Ik leerde zelfs pompoensoep weer lekker vinden
Verlaat Verdriet
Module zes van Rouwatelier gaat over Verlaat Verdriet. Dat is het fenomeen waarbij mensen die in hun vroege kindertijd een ouder verloren later op volwassen leeftijd een uitgestelde rouw gaan beleven. In de prille kindertijd, op het moment van het overlijden van de ouder(s) zelf, was er geen tijd en geen aandacht voor het verdriet van het kind en/of voor het kind zelf was de pijn van het gemis te groot en werd het op dat moment verdrongen om zichzelf te beschermen. Verdriet kan je echter niet ongestraft wegdrukken, dus de emoties worden dan als traumata ergens opgeslagen in het limbische systeem van de hersenen. Van daaruit gaan ze dan de stille veroorzaker worden van allerlei onbewuste belemmerende patronen in het verdere leven van het kind, dat zo opgroeit tot een volwassene die te kampen krijgt met een aantal kwalen waarvan hij/zij de herkomst niet meteen kan thuisbrengen. Sommige van deze patronen kunnen zijn : een fundamenteel gebrek aan zelfvertrouwen, nooit voluit kunnen genieten, Je altijd buitengesloten voelen, altijd alles onder controle willen houden, angst voelen om niet ouder te worden dan je moeder/vader werd, weinig incasseringsvermogen, gekweld worden door chronische lichamelijke pijnen, je bewust zijn van je eigen sterfelijkheid zowel als de sterfelijkheid van je naasten of je vaak extreem vermoeid voelen. Onderstaand fragment komt uit Module zes van Rouwatelier en is de getuigenis van een ongeveer zestigjarige dame. Een Verlaat Verdrieter die haar mama verloor toen ze zelf zes was. Er was haar niet fatsoenlijk uitgelegd dat haar mama overleden was.
Mijn vragen waren te confronterend voor hen
“Ik mocht op vakantie gaan op de boerderij bij een vriendinnetje. Ik was ongeveer een week weg. Ook daar werd er niet over gesproken alsof men mij van het verdriet wilde weghouden en ik gewoon fijn op vakantie was. Kwam het toch ter sprake dan begon men snel over iets anders. Stelde ik een vraag over mijn mama dan was het alsof ik tegen een muur praatte. Of dat ik een soort andere taal sprak waardoor hetgeen ik vroeg bij de ander binnenkwam als een heel andere vraag. Ik kreeg dan ook nooit het antwoord op mijn vraag. Alsof ik ze eenvoudigweg niet gesteld had. Men probeerde mij te behoeden voor de rauwe werkelijkheid van het échte antwoord. Maar als ik er achteraf over nadenk dan waren het misschien mijn vragen die voor hen te confronterend waren.
Ik dacht toen écht dat we een pompoen naar mama zouden brengen
Ik herinner me nog alsof het gisteren was dat ik toen ik daar die week was een keer vroeg : “Kan ik naar mama toe?” Dat Kaatje mij toen antwoordde : “Kom, ga je even fijn mee in de moestuin een grote pompoen uitzoeken?.” Ik dacht toen écht dat we een pompoen naar mama zouden brengen. Of dat zoals in het sprookje van Assepoester waar de goede fee de pompoen in een koets veranderde, er misschien ook een fee zou zijn die mama kon terugbrengen of zoiets. Ik realiseerde me pas jaren later dat de vragen die ik stelde altijd gewoon straal genegeerd werden. Alsof ik nooit naar mama gevraagd had en écht zo graag naar die verdomde moestuin toe wilde.
Ik herinner me nog de uitgeholde Halloween-pompoenen met de theelichtjes erin. Als kind ben ik er jaren lang doodsbang van gebleven. Het was alsof de pompoenen me uitlachten, mijn mama van me hadden afgenomen en op de loer lagen om mij ook te grazen te nemen. De griezel van Halloween was jarenlang échte griezel voor mij. Toen ik op middelbare leeftijd kwam snapte ik dat dit niet meer normaal was en ben ik met mijn angstpsychose naar een brainspotter gegaan. Daar pas kwam ik erachter dat het met het jeugdige verlies van mijn mama te maken had. Men had mij weggehouden van de realiteit. In mijn verbeelding als kind hadden de pompoenen onbewust een belangrijke rol gekregen. Sinds ik mijn uitgesteld rouwproces ben aangegaan is dat allemaal veranderd. Als ik nu de dansende kaarslichtjes in een Halloween-pompoen zie, dan voelt het alsof mijn mama bij me is en naar me lacht. Ik heb tegenwoordig zelfs pompoensoep terug leren lekker vinden.”
De meest gehoorde klacht van Verlaat Verdrieters is dat ze als kind in hun verdriet niet gezien werden