere landgoedeigenaren. Als je al een gewenste boomsoort in gedachten hebt, zoeken zij uit waar deze boom welkom is. Bij een inheemse boomsoort als de Eik, Beuk, Linde, Berk etc is dit makkelijker dan wanneer je kiest voor een niet inheemse boomsoort. Ofwel geef jij de regio aan waar je de boom wil, en dan gaan zij op zoek naar een mooie locatie en adviseren welke boomsoorten welkom zijn. Meeste van dergelijke ritueelbegeleiders voorzien ook in het ritueel van de aanplanting en de asbegraving. Een variant daarvan is een boom in je eigen tuin. Dat kan je ook laten optekenen in een nalatenschap om bijvoorbeeld na je crematie je eigen as te laten gebruiken bij een boomplanting in je tuin. Ook ‘Mijnboom’ biedt dezelfde diensten aan.

Evertree is een volledig composteerbare urne die stevig aanvoelt als kunststof maar gemaakt werd uit kokos. De urne bevat boomzaden en kan gevuld met de as van je dierbare eerst in huis een plek krijgen waar het plantje kan ontkiemen en tot een klein boompje zal uitgroeien. Eens groot en stevig genoeg kan het boompje compleet met urne en al in de tuin geplant worden waarna die kan uitgroeien tot een heuse boom. De urne zelf zal volledig vergaan. Er bestaan ook kleinere modelletjes voor de crematie-as van huisdieren.

Natuurwens is een initiatief van Jaap Beekhuis waarbij je urne kan begraven worden in een natuurpark van je keuze. Momenteel kan dat in het Nationale park de Hoge Veluwe, De Sint Willibrordsabdij te Doetinchem of het landgoed Westerflier – Diepenheim te Overijsel. Je bijdrage zorgt voor een duurzaam onderhoud van park of bos en je hebt de garantie dat de plek nooit geruimd zal worden. Onderhoud is niet nodig want een kei markeert de begraafplaats. Er is geen zorg voor de nabestaanden en toch de gelegenheid om vaak de plaats te bezoeken.

Anne-Marije Middag uit Rotterdam bedacht samen met keramiste Pascalle de Jager Troostvaasje. Een troostvaasje is een tastbaar symbool. Prachtig, handgemaakt, troostend en verbindend. Je koopt het voor jezelf of doet het iemand cadeau. De ontvanger gaat de natuur in, op zoek naar een bloemetje voor in het vaasje. Als het verdriet of gemis groot is kan je je laten troosten door de natuur. Steeds opnieuw, het vaasje blijft, het houdt je herinnering levend en zorgt voor een ritueel rondom jouw verdriet. Je kunt het vaasje een mooie plek in huis geven, een gedenkplekje creëren of misschien zelfs op het graf van een dierbare plaatsen.

Wil je graag in de plaats van met een boom in een bos of park liever je geliefde herdenken met een koraalrif in de oceaan? Het kan. Memorial Reefs International verwerkt  crematie-as in  speciaal daarvoor gecreëerde holle sculpturen in een soort poreuze beton, en plant daarop kleine koraalplantjes. Vervolgens kan het nalatenschap op één van de diverse exotische locaties ter wereld op de oceaanbodem geplaatst worden om het ecosysteem van beschadigde koraalriffen te herstellen. Memorial Reefs International biedt ook meerdaagse ‘Memorial Gatherings’ aan met onder meer een workshop waarin nabestaanden de as van hun dierbare kunnen mee verwerken in het koraalornament. 

Reveil organiseert jaarlijks op 1 november concerten op meer dan 100 begraafplaatsen in Vlaanderen. Reveil  bewaart verhalen over overleden geliefden op haar Verhalenbank en publiceert de mooiste teksten in het jaarlijkse Reveil Verhalenboek. Met de Rouwrevolutie wil Reveil de Vlaams rouwcultuur  terug op de agenda zetten.

Ook ontstaan er steeds meer professionele ritueelbegeleiders die een uitvaart op maat verzorgen, vaak in samenwerking met een uitvaartonderneming, muzikanten, een cateraar of kunstenaars. Samen met de cliënt gaan ze op zoek naar diens persoonlijke wensen om een ritueel op maat te voorzien. Voorbeelden van dergelijke professionele ritueelbegeleiders zijn : ‘Beyond the spoken’, van Barbara Raes, ‘Dichtbij afscheid’, van Hilde & Kathleen of ‘De essentie’ van Alexandra Hustinx, ‘Bijzonder Jij’ van Marieke van Ooien…

Zon dag kind is een rouwritueel van ‘Beyond the spoken’ met Barbara Raes voor kinderen (7-11jaar) met een recente verlieservaring. Een kind gaat aan boord van een prachtig schip en brengt de nacht door op zee, onder duizenden sterren. Heel vroeg in de ochtend wordt het gewekt door de Zonnekoningin. Samen zingen ze de zon op. Hun zonnelied wekt. Het verdriet stroomt weg in de zee. Een magische ervaring die het kind inspireert om de dag te vieren en alles wat nog komen zal. Zon dag kind is een rouwritueel dat kinderen leert dat elke dag de moeite is, wat er ook gebeurt. Zon dag kind is een feest van het licht en vernieuwing van dat licht.

Tijdens U-Loss deelt Barbara Raes de praktijk van Beyond the Spoken met kunstenaars uit verschillende disciplines en met diverse achtergronden. Ze creëert samen met hen rituelen voor niet-erkend verlies en ze gaan op zoek naar alternatieve modellen voor transitiemomenten waarin de kunsten een rol kunnen spelen. Op het eind van dit intensieve traject (min. 3 weken) worden de rituelen met een publiek gedeeld. Het tonen is meteen ook het voltrekken van het ritueel. Barbara Raes ontwikkelde U-Loss in Amsterdam, Brussel, Berlijn en Gent.

Voor AMEN & BEYOND nodigde kunstencentrum Vooruit twee curatoren uit: Barbara Raes van Beyond the Spoken en Colin H. Van Eeckhout, de stem van post-metal band Amenra. Samen zetten ze als gastcuratoren een programma op rond de rituelen die aan de grondslag liggen van hun werk: de dood, het brengen van offers, afscheid, zorg en pijn. Elk gaan ze er via hun eigen medium op een eigenzinnige manier mee aan de slag. Ze zijn complementair in visie en spiegelen elkaars artistiek werk. Daar waar Amenra met muziek bijna collectieve rituelen voor een groot publiek initieert, keert in de praktijk van Beyond the Spoken alles zich naar het innerlijke landschap van het individu. De twee curatoren hadden ook het verlangen om samen een project op te zetten voor de stad Gent. Hierin wordt hun beider taal van het collectieve zorgen en het individuele verdriet samengebracht in een groot verbrandingsritueel: Uit handen geven. Door individueel verdriet collectief te beleven, loste het deels op in een samenhorigheidsgevoel. Een moment van collectieve introspectie.

‘je bent ook wat je bent verloren’ is een workshop met kwetsbare jongeren uit de Bijlmer, Amsterdam. In samenwerking met Marijs Kempynck ontwierp ‘Beyond the Spoken’ vlaggen waarin de jongeren hun verlies konden achterlaten. Naast het praktisch organiseren van de workshop is de workshop vooral gericht op het bevorderen van de communicatie over rouw en verdriet tussen kwetsbare jongeren.

In samenwerking met Le Vivat werkte Barbara Raes van Beyond the Spoken een Workshop uit voor 6 tot 9- jarigen om kleine rituelen voor het dagelijks leven te verzinnen doorheen hun verbeelding. Mini rituals for daily life  werd een kleurrijke markt van minirituelen, het eindresultaat van drie uur samen koken met prikkelende ingrediënten.

Toen in 2019 vijftig mensen werden doodgeschoten bij terreuraanslagen op twee moskeeën in Nieuw-Zeeland kwamen studenten samen en deden een ceremoniële Maori-dans: de Haka.  De ‘Haka’ is een traditionele dans van de Maori’s om de voorvaderen aan te roepen, bij ons vooral gekend als openingsceremonie bij rugby-wedstrijden. Een misverstand is dat de dans enkel als krijgsdans is bedoeld. Haka’s worden namelijk ook opgevoerd bij begrafenissen. Na de aanslag in Christchurch was de stad in diepe rouw. De Nieuw-Zeelandse jongeren geven op deze manier een eerbetoon aan de slachtoffers. Matrix Events uit Leiden biedt Haka workshops aan. Vooralsnog enkel als teambuildingactiviteit zoals de meeste Haka workshops die je kan vinden, maar op hun site Hakaworkshop.be bloggen Iric van der Have en Freek Zilvold toch ook over de Haga als eerbetoon.

Studio Ritual Art is de community rondom de rituele kunstpraktijk Ida van der Lee uit Amsterdam. Het is een netwerk van kunstenaars, vrijwilligers, studenten, opdrachtgevers en docenten die de rituele activiteiten voeden, uitvoeren, bedenken, bevragen of ontwerpen. In Studio Ritual Art vinden trainingen, gastlessen, brainstorms of ontwerp-sessies plaats. In haar kunst wil Ida die dingen aandacht geven die er niet mogen zijn. De donkere gebieden, de ontkenningen, de dingen die genegeerd worden of taboe zijn. Die wil ze in het licht zetten. Het gaat om de doden, de joodse slachtoffers, ouderen, en schoolkinderen met hun stille verdriet. Met de rituelen die ze ontwerpt komen existentiële verhalen boven water en krijgen ze vorm. De combinatie van ritueel en kunst is krachtig. De schoonheid tilt mensen op. De poëtische kracht van kunst geeft rituelen verbeeldingskracht en maakt ze eigentijds. Studio Ritual Art versterkt de rituele praktijk en vergroot de impact .

Een voorbeeld van een project van Studio Ritual Art is ‘Tafelen’. Met Allerzielen dineren de doden aan deze uitbundig gedekte tafel met kant, damast, kristal en zilver. Nabestaanden laten hun  overledenen aanschuiven door op een leeg bord een tekst te schrijven wat diegene altijd zei aan tafel. Een van de teksten op zo’n bord was bijvoorbeeld : ‘Als je ‘bah’ zegt, dan krijg je eens schep extra.’ Op de site van Studio ritual Art staan nog een zestigtal andere rituelen-projecten.

Bijvoorbeeld: Tekens in het zand  De Australische Aboriginals tekenden hun dromen, verhalen en reizen in het zand om het daarna uit te wissen. Op een zandlichtbak krijgen nabestaanden de gelegenheid om het levensverhaal of een fragment ervan te tekenen in het zand onder begeleiding van harp muziek. Tekens in het zand is ook een project van Studio Ritual Arts.

Of:  Telramen  Op facebook weten we hoeveel vrienden we hebben. Maar hoeveel doden kennen we eigenlijk? Op deze telramen van Studio ritual Arts krijg je de tijd om daar eens bij stil te staan.  Het gaat niet alleen om de kwantiteit maar ook om kwaliteiten. Want in plaats van kralen vinden we op deze telramen bijvoorbeeld bolletjes wol en rode pepers. De eerste voor de warme persoonlijkheden, de tweede voor de pittige karakters. Alle doden tellen mee.

Een prop papier gooi je normaal gesproken weg. Maar aan elkaar geregen tot slingers krijgen ze een nieuwe betekenis en worden ze het symbool van alle niet- vertelde verhalen. De activiteit van het rijgen kan ook van betekenis zijn voor het proces.

Danielle Langkamp van ‘EenBijzonderAfscheid’ organiseert maandelijkse gratis rouwwandelingen te Ambt Delden. Elke maand is er een ander wandelthema. Dit thema komt terug in een gedicht of verhaal dat tijdens de wandeling voorgedragen wordt.

Eveline Coppin giet met ‘Wat ik nog zeggen wou’ de levensverhalen van ongeneeslijk zieke mensen die hun einde zien naderen, in boeken. Aan de hand van een interview stelt zij een boek samen dat een aandenken vormt voor de nabestaanden. Het geven van de interviews zelf heeft een therapeutisch aspect omdat het de verteller doet reflecteren over zijn levenseinde.

Eveline Coppin maakte ook  het Voor altijd verbonden’ -schrijfboek waarmee je een geschreven aandenken nalaat aan een betekenisvol persoon in jouw leven. Tegelijkertijd geef jij de door jou gekozen persoon de kans om hetzelfde voor jou te doen. Het boek bestaat namelijk uit twee bijna-identieke delen: een deel dat jij invult en een deel dat de ontvanger vervolledigt.

Cas Hofstee uit Amsterdam maakt prachtige levenslandkaarten op maat. Samen met u en mogelijk ook uw geliefden, wordt gepraat over het leven dat aan het afscheid voorafging (over mooie gebeurtenissen, speciale karaktertrekken, uw leven samen) en wordt dat vervolgens gevisualiseerd op een prachtige levenslandkaart. Het ritueel kan gedaan worden bij naderend afscheid of als rouwritueel na overlijden. De kaart kan allerlei toepassingen krijgen, bijvoorbeeld projectie op groot scherm, ingelijst worden als herinnering of als rouwdrukwerk.

Patricia Van Cutsem is natuurstem zangcoach en kan jouw ritueel opluisteren met zang en klank. Zij organiseert ook ‘klankreis ligconcert’ rituelen en intieme natuurstemsessies.

Flantes, oftewel de bladblazers, een kwartet van vier blazers biedt aan uw plechtigheid luister bij te zetten zoals u dat wilt. Ze hebben hun sporen ruimschoots verdiend in het muziekleven in de breedste zin van het woord. Van klassiek tot pop, musical en jazz. Voor binnen of buiten.

Bestebands.nl geeft een overzicht van allerlei muzikanten en ensembles die je dienst kunnen opluisteren.(Nederland)

Herinneringsdoosjes zijn ondertussen ook klassiek. Daarin worden spulletjes bewaard van de overledene. De doos zelf kan als gedenkplek dienen.

Sommige mensen maken een playlist met de lievelingsmuziek van hun dierbare.

Naast Villa TrösT te Dordrecht staat er een ‘Hemelbrievenbus langs de oude toegangsweg naar de begraafplaats Essenhof, aan de Dubbeldamseweg Zuid. In deze Hemelbrievenbus kun je je brief of kaartje doen. Anoniem of met je naam. Het is net wat je wilt. Je kan een brief of kaartje posten naar je dierbare overledenen. Onze dierbaren zijn nog steeds dicht bij ons, ook al moeten we ze missen. Dichterbij dan we soms doorhebben. Je kunt zomaar gaan praten als je langs het graf loopt. Je kan het gesprek zomaar aangaan als je alleen in je kamer zit. Soms kan het helpen om je hart te luchten door een brief te schrijven. Het kan je hart opluchten. Door het schrijven kan je toch nog die liefdevolle band ervaren. Een streep licht laten schijnen in een verdrietig hart. Als het niet fysiek lukt zelf de post in de Hemelbrievenbus te doen, kun je je gefrankeerde kaartje of brief laten sturen naar het adres van Villa TrösT, ter attentie van ‘Hemelpost’. Zij doen het dan voor je in de Hemelbrievenbus. De post zal nooit opengemaakt en gelezen worden. Eens per jaar – of vaker als dat nodig is – leegt men de brievenbus en wordt de post ritueel verbrand. Daarmee zullen de boodschappen met de rook mee naar de hemel opstijgen.

Bellenblaaspost is een rituele manier om zonder woorden je boodschappen die je nog wou zeggen met de wind mee te geven. Soms laat men bij een begrafenis de kleine kindjes bij de teraardelating bellen blazen als afscheid naar hun oma of opa. Maar ook voor volwassenen kan het bellenblazen en op die manier zonder woorden toch boodschappen en betekenis met de wind meegeven een mooi symbolisch ritueel zijn.

Zoals bij bellenblazen de wind een belangrijke rol heeft in het meevoeren van de wensen of boodschappen naar de overledene, zo kan dat ook met een wind-klokkenspel of windgong. Een mooi en verbindend ritueel kan zijn om zelf zo’n windgong te maken in een creatieve workshop. Een windklokkenspel op een vaste herinneringsplek kan een mooie blijvende herinnering zijn. Ze bestaan in allerlei materialen een variaties. Heel klassiek zijn de bamboe klokkenspelen. Inge Busschop van Dans van Vlinders organiseert workshops waar je je eigen windgong kan maken uit natuurlijke materialen in het Holistisch Centrum Spiritueel Bewustzijn, te Beveren-Leie (Waregem).

Een ander windritueel is dat waarbij intenties worden meegegeven in kleine tabakszakjes die in het vuur gegooid worden. Bij verbranding neemt dan de rook je intenties mee naar je dierbare, zoals dat in het zweethut ritueel gebeurt.

Sommige nabestaanden kiezen ervoor om het lichaam van de overledene op een rituele manier te (helpen) wassen. Dat is een gebruik dat eigenlijk uit de Chinese uitvaartgewoonten komt, waar de overleden daarna zeven lagen kleding aankrijgt. Het is bij Chinese uitvaarten ook de gewoonte om namaakgeld of papieren namaakobjecten te verbranden. Het idee is dat de rook die opstijgt de hemel bereikt waar de overledene de goederen kan gebruiken.

Ook het afsteken van vuurwerk of oplaten van wensballons bij een begrafenis stamt uit de Chinese cultuur. De rouwkleur bij Chinezen is overigens wit, zoals dat bij ons zwart is.

Bas Paulus en Hester van Rotterdam maken bij Gedenken in hout te Stellendam (Nederland) bijvoorbeeld herinneringskistjes of houten urnen uit meubels van de overledene.

Iedereen heeft zijn of haar eigen warme en fijne herinneringen aan een persoon. Iedereen die naar de uitvaart komt brengt een eigen persoonlijke herinnering mee. Hoe fijn is het om al deze herinneringen te bundelen op een memory table op de uitvaart? Deze zogeheten ’tafel met herinneringen’ is eigenlijk een tafel vol met foto’s en/of spullen die herinneringen aan de overleden persoon oproepen.

Een krachtig ritueel is een schenking of donatie aan een goed doel. Zoals eerder in deze module het voorbeeld waarin een broer de nalatenschap van zijn vader aan zijn broer schenkt (-zie het verhaal van de rode Spider-) kan een donatie of een schenking niet alleen soms letterlijk een grote persoonlijke ‘bevrijding’ betekenen. Het is ook duurzaam en je steunt er een goed doel mee. De symbolische waarde ervan kan zeer groot zijn. Bijvoorbeeld door de verandering die je ermee bewerkstelligt. Of het symbolisch goedmaken van wat eerder fout was gegaan. Let op dat je een schenking of donatie niet gaat gebruiken om een ‘schuld af te kopen’ zoals dat vroeger in de kerk met aflaten gebeurde. Een schenking ontslaat je niet van aansprakelijkheid. Wat van belang is, is de intentie die ermee gepaard gaat.

Dimitri Jagtenberg, Mark Beerens en Janssens bedachten Beerenberg, waarbij zij ondermeer voorzien in gepersonaliseerde grafkisten die bedrukt kunnen worden met foto’s en teksten en zo echte gepersonaliseerde kunstwerkjes worden in de plaats van de klassieke stijve onpersoonlijke blinkende houten grafkisten van weleer. De kisten worden handgemaakt uit massief populier waarbij afbeeldingen en tekst full colour geprint kunnen worden direct op het hout. Op dezelfde wijze kunnen ze ook houten urnkubussen leveren.

Bij dezelfde Beerenberg kan je ook in de plaats van een kist kiezen voor een draagmand, gevlochten uit wilgentenen. Het lichaam wordt dan gewikkeld in waden van een kleur naar keuze dewelke door de open mazen van de wilgentenen zichtbaar is. Naast kisten of draagmanden is ook gebruik van een draagbaar mogelijk. Hier wordt er geen kist of mand gebruikt maar ligt het stoffelijk overschot, enkel in een wikkelwade op een draagbaar. Ook van de draagbaar bestaan meerdere modellen, gaande van een plank tot een gevlochten wilgenstammenbaar. Voor premature uitvaarten zijn er allerhande wilgenwiegjes enzovoorts verkrijgbaar. Opvallend is bijvoorbeeld de uitgeholde berken boomstam waarin een sterrenkindje kan begraven of gecremeerd worden.

Bas van Nieuwburg-Bedaux is de inspirator van het boomkisteninitiatief. Op een verstilde plek, midden in de natuurrijke omgeving tussen Bergen en Egmond, bouwde hij een voormalige koestal om tot ambachtelijke houtwerkplaats om er natuurlijke kisten, baren en urnen te kunnen vervaardigen van hout uit de omgeving. De houtwerkplaats biedt ruimte om het afscheidsproces gezamenlijk vorm te geven in hout. Het maken van een Boomkist, -baar of grafmonument is een intense persoonlijke beleving. De houtwerkplaats biedt zowel vertroosting als daadkracht en verbondenheid bij het maakproces dat door Bas vakkundig begeleid wordt. Het kan voor nabestaanden van grote meerwaarde zijn om zelf mee te mogen werken aan een persoonlijke kist of baar, om zo hun dierbare een laatste dienst te bewijzen. Bijzonder is de Mutuba-Wade uit Oeganda: een stevig tot natuurvezel gewalste boomschors dat in Oeganda een lange traditie kent voor afscheidsrituelen. Deze wordt gemaakt van de boombast van de Mutuba-boom die daarvan geen schade ondervind maar na iedere jaarlijkse oogst blijft aangroeien. Mensen die ervoor kiezen begraven of gecremeerd te worden in deze prachtige Mutuba-Wade maken het zo mogelijk om per wade tenminste 10 Mutuba bomen aan te planten in Oeganda. Stichting Kinderen van Uganda biedt jongeren en jonge gezinnen trainingen om het ambacht van de vervaardiging van dit natuurproduct voort te zetten en aangeplante bomen samen met koffieboeren te beheren.

Een heel mooi ritueel is ‘Un Linceul’, letterlijk vertaald: “Lijkwade”. Lijkwade is de herwaardering van een oud gebruik en werd nieuw leven ingeblazen door Valentine Kempynck uit Kapellen. De lijkwade wordt gemaakt uit Belgisch schapenwol uit Limburg en bestaat uit meerdere flappen die één voor één dichtgevouwd en vastgeknoopt kunnen worden. Op de flappen staan armen getekend zodat het dode lichaam door vele armen wordt omarmd. De laatste omhelzing maakt het  afscheid. Elke arm staat voor iemand nabij. Bij het lijkwaderitueel wordt de familie begeleid, waarbij ieder familielid een arm voor zijn rekening neemt. Eén voor één sluit je je deel af. Dat geeft de tijd om samen stil te staan bij het onuitspreekbare. Maar ook het afwerken van de wade zelf kan als deel van het ritueel met de familie thuis gebeuren.

Laura van de Vijver van studiohemeltjelief verloor in september 2020 haar lieve vriendin Florien, aan de gevolgen van een hersentumor. Laura’s vak was auto’s ‘wrappen’. (bestickeringstechniek)Vlak na haar overlijden kreeg ze de aanvraag voor het wrappen van een uitvaartkist. Deze moest volledig voorzien worden van een zonnebloemprint. Dit was een heftige opdracht zo vlak na het overlijden van Florien. Na wat twijfels besloot Laura de opdracht aan te nemen en al vrij snel kwam de passie naar boven om deze kist het allermooist te maken. En dat heeft ze gedaan! Tijdens het wrappen van de kist was ze in haar gedachten bezig met de persoon waar de kist voor was: ‘wie komt erin? Wat voor leven heeft hij gehad? Hoe oud is hij geworden? Is deze kist precies wat hij wilde? Wat zal het mooi zijn op zijn uitvaart! Het haalt het grauwe direct weg.’ Het heeft zo’n indruk op Laura gemaakt om zoiets waardevols voor iemand te maken, dat ze het niet los kon laten en al snel wist: dit wilde ze voor mensen doen! Voor de persoon waar de kist voor is, maar ook voor de nabestaanden.

Karenen Ruben Admiraal- Derkinderen van de uitvaartonderneming ‘Buitengewoon Afscheid’ verstrekken op hun website gratis een kant en klaar bouwschema met stappenplan voor een doe-het-zelf uitvaartkist, compleet met vermelding van benodigd gereedschap en materialen plus de uitleg over de wettelijke vereisten. Een klant getuigt over dit ritueel : “Het zelf maken van de kist was het meest moeilijke maar ook het mooiste onderdeel van de uitvaartweek. Vooral het moment dat ik de uitvaartkist moest verplaatsen naar ons thuisadres toen het zover was….”

Op de site van Buitengewoon Afscheid is een foto te zien van hoe twee kindjes samen met hun mama een witte uitvaartkist zelf met viltstiften van kleurrijke tekeningen voorzien. Zelf de kist decoreren is een intens maar mooi ritueel met een creatief en krachtig effect op je rouwproces.

Niemand verplicht je om een uitvaartbegeleider te nemen, je kan de hele uitvaart ook helemaal zelf regelen.  Het vraagt wel goede voorbereiding én een tijger als regelaar. Susanne Duijvestein schreef een boek ‘Uitvaart in Eigen Hand’ om mensen op weg te helpen die een Doe-het-zelf uitvaart willen regelen. Op haar site ‘Bij Afscheid.nl’ geeft ze haar adviezen, en deelt ze handige tools die je daarbij nodig gaat hebben. Susanne Duijvestein zegt dat in de hele geschiedenis van de mensheid, en nog steeds in allerlei culturen op de wereld, het normaal was/is dat mensen zelf een uitvaart vormgeven als iemand is overleden: het is een gemeenschapsritueel. Hoogstens was er een priester of priesteres die voorging, en misschien een timmerman die een kist maakte, maar er was niks van alle professionele hulp die we nu gewend zijn. Je kunt stellen, zegt ze, dat uitvaartbegeleiding overgeprofessionaliseerd is.

Uitvaartbegeleider Monica Zeegers verhuurt kleurrijke rouwwagens met prachtige bloemenopdruk in de plaats van het klassieke zwart of grijs van de oubollige lijkwagens.

Uitvaartverzorging Mea Vota (Nederland) kwam met Minirouwauto. Kris Beeckman bedacht op vraag van klanten die op zoek waren naar een aangepaste wagen bij het overlijden van een kind dit concept. De auto is langs de buitenkant ook van speakers voorzien om gepaste muziek af te spelen wanneer de auto door een erehaag rijdt. De crèmekleurige mini is niet enkel voor kinderbegrafenissen geschikt, er passen ook volwassen overledenen in. Te huur met of zonder chauffeur. Een deel van de omzet schenkt Kris aan een goed doel.

Wie af wil van de eeuwige inspiratieloze grijze Chevrolets heeft tegenwoordig nog wel andere opties. Zo bieden de heren Renée van de Haar en Wim Beelen uit Ermelo een antieke  zachtgele Volvo Duett uit 1964 aan voor uitvaa